Volkskunde, Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore (2023)

From The Art and Popular Culture Encyclopedia

(Redirected from Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore)

Jump to: navigation, search

{{Template}}Volkskunde, Tijdschrift voor Nederlandsche Folklore (1888) was founded by Pol de Mont and later edited by Victor de Meyere.

[edit]

1st year

VOLKSKUNDE10!1Gent , drukkerij C. Annoot- Braeckman, Ad . Hoste , opvrVOLKSKUNDETIJDSCHRIFTVOORNEDERLANDSCHE FOLKLOREONDER REDACTIE VANPOL DE MONT & AUG. GITTEELeeraar aan het koninklijk Athenæumte ANTWERPEN Leeraar aan het koninklijk Athenæumte CHARLEROI1e JAARGANG .«Ken u zelven!»«Sie werden gar nicht gemacht;sie wachsen , sie fallen aus der Luft,sie fliegen ueber Land wie Mariengarnhierhin und dorthin , und werden an tausend Stellen zugleich gesungen...»TH. Storm.«Si Peau- d'Ane m'était conté,J'y prendrais un plaisir extrêmé! «GENTALGEMEENE BOEKHANDEL VAN A D. HOSTEBOEKDRUKKER -UITGEVERVeldstraat, 491888Cok403499VOLKSKUNDEDe «Folklore» op de Kinder- en Volksscholer:Indien men met recht kan zeggen , dat de taal eens volks degetrouwste uitdrukking is van zijnen eigen geest, met evenveelrecht kan men beweren , dat de geheele schat der gesproken ofmondelinge letterkunde eener nalie het trouwste beeld oplevert van hare phantazie, haren aesthetischen zin , haar innerlijkgevoel!Kan men de taal , -- en vooral die levende, zich voortdurend inhare uiterlijke vormen wijzigende , en toch steeds in den gronddezelfde blijvende taal , welke , als eene weelderige, veelkleurigeen rijkgeurige bloem in den mond der spraakmakende gemeentetiert en bloeit , – den onbewusten tolk noemen van de eigenaardige wijze van denken eens geheelen stams; op even ongezochte,eenvoudige , en natuurlijke wijze openbaren ons de vertelsels ,liederen, rijmen , spreekwoorden , raadsels en vergelijkingen , alde eigenschappen van verbeelding en gemoed van de duizendenhalf- of ongeletterden , wier geestelijk voedsel zij slechts al tevaak alleen uitmaken .Zeker veel , zeer veel van alles wat tot de folklore van eengegeven land behoort, wordt ook meestal in andere gewestenaangetroffen , en betrekkelijk gering is voor elke streek hetaantal sproken of gezangen , dat men als haar uitsluitendeigendom zou mogen beschouwen .Toch is het onbetwistbaar, dat elke vertellende stam deoorspronkelijk eene en dezelfde stof van lied of vertelsel vanlieverlede is gaan wijzigen naar de eischen van eigen smaaken hert, kleuren naar de bijzondere schakecring van eigen1- 2 ->11land- en luchtstreek, stoffeeren.met wezens , menschen, dieren ,voorwerpen , tot den kring zijner kennissen behoorende; en zoo is langzamerhand gebeurd met de geheele volkslitteratuur,wat trouwens:met någenoeg elk woord van den alouden taalsahat.in deň loop der eeuwen geschied is: evenals de woorden ,• dtié wij dag in dag uit gebruiken , slechts wijzigingen zijn vanstammen , die soms niet eens in onze eigen taal een afzonderlijk ,van elk ander woord onafhankelijk bestaan hebben behouden,zoo zijn de sagen en sproken van het heden noch min nochmeer dan breeder uitgewerkte of ook tot fragmenten afgeknottehistorische overleveringen of poëtische scheppingen uit eenenverren , verren voortijd .Is het aldus van het grootste belang voor het nader doorgronden van het karakter en den geest eens volks, dat men tenminste het allermerkwaerdigste, dat zijn folkloristische voorraad oplevert , onder enkele welgekozen rubrieken bijeenbrenge,even noodzakelijk is het voor het behoud van dat karakter endien geest beide, dat men niet alleen paal en perk stelle aanhet langzaam maar zeker te loor gaan van het vele schoone eneigenaardige, dat nog tot lot voor luttel jaren zijn geheugen stoffeerde, maar zelfs geene poging onaangewend late , om van hetvele, wat reeds mocht vergeten zijn, althans het degelijkste enfraaiste wederom tot het eigendom van allen te maken!Vooral met het oog op de nationale kunst in al bare uitingen , werden de voorgaande regelen geschreven. De kunst, watzal of kan zij wezen , zoo niet de gewilde, met rijp verstand berekende, edelste , hoogste en volmaakste uitdrukking dier geheelewaereld van gevoelens , gedachten en beelden , die onbewust ingeest en gemoed sluimeren van het volk , beschouwd als éenenkel machtig individu? Hoe zal zij den eeretitel van nationaalverdienen , indien zij er zich niet op toelegt hare stoffen , dochvooral hare vormen aan hert en geest van het scheppende en14>genietende volk te ontleenen? Wat Di August Reismann in zijnberoemd Lexicon der Tonkunst van het muzikale volksliedgetuigt, kan men, wat betreft de fraaie letteren , evengoed opvertelsel en volksreferein toepassen .«Erst als die Volkslieder zu einer gewissen Höhe herausgebildet sind , lösen sich einzelne, besonders begabte Individuenvon der Masse los , um die gesammte Entwickelung in eigenerWeise weiterzuführen und als besonderen Stand die speciellePflege der Musik zum Beruf zu machen .» - Beredeneerdevoortzetting en voltooing eens in eenen toestand van onbewustheid aangevangen scheppingsarbeids, ziedaar dus, wat menonder de benaming «nationale kunst» verstaan moet.Acht de verstandige lezer het aannemelijk, dat de Nederlandsche poëten van de zestiende , zeventiende, en achttiendeeeuw, ja, tal van hoogaangeschreven geleerden der negentiende, zich zoo onbekend zouden hebben getoond met denatuurlijke prozodie onzer taal , indien zij zich te goeder uremaar alleen den lossen zwier en vluggen trant dier baker- enkinderrijmen hadden herinnerd , die, wel vaak van elke beteekenis beroofd, niettemin paereltjes van muzikaal gevoel enbevallige rhythmiek mogen heeten?Zou eene der voornaamste redenen , waarom Duitschlandslyrische poëzie, en tot zekeren graad zelfs de epische , welkhoog toppunt van uiterlijke volmaaktheid zij dan ook mogenbereikt hebben, toch steeds zoo bij uitstek populair zijn gebleven , niet moeten gezocht worden in de omstandigheid, datmeer dan overal elders de schatten der nationale folklore aldaarniet enkel onder alle standen der maatschappij verspreid zijn,maar tevens in waarheid een bestanddeel uitmaken van opvoe- ding en onderwijs des geheelen volks?Niet zonder gewicht zal zeker de opmerking wezen , dat 200wel Göthe , Uhland en Heine als voor hen ook Bürger en>4Claudius, de stof hunner heerlijkste liederen en balladen ,Röslein auf der Haide, Zauberlehrling , Der treue Eckhart,Erlkönig, Es viel ein Reif in der Frühlingsnacht,Lenore( 1), enz. , in wezenlijke volksdichten geput hebben?Men beschuldige ons van geene overdrijving, waar wijzeggen , dat de volkslitteratuur bij onze Oostelijke naburen eenbestanddeel van het onderwijs uitmaakt . Men doorloope de lees boeken , waarvan men zich op de Duitsche Elementarschulenbedient: Märchen en populair lied bekleeden er eene mel blijkbare voorliefde toegemeten ruimte! Men onderzoeke decatalogen der talrijke Duitsche firmas's, die het zich tot eene eerrekenen, de jeugd van degelijke lectuur te voorzien: sagen ,sprookjes en balladen zijn in ontelbare verzamelingen voorhanden! In elk Duitsch huisgezin is de nog steeds onovertroffen verzameling der gebroeders Grimm het classieke enonmisbare huisboek , ja, het Erziehungsbuch bij uitstek gebleven .Doch genoeg van andere landen! Wenden wij ons thans vanal dien uitheemschen overvloed tot onze eigen , beschamendearmoede!Niet alleen werd hier, daargelaten de door Ad . Hoste ondernomen uitgave van Grootmoeders Vertelboek door Sabbe enVermast, en de in deze eigen aflevering aangekondigde «Ver1>11( 1 ) Over de Lenore-sage bracht het Mug. f. d . L. d. I. u. A. eenige maanden geleden een meesterlijk artikel , dat wij allen belangstellenden ter lezing aanbeve len. Ook in Nederland is de sage bekend . Te Breda teckende ik volgende variante op: «Vurig beminden twee jonge lieden elkander. Aangetast door eene vreese lijke kwaal , daalde hij spoedig ten grave, doch zelfs de dood kon hen niet scheiden: elken nacht bezocht zijn geest de geliefde. Eens bad hij haar, met hem te gaan ... Zij weerstond hem niet, en volgde . . Onderweg sprak zij: «Zietoch , wat schijnt de maan heerlijk! - «Ja ,» antwoordde hij , «heerlijkschijnt de maan, doch wat dragen de geesten zwaar!» Daar betraden zij het kerkhof: voór hunne voeten opende zich een graf .... Daarin sleepte hij het arme meisje mede!». .C.5-telsels van Jan lederman» van Paul Buschmann , NIETSBEPROEFD, om onze aloude volkslitteratuur wederom onderden grooten hoop te verspreiden; hirr moet men daarenboven ,uitgaande van de bedroevende ervaring, dat ons volk niet leesten nog minder koopt, uitzien naar een krachtiger, of althansmeer rechtstreeks werkend middel van propagande .Dit middel – waarom zouden wij het niet luide verklaren?wij meenen het gevonden te hebben in de volksschool in' t algemeen en in de kinder- of Freebelschool in ' t bijzonder.Beperken wij ons tot deze laatste!Is het doel van de Fræbel-inrichting, en dit is toch algemeengeweten , niet zoozeer studie als lichamelijke oefening en totlateren geestesarbeid voorbereidend tijdverdrijf, des te gemakkelijker zal men er eenige uren in de week kunnen aan besteden , om onze kinderen met het allerbeste van den nationalenfolkloristischen schat vertrouwd te maken .Waarom zou men die nog niet lezende kleinen niet voorlezenvan Roodkapken en Duimken zoon , van De Koningsdochter envan Visscherken Tik -toek - tee, van Kluppel- uil- den - Zak en vanHans Onversaaft?Ware het niet op zijn allerminst genomen even paedago:gisch prijsbaar, onze vier- en vijfjarige knaapjes en meisjeste leeren zingen en spelen van Roza, gij moet kiezen gaan,Daar kwamen twee paar paters, en Van waar komt gi getreden ,Brunelleken, als hun den geest te verbasteren met den Franschen rimram van Monsieur l'Apothicaire, La tour, prendsgarde! en Hélas, mesdames, où allez-vous comme ça?Zou het, als spreekoefening, een tak van het kinderonderricht, dien men maar al te zeer uit het oog verliest , zelfsniet tienmaal verstandiger wezen , hun den maat- en klankrijkenonzin van Hitter de fit of Daar was 'nen keer 'en snep te leerenopdreunen, dan hen , op papegaaien manier, Fransche fabeltjes,- 6waarvan zij niet het eerste woord begrijpen , te doen ... naka nariedeunen?Het spreekt wel van zelfs, zou ik meenen , dat niet alles totdit doel in gelijke mate geschikt mag heeten! Doch , hoe lichtzou men niet, alleen met het waarlijk goede, eenen rijken voorraad bijeenbrengen?Ik bid u! Haal toch de schouders niet op! Groot, zeer grooten voortreffelijk zijn de uitslagen , welke men , met een weinig inspanning, zou verkrijgen! Dat eigenaardige coloriet onzersagen , die gulle humor onzer grappen en kluchten , die reinepoëzie onzer vertelsels, die sterkbetoonde rhythmiek onzerkinderrijmpjes, die looze gevatheid onzer raadsels, zij zoudendie jonge, nog niet door de verfransching bezoedelde geesten ,harden tegen de verderfelijke, vaak ongezonde doch onvermij.delijke aanraking met de vruchten eener uitheemsche beschaving; zij zouden in hen de aangeboren oorspronkelijkheid invoelen , opvatten , denken versterken , en er wellicht zeervroeg de kiem in werpen tot later eigen scheppingen!Toen de gebroeders Grimm in 1819 voor de eerste maalhunne Kinder- und Hausmärchen lieten verschijnen , druktenzij zich in hunne puikgeschreven Vorrede uit als volgt:«Es war vielleicht gerade Zeit, diese Märchen festzuhalten , dadiejenigen , die sie bewahren sollen , immer seltener werden ... )Ons zij het toegelaten , tot slot dezer nederige bladzijden , aanhunne woorden eene kleine wijziging toe te brengen , en tezeggen:«Meer dan hoog tijd is het , het heerlijkste en volmaakste,dat de folkloristische schat van Noord- en Zuid - Nederlandoplevert , zoo ruim mogelijk aan te wenden , tot handhavingvan ons nationaal karakter, daar onze eigen Vlaamsche volksaard arglistiger en hardnekkiger dan ooit door de handlangersder verfoeielijkste van alle verbasteringen bestookt wordt!»POL DE MONT.- 7 .VERTELSELS.Adjendodderken en Anneken - Tooverheks.Adjendodderken maakte altijd huiskens van kaarten, maar Anneken-Tooverheks kwam ze elken dag om blazen . Adjendodderkenwerd dit moede, en op ’ nen keer bouwde hij een huisken van steen ,en zette er een pompeken en een schouwken in , en als AnnekenTooverheks nu nog kwam , dan zou ze het huizeken niet meer kunnen omblazen . – Opeens wordt er aan de deur geklopt!«Wie is daar?» vraagt het ventje.- Doe maar open , ' t is Anneken-Tooverheks! werd er geantwoord .«Wat moet Anneken-Tooverheks hebben?»Een kooltje vuur!«Ik heb geen vuur!»Jawel , want ik heb het schouwken zien rooken .«Dat is hier niet geweest! Dat is hier naast geweest!»– Neen, ' t is hier geweest! riep Anneken -Tooverheks, en ze ging-kwaad weg.«dat' s Anderendaags kwam ze weer en klopte nogmaals aan .«Wie is daar?» riep Adjendodderken ,Anneken-Tooverheks .«Wat zal Anneken-Tooverheks nu weer moeten hebben?»Een eemerken water!«Ik en heb geen water!»- Jawel! ge hebt water, want ik heb het pompeken hooren gaan!«Dat kan hier niet geweest zijn!» riep Adjendodderken;zal hiernaast geweest zijn.ge niet open doet, dan kap ik u den kop af.Adjendodderken doet al gauw de ketting op de deur en kruipt in de schouw.Anneken-Tooverheks kwam toch binnen , en zocht overalnaar hem, doch kon hem niet vinden . Eindelijk ziet zij hem in deschouw zitten , en sleurt er hem bij de haren uit .Leg uwen kop op de tafel, dat ik hem afkap!» waren de eerste woorden, die Adjendodderken hoorde.Hoe moet ik dat doen? zei het slimme ventje; doe gij het eersteens voor!Ik zeg u, als8a Wel zoo!» riep Anneken - Tooverheks, en ze legde haren kop zonder achterdocht op de tafel. En Adjendodderken pakt al gauw zijn bijltje, en kapt Anneken - Tooverheks den kop af..... En Adjendodderken ging rustig een haringsken braaien , en cenpijpken rooken , en daar kwam een varken met ’ nen langen snuit en het vertelseltje is uit! ( Antwerpen. )Hoe 't manneken zijne koe verkocht.

cEen manneken leefde met zijnen vader heel en gansch alleen , en hun geld was zoo ver opgeleefd, dat de vader genoodzaakt was, zijneeenige koe te verkoopen. Hij beval dan aan zijn klein manneken ,met de koe naar de merkt te gaan , maar ze toch niet te verzetten (ver koopen ) aan eenen , die «te erg van muile» was . Dat's mij goed, zei het jongsken , en het vertrok . Maar onderweg kwam hem ' en man tegen,die hem vroeg: «Manneken, waar ga- de met die koe naartoe?»a Naar de merkt, was ' t antwoord . «Zou- de mij auw kocnie willen verkoopen?» – «Neen ,» zei ' t manneken, «ge zij -gijveel te erg van muile,» en het manneken trok voort . Wat verderkwam er hem weer ' en man tegen, die hem zei: «Allo, manneken,verkoop mij auwe koe, dan moet- de gij er zoo ver nie meê gaan .»- «Neen ,» antwoordde de jongen , «ge zijt gij ook al te erg vanmuile.»Eindelijk kwam ' t manneken aan eene kruisstraat en zag daar’ nen grooten kruisefiks staan , en daar die kruisefiks niemendallezei , ging het jongsken er recht naartoe, en sprak tot den LievenHeer: «Toe, manneken! koop gij me mijn' koe af.» Maar de LieveHeer sprak niet . Het manneken zei nog ' nen keer: «Wil- de gijmijn' koe nie afkoopen? ' t Is juist aan zoo ' nen zwijger, dat mijnvader gezéed heeft , dat ik ze moet verkoopen ... Maar de Lieve Hecr sprak nog niet ... Dan hernam de jongen: «Allo, toe , toe!Zwijgen is toestemmen! Ik zal ik auw mijn ' koe maar laten en danstraks om mijn geld komen .» En het manneken bond zijn ' koe aan den linken arm van den Lieven Heer en trok gerust en verheugdnaar huis.Als het te huis kwam vroeg de vader, hoeveel hij voor zijn' koegekregen had . a Dat weet ik nie ,» zei de jongen . «Waar is auw geld dan?» vroeg de vader . «Ik heb gezéed , da ’ k er seffens zouomgekomen hên ,» meende de jongen . Maar nauw begost de vaderte schreeuwen en op te spelen , omdat hij geen geld meer had en dat>9nu zijn' koe ook weg was . a Toe, toe!» zei de jongen , «ge moet zoo geen lawaai maken . Ik zal ik er seffens ' nen keer omgaan ,want dat zag er mij een heel braaf en eerlijk ventjen uit .» En,zonder nog meer te zeggen , trok de gast met zijn stoksken in zijn' hand er weer op uit . Als hij nu den Lieven Heer bereikte,was de koe met den arm , waar da' ze aan vastgebonden was, algaan loopen , «Allo, mijnheer,» zei de jongen , «ge' hebt gij nauwmijn koe alweer verkocht, geef mij nauw mijn geld ook!» Maar deLieve Heer sprak weer niet. «Ik zeg auw, dat ʼk mijn geld moet hên!»Weer geen antwoord! «As ge nauw nie spreekt, zal ’ k auw ’ nen keerafranselen met het stoksken , dat ik hier heb, hoorde!» Maar deLieve Heer sprak nog nie! En dan begost dat manneken het beeld zoodanig te slaan , dat het in stukken vloog, en als hij den buikvaneen sloeg , viel er ' en groote beurs geld uit, waarmee hijrecht naar huis liep . Zijn vader deed de beurs open , en zag, dat ergeld voor wel tien koeien in was . Hij begon te zingen en te dansen en daarna wafels te bakken , en tegenwoordig bakt hij misschiennog . ( Wetteren .)WOORDSPELEN EN SPREEKOEFENINGEN .Herhaal tienmaal zonder te haperen:1 . Een breed beetblad ,een smal braamblad,en een kerselaren zoutvat .Wit lam at hoo,zwert lam at mêe!3 . Wit paerd , zwert paerd ,wit paerd, zwert paerd!4. De kat krabt rapde krollen van den trap( Op vele plaatsen in Antwerpen en Brabant. )2.Zeg zooveel mogelijk in eenen adem:1. Daar is een dink, 2. De smid , hitter de fit,dat kan hinken en pinken, had een' kat , hatter de fat,linken en winken . en die kat, hatter de fat,Kunde gij ook zoo hinken en pinken, heur( en) poot, hooter de foot,linken en winken, was uit het gelid , hitter de fit!gelijk dat dink, Nu moest de smid , hitter de fit,dat hinkt en pinkt, de kat, hatter de fat,linkt en winkt? haren poot, hooter de foot,( Wambeek bij Ternath .) weer zetten in ' t lid , hitter de fit!( Antwerpen .)101

3. Daar was ' nen keer ' en snep, die op ' t schep schree ,en die met heuren bek e stuk spek van ' t spet snee .Kunde gij ook op ' t schep schraân , as de snep dee ,die op ' t schep schree,en die met heuren beke stuk spekvan ' t spet snee? ( Wambeek b . T ..)4. Daar was eens ' en man, en hij hiet Maccarus ,zijn zoon hiel Arus,en zijn paerd Drommedarus.Hij reed met z'n paerd naar de bruiloftfeest,eten wa' gaar is ,drinken wa' klaar is ,en van leugenen maken, wa' waar is . ( Wambeek b . T ..)5. Burgermeester Kater en katBoom en heester Kat en muislleester en boom Muis en worinZadel en toom Wind en stormToom en zadel Kalf en kindHusch en haal Kind en kalfHaal en husch Heel en halfStoel en tusch Half en heelTusch en stoel Os en gareel Water en poel Gareel en osPoel en water Wolf in ' t boschKat en kater (Wijneghem .)6. Er zat ' en ekster in den boom Arm en beetZadel en tooni Lederen kleedToom en zadel Kleed en leerAal en visch Appel en peerVisch en aal Peer en appelArme luis Jan de KlappelWarıne kluis Klappel JanKluis en arm Minnekensman . (Wijneghem .)!!Spreek uit in eenen adem:a) Muldermaalder, maal m'n meel, mijn moeders moeiken moet morgen middag mikmak maken . (Wambeek 6. T.. )b) Diederik deed den duivel dansen door den dikken dunnendraf; Diederik deed den duivel dat doen . (Wambeek b. T.)Elders:Den dikken duivel Dijver deed den dunnen duivel Dirk door dedichte drommeldreef dansen . ( Antwerpen .)c) Baas Bier-buik brengt bij Bruyninx bruin bier boven . (Antwerpen .)+- 11 -d) Wie weet Willem Wouters' wijf wonen? -Willem Wouters' wijf woont wonder wijd weg . (Antwerpen .)e) Kleine kinderen k ..... kleine k .........!f ) De paap eet pap uit den platten pot , plattepotpap eet de paap .( Denderwindeke .)Zeg zeer snel , en vraag, of men verstaan heeft:a) ' k Hang d'hesp hie , es't d'aa, kom pak ze .b) As't schuur hol es ,' t dak af es ,en erme nest es't! ( Wambeek b . T. en op vele plaatsen .)Spreek , zonder adem te halen , zevenmaal het volgende rijmpjeuit, en gij zijt van den lastigen «hik» ontslagen:Ik heb den hik en de sprik en de spra,wilde'm hebben, ik geve'm a. (Wambeek b. T.. )Te Antwerpen:Jkke, sprikke, sprauw ,' k geef den hik aan auw,' k geef den hik aan dieën man,die hem goe verdragen kan.RIJMEN OVER WEÊR EN WIND.1 .Als de dagen beginnen te lengen ,begint de Winter ook te strengen .Met Sinte Bastiaan ( 1 )komen de harde koppen ( 2) aan .2 .Vliegen op Kerstdag de muggen rond,dan dekt op Paaschen het ijs den grond .Is de Kerstdag vochtig en nat,ton en schure niets bevat.Geeft Kerstdag warmen zonneschijn ,dan zal erte Paaschen nog houtvuur zijn.3 .Als ' t Kindeken is geboren ,heeft het raapken zijnen smaak verloren .4.De Maertsche zon en de Aprilsche wind( 3) ,schendt er zoo menig schoon koningskind.5 .Een droge Maertis goud waerd .6.Wellekom , Maert!Trek mij niet mee met uwen langen staert!( 1 ) 20 Januari .( 2) = de hagelbollen .( 3) Beteekent, zeggen de buitenlieden , dat het door de Maertsche zon en den Aprilschen wind is , dat zekcre menschen eene menigte rosachtige vlekjes, namelijk sproeten , in het aangezicht krijgen .127.Half Maert,moeten de spinnewielen uit den haerd!Half April ,gaat de jonkheid op den dril!En half Mei,moeten de koeien naar de wei!8.Te Lichtmis zullen de vogelkens zingenen van ' t een taksken op ’ t ander springen .9 .Als te Lichtmis de zon op den misboek schijnt,is ' t een voorteeken, dat de Winter verdwijnt.10. 12 .In Mei De verandering der weêren ,hebben alle vogeltjes een ei , die doet kraaien licht den haan .uitgenomen kwakkel en spriet: Als hij klakt met zijne veêren die weten hun(nen) nest nog niet . is er wind uit te verstaan .11 . 13 .Mei, koel en nat , Dertig dagen heeft November,veel koren in ' t vat ( 1 ) . April , Juni en September.Acht en twintig een alleen ,al de andere dertig en nog een .(Wambeek 6. T ..)LIEDEREN.Kerstlied .1 . 3.Wat vreugd hoort men nu overal, De Engels zingen , in den stal ,tot Bethlehem in eenen stal , lofzangen met een bly geschal,daer is den Schepper van ons al , en zeggen: Verbum caro factum est,van eene zuyver maegd geboren , et habituvit in nobis den Zone Godts zoo uytverkoren... et videmus gloriam ejus...Ontwaekt en loopt al naer den stal, Ontwaekt, enz..aenbid den Heer en Godt van al . 4.2. Zingt nu met de Engels al gelyk:Hier vind men nu den Opper - al , Glorie aen Godt van hemelryk,tusschen de beesten in den stal , die hier nu in een' kribbe lyd,schier versteven van den grooten kouw , en voor ons' zonden begind te lyden ,om ons van Adams val te bevryden, om ons van Satan te bevryden... daerom is ' t , dat hy hier wilt lyden ... Ontwaakt, enz ..Ontwaekt, enz .. ( Naar een familiehandschrift uit de 18e eeuw .)( 1 ) In Duitschland luidt een der Bauernregeln alzoo: «Juni feucht und warm,macht den Bauer nicht arm,» en ook: «Wenn im Juni der Nordwind weht, dasKorn zur Ernte trefflich steht.»13Drie Koningen .Drie koningen, groot van macht, en ze knielden alle gelijk reisden te zamen , dag en nacht, voor den vorst van ' t hemelrijk .over bergen en over dal ,En die ons niet en wilt verstaan ,om te zoeken en mag met onze sterre niet gaan .... in alle hoeken, Zij kwamen al voor Herodes zijn deur,tot in den armen stal , Herodes , de koning, kwam zelve veur,waar dat kindje geboren was! Herodes sprak met valscher hert:' t Kindje was te Bethlehem: Waarvan is dejongste van drijen zoozwert?zij zochten tot Jerusalem, Al is hij zwert , hij is verre bekend ,en zij vielen op hunne knieën, het is de jongste koning van Moorenland ,de offerande schoot in brand, onder de Zon en Maan verbrand ...(Wetteren. Blijkbaar verminkt. )Bekeering van Maria - Magdalena .' t Was op eenen nieuwjaarsavond, En staat op, o Maria -Magdalena,' t was op eenen driekoningendag, en staat op van de bittere dood .en wij vonden er Maria - Magdalena, Uwe zondekens, ze worden u vergeven,die aan Jezus' voetjes lag, en al waren zij nog zoo groot,ja , aan Jezus' voetjes lag . ja, al waren zij nog zoo groot!Naar de kerke zoo zullen wij treden ,naar de kerke zoo zullen wij gaan ,' t ligt gestrooid met leliën en rozen,en, o God, laat ons daar toe gaan ,Ja , o God, enz .. ( Wetteren. )Nieuwjaarslied van de & Getallen.Een is een!Eenen Jesum Christumin'topenbaar!Met Christus willen wij vroolijk zijnin ' t zalig Nieuwejaar.twee! De tien Gebodcn Gods,De twee Tafelen Moyses' , de negen Koren der Engelen,en eenen Jesum Christum in ' topenbaar! de acht Zaligheden,Mel Christus..... de zeven Sacramenten,Drij zijn er, drij!de zes kruiken water veranderd in wijn ,De drij Patriarken , die van den Heer geschonken zijn ,de twee Tafelen Moyses' ,de vijf Wonden Christi ,de vier Evangelisten ,en eenen Jesum Christum in't openbaar!Met Christus..... de drij Patriarken ,de twee Tafelen Moyses' ,Vier zijn er , vier! en eenen Jesum Christumin't openbaar!De vier Evangelisten , Met Christus zullen wij vroolijk zijn de drij Patriarken, in ' l zalig Nieuwejaar ( 1 )!( Baal bij Aarschot. )Twee zijn er,enz..( 1) Cfr. CHANTS POP. DE LA France , XLIII, bl. 129, enz.. Dit lied zou, volgens de Coussemaeker, van Druïedischen oorsprong zijn. Zie ook Ar Ramou ( Les Séries), in Barzaz Breiz van dela Villemarqué .- 14--SC11-111GEBEDEN.De vrijdaagsche Pater -noster.I.Sint- Paulus' zuster stond op Korendijk ( 1 ); zij keek naar Oost,zij keek naar West, - zij zag komen den H. Ke(r ) st. – Zij zag komende felle Joden, die onzen lieven Heere Jezus hadden bespogen.- Waar hebben zij hem bespogen? Waar hebben zij hemgeslagen? Al aan een houten kruis . Zij pakten daar eenennagel; hij was wel al zoo lang; - zij sloegen hem door Ons LievenHeere Jezus' gebenedijde hand . — Zij pakten daar eenen nagel metveel spoed; - zij sloegen hem door Ons Lieven Heere Jezus' gebene dijden voet. -- Zij maakten eene kroon van 72 doornen; - zij stelden die op Ons Lieven Heere Jezus' gebenedijde hoofd . AlsMaria dat aanzag, zij kleedde haar in gansch eene anderedracht. –– Zij droegen hem op , zij dro egen hem af, - al naar hetH. Graf, waar Onze Lieve Heere Jezus wel drij dagen lag . Maarals de derde dag kwam aan , dan is Ons Lieve Heere Jezus opgestaan . — Het eerste woord , dat Onze Lieve Heere Jezus sprak ,de eerste band der helle brak . ' t Tweede woord , dat OnzeLieve Heere Jezus sprak , – de tweede band der helle brak .Had Onze Lieve Heere Jezus nog een woord gesproken , — geheel de helle was gebroken . De zielekens waren alle gereed ,Onze Lieve Heere Jezus ging in ' t wit gekleed . De zielekensriepen alle gelijk: «Och Heer, help ons toch in ' t hemelrijk.Gods moeder, die kwam daar gegaan; zij sprak Onzen LievenHeere Jezus aan . - Zij zei: «Wel zoon , wat doet gij hier,dicht bij ' t helsche vier?» -· Hij sprak: «Och moeder, ik troost de zielekens, die voor dezen –- den vrijdaagschen paternoster hebben gelezen! En die hem te mijner eeren dagelijks leest , en ' s Vrijdaags drij keeren , al ware die ziel veroordeeld tot hethelsche vier, al ware de ziel veroordeeld tot de helsche pijn ,door ' t lezen van dezen paternoster zou de ziel nog zalig zijn!»II .Op eenen goeden Vrijdag, als Onze Lieve Heere Jezus in zijne bittere Passie lag, -kwam Maria daar gegaan ,-zij zei: «Wel zoon,hoe ligde gij hier?» - «Ik lig hier in mijn bloed en in mijn zweet,- met mijne vijf bloedige wonden, -- nooit bedekt of nooit ver>D- 200( 1 ) Corinthe (?).15 .voor mannen en voor-bonden; ik lig hier op de rechte baan ,vraån, - om naar het hemelrijk te gaan!»En die dit gebedeken een geheel jaar leest , -- van dagen totdagen, God zal hem twee engelen zenden , -· twee dagen vóór zijn ende, – twee dagen voor zijne dood , zijne zonden zijn hemvergeven , al waren zij nog zoo groot!III .Des avonds als ik slapen ga , - volgen mij 18 engelkens na: -twee aan mijn ’ hoofdeneinde, - twee aan mijn ' voeteneinde, -–twee aan mijn ' rechterzijde, - twee aan mijn ' linkerzijde , -- twee,die mij dekken , - twee, die mij wekken , - twee , die mij wijzen ,– twee, die mij prijzen , – twee, die mij raden: 18 engelkens tegader, bij God den hemelschen vader!.IV .' s Avonds als ik slapen gaan , trap ik over mijn bedspaan , -van mijn bedspaan op Maria's schoot, van Maria's schoot opJezus' schoot. - Maria is mijn' moeder , St. Joseph is mijnbroeder, — Jezus is mijn vader, – acht engelkens zijn er te gader,– die in den dood mijn zieleken halen ..4---Ik trap over mijn bedspaan . Ik denk , dat er niemand overkan , – als Jezus, en Maria en den Heiligen St. Jan.VI .Ik leg mijn hoofd al op mijn kussen; - met God den vader wilik rusten; - met God den Zoon wil ik slapen gaan; - met God denH. Geest wil ik opstaan . — Bewaar mij, als ik waak , – bewaar mij,als ik slaap; -- en geef aan mijne arme zicle , de eeuwige rust.VII .Heiligen Engel Sinte Machiel , - ik beveel u mijn lijf en ziel . –Heiligen Engel zoet, wek mij met spoed , - niet te vroeg of niette laat, als de klok vijf uren slaat .VIII .Maria , die daar staat , - gij zijt goed en ik ben kwaad! - Wilmijne arme ziele gedenken , - een’ave Maria zal ik u schenken .Ave Maria .IX .Maria die ging over ' t land , met ’ nen palmtak in de hand;met de zeven psalmen in haren mond; - daarmee bedwong zij den kwaden hond. --- Weg, weg van mij, gij , kwaden hond , – gij op uwen weg en ik op mijnen weg, ter eere van den HeiligenSt. Huiberecht! (Kleibeke bij St-Nikolaas.)> >16SAGEN.>De Pastoor van Calcken.Voor vele jaren was er te Calcken een pastoor overleden , en noglangen tijd daarna zag men hem , elken middernacht, naar den hofder pastorij komen , gezeten in een rijtuig, dat met twee sterkepeerden was bespannen . Later heeft men in den hof eenen verbor .gen schat ontdekt, en van dan af is het rijtuig achtergebleven.De Waterduivel.Zekere Meesters kwam eens , des nachts, van de wijk «den Eeke,» te Wetteren , naar huis terug . Aan de plaats gekomen, waarzich thans de poederfabriek bevindt, zag hij cene zwarte gestalte op hem afkomen , en zie! zij sprong hem op den rug en de beang ste Meesters moest het spook dragen tot in de Moerstraat! Aan de herberg «De vier Gekroonden werd hij van zijnen last bevrijd ,maar nu tot huis toe begeleid door meer dan zestig witte katten!Eene der katten wilde hem tcrgen, en hij sloeg haar eenen poot af.... 's Anderdaags was een wijf van het dorp hare hand kwijt.De Vuurman te Baasrode.Op zekeren nacht zaten visschers , te Baasrode, in hunne boot opde Schelde, toen zij zeer ver, in een bosch , cenen man ontdekten ,die in vlam en vuur stond! Hunne boot werd van den eenennaar den anderen oever geslagen , en de visschers kropen verschrikt in den «vooronder ,» en durfden zich voor ' s anderdaags morgendsniet vertoonen . ( Wetteren en omstreken .)Karloken .Op de Heide van Kester, in ' t Payottenland , werd vroeger dikwijls eene klagende stem gehoord , die gedurig riep: «Waar moet ik hemzetten?» Dit was de geest van Karloken , die alle nachten rond waarde met eenen «meersteen» op den schouder. Hij was reeds lange , lange jaren dood , maar kon niet in den hemel komen, eer hij den meersteen , dien hij in zijn leven diefachtig had verplant,terug op zijne vorige plaats had gezet. Daarom dwaalde zijn spook alle nachten rond , al zoekende naar die plaats .Eens hoorde een zatterik het smeekend geroep: «Waar moet ikhem zetten?» en spottend antwoordde hij: «Waar gij hem , verd ....!gevonden hebt!» Een blijde schaterlach klonk door de lucht, eenrukwind huilde in het geboomte, en de zatterik werd nuchter vanschrik . Sinds dien werd de stem van het spook nooit meer gehoord .>.- 17 -ken»>(SBOERSCHE GRAPPIGHEID .Het slimme Siesken.Siesken ging naar Schellebelle- potjesmerkt met een half franks ken en vijf centiemkens. Hij verteerde de vijf centiemkens, en hield het half franksken; maar zijne moeder mocht het niet weten, endaarom moest Siesken het verbergen: want zij zou het half franks genomen hebben. Hoe dit nu verborgen? «Ik weet het al» ,zegde Siesken , en hij kroop op ' nen appelaar, en stak het in eenennog groeienden appel . De appelen rijpten en werden geplukt, enonder den «polk» stak Siesken den appel met het zilverstuksken .' t Werd kermis te Cherscamp (?) , en Siesken sneed den appel intwee, en o wonder! het zilverstuksken was meegegroeid , en wasnu zoo groot als een stuk van vijf franken! «' k Moet opletten ,zegde Siesken , «want er staat in groote letters op: 1/2 frank!En Siesken liep het wisselen bij eene ongeleerde vrouw , en zookwam hij aan zijn kermisgeld.De Vrijаgie van Pierken Poeleken .Pierken Poeleken had eene boerendochter gevraagd , of hij haarthuis mocht komen bezoeken . «Ja zeker!» zegde zij. «Wanneermag ik eens komen?» «Als gij wilt!» — a Zal ik wel ontvangenworden?» «Dat moet gij afwachten ,» zei ze! - ' s Zondaagsdaarna treedt Pierken het huis harer ouders binnen ... Hij staatdaar al geruimen tijd op zijne hielen te draaien , en nog biedt niemand hem eenen stoel. Pierken , alhoewel niet weinig beschaamd ,neemt er zelf eenen . «Laat staan ,» zegde de dochter, «dat is mijn stoel .» — «Pardon , zegde Pierken , «ik zal dezen nemen!» -dien ook maar staan, het is ook de mijne, v zegde zij. Pierkengevoelde, in wat land hij was, en liet de vrijаgie voor goed gedaan!Hoovaerdige Sies.Als Sies nieuwe kousen had, wachtte hij, om ze aan te doen, totde straat vuil lag , en hij zijne broek moest opslooven . - Stond hij opstraat te praten , dan moest zijne moeder roepen: «Sies, gij moetkomen vleesch eten ,» en hij kreeg , och arme! maar eenen drogenpatat! - Was er iemand in huis , zoo ging hij zich wasschen , en demoeder moest hem dan vragen , welken handdoek hij hebben wilde?- Eenen van de 12 nieuwe , antwoordde hij , en hij bediende zich gewoonlijk van de schotelvod! En wat hemd? Een van die24 lijnwaadsche, zei hij, en hij had , verdod! meer eenen blauwen kielaan het bloot lijf dan een wit hemd, want hij had er allesendalles krektwee, éen slecht en een gansch versleten!! (Oost- Vlaanderen).-a Laat-->.- - - 18' t 18 wegRAADSELS.1 .Hoop- en -vrees zat op den wagen ,en Twee-been zag Twee-been Vier- been dragen.( Een ter dood veroordeelde werd op eene karre ter galg gereden . De rechters be loofden hem het leven en de vrijheid , indien hij hun een raadsel kon opgeven,dat geen hunner zou oplossen . Hoop en vrees streden thans in zijn binnenst!Daar bemerkt hij, hoog in de lucht eenen reiger, eenen kikvorsch in den snavel houdende! Zijn raadsel was gevonden! )2.De levende sliepen de doode riep!En de levende is opgestaan ,en hij heeft het vel van den doode aangedaan,en hij is naar den dooden roeper gegaan.(De levende =de koster der kerk . De doode =de klok . Het vel van den doode=deskosters lederen schoenen) .3.6 .Het laken, dat gij niet kunt vouwen ,en blijft weg den appel, dien gij niet kunt schellen ,lot in der eeuwigheid! en het geld , dat gij niet kunt tellen!En toch (Uitspansel, maan, sterren . )het is er nog. (4 )( Antwerpen .)( De weg of baan . ) 7.4. ' Nen langen, langen zwikzwak,Rollekenbolleken lag op de bank, 'nen korten , korlen dikzak,rollekenbolleken viel van de bank! twee poppen , die dansen ,Daar en is in ' n land geen timmerman, en vier rozenkransen.die rollekenbolleken maken kan! (?) ( Bierkar, ton , paerden, wielen .)(Een hoenderei . ) ( Antwerpen ).( Thielrode, Waas.) 8.5. Haar- haar vond Haar ,Er waren eens vier gewichten , Haar - haar ving Haar,die lagen in een' kiste. Haar - haar had ' nen ring .Ze lagen er paar hij paar. waar Haar door ging.Gij kunt het niet raden maar (De kat, die eene muis oppeuzelt. )in honderdjaar . ( Antwerpen ).(Eene noot. ) (Antwerpen ).>( 1 ) Elders, zoo in Brabant: ' t Is weg, en ' t leit er nog .( 2) Elders, zoo te Liedekerke:Wittekenwitteken leit op de bank,Wiltekenwilteken valt van de bank.Er e geen een (en ) temmerman,die wittekenwitteken maken kan.Et as g'er wiljt oët drinken ,moe - j - er 'en holleken in klinken .199.Er is een ding . Het is kleiner dan een' inuisen het heeft meer venstertjes als het siadhuis .(De vingerhoed. )( Antwerpen .)10.Tusschen hemel en aerdehangen vier lange garens .'t Zijn geen eiken of geen essehen!Ge kunt het niet raden , al waart gij met zessen!( De uiertepels eener koe.)( Antwerpen .)11 . 12 .Tusschen Oosten en Westen Het graf at.hangen twee en vijftig nesten . Die er in zat , bad.Elken nest heeft zeven jongen. Het graf leefde!Elk jong heeft zijnen naam . Die er in zat, becfde!Die ' t kan raden (Jonas in den walvisch . )mag trouwen gaan! (") (Antwerpen. )( Jaar, weken , dagen. )13 .Van Gent naar Geeraardsbergenliggen zeven scherven,zeven scherven al even blank,langs ' nen wij den , blauwen gang.Niemand, die ze genaken kan!Raad, wat zijn die scherven dan?( ' t Zevengesternte. )(Wambeek -bij - Ternath .)14. 15.Hoog geboren , Hoog, omhooge,laag geschoren , krom gebogen ,tusschen de steenen mijnen naam verloren. van God geschapen ,(Graan .) (Denderwindeke. ) niemand die der aan kan raken .(Regenboog. ) (Liedekerke .)16.De een zei: «Ik wou, dat het nacht was!»De ander: «Ik wou, dat het dag was!»De derde: «Ik moet naar geen van de twee verlangen,want ik moet dag en nacht toch hangen.(Holleblok, bed , ketting in den haerd . ) (Wordt voortgezet. )( 1 ) Elders:Onderwege Roomen staan twee-en -vijftig boomen.Elke boom heeft eenjong,elk jong- heeft zijnen naam.Die ' t kan radenis tot trouwen bekwaam.- 20Hoe de Volksvertelsels eindigen!In afwachting, dat de «Märchen» der Duitschers, de «tales»der Engelschen , de a eventyr , van Noren en Zweden , de a contes»der Franschen en de «racconti» der Italianen aan de beurt komen ,willen wij er ons heden toe bepalen , ecnige der meestgebruikelijke eindzetten onzer nationale Vlaamschc vertelsels mee te deelen .Is a het verken met den langen snuit» algemeen bekend , hetzelfde is niet het geval met de «koei» en den «puit» .Van de koei , luidt het veeltijds te Leuven en in de omstrekendezer stad:«Doe kwam en ' koei met heer bakkes wijd open , en doe es me vertellinksken ingekropen» .De «puit , is blijkbaar een groote vijand van het vertellen . Hij heeft zich maar te vertoonen , en het mooiste sprookje is teneinde. «En het kwam daar ' ne puit, en daarmee is ’t uit!» Bij Lootens, Brugsche Vertelsels: «En der sproenk en puid en 't vertalderken es uit.»Soms lijdt het vertelsels - besluitend verken aan «blâren» of«bleenen» , naar ' t schijnt vooral in West-Vlaanderen , waar meer dan een sprookje op het volgende eindigt:«En daar kwam e zwiin met een bleen , en die bleen brak ut, en't vertelsel es ut» .In Oost- Vlaanderen , o.a. te Grimmingen, vervult zekere «eremijt»de rol van het al te hulpvaerdige «verken» . Dat deze heilige man geene al te goede opvoeding genoten heeft, is zonneklaar.... Oordeelliever , en - neem mij de mededeeling niet euvel!«En daar kwam ’ nen eremijt en hij liet ’nen pr.. en hij was hem kwijt!»Wordt , zooals het in zoo vele sprookjes gebeurt, de gehatea trêter» eindelijk ontmaskerd, dan voegt de verteller met eenspottend lachje aan de ontknooping deze woorden toe:«En de moordenaar stond daar te zien als een uil op 'nen kluit,en het vertelsel is uit» ( Dendermonde. )Zeer bekend is ook deze korte zet, die schijnt te herinneren aaneen op luit of vedel gespeeld referein:«Tiereliereliereluit! Mijn vertelsel is uit!» (Brabant en Oost Vlaanderen .)1(.21>Niet zelden hoort men de volgende geographische aanduiding:«En dit is eene geschiedenis uit het land van Trippentrappen ,waar de vliegen schoenen lappen» (Dendermonde .)Meermaals waagt de verteller het, de waarheid van de medegedeelde gebeurtenissen te bevestigen . Dan vergast hij ons op verzekeringen in den aard van:«' t Is waar, waar dat ' t gebeurd es,en gekrokt, waar dat ' t gescheurd es!»( Brabant.)Ofwel, met wat meer klem:«En als hij nog nie dood ès, leeft hij nog , en die ' t niet wil gelooven , kan eens op ' nen middag gaan zien , om «hem» (zich) teovertuigen!» (Oost-Vlaanderen . )Of zelfs, ditmaal met volle overtuiging:«De heer is overleden, en onze slimme jongen is nu eigenaarvan zijn schoon huis, van de meubels en verdere goederen , derenten en obligatiën , en hij woont samen nu met zijn broeder Tonen,die gansch en geheel tot armoe vervallen was . En als ik hem ’i laatstben gaan bezoeken, waren de beide broeders wel te pas, maar schrik kelijk oud. Amen!» (Brabant. )Talrijk zijn de vertellingen, die besloten worden met de beschrij ving van een schitterend feest.Dan drukt men zich , in Klein -Brabant, in dezer voege uit:< En alsdan was er een groot(e) feest . De klokken begosten te schieten en de kanonnen begosten te luien , en de verkens liepengebrejen op de straat met peper en zaatop den drug' ... En dao wed gedroenken en geschoenken , dat ' et waarlek te veel was!»Somtijds geldt het een feest van gansch bijzonderen aard , zooals blijkt uit het bij Lootens aangeteekende:«En ' t is uit! En de kat is de bruid , en den hoend gà morgen trouwen , — en wie gòter de speelman zijn? De katie met heur'vier klauwen .»Op de gewoonte, den avond met het ophalen van sprookjes doorte brengen , doelt deze bondige zet:«En as da na allemao gedao was, wat den? Krik, krik, krak!Ieder zanen struozak!»Het geijkte:«Waar ze nu zijn, weet ik niet,» en ,» als ze nog niet dood zijn,leven ze nog!» hoef ik wel niet aan te halen! '»(Wordt voortgezet.)Pol de MoNT..22VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.>1. Te Wambeke, bij Ternath , vieren de paerdenknechts SintPietersavond op de volgende wijze. In de eene of andere weide vergaderd , doen zij , tot diep in den nacht, de lucht weergalmen van het luide geklikklak hunner handig gezwaaide «kletsen» -Gebeurt dit nog elders? Hoe brengt men dit vreemde gebruik in verband met den Heiligen Petrus?2. Te Merchtem bestaat de Hunsberg. Daaromtrent lezen wij inWolf's Grootmoederken: «De meening van het volk is , dat de Hunnen daaronder een gouden kalf, hunnen god, begravenhebben.»Welken vorm vertoont deze Hunsberg? Zijn geene andere sagen daaromtrent in omloop? Zouden wij hier niet te doen hebbenmet een Hunnebed, zooals er in Drenthe zoovele bestaan?3. Te Kortrijk , of althans in de omstreken dezer stad , leeft inden volksmond een sprookje, waarvan de zeer beknopte inhoud ongeveer moet luiden als volgt: «Een koning had drie zonen . Nietverre van zijn paleis , in een groot bosch , woonde een wonderbaargouden vogelken . De vorst loofde eene rijke belooning uit aandengene zijner zonen , die het diertje zou vangen! De drie prinsenwaagden de kans. De twee oudsten echter kwamen om, terwijl dederde zijn doel bercikte .» Wie zal ons van dit sprookje eenvolledig afschrift bezorgen?4. In het Zuiden van West- Vlaanderen vertelt men als volgt hetfraaie sprookje van ' t Vischken uit de Roó -Zee, elders van Manneken Timpentee of Tiktoektee, elders nog, te Antwerpen o. a . , vanJanneken Tietentater .I.Visscheltje, visscheltje, roosje! -Wat b’lieft er u , mijnheerkenVan tinklanteerken?Mijn wuveke, mijn oud kadullie , zou zoo gaerne onder eene kupe weunen!Ga naar hus, ge zult ze hên.II.Visscheltje, visscheltje, roosje! -Wat b'lieft er u, mijnheerkenVan tinklanteerken? .Mijn wuveke, mijn klein kadullie, zou zoo gaerne in een hus weunen!Ga naar hus ge zult het hên.23-III .Visscheltje, visscheltje, roosje!Wat b'lieft er u, mijnheerkenVan tinklanteerken?Mijn wuveke,mijn klein kadullie, zou zoo gaerne in een gemeubeld kasteel weunen!Ga naar hus, ge zult het hên.IV.Visscheltje, visscheltje, roosje! -Wat b'lieft er u, mijnheerkenVan tinklanteerken?Mijn wuveke, mijn oud kadullie zou zoo gaerne keunigin worden, en ik koning ziin!Ga naar hus, ge zult het hên.V.Visscheltje, visscheltje, roosje!Wat b’lieft er u, mijnheerkenVan tinklanteerken?Mijn wuveke, mijn oud kadullie, zou zoo gaerne Oeze Live Vrouwe en ik Oeze (Lieve Heer ziin!Neen, neen , kruup maar zeere were onder de kuup.Is dit sprookje nog op andere plaatsen in dezen beknopten vorm bekend? (Wordt voortgezet).BOEKBEOORDEELINGEN ,Comte de Puymaigre. Folk- lore . Paris, Em. Perrin 1885.(367 bl . Prijs fr. 3,50) .Dit boek verdient warm aanbevolen te worden aan hen , diezich een denkbeeld willen vormen van wat men door «wetenschappelijke studie» der folklore moet verstaan . Niet dat het detheorie dezer wetenschap volledig uiteenzel , of ze zelfs maaromschrijft. Neen , zoover zijn onze studiën nog niet gevorderd,en nog altijd wachten wij op een werk , dat als inleiding tot dewetenschap der folklore kan dienen . Deze bundel essays is vaneen anderen aard: de schrijver vergenoegt zich met meestal,naar het voorbeeld van vele Duitsche recensenten , ter gelegenheid van het een of ander boek een bepaald punt te bespreken ,en het vergelijkend te beschouwen bij verscheidene volkeren ,of door de geschiedenis heen te vervolgen .De Puymaigre is dus een van de weinige Fransche geleerden24die het niet bij het zamelen der volksletterkunde laten . Het is inderdaad een bedenking, welke reeds door Max Müller (inPitre's Archivio) en na hem in de laatste tijden dikwijls, meer ' t bijzonder met het oog op Frankrijk werd geopperd . Hebbende folkloristen , sedert de herleving der volksstudiën in Frankrijk, veel op dit gebied in de jongste twintig jaren bijeengebracht , aan de wetenschappelijke verwerking dier bouwstoffen toch , is , tot heden toe , weinig gedaan . Henri Gaidoz, Eug.Rolland , Emmanuel Cosquin en de Puymaigre zijn wel deeenige namen, die men voor de beoefening van de wetenschap der folklore aangeven mag.De Puymaigre beoefent meer bepaald een vak der folklore,nl . het volkslied . Wegens zijn historische oorkonden is hetwellicht het gewichtigste, in elk geval datgene, waarin , dank aan het bestaan van zoovele gedrukte bronnen , het meesteernstigs is verricht geworden; want, terwijl al de andere onder verdeelingen der volkskunde tot nog toe bij de beschaafderenniets dan minachtig vonden, aan het volkslied alleen wordt,sedert lang, zijn hooge waarde niet meer betwist. Niet slechtsheeft men zijn groot gewicht als bronnen voor onze modernepoëzie erkend , doch ook de reale zijde werd een vruchtbaarstudieveld . Daarin vindt men trouwens het gansche volkslevenweergespiegeld , met den bijzonderen stempel dien ' t eigenaardig karakter van ieder volk steeds drukt op de voortbrengselen ,welke hem uit het hart vloeien . Op deze beide punten, richtten,sedert de groote Herder op die baan voorging, litteratuurken ners en ethnographen beide hun aandacht.Een andere vraag is meer in de laatste tijden ter spraak gekomen: nl . het verband dat de liederen , onder het opzicht vanhet thema, met elkander hebben en de wegen , die ze , in hunveelvuldige middeleeuwsche omzwervingen genomen hebben.De veelzijdige kennis, tot de oplossing van dit vraagstuk noodig,scheen een bijzonder eigendom der Duitschers te zijn; de Puymaigre heeft zich , in dezen , een even fijnen kenner als onafhankelijken criticus getoond.In het werk , dat hij onder den — niet al te best gekozentitel Folk - lore uitgaf, heeft hij de voornaamste zijner studiën-25vereenigd . De meeste zijn reeds in algemeene en vak-tijdschriften verschenen . Wegens de onmogelijkheid, deze in zoo groot getal ter beschikking te hebben , is het boek zeerwelkom .Vele stukken mogen als zeer interessant aangestipt worden .Het eerste handelt over den aanvang der folklore, over den oorsprong van den naam , de eerste beoefenaars en den vooruitgang in onze tijden daarin gemaakt. In verscheidene andere,de belangrijkste deelen van het boek, leert hij hoe men destoffen in hun ontstaan en ontwikkeling kan volgen . Hier toont hij, hoe goed hij zich ook in de andere vakken der folkloretehuis gevoelt . In Virgile au moyen âge, in La Fille aux mains coupées, laat hij ons de wording en verspreiding van sagen en sprookjes van nabij beschouwen , met de invloeden die daarbijwerkzaam zijn. Een , zelfs grondige, kennis van een enkel gebied zou bij een vergelijkende studie van weinig nut zijn;want, terwijl een thema hier als lied voorkomt, vertoont het zich elders onder een verschillenden vorm, als sage, ofnovelle of sprookje, en wordt tot de behandeling ervan een veelomvattende bekendheid ook met de overige vakken vereischt.Wij mogen eindelijk niet onvermeld laten de geleerde dochal te korte studie, aan een verzameling gewijd , die ons na aanhet harte ligt: wij bedoelen de Chants populaires flamands in 1879 door Lootens en Feys te Brugge uitgegeven . Zonderling genoeg, dit boek werd meer in den vreemde dan ten onzentbesproken . De Puymaigre vergelijkt eenige liederen met de vormen , die ze bij andere volkeren aannemen , en de bekende ballade van Barbel maakt hij tot middenpunt dier vergelijkendestudie .Het boek is een goede aanwinst: het is wetenschap van goedgehalte onder een klaren en voor ieder verstaanbaren vorm.AUG . GITTÉE.26Vertelsels van Jan Iederman .>Het is ons niet weinig aangenaam , reeds in het allereerstenummer van «Volkskunde» de aandacht te kunnen vestigen op eene onderneming, door eenen onzer wakkerste uitgevers op touw gezet, en naar ons bescheiden oordeel geroepen , om velergoedkeuring weg te dragen .Onder het naar wij meenen zeer gelukkig gekozen opschrift:Vertelsels van Jan Iederman, laat de firma Paul Buschmann, teAntwerpen , eene reeks boekjes verschijnen , die meer dan welkeandere poging ook zullen bijdragen , om den smaak voor de naïeve , reine en dichterlijke voortbrengselen onzer nationaal Vlaamsche volksletterkunde , misschien nog meer bij dengrooten hoop dan bij de kleine schaar der meer ontwikkelden ,op te wekken.Elk nummer dezer reeks, dat, op gemiddeld twee à drievellen druks , een drie- of viertal oorspronkelijke Vlaamsche sprookjes zal bevatten , wordt versierd met eenige grootere en kleinere houtsneden ( tusschen den tekst) en zincographiëen(buiten tekst) , alsmede met een omslag, waarvoor een talentvol Antwerpsch kunstenaar eene teekening leverde .Enkelen , die in de makers onzer Nederlansche woordenlijsten de hoogste taalkundige autoriteit begroeten , zal wellicht het woord «vertelsels» minder aangenaam in ' t oor klinken.Dezen gelieven te bedenken , dat ons volk zich overal van ditwoord bedient, om aan te duiden, wat men in het buitenlandpleegt te verstaan onder de benamingen Märchen, tales, eventyr ,contes, racconti, enz . , terwijl het woord sprookje, terecht alsmeer letterkundig te beschouwen , — nooit of nergens uit denvolksmond vernomen wordt. Zeker, benevens sprookje en vertelsel bestaat ook nog vertelling . Doch, kan men er den verzamelaar van de ongekunstelde voortbrengselen der. populaire phantazie eene grief van maken, dat hij de voorkeur heeftgegeven aan de bij den duizendhoofdigen maker zelven eenigin eere zijnde benaming? Wij meenen het niet!Het woord «vertelsel» schijnt trouwens reeds burgerrecht>>27te hebben verworven in onze taal:geleerden als Gezelle, Lootensen Feys, hebben het, hetzij in het bekende West- Vlaamscheweekblad Rond den Heerd, hetzij in de afzonderlijk verschenenOude Brugsche Vertelsels, reeds voor jaren als geijkten termaangewend.Tegen eenen zeer geringen prijs verkrijgbaar gesteld , zullen Buschmann's Vertelboeken ongetwijfeld in vele, zeer velebanden komen. Door inhoud en stoffelijke uitvoering uitmuntend geschikt, om aan de leerlingen van onze lagere scholen ,en zelfs aan de bezoekers van de laagste klassen der middelbaregestichten van beide graden te worden uitgereikt , durven wijze den heeren onderwijzers en leeraars gerust aanbevelen .Aan eenige tientallen exemplaren , worden daarenbovenwetenschappelijke aanteekeningen en referenties toegevoegd ,welke de boekjes ook voor folkloristen tot eene zeer welkome gave zullen maken .De wakkere uitgever machtigt ons, éen der vertelsels, welkehet eerste nummer zijner reeks zal bevatten , in dit tijdschrift afle drukken .Met dankbaarheid maken wij van deze zoo welwillend verleende vergunning gebruik . X.Van de Koningsdochter ,Daar was zoo eens een bakkersknecht, die , van zijnen meesterweggejaagd zijnde, en niet wetende, waar huis of kluis te vinden,zich op weg begaf naar eene verre stad .Onderweg kwam hij in een groot, groot bosch , waar hij geen levend zieltje zag of hoorde. Eindelijk, na lang gedwaald te hebben,hoorde hij plotseling een gejammer, zoo iets als eene vrouwenstem die kreunde, en toen hij aandachtig geluisterd had , ging hij in de richting, van waar de stem scheen te komen, op zoek .Nu, ja , herkende hij het duidelijk: het was wel eene vrouwenstem! Het geklag werd luider en luider, en ten slotte ontdekte hij in den grond eene kleine opening, waaruit het gekerm scheen op te stijgen. «Wat mag dat beduiden ,» dacht de jongen , en hij boog zich , brandend van nieuwsgierigheid, over de opening, en vroeg,wie daar zoo bitter schreide?28>«Eilaas! Eilaas! v antwoordde de onderaardsche stem,» wie gij ook zijn moogt, verlos mij, och! verlos mij! Ik ben eene Koningsdochter! Twaalf wreede roovers hebben mij ontvoerd! Voor weinigedagen zal ik levend gebraden , en door mijne verdrukkers opgeëtenworden! Verlos mij, och! verlos mij! Ik zal u mijn rijk en mijne hand tot loon geven! «Ik zal er u uit halen!» zei Jan , enmet zoete woorden vertroostte hij het meisje, en dacht bij zichzelven: «Als ik nu maar wist, hoe in dien kuil te geraken!»Hij had nog nauwelijks eenen blik rond zich geworpen, als hij eenen steenen zerk ontdekte , waarop twee doodskoppen verbeeld waren . En zie! nauwelijks betreedt hij den steen, of daar begint het te bellen en te klingelen en wip! de zerk kantelt onverwachts om , en onze knecht bevindt zich in eenen diepen onderaardschen kelder, waar hem , uit eenen smallen duisteren gang, eenoud leelijk wijf te gemoet komt.«Nog een voor den kookpot! , gromde het wijf, Jan scheel beziende. Maar de knecht, die niet dom was, vroeg met stoute stem ,om den kapitein te spreken , er bij voegende, dat hij niets vurigerwenschte dan van de bende deel te maken .«Hebt gij al ooit gemoord en gebrand?», vroeg de hoofdman ,,als Jan voor hem verscheen .«Of ik gemoord en gebrand heb?» vroeg de jongeling onbe schaamd lachende; «ik ben juist voor zulke heldendaden uit mijnland gebannen!«Dan zult gij ons te pas komen,» hernam de moordenaar.«Verneem dus, wat wij van u allereerst verwachten! Acht dagenlang zult gij de bende op alle tochten vergezellen . Indien gij u al dien tijd dapper gedraagt, zult gij op gelijken voet gesteld wordenmet ons allen!»Zoo gezegd , zoo gedaan! Jan toonde zich zoo geslepen , als ze opstelen uittrokken; hij ging zoo verschrikkelijk te werk , als zijmet hunne slachtoffers soms handgemeen werden , dat hij op minder dan drie dagen aller vertrouwen genoot, en zelfs als de wreedsteen moedigste der geheele bende bekend stond .«Ik ben tevreden over u ,» zei hem de kapitein . «Gij zijt eenkloeke kerel, en men kan op u rekenen. Wij worden sedert eenigentijd achtervolgd , en hebben eenen dapperen gezel van noode,om, als wij op eenen rooftocht uit zijn , der kuil te bewaken.Van morgen af zult gij u met deze taak gelasten . Neemtgij aan?29>>«Ik neem aan, ” zei Jan , en hij lachte niet weinig in zijne vuist;immers, dat was juist koren op zijnen molen!«Luister dan goed naar mijne bevelen,» voer de kapitein voort.Wij houden hier eene koningsdochter opgesloten , die aanstaande week gedood en opgeëten zal worden . De beste soldaten van den koning, haren vader, zijn op zoek . Pas dus wel op , dat men ze nietontschake! Want, zoo gij de gevangene laat wegvoeren , dan hakkenwij u zoo kort en klein als ..... muizemeel!»«Laat ze maar afkomen , zei Jan , terwijl hij de vuist toonde .«Ik zal ze op mijne wijze onthalen!» En om zijne woorden meerkracht bij te zetten , begon hij heel serieus zijnen degen te wetten .Dat was me goed! Maar ' s anderdaags waren de roovers nog geen arm half uurken weg, als Jan de oude heks dood sloeg, ze in brokken sneed , en zoo in de marmit stak , en , na ze in het water tehebben laten weeken , waarschijnlijk omdat zij er nog al taai uitzag,over den heerd te zieden hing . Daarna snelde hij naar de konings dochter, deze was het schoonste meisje, dat er onder de zonne leefde, - hief haar zonder veel aarzelen op zijnen schouder, enzeide: «Komaan, hier ben ik nu , om u te verlossen!» Hebdank! Heb dank,» zuchtte de prinses, en zij stak hem eenen goudenring aan de hand, en kuste hem teederlijk .In minder dan eene minuut tijds was Jan met zijnen kostbarenschat den kuil uit, en ... op de vlucht!Jamaar, ondertusschen waren de roovers thuis gekomen! Ik laatu denken , of ze woedend waren , toen ze noch van de prinses nochvan Jan eenig spoor meer zagen , en ten slotte nog de oude heks inden ketel vonden , in duizend stukken gehakt.«Op nu , gezellen! vloekte de overste, «allen te peerd . De schelm is ongetwijfeld met de prinses ontvlucht! Wij zullen en moeten hem terugvinden!» - En allen sprongen in ' t zaal, enrenden in vollen draf het bosch in!Als de vluchtelingen eenen tijd lang gegaan hadden, lei de bakkersknecht, die voorzag, dat men hen zou pogen in te halen, zich met het oor tegen den grond , om te luisteren! «Peerden ,» zei hij verschrikkend. «Ik hoor peerden ... Kom! Laten wij ons hier achterdezen boom in ' t hooge gras neerleggen; ik zal wat droge blaren entakken over ons trekken . Dat zal hen misleiden , en zoo zullen zeons ongetwijfeld ver vooruit geraken , en daarna langs eenen anderen weg naar den kuil terugkeeren.Waarlijk, 't was hoog tijd! Hoor! Daar klonken de peerden>>>D30>dehoeven nader en nader bij de plaats , waar zij verstoken zaten , en weldra reed de geheele bende , vloekend en tierend als bezetenen ,bloote zweerden boven het hoofd rondzwaaiende , met lossen teugelvoorbij. «Vooruit , mannen!» hoorden ze den hoofdman roepen .Wij zullen ze wel inhalen! En dan wee hun! Wij kerven ze zookort en klein als ... muizemuil!»Als nu alle gevaar weer voorbij was, zetteden zij hunnen wegvoort. Doch, het begon al duister te worden , en eilaas! nievers zagen ze het minste hutteken, waar ze konden vernachten, of tenminste den weg vragen . Zoo kwamen ze op het laatst aan eene groote zee, en zagen daar een prachtig schip voor anker liggen ,waarinzij , na lang en aanhoudend bidden , opgenomen werden . Jamaar,de kapitein , die om hare groote schoonheid weldra op de konings dochter verliefde, deed Jan reeds den eersten nacht in de golvenwerpen, en dwong de prinses , hem onder eed te beloven , dat zij met hem zou trouwen , en hem aan haren vader als haren verlosservoorstellen .Wat was er intusschen met Jan voorge vallen?Op een stuk hout aan land gezwommen , kwam hij daar, bibberend van koude en uitgeput van vermoeienis , op het kerkhof vancene groote stad , en , geen geld meer hebbende, om zich een nachtverblijf te verschaffen , legde hij zich onder Gods hoede op dengrond te slapen. Heer in den hemel , menschen! nauwelijks had hijde oogen gesloten, of hij schrok wakker, en zie , daar zweefde langsde grafterpen een akelige geest , en eene ijselijke stemme klaagde:«0 wee! wee! wee! Wie zal mij verlossen? Wie zal mij toch verlossen?«Dat zal ik ,» zei Jan , die van geen kleintje verveerd was! «Zeg mij maar ras , wat ik doen moet!»«Och vriend - lief,» antwoordde de geest, tot hem naderende;«ik ben bakker geweest gedurende mijn zondig leven , en ik heb met schraven en slaven groote schatten vergaderd. Ongelukkiglijk heb ik éen enkel schepeltje meel gestolen , en tot mijne eeuwigeramp ben ik gestorven, zonder restitutie gedaan te hebben . In mijn huis liggen drie groote potten vol goud verborgen . Ga er heen!Neem duizend dukaten , om de restitutie te doen , en behoud al het overige voor u . Ziehier mijn testament: ik vermaak u al mijneschatten! Daarna wees hij Jan het huis, waar de rijkdommenverborgen waren, alsmede dat van den bestolene, aan wiens erfgenamen de restitutie moest gedaan worden , en Jan , na des dooden>>31wensch stiptelijk volbracht te hebben , heropende de bakkerij ineigen naam.Nu wilde het toeval , dat juist in deze stad de machtige koning woonde, wiens dochter onze vriend gered had . Korten tijd daarnawerd de kapitein met de prinses in het paleis ontvangen , en weldra sprak de geheele stad van niets anders meer dan van de wonderbare redding van het overbekoorlijke meisje, en van het huwelijk , datde edelmoedig gewaande kapitein eerlang met de verloste prinses zou sluiten .O wonder! de schoone bruid, hoe meer de dag van het feest naderde, zag men al droever en bleeker worden! Geheele dagendeed zij niets dan zuchten en treuren , en , wat men er haar ook om plaagde, niemand wilde zij zeggen , wat haar deerde.Dat alles vernam op zekeren dag de bakker, en spoedig was zijnbesluit genomen . Hij wist den kok van ' t hof over te halen , om voor het belegde huwelijksfeest al de gebakken bij hem te besteden ,en, alsof hij zelf de gelukkige bruidegom zijn moest, liet hij zichbij den rijksten snijder van de geheele stad een allerprachtigste feestkleed verveerdigen .Nu was de dag van het feest aangebroken; ' t huwelijk was vol trokken , en het gansche hof zat aan een schitterend feestmaalvereenigd .Zoo geraakte men aan het nagerecht, en zie! Daar brengt eender dienaren een heerlijk gebak op tafel, waarop eene schoonemaagd verbeeld stond , in eenen onderaardschen kelder, op eenenstroowisch vastgeketend, en bewaakt door een afschuwelijk wijf!Iedereen bewonderde het kunstwerk , en prees den vernuftigen maker; alleen de arme bruid sprak geen enkel woord , maarzuchtte, zuchtte, zuchtte! Zij toch verstond , wat dit beeld beduidde! Zou dan haar nederige redder, haar eenige beminde nogleven?Daarna bracht men een tweede gebak , dezen keer twee vluchte lingen verbeeldend , welke, onder droge bladeren verscholen, metangst uitkeken naar eene bende ruiters, die met ontbloot zweerdkwamen aanrijden . Al de gasten bewonderden opnieuw dit reusachtige gebak; alleen de prinses werd nog bleeker, nog bleeker, en zatdaar zoo roerloos als een marmerbeeld .Eindelijk werd nog een derde gebak opgedischt, en , toen ook dit werd opgesneden , lag daarin een gouden ring verborgen!Nu klom aller verbazing ten top, bijzonder toen de oude koning,32den ring herkennende voor een geschenk , dat hij lang geleden aanzijne dochter gegeven had, nadrukkelijk uitleg vroeg over al dezegeheimen .Doch de arme bruid kon of durfde niet spreken , en begon , voor alle antwoord , bitterlijk te weenen ...Toen werd de kok geroepen , en de koning gebood hem dengene,die deze gebakken had verveerdigd , onmiddellijk voor hem te ontbieden .Nu haalde Jan zijn rooverskostuum te voorschijn , zoodat hij ergeheel uitzag als op den dag, toen hij de prinses verlost had, en begafzich vol hoop naar het hof. Maar nauwelijks had de prinses hem bemerkt, of zij slaakte eenen luiden gil , en vloog hem in de armen ,al snikkende en al sneekende: «Vergiffenis! Vergiffenis! Ik benniet schuldig. ) – Dan opор den kapitein wijzende, voegde zij er bij:«Deze daar heeft mij gedwongen!»Nu verhaalde de bakkersknecht, hoe hij de prinses ontdekt enverlost had, hoe de valsche kapitein hem had willen verdrinken , omzich zelven als haren redder aan te stellen , en hoe hij , ten einderaad, deze gebakken had verveerdigd , om op die wijze aan zijne geliefde te doen weten , hoe wonderbaar hij aan den dood ontsnaptwas.De koning was zoo vertoornd op den bedrieger, dat hij hem onmiddellijk deed gevangen nemen . Jan verkreeg nu de hand derprinses, en ' s anderdaags werd een nog veel schooner feest gevierd ,terwijl ondertusschen de beul des meincedigen tong langs zijnenhals uitrukte , en hem daarna , in tegenwoordigheid van de geheelestad , het hoofd afsloeg .FOLKLORISTISCHE KRONIEK.Antwerpen .A. In den aanvang van December 1. 1. vergaderde hier ter stedeeen tamelijk groot aantal Antwerpsche leden der afdeeling «Volkskunde» van «Het TAALVERBOND.» Er werd overeengekomen , datde Antwerpsche leden iedere maand eene vergadering zullen houden en eene plaatselijke afdeeling vormen .Zonder het doel der algemeene afdeeling «Volkskunde» of van de Vereeniging uit het oog te verliezen , willen de leden er zich bijzonder op toeleggen , de folk -lore van de stad en provintie Antwerpenop te maken .33:Met 'het oog op de ontworpen werkzaamheden werd, op last derAntwerpsehe onderafdeeling , een prògramma' opgemaakt, dat, hobbeknopt en onvolledig ook , den opzoeker,'ook in andere provintiër,althansvoorloopig HotBaak kan strekkehr!Wij laten het, ten behoeve onzer belangstellende lezers:en meded ,werkers, in zijn geheel volgen. "Defolkloristische schat eener gegevenstadofstreek moetbevatten:..2CI. - Mondelinge of gesprokene Letterkunde (4),1. Sagen , - omvattendea) 1. Goden-, spook -, geestensagen; vurige wagens , -- boomen ,mannen, kalveren, - honden , - katten; witte konijnen;zwarte vrouwen of á madammen»; wāterduivels, Alven en Alvinnen , Kludde, weerwolven , enz...2. De sagen omtrent den oorsprong, de bevolking, de ver woesting van ' steden en dorpen; do logonden die een of anderkasteel, huis of steen , of ook wel eene plaats of eene straat betreffen;overleveringen omtrent het bouwen van kerken , -het kiezen vanpatronen voor 'die kerken; den doop en de verdwijning van -klok- ken, heiligenbeelden , enz .;: historische voorvallen of personen ,waarvan bij het volk nog herinneringen bestaan .6 ) Sprookjes en vertelsels . Mythische: drakien ,. lintwormen,gevångene en «verwenschte» -koningskinderen ,,reurzen , dtvergen ,menscheneters;sterkte en moed, zwakheid en list; domheid en gelok,dooppeters en doopmeters, duivel en dood; --- verkrestelijkte heiden sche mythen: Onze Heer en St. Pieter, oorsprong van zekere standen ,dieren, plaatsen, stroomen en bergen; St. Eloy, St. Martens, desmeden, b . y. Smeke-smee; -diersprookjes: b . Via «Wat: de maerelzingt en de kwakkel slaat»; -- dankbare dieren en too.uerkracht heb bende voorwerpen; - de onnoozelaars, b. v . «van den boer metzijn ezelken '»'; - de veranderde namen , b . v . Mijnheer Allege bas»; -- dieven en bedriegers, b.v.Jany de slimme dief; ~ leugen,en kwelsprookjes; sprookjes met herhalingen , b . v.Tippen»; - anecdoten, kluchten , vertellingen , om met volken ofvolkstammen ( met de Walen b.v.), met standen , steden of dorpen tespotten ':c) Liederen: historische --; liederen , die op zekere dagen gezonD& vanatde0en(1 ) Van «Volkstaal wordt hier opzettelijk geen gewag gemaakt.3- 34.gen worden; minne-, studenten-,, prijskamp-, tafel- en werkliederen; -spotliederen op refereinen tegen Walen , Franschen , enz .. d) Bakery, kinders en speelliederen .e) Spreuken en spreekwoorden; rijmen over het weder en dejaargetijden; vergelijkingen.Raadsels, spreekoefeningen en woordspelen .g ) De bijgamen , gegeven aan de inwoners eener stad , aan harewijken , aan omliggende streken , steden of dorpen , aan zekerestanden , aan zekere soldaten , enz..h) Gebeden, aflees- en bezweringsformulieren .i) Uithangborden; opschriften .>IIH.... Het Bijgeloof.1. a) Bijgeloof omtrent dagen , weken en maanden .b) Omtrent dieren en planten .c ) Omtrent juweelen , geld , kleur der kleedingstukken , ontmoe tingen .d) Bijgeloof aan zekere standen eigen: b . v . aan smeden ,scheepslieden , koetsiers, schouwvagers, bakkers, winkeliers.e) Omtrent voorwerpen in het huishouden: mes, vork , pepervat,zoutvat, stoelen .f ) Omtrent ziekten .2. a) Gebouwen, waar het spookt, kerken met geesten. De vogelen , die den toren bewonen . De klank van klokken en bellen .6) Huizen van bijzonderen: klopgeesten; de nummers der huizen .c) Tuinen , parken, waranden , markten en kerkhoven; of heter spookt?d ) De goten en riolen: dieren, spookgestalten , geruchten .4 ) Voornamelijk: het bijgeloof van den Scheldekant: de werf, dedokken, de schepen.3) Tooverij, kwade hand, betooverde vruchten en giften , ziektein huis en stal , de nachtmerrie, enz..III. - Zeden .a ) Kleederdrachten . Vroeger en nu.6b ) Zekere spelen , feesten en gebruiken der volkslui . — Wanneer?kinderen .c) Plagerijen , waarvan de eene wijk de andere, de eene straat de andere, of de Antwerpenaren de boeren en vreemden in 't algemeen het voorwerp maken. Geplogenheden bij geboorte , huwelijk,>35 undscheren , baden , baardsnijden , uitvallen van tanden , afsterven ,begraven , verhuren , koopen, bouwen , verhuizen. Wat men cet opzekere dagen? Vormen , die men aan brood , boter of kaas geeft.IV . Populaire Geneeskunde.a) Straatremedies , Beruchte straatdoctors of doctoressen . Ziekten aan zekere standen , stielen , wijken eigen; waaraan ' t volk die toeschrijft? - Het «grootgaan»»; de vrucht; de onvruchtbaarheid;barensnood; voorbestemdheid des kinds; de nagel of beter: denavelstreng; kerkgang; voeden; melk der moeder; middelen , om erveel te hebben; kinderziek ten; opdracht aan heiligen; beêwegen .b) Opmerkingen omtrent de bevolking. Vorm van schedel enneus. Kleur van haar en oogen . Lengte, dikte en gewone mismaakt beden . Verschil tusschen de bevolking der wijken .>CB. Op Dinsdag avond, 21December, had wederom eene zeermerk waerdige vergadering van de plaatselijke afdeeling «Volkskunde •plaats. Een aanzienlijk aantal leden en belangstellenden waren opge komen . Na lezing van het uitgebreid verslag der voorgaandeopeningszitting» door den heer K. E. de Bom, secretaris, en de mededeeling van eenen brief van het Algemeen Bestuur van Het TAALVERBOND» , .werd kennis genomen van een ontwerp van veror dening, door het bureel opgemaakt, en dat in eene volgende verga dering bepaald zal aangenomen worden .Op voorstel van den secretaris uitte de plaatselijke afdeeling den wensch , dat het bestuur der algemeene afdeeling «Volkskunde»zich zou gelasten met het opmaken van eenen omzendbrief, waarinop beknopte en heldere wijze zou worden betoogd , wat door«Volkskunde» bedoeld wordt, en hoe men verzamelen moet. Dezeomzendbrief zou gericht worden tot dag- , week- en maandbladen,tot de onderwijzers en ook, vooral, tot de andere leden van «HetTAALVERBOND»; immers, omdat het ontegensprekelijk is , dat vele leden , die aan de afdeeling dienst zouden kunnen bewijzen, tot nog toe verzuimden, zich te laten inschrijven .Daarna besprak men het samenstellen van eene bibliotheek der plaatselijke afdeeling: de zoogenaamde «blauwe boekjes» (als Fortunatus' Borze, Malegijs, Thijl Uilenspiegel, de Vier Heemskin deren , van Paemel's liederen, enz. ) alsook dee mannekensblåren» ,«koningsbrieven» , en wat dies mcer, die eenen zoo grooten invloed>36.د. ۱۸: ۱۰۱۰ ۱۰۰ او د19op onsvolksleyen uitoefenen , moeten in de eerste plaats verzameld worden . Verscheidene leden beloofden , noor de a . $ . vergaderingeenige dergelijke boekjes aan de afdeeling ten geschenke te geven .Voor deze zitting zal ook eene zoo volledig mogelijke lijst worden opgemaakt van de in Zuid- en Noord-Nederland verschenen folkloristisehe werken .De heer voorzitter, Pol deMont, droeg daarna eene zeer omvangrijke studie: voor «Over:Volkskunde..) Hoogstmerkwaerdige;bijzonderheden werden aldus vernomen. Wat vooral in het oog springt eis , dat bij andere volkeren de Folk - lore eenen zoo hoogen trap bereikte, terwijl wij om zoo te zeggen , hier te lande ,eerst nu van wal steken . Bij de vele leyenskrachten , die de afdeeling betoont,mag men er zich echter, aan verwachten , dat ook welhaast tenonzent op dit gebied vele werkers zullen aangetroffen worden . Zoo kon de heer de Mont aan de vergadering mededeelen , dat voorweinige maanden een paar leden ( 1 ) der Vereeniging een boek zullen in het licht geven , bevattende een zeer aanzienlijk aantal volkskun dige bijdragen uit verschillige Vlaamsehe gouwen , doch vooral uit Antwerpen en Brabant bijeengebracht....,Deze goed bestede, zitting werd besloten door de voorlezing van eenige valkssprookjes, door den heer de Bom pas opgeteekend.. De afdeeling «Volkskunde» is op de goede baan . Ook te Brus- ,sel en te Gent komt naar men verzekert, eerlang eene afdeeling totstand. Des te beter! ( De kleine Gazet).ܝ ܐ ܝ:.1

از و

Gent.i1Aan de Hoogeschool van Gent heeft, zooals naar gewoonte , deheropening der leergangen eene reeks nieuwe genootschappendoen ontluiken . Wij tellen onder deze eenen nieuwen uitsluitend,Vlaamschen kring, samengesteld uit de, leerlingen der Talenafdeeling, onzer Vlaamsche Normaalschool. Het Academisch Genootschap,voor Germaansche Philologie is , werkzaam sedert de maand Decem .. ber . Het houdt zich bezig met allerlei letterkundige vraagpunten, diede Germaansche talen aangaan , alsook metde heden zo gevierdenieuwe wetenschap, die daarmede in betrekking staat: de Folklore ..(1 ) Namelijk , de secretaris der Antwerpsche onderafdeeling, de heer K. Ë.de. Bom, en Pol de Mont.37Ons Programma.Zonderling genoeg: het is in Vlaanderen dat het eerstefolkloristisch tijdschrift het licht zag, en wel voor meer danveertig jaar. Wij moeten echter bijvoegen, dat die eer niet aan een Vlaming toekomt: de ziel ervan was een Duitscher,J. W. Wolf, een jong mensch van degelijke geleerdheid ,gansch op de hoogte van het grootsche streven van JakobGrimm , en die , gedurende zijn kort verblijf hier te lande, op' t gebied der folklore van Vlaanderen zeer werkzaam was. Hijverbleef hier een paar jaren , eerst te Brussel , dan te Gent,ongeveer van 1842 tot 1845; hij stelde zich in betrekking metvele vaderlandsche letterkundigen en wist hun ook voor devolksoverlevering belang in te boezemen; tot samenstellingzijner beide le Leipzig verschenen verzamelingen waren hemvooral behulpzaam Prudens Van Duyse, de gebroeders Jaak enAdolf Van de Velde, Vrouwe Courtmans, Dr Van Swijgenhoven ,Stroobant , Blommaert e . a . Het langst werkte in deze richting Prudens Van Duyse, die het vak van het berijmd sprookje nietzonder talent beoefende. In de bijdragen die hij aan Wolfleverde, valt het echter te betwijfelen of zijn poëtisch vuur soms niet aan de nauwkeurigheid afbreuk deed .Wolf beproefde in 1843, in de drukkerij Annoot-Braeckman te Gent, een folkloristisch blad te stichten onder den titelWodana , Museum voor Nederduitsche Oudheidskunde. Hetbeleefde slechts twee afleveringen , de eerste van 120 , de tweede van 100 bladzijden . Beide waren voorafgegaan van een weten schappelijk gedeelte, waarin Wolf, die vooral mytholoog was ,het verband trachtte aan te toonen van de gezamelde stof met onze oude godenleer. Beide afleveringen verschenen ook zonder de inleiding ( L bladz. ) , onder den titel Grootmoederken .De uitgave werd dus vroeg geschorst. Waarom? — Wist zijgeen belangstelling te wekken? Was de prijs te hoog? De warereden is ons onbekend . Wat er van zij, Wolf was intusschennaar zijn vaderland teruggekeerd , en de folkloristische beweging.438in Vlaanderen stierf uit . In 1853 stichtte Wolf het Zeitschriftfür deutsche Mythologie und Sittenkunde (Göttingen, Dieterich4 jaarg.) tot hetwelk de gunstigstbekende Duitsche geleerdenhunne meewerking verleenden .Den verdienstelijken man moet Vlaanderen dankbaar zijnen daarom hebben wij hier zijn aandenken hulde gebracht .Vlaanderen was weer in slaap gedompeld , en op onze beurtzullen wij beproeven , het nog eens wakker te schudden . Wij hebben de hoop, dat het thans meer dan vroeger het hooggewicht der volkskunde zal inzien , en , nu al de beschaafdelanden zich in deze richting bewegen , op zijn beurt zich aan ' t werk zetten om zijne folklore te zamelen . De groepeeringvan in de zaak belangstellende personen , die in den laatstentijd heeft plaats gevonden , en wel in het «Taalverbond»boezemt vertrouwen in voor de toekomst: het staat te verwachten , dat deze beweging thans in hare ontwikkeling niet meer zal gestuit worden .Wij hebben hier tot doel , een kort program te ontwerpen vande werkzaamheden , welke tot de taak onzer folkloristen behooren: wij willen aantoonen , wat , hoe , en bij wien gezameld moet worden .UitgestrekTHEID DEZER OPZOEKINGEN. De folkloristische beweging bestond langen tijd alleen in het zamelen van sprookjes en sagen . Van lieverlede werd het gebied dezer opzoekingen uitgebreid , en thans mag men door de studie der folklore verstaan:het noteeren , onderzoeken en uitleggen van alles wat tot het leven en de beschaving der lagere standen behoort. Het leven des volkstreedt in al zijn eigenaardigheid op vooral in alles , wat door overlevering blijft voortbestaan: in zijn sprookjes, sagen ,liederen; zijn spreekwoorden , gezegden , raadsels; zijn naïef geloof, zijn zeden , gebruiken en gewoonten. In de laatste tijden werd ook de aandacht geroepen op de kleederdracht, sieradenen juweelen, de gebaren , de dischgewoonten .De FOLKLORE BIJ DE GROOTF menigte . Al deze begrippen zijnschatbare oorkonden voor de beschaving, welke de menigtebereikt heeft. Er was een tijd toen de onderscheidene standenvan het volk nagenoeg op denzelfden trap van ontwikkeling39-slonden: dat was namelijk in de middeleeuwen, toen de dichternog vaak niet verder was gekomen dan de groote massa in descheiding van het wonder en de werkelijkheid . Het ontwakenvan den kritischen geest, den grondslag onzer positieve wetén schap, scheidde de maatschappij in twee klassen: geletterden en ongeletterden . Deze laatsten , welke steeds vreemd blevenaan de wetenschappelijke vorming, immers, hoe vaak is nogheden het volk niet verstoken van de weldaden der geleerdheid? vervolgden door zich zelve, en nagenoeg zondervreemden invloed , de ontwikkeling welke zij voor de scheidingder standen bereikt hadden: om deze reden is het , dat de zakendie wij willen zamelen , vooral behooren tot den gedachtenschatder menigte. Sedert eeuwen vindt ze genoegen aan dezelfdesprookjes, aan dezelfde liedekens; eeuwen lang gaf zij op hare gezellige samenkomsten dezelfde raadsels op; onze spreekwoorden zijn niet van onlangschen oorsprong; zij wortelen inde geschiedenis onzer taal en zijn vaak overblijfsels van devroegere ontwikkeling.De FOLKLORE BIJ DE BETERE STANDEN . De spreekwoorden zijnjuist eene der zaken , welke , tot het taalgebied behoorend, mede lot de geletterde standen doordrongen . Toch zal iedereen zich bewust zijn , in hoeveel grooter getal zij bij ongeletterdenvoorkomen . Benevens die geijkte gezegden of volzinnen , bleef bij de betere klassen veel van de vroegere beschaving over,en dit , door de macht der gewoonte. Dikwijls kon het licht der wetenschap het eenmaal ingewortelde maar niet doen verdwijnen . Bij de beschaafderen bestaan die overblijfselen vooral op ' t gebied der gewoonten , zeden en geloof. In al de overige vakken deed de hoogere nieuwe beschaving eensteeds dieper verachting ontstaan voor de afgoden wien men eens geofferd had: sprookjes, volksliederen , raadsels , stiervenlangzamerhand bij de Gebildeten uit , en van daar komt ook deschuchterheid , welke de groote menigte aan den dag legt , wan neer wij naar hare overleveringen vorschen . Vele van die overblijfselen ( survivals ) konden wij opnoemen, doch het zij onsgenoeg, hier te hebben doen uitschijnen , dat onze opzoekingen zich ook tot de betere standen moeten uitstrekken , HiermedeC 40 --is ook gewezen op de taaiheid van leven , welke de folkloresteeds aan den dag legde .INDEELING . - De stoffen , die wij willen zamelen, laten zichin de volgende rubrieken indeelen:I. Gesproken letterkunde;II . Volkshumor;III . Spelen en volksvermaken;IV. Volkszeden , gewoonte en geloof.Gesproken letterkunde .Onder dezen naam begrijpt men alles wat bij het volk dat nietleest, de geestesvoortbrengselen der beschaafden vervangt. Dezestoffen zijn de grondbestanddeelen van elke letterkunde: de verstandelijke schat eens volks staat zooveel te dichter bij de nog onderde menigte bekende vertellingen , als het volk minder in evolutie vooruitgeschreden is .SPROOKJE. - In de eerste plaats komt het sprookje of vertelsel,waarin het wonder meestal een plaats inneemt en dat zich onder scheidt door de algemeenheid , welke het in het noemen vanplaats en persoon in acht neemt: «er was eens een koning (wie,wordt niet gezegd) en die koning bewoonde een groot kasteel (waar,wordt niet vermeld) .» Dikwijls speelt het sprookje in den tijd toen de beesten spraken ...Sage. — De sage duidt dikwijls den tijd aan op meer bepaalde wijze; in elk geval vindt een kristallisatie plaats . De sage hecht zich aan een vaste plaats: van daar de plaatssage; ofwel aan een persoon:van daar de personensage.De hooger genoemde sagen zijn gewoonlijk historisch, d . i . zij hebben een historische kern , dikwijls echter zeer gering ( menvergelijke de ontwikkeling der Hubertsage) .Van mythologischen aard zijn de sagen , welke uit het volksgeloof ontspringen: b. v. al de sagen van spoken , weerwolven , geesten,welke niet zelden de namen der plaatsen bepaald hebben: de Nekkerspoel le Mechelen; de Helleput te Dendermonde.De sagen , welke van heidensche personages, niet zelden deGermaansche goden, op roomsche heiligen overgingen , hebben niet,volgens ons, recht op een bijzondere rubriek; met de meeste Duitsche mythologen vermijden wij liefst den vreemden naamlegende, die vaak verwarring voortbrengt: in Vlaanderen zijn-41--wij al te lang gewoon geweest alle vertelling, door overlevering bewaard , als legende te bestempelen . Wij noemen dus de vertelsels,waarin personages uit den godsdienst optreden — in Vlaanderenveelal Christus, bij 't volk altijd Ons Heer geheeten, St- Pieter,St- Amandus, St-Jan , St- Elooi e . a . -- heiligensagen en vatten ze hoogstens op als een onderverdeeling der sage. Toch zullen wij hierbijvoegen, dat de personen van den godsdienst ook in sommige sprookjes voorkomen .Volkslied . — Het volkslied wordt sedert lang verzameld en doorgrond; het is het vak waarin de mecste geschreven oorkonden bestaan . Men kan de liederen verdeelen , volgens zij betrekkinghebben op de geschiedenis, godsdienst, liefde, dans enz.; een systematische indeeling zal de belangstellende vinden in het merkwaardigebock van Dr G. Kalff.SPREEKWOORDEN . — De rubriek der spreekwoorden zien wij aanals een zeer gewichtige: hieronder begrijpen wij niet alleen de eigenlijke spreekwoorden , doch tevens de spreuken , vergelijkingen en puntige gezegden. Vele daarvan hebben betrekking op soms vergeten sagen en sprookjes ( b. v. katten in zakken koopen );andere op uitgestorven geloof ( iets uit zijn duim zuigen ); sommige bevatten cen zinspeling op historische of legendarische personages(b. v. Hij is als Jantje van Amsterdam , zeven jaren op zee gevarenen nog geen water gezien) . Andere komen onder de rubriek deraangehaalde gezegden: «Werken is zalig» , zei de begijn, maar ze deed 't niet gaarne . «Bloed trekt» , zei de boer, en hij kuste zijn- «Alle baten helpen» , zei de begijn, en ze piste in de zee .De spreuken, waarin een geographische aanduiding voorkomt vallen samen met de rubriek «Volkshumor waarover wij evenhandelen .Rijmpje . – De Rijmpjes werden het langst veronachtzaamd, juist wegens de moeielijkheid , welke zij tot een verklaring opleveren .Dit moet ons niet afschrikken . Laat ons eerst zamelen , en na ver gelijking wordt de onzin dikwijls klaar. In dit vak behooren deaftelrijmen , de schommelrijmen, de gebedekens met de populaire parodieën, de speelformules, de spreekoefeningen , de onverstaanbare zinnen , de vingerrijmpjes en allerhande stereotiepe zegswijzen .RAADSEL.. -- De Raadsels spelen in het geestesleven der menigte een groote rol . Het raadsel is zoo oud als de mensch . Zelfs uit deGrieksche en Latijnsche oudheid zijn er ons bewaard gebleven . Zijbebben niet zelden betrekking op de cosmogonie: starren, uitspankalf .- 42sel , sneeuw , regenboog, ei, enz . Vaak zijn zij slechts strikvragen( b. v. het zeer geliefd boerenraadsel: hoeveel krullen zijn er in eenrechten varkensstaart?).Volkshumor.Onder dezen naam begrijpt men alde uitingen der spotzucht, het volk ingeboren . Zij uit zich vooral in de namen ,gezegden en vertellingen die de menigte verzint, om den gebuur belachelijk te maken. De schoenmaker wordt een schoenpinne; het geweer van den soldaat een lange Mie, zijn sabel een broodmes ofeen boterstekker, de apotheker een pillendraaier. Vooral tusschendorpen , steden en volkeren zijn die uitdrukkingen talrijk . Nagenoeg de bewoner van ieder stad of dorp heeft een bijnaam: de Sinjoren van Antwerpen , de Ajuinen van Aalst . Niet zelden berusten zijop een historisch of verzonnen vertelsel: de Brugsche Zotten , de Gentsche Stropdragers, de Brusselsche Kieken fretters. Als voorbeeldvan verzonnen vertelling, schrijven wij het volgende uit onze aanteekeningen af:«Te Hillegem» ( bij Sottegem) , zoo zegt men in de omliggendedorpen, «kan men niet tellen .» Deze zegswijze steunt op de vol gende geschiedenis:Zeven boeren van Hillegem zaten eens bijeen . Zij wisten wel datzij met zevenen waren, en toch, wanneer zij begonnen te tellen ,kwamen zij maar altijd tot zes . «Ik ben ik» , zegden zij altijd,gij is een , twee , enz .» . Zoo telden zij nooit zeven . Na lang na denken vonden zij eindelijk een middel om dit moeielijk vraagstukop te lossen . Zij staken allen hunnen vinger ( 1 ) in een koeienvlaai,en zoo vonden zij zeven holekens. (Gehoord te Burst).enSpelen en Volksvermaken . -Volkszeden, gewoontenen geloof.De volgende rubrieken stellen meer samen wat men de traditio neele ethnographie mag heeten . Spelen, grappen en volksvermaken, zeden en gewoonten , heel hetbonte volksgeloof met zijn onnoembaar getal bijgeloovigheden en bee vaarten, geheel de reeks der volksremediën, zoogenoemde «huis middeltjes,» behooren tot die daden , welke heel het volksleven uitmaken . De termen spreken zich zelve . Wanneer wij herin

  • ( 1 ) Volgens anderen hunnen neus.

-- 43.neren aan de geringe verandering, die de loop der eeuwen aan de aangenomen gewoonte heeft kunnen brengen , zal iedereen begrijpen,hoeveel gewicht aan de noteering der volksgewoonten moet gehechtworden, reeds met het oog op de ware kennis van het volkskarakter,en hoeveel belang deze tak onzer opzoekingen heeft tot de intiemegeschiedenis van ons volk .VOLKSBOEKEN. - Tot deze geheel de ontwikkeling der menigtebetreffende opzoekingen , behoort een onderzoek van den invloed ,welken het boek op het volk uitoefent. Het is dus ook noodig dit laatste punt niet uit het oog te verliezen , en zoo worden wij geleidtot de studie der zoogenaamde volksboeken , welke voor Vlaanderen vroeger bij Begyn of Van Paeniel te Gent, bij Thys te Antwerpen gedrukt werden . Zeer dikwijls hebben ze tot de verspreiding van tbans nog bekende vertelsels krachtig meegewerkt.VRAAGBOEK. Hiermede kunnen wij ons overzicht sluiten . Hemdie zamelt, is een vraagboek , dat zijn aandacht roept op de te onderzoeken punten , vooral in ' t begin een noodzakelijkheid . Binnenkorten tijd zal van onze hand een dergelijk vraagboek verschijnen,waarin de folklore der Vlaamsche gewesten uitvoerig behandeldwordt.BIBLIOGRAPHIE . De verzamelaar mag mede niet onbekendblijven met wat reeds op dit gebied geschiedde. Anders loopt hij gevaar, gedaan werk op nieuw te verrichten . Wij laten hier de titels volgen van de bijzonderste werken , welke op onze folklore betrekking hebben . Onze lijst mag kort zijn , daar , naar wij verna men, van een andere zijde aan een volledige bibliographie gewerktwordt.I. SPROOKJE .J. W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen ( ook gedeeltelijk in Wodana) Leipzig , 1845 .Ad. Lootens, Oude Kindervertelsels in den Brugschen Tongval.Brussel 1868 .Pol de Mont, Jong Vlaanderen . Roeselare 1882.Rond den Heerd, de onderscheidene jaargangen .'t Daghet in den Oosten . Hasselt, 1885-1888.II . Sage .J. W. Wolf, Niederländische Sagen . Leipzig 1843.Id ., Deutsche Märchen und Sagen .Maria van Ploennies, die Sagen Belgiens . Köln 1848. (Franschevertaling van L. Piré) .->44III . VOLKSLIED .Willems.De Coussemaker .Hoffmann von Fallersleben .Lootens en Feys 1879 .G. Kalff, Het Lied in de Middeleeuwen . Leiden 1884.IV. SPREEKWOORD EN VOLKSHUMOR .Reinsberg - Düringsfeld, Sprichwörter der germanischen und romanischen Sprachen . Leipzig 1872. 2 din.Id. , Internationale Titulaturen . Leipzig 1863. 2 din . ( II ,bl . 58-49)Harrebomée, Spreekwoordenboek .Bogaert, Toegepaste Spreekwoorden . Gent 1852 .Joos, Schatten uit de Volkstaal . Gent 1887 .Idiotica van De Bo, Schuermans en Tuerlinckx .V. Rympje .Rond den Heerd .’t Daghet in den Oosten .Van Vloten, Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen . Leiden1871-2. (2 din )VI . ZEDEN, Gewoonten en VOLKSGELOOF.Schayes , Essai historique sur les Usages , les Croyances les Traditions, les Cérémonies et Pratiques religieuses et civiles des Belges anciens et modernes. Leuven 1834 . Reinsberg- Düringsfeld, Calendrier Belge (ook onder den titel:Traditions et Légendes de la Belgique) Brussel 1870. 2 din .M. D. Teenstra . Volksvooroordeelen en Bijgeloof. Amsterdam1858. 2 din.VII . VOLKSBOEKEN .Dr. G. D. J. Schotel, Vaderlandsche Volksboeken en Volks sprookjes. Haarlem 1873. 2 din .VIII . ALGEMEENHEDEN .L. Ph. Vanden Bergh, Proeve van een kritisch Woordenboek der Nederlandsche Nythologie . Utrecht 1846 .Ten slotte meenen wij nog te moeten wijzen op het gewicht eenergetrouwe noteering, zooveel mogelijk met nauwkeurige opgave der bron . Uit hetgeen wij hooger zegden omtrent den oorsprongder folklore , en haar belang tot de geschiedenis der beschaving,zal iedereen begrijpen , dat een willekeurige vervorming dezeopzoekingen alle wetenschappelijkheid zou ontnemen . Veel zal>

45men derhalve in de volkstaal moeten opschrijven , en, meer daneens, vooral in de volksgrappen , uitdrukkingen die ons kieschheidsgevoel kwetsen , door de vingers zien . Men late zich hierdoorniet afschrikken , doch schrijve stoutweg door. Immers , is onsdoel niet: de studie van het volk zooals het is? In het sprekenzou men ze wèl gebruiken , ze neerschrijven zou men niet durven.Men vergete niet, dat de onzedelijkheid eener uitdrukking niet inhaar zelve ligt, doch in het inzicht van hem die ze bezigt . Als voorwerp van ons onderzoek heeft zij dus recht op de toegevendheid ,welke aan alle wetenschappelijke opzoekingen toegestaan wordt.Aug. GITTÉE .>>VERTELSELS.3. Brave Petrus en zijn Zak.Brave Petrus was een goede jongen , die veel medelijden had met de arme menschen . Als hij met koewachten vijf centen won, gaf hij erzes van weg aan de armen. Onze lieve Heer, die alles wist, wildeBraven Petrus voor zijne braafheid eene gunst verleenen , en wachttehem daarom af op eenen weg, waar hij met zijne koeien moest voorbijgaan . Als Petrus onzen Heer gezien had , nam hij tot tegen den grond zijn versleten mutseken af; maar de Heer kwam bij hem en vroeg, of hij Petrus niet was, die bij pachter Sies de koeien wachtte?Ja ik , mijnheer, zegde Petrus, die ben-ek - ik! – Dan heb ik van uhooren spreken , zegde de Heer zoo . Men heeft mij gezegd , dat gij zoo braaf zijt en zoo goed voor de arme menschen . Brave Petrus werdrood tot achter de ooren , omdat de Heer zijnen lof sprak , maar deze hernam: Mij ken-de niet, he Petrus? Weet - de gij , wie dat ik ben?Ik ben ik Onze lieve Heer, en ik ben hier gekomen, om u van drijdingen eene te laten kiezen: ofwel moogt gij recht naar den hemelgaan , ofwel zoo rijk worden als heel de waereld te zaam, ofwel ueenen zak kiezen , waar dat ge alles kunt doen in- en uitgaan,wat gij maar kunt denken of wenschen! - Petrus bepei( n) sde zichniet lang en koos den zak , waar dat hij alles kon doen in- en uitgaan, wat hij maar kon denken of wenschen! En weet- de gijwaarom hij dat deed? Omdat hij toch later ook kon naar denhemel gaan , als hij braaf bleef, en omdat hij met dien zak zoorijk kon worden , als hij maar wilde . Brave Petrus trok nu metzijnen zak naar de weide, en daar stond juist een klein geitje,en weidde zooveel als het maar kon. Hij zegde dan tot dit klein beestje: Geitje, geitje! in mijnen zak! - En het geitje zat al in>- 46zijnen zak , en schreeuwde, alsof men het keelde.'t Was altijd bleèè!bleee! bleêê! Maar Brave Petrus kreeg compassie met het beestje,en riep: Allo, vanher uit mijnen zak! En het geitje stond weerte weiden, waar het vroeger gestaan had . Maar Petrus kwam terugt’huis met zijne koeien en wilde van geen werken meer hooren spreken . Zijn boer bekeef hem en de anderen lachten hem uit,maar Brave Peer deed ze allen in zijnen zak kruipen, en zij moestengoed en wel beloven , hem niet meer te bespolten , eer zij er wederuit mochten . De koewachter deed nu anders niets meer dan metzijnen zak van de eene plaats naar de andere rondloopen , en overalmoesten ze hem geven , wat hij vroeg, of anders moesten ze er in . Hij had nu zoo al ' nen heelen tijd rondgeloopen , en was een volslagenman geworden , als hij zoo op eens goesting kreeg, om te trouwen met eene rijke boerin uit het omliggende . Ze kwam Petrus 'nenkeer tegen , als hij van de markt kwam, en hij wachtte niet lang, omheur maar alles rechtuit te zeggen; maar de boerin lachte hem uiten zei , dat zij al veel te rijk en te schoon was voor zoo eenen leeliken leeglooper . Dat stond Petrus niet aan , en hij zei al rap: Allo,in mijnen zak! En zie , het meisken zat in den zak! En schreeuwen ,dat ze dee , om er te mogen uitkomen! - Ja , als gij met mij trouwt,zei Petrus . — Ja ’ k , zei ’ t meisken . Maar ze was niet zoo gauw uitzijne klauwen, of ze dacht in heur eigen: hij zal mij toch niet hebben .Dat liep zoo wel eene maand of drie aan , en Petrus wist al van hooren zeggen, dat zijn meisje met hem lachte . Nu kwam hij metzijnen zak op eene jaarmarkt, waar zij ook was , en zoodra hij heurgezien had , riep hij zoo luid hij kon: Allo! Trientje , in mijnen zak!En het boerinneken zat weer in den zak , terwijl al de omstanders om het luidste lachten . - Hewel , vroeg Petrus, zul-de nu met mij trouwen? -- Ja’k , maar laat er mij toch uit , als ' t u belieft, riep Trientje.Zal het zeker zijn? vroeg Petrus . —- Ja, wij zullen maar seffens beginnen, zei Trientje. — Allo, dan uit mijnen zak , riep Brave Petrus weer, en kort daarna was hij met het schoone en rijke boerinnekengetrouwd . Maar het ging niet wel in het huishouden van Braven Petrus, en hij kreeg alle dagen ruzie tegen zijne vrouw, zoodat zebijna niets anders moest doen dan in en uit den zak te kruipen .Eindelijk werd hij die onaangenaamheden moe en ging op reis .Hij was weldra zoo verre gegaan , dat hij eindelijk aan de poortenvan den hemel kwam, waar Sint Pieter stond met de sleutels inzijne handen . Goeden dag, Sint Pieter, zegde Brave Petrus zoo .--Bonsjoer, mijnheer, zegde Sint Pieter , want hij kende Fransch ook .>47 ->Ik maghebt.-Zou ik niet kunnen binnen geraken? vroeg Brave Petrus. Datmoet ik eerst gaan vragen aan onzen lieven Heer, zegde Sint Pieter .En hoe lang moet ik dan nog wachten? hernam Petrus. Nog omtrent een half uurken , antwoordde Sint Pieter. Dat is veel telang , riep Petrus; laat mij maar seffens binnen! Ik mag niet,zei Sint Pieter weer. Ge moet mogen, zei de andere .niet van Onzen lieven Heer! Tut, tut! zoo lang kan ik nietwachten, zeg ik u! Allo! in mijnen zak . –· En , verdot! Sint Pieterzat in den zak , en roepen en spartelen en lawaaien dat hij er indeed! Maar alles was vruchteloos. Sint Pieter hield echter 200lang vol , dat God de Heer zelf kwam kijken . Daar zag hij BravenPetrus staan . - Ha! Brave Petrus, zijt-de gij daar? Wat gebeurt erhier? vroeg de Heer. -- Och, Onze lieve Heer,, zei Petrus, ik vroeg dien ouwen bullebak om binnen te mogen, en hij wou niet, en daarom heb ik hem in den zak doen kruipen , dien Gij mij gegevenAls het zoo is , dan komt alles te recht , zei de Heer; laater Sint Pieter maar gauw uit , ik zal ik u den hemel rondleiden .En Sint Pieter stond daar nu weer met zijne sleutels! BravePetrus pakte zijnen zak op, en ging met den Heer mee, die hemal de plaatsen van den hemel liet zien , en het was daar zoo schoon ,zoo schoon, zoo schoon toch , dat Brave Petrus bijna niet voort kon ,en de Heer hem altijd moest voortroepen .Eéne plaats nogtans was er, waar brave Petrus niet in geweestwas, maar door de spleet van de deur had hij gezien , dat daarallemaal lampkens brandden . Brave Petrus werd nieuwsgierig en vroeg, wat die lichtjes te beteekenen hadden! – Vriendje, zegde Onze Heer, al die lampkens zijn menschenlevens, en zoo dikwijls ereen uitgaat, moet een mensch sterven . - Is mijn lampken daar ookbij? vroeg Petrus . Ja zeker,zeide Onze Heer. - Laat me dat 'nenkeer bekijken, bad Petrus . Welnu, kom mee, zegde Onze Heer. Enze traden nu in die plaats, die zoo groot was, o wel zoo groot als geheel Belgenland, en daar brandden zooveel lampkens , zooveellampkens, dat de oogen van al dat blikkeren zeer deden .Onze lieve Heer, die wel wist in welke root het lampken vanBraven Petrus stond , liet hem zelf zoeken . Als hij al lang gesnuffeld en gekeken had, zag Brave Petrus zijnen naam staan op een briefken ,dat aan een zeer klein lampken was vastgehecht. Ai mij! Ai mij!het lampken stond op uitgaan , en het was al bezig met pinken!Spoedig, olie , olie! riep Petrus zoo luid hij maar kon , olie! olie!mijn lampken gaat uit! – Vriend, vermaande Onze lieve Heer ,-48--dat mag niet zijn: dat is zoo geschikt van in der eeuwigheid! –Olie! zeg ik , olic! riep Brave Peer maar altijd voort; en , als hij zag, dat Onze lieve Heer maar niet wilde luisteren , zegde hijbesloten: Welaan, dan moet Gij zelf in mijnen zak! – En de Heer zat inderdaad in den zak . Zul- de er nu olie in doen? Ikmag niet, antwoordde de Heer ... En het lampken pinkte al ergeren erger... Doch Petrus riep dan nog luider: Olie! zeg ik , olie!Doe er olie in! .. En hij «sjeneerde» zich niet en schudde zoohevig hij kon met den zak . —Zul- de er olie in doen? vroeg hij nogmaals. Nu, Onze Heer zat op zijn gemak niet in den zak , en daar hij voorzag , dat de koppige boer toch zoo volhouden , vroeg hijeindelijk: Voor hoeveel jaren moet er nog olie bij? — Nog voor twintig jaren, zei Brave Petrus . - ' t Is el , zei Onze Heer . Allodan, uit mijnen zak , zegde Petrus! En de Heer was weer opvrije voeten . Er werd nog voor twintig jaren olie bij gedaan, enBrave Petrus heeft nog twintig jaren geleefd ook ( 1 ) .( Hamme Ste - Anna .) P. d. M.Cfr. voor het zakje, LÉGER , Contes pop. slaves , l'Heureux berger,Haltrich, Volksm ., Nr 19, en eene der Vlaamsche lezingen vanSmeke Smee of Smidje Verholen; voor het slot , GRIMM , K. u . H. ,42, Der Herr Gevatter, en 81 Bruder Lustig, dat vrij wat grooteregelijkenis met ons vertelsel oplevert. Ni 81 stemt ook overeenmet een ander stuk uit onze collectie , Onze lieve Heer en deSchoenmaker getiteld, en waarin eene zeer aardige variante op hetbekende Hoentje met éen Been voorkomt . Men zie echter vooral 44,Der gevatter Tod , alsmede de belangrijke aanteekeningen op ditstuk , in deel III van hetzelfde werk .4. Van het Meisje dat met een Puit trouwde .Er was een keer een oud vrouwke, en dat woonde met haar driedochters aan den zoom van een bosch . Ze sponnen om hun brood teverdienen , en leefden heel gelukkig en tevreden .Op zekeren dag dat ze heel vlijtig gesponnen hadden , zegde demoeder: «Van daag, kinderen, zullen wij eens koeken bakken .Gaat nu water halen naar de fontein , en aanstonds daarna zullen wij de spijs beslaan .( 1 ) Evenals de in afl. 1-2 geplaatste vertelsels , is dit n ontleend aan de verzameling «Ons goede Vlaamsche Volk» van Pol de Mont en Emm, K. de Bom.Zie verder Vragen en Aant . , bl . 56-87.492(Deze woorden van de moeder deed reeds het water in hunnenmond komen, en toch waren zij maar half tevreden , want om water gingen zij niet gaarne . Er zat daar in de bron sedert eenigen tijd een puit, die hen telkens dat zij kwamen putten , met zijn vragenlastig viel; en wanneer zij dan niet deden wat de puit vroeg, toen sprong hij in hunne kruik en dan waren zij vies en moesten hetwater weer uitgieten .De oudste der drie meisjes nam nu de kruik en ging naar de bron .Nauwelijks had zij water geschept, of de puit stak zijnen kopboven ' t water en schreeuwde haar toe: «Ge moogt van mijnwaterken niet putten , of gij moet met mij trouwen .»Terwijl hij dit zei , wipte hij in de kruik . Mistroostig goot hetmeisje het water weer uit en keerde naar huis terug .«Moeder,» zegde zij, «die onverdragelijke puit is daar weer, en ik moet hem beloven van met hem te trouwen , of hij wil mij geenwater laten scheppen .»De tweede dochter ging nu op hare beurt naar de bron en hetging haar niet beter dan haar zuster . Zij goot ook het water uit, en keerde even misnoegd naar huis terug .Kind,» zei de moeder tot de jongste, «ga gij nu eens, gij zultmisschien beter varen dan uw zusters .»«Maar, moeder, hij zal mij ook vragen dat ik met hem zoutrouwen!»«Wel, wel! dat is niets , kind . Beloof het hem maar, hij zalu dan gerust laten . Gij kunt er toch niet bij verliezen .»Het meisje ging nu naar de bron, en nauwelijks had zij haar kruikonder ' t water gedoopt, of de puit stak al zijnen kop uit .«Gij moogt van mijn waterken niet putten, of gij moet metmij trouwen!»a Ei wel! ' k zal met u trouwen .«Goed zoo! maar, zeg mij, wat gaat ge met dat water doen?»«Koeken bakken dezen avond .»· Koeken bakken? Ha , ge gaat koeken bakken ,» zei de puit blijde. «Mag ik ook een koekske meeëten?»- «Wel ja!» zei het meisje , «waarom niet?» Ze zei van ja , omvan den puit ontslagen te zijn .Nu keerde zij naar huis en vertelde al wat de puit haar gezegd had . «Moeder, die leelijke puit die vroeg mij, of hij een koek mochtkomen meeëten, en ik heb gezegd van ja . Wij zullen gauw deur en venster sluiten , dat hij niet binnen en kan!»-- 50».Toen de koeken gereed waren , zetten zij zich aan tafel en wildeneens hartelijk gaan smullen . Laat dien leelijken puit nu maarkomen , zeien ze, «hij zal zoo gemakkelijk niet binnen geraken» .Nauwelijks hadden zij deze woorden gesproken of zij hoorden eenklein gerucht achter zich . Ze keken om , en ziet: daar zat de puit ,die langs het mozegat, dat zij vergeten hadden te sluiten , naarbinnen gekropen was!- «Wie zal er mij nu een koekske geven?» riep de puit «Dejongste van de drij!»- «Och moeder,» riep het meisje, «nu moet ik den puit een koek geven ) .«Wel, geef hem maar eenen»«و antwoordde de moeder.Het meisje lei dus een koek op tafel, maar de puit was daarmee niet tevreden, en riep:«Wie zal er mij nu op een stoelke zetten? ... De jongste van de drij! )- «Och moeder,» knorde het meisje, a nu moet ik hem weeromop een stoel zetten.»Wel , doe het maar! oToen hij aan tafel zat, vroeg de puit weer:«Wie zal nu mijn koekske doorsnijden? .... De jongste vande drij!»«Zie, moeder, nu moet ik dien afschuwelijken puit dienen!»Als hij zijn buikske vol had, vroeg hij weer:«Wie zal er mij nu in ' t beddeken leggen?.... De jongste vande drij!»Het meisje, hoewel meer en meer verstoord, deed wat de puitvroeg.Als hij nu in ' t beddeken lag, vroeg de puit weer:- «Wie zal er nu bij mij slapen? ... De jongste van de drij!»Op ' t aandringen harer moeder voldeed nu ook het meisje aan ditverzoek en toen vroeg de puit weer:a Wie zal er mij nu opensnijden? De jongste van de drij! ,Het meisje nam een mes en sneed den puit in tweeën .Eensklaps stond voor haar een jonge en schoone koningszoon . Hij lachte haar minzaam toe en zei:«Lief kind , eens heb ik door een misdaad den vloek mijns vadersop mij geladen , en daarom werd ik veroordeeld om als een puit televen , tot dat een welwillende hand dien vloek verbrak en mij mijnvroegeren vorm weer teruggaf. Nu hebt gij mij verlost» .51En het meisje was schoon , en de koningszoon ook , en zoodra zijelkander gezien hadden , werden ze op elkander verliefd . En deprins nam het meisje mede naar het hof zijns vaders en trouwdemet haar. En de oude koning was gelukkig van zijn zoon weder te .zien en liet hem den troon over; en het meisje deed haar moeder en zusters ook aan ' t hof komen; en ze leefden allemaal heel gelukkig, en het meisje was nu koningin.En daar kwam een verken met een langen snuitEn het vertelselken is uit!Dit sprookje, een variante van Grimm (nr 1 , der Froschkönig )werd mij verteld door een oude vrouw te Erembodegem , die nochlezen noch schrijven kan . Zij kent het , zegt ze , van haar zesde of zevende jaar, en hoorde het vertellen van haar moeder, eveneensongeletterd .Over den ouderdom van dit sprookje zullen wij alleen ( uitGrimm III bl . 5) bijvoegen , dat het reeds door Rollenhagen (16eeeuw ) vermeld wordt , als een der oudste Duitsche Hausmärlein .A. G.Hoe de Vertelsels eindigen .Ziehier, als vervolg op de reeds bladz. 20 gegeven lijst , nog eenigeeind - formulen onzer vertellingen .Te Gent zegt men dikwijls:En er kwam een koe met een zweer op heur gat,En die zweere brak uitEn ' t vertelsel is uit!Ook te Brugge:En daar kwam een koe mee een puste op heur gat,En die puste brak openEn ' t vertelselke kwam der ut gekropen.De puit komt nog voor in een ander einde uit het Land van Aalst:En daar kwam ne puitVan singelinge luitEn mijn vertelselken is uit.Het blijkbaar met den klank spelend element, vinden wij terug in de volgende variante uit Ninove:En daar kwam e menneken van lirlaluitEn daarmee is ' t vertelselken uit .Zeer dikwijls, zooals men zag, eindigt het vertelsel met het open52breken der zweer . Iets soortgelijks vinden wij in de volgende wijze,welke wij te Velsique bij Sottegem hoorden:En daar kwam een binne mce e vort gatEn beur vort gat viel uit En inijn vertelselken is uit.Ziehier nu een paar eindzetten uit Limburg:En daar kwam een beer met een langen snuitEn hij veegde heel ' t vertelselken uit .( Hassell ).De beschrijving van ' t feest bestaat ook hier:Toen vierden zij groote bruiloft op ' t kasteel in den bosch, en die udit vertelt , heeft zelf gediend op 'tbruiloflsmaal, met nen witten scholk ( voorschoot) aan , en wilt gij ' t niet gelooven, dan laat gij 't .('t DaghetI , bl . 146) .Of wel ze gaan in ' thuis wonen , en as ze niet gestorven, zijn, dan wonen ze der nog; of ze zitten op den troon en as ze der nietafgegaan zijn, dan zitten ze der nog op .Aug. GITTÉE .De zweer is ook in Limburg niet onbekend, zooals blijkt uit hetvolgende einde van cenen «zeg» uit Klein - Vrankrijk ( 1 ) . «Toenkwam er al stillekens een verksken met ’nen zweer op zijn' snuit en de zueer brak uit, en ' t vertelselken is uit .»Evenals in de hooger gemelde Oostvlaamsche varianten , komtin vele Westvlaamsche vertelsels het spelen met klanken voor; 0. a .is dezen vorm:En uit - patuit,' t Vertelselke is uit.Te Mechelen hoort men dikwijls: «Gij denkt, waar dat 't gebeurd?is? — Waar 't paerd z'n g ... gescheurd is!» (2 )Onkiesch , doch zeer eigenaardig, worden de soldaten vertelsels besloten . Ziehier een staaltje: «En pompons werden gesch .... ,en op den muur gesmeten, – en 's anderdaags was 't klare dag!»Vooral merkwaerdig is het volgende, dat jk te Antwerpen opteekende: «En dan kwam de Dood met ZIJNEN wagen vol doodenkruid, en voerde allen de wijde waereld uit!»( Wordt voortgezet.) POL DE MONT .>.( 1 ) ' t Dughct, 1886.(2) Mededeeling van M. Ern. Pallenaerts .- 53SAGEN.5. De Trotmeulen van Pollaere, ook geheetende St - Amandusput.>9>Het was kermis te Pollaere bij Ninove . De heilige Amandus wasop zijn ronde en kwam daags voor de kermis te Pollaere om tepreeken; aanstonds liepen de boeren samen om hem te hooren. Inhunnen spoed dachten zij niet meer op hun appelspijs ( in de volks taal trot geheeten ), welke voor de kermis op het vuur stond , en toen zij thuis kwamen , was hij aangebrand . Vol gramschap grepen zijhun pieken en zeissen en liepen den heilige achterna . Deze zag ze aankomen en ijlde in allerhaast naar Ninove toe . Hij kwam aan den Kleinen Dender, een watertje dat zich in den Dender werpt.Om er over te geraken , stak hij zijn gouden staf in ' t midden van debeck, en zich oplichtende, kwam hij op den anderen oever neer.Doch toen hij over was , bleef zijn stok in den grond steken . Sedertdien tijd is er daar een draaikolk, die de St-Amandusput of de Trot meulen genoemd wordt , en al wie er in komt, moet er in verdrinken.(Ninove) .6. De Drakenput van Wetteren .Er bestond vroeger te Wetteren een put,waarin groote rijkdommen moeten verborgen liggen . De schat wordt bewaakt door allerleimonsters, leeuwen , slangen en draken . Alle nachten hoort men dedieren schreeuwen en huilen . Niemand durft dien put opendoen .Tegenwoordig staat er een houtzagerij op .(Een mijner oud -leerlingen, Aalst).>>7. De «Gouden Mahomet» te Wanzele .Onder den kelder van een huis te Wanzele zit een gouden beeld,dat in de omstreken bekend is onder den naam van den «GoudenenMahomet» . ' s Avonds hoort men daar altijd roepen en tieren en stampen , en dat lawijt kan men «pormentelijk» hooren . Daar heeft men al opgravingen naar gedaan, doch zonder iets te kunnen vindenof zonder het lawijt te kunnen doen ophouden . Dat beeld is daar onder begraven geworden , in den tijd toen «Wanzele nog een stad was. )( Een boer van Schellebelle ).55498. De Sint Aldegondisput.Te Hofstade bij Aalst, aan het begin der dreef bekend als de LangeRek is een nog al groote put, genaamd de Sint-Aldegondisput.Voor lange jaren stond daar een prachtig kasteel , en Aldegondewas den naam der dochter van den edelman die het kasteelbewoonde. Een rijke heer wierf om hare hand, en verkreeg van denvader zijn toestemming . Het meisje wilde er echter niet van hooren,en al de pogingen die de vader deed om haar tot dat huwelijk over te halen , bleven vruchteloos . In zijne gramschap wilde hij de weder spannnige dochter dooden , doch zij ontvluchtte het kasteel , en doorden vader achtervolgd liep zij het voorhof op . Het meisje kwam aanden wal (= gracht) die het kasteel omringde , en daar ging ze vast gegrepen worden, toen een engel van God gezonden , voor haarverscheen , haar oplichtte , en aan de andere zijde van de gracht weer neerzette . Vol verbazing staarde de vader dit schouwspel aan , en zag hoe de engel met de maagd het bosch invluchtte . Dit voorval opende hem de oogen; toen herkende hij, dat het ontworpen huwelijk tegen den wil Gods was .( Een mijner oud -leerlingen , Aalst).A. G.>SPREEKOEFENINGEN.1. Kobe knopt zijn koperen knoppen; hoe knopt Kobe zijn koperen knoppen? Als Kobe zijn koperen knoppen nieknoppen en kan , dan komt er ne man , die Kobe zijn koperenknoppen knoppen kan .(Gent).2. Variante op bl . 10 .Maalder , maalt mijn moeders meel , mijn moeder moet morgenmelk met Mechelsche mastellen maken .( Erembodegem ).3. Roo (d) leer rekt wel ( 3 maal snel na elkander te zeggen) .(Gent).4. Kosters kleine kinders kunnen kleine kromme keutels kakken .(Onder de Gentsche schoolkinderen zeer bekend).5. Wie et waar wij wonen, want wij wonen wonderwel.(Erembodegem ).A. G.55KINDERRIJMPJES.A ) Aftelrijmen .1 Al onder de bankDaar leit (ligt) wat zand ,Wij rijen daarmee naar EngelandVan Engeland naar SpanjeAppelen van OranjePeren van de boomenAl die ' t beste spelleken hee ( heeft)Hee een gouden kroone.De gouden kroon is bespannenMee vier ijzeren bannen ( banden)Waar dat al de stoute kinderen aan hangen .Af!( Erembodegem . Zie Wolf, Wodana bl . 110).2. Onder de groene linde We gaan nu eens gaan tellenDaar ligt een Engelsch scheep. Onder ons gezellen,De Franschman es gekomen Pif poef paf!Hij hee ' t ( = heeft het), gerefuseerd. Geef ons koe wat draf,Hij draagt den hoed mee pluimen , Geef ons peerd wat hooi ,De broek mee zijden lint . Meester, ' t is ons laatste zooi .(Gent, Cf. Wolf, Wodana, bl . 109, zeer onvolledig.Ook bij Van Vloten, 1 , bl . 28. )3. Al onder den beerput ligt een muis Is mijnheer de visch niet thuis?Neen , mijnheer de visch is uitgegaan .Gried graad wie dat er hem tegen kwam?Vier ijzeren bandekensVier ijzeren mandekens,Vier kindekens zonder ziel ,Acht en acht is zestien .( Erembodegem ).I mi ka dresGij zijt den eersteAf!( Erembodegem ).B) Wiegelied.Hệ je geen honger je moe nie gapen .Slaapt en doe jen oogskes toe, Do do, kine bobine,Hệ je geen vaak je moe niet slapen, Slaapt en doe jen oogskes toe.(West- Roosebeke ).A. G.Do do kine bobine,56- ' t wasVRAGEN EN AANTEEKENINGEN.5. Te Ruisbroek , bij Halle, teekende ik het volgende op:a) Daar was ’ nen keer een heer, die met zijne vrouw op een groot kasteel woonde. Door vele ongelukken was hij gansch ten onderen geraakt, en moest nu eigen huis en goed verkoopen . Op zekeren dag, dat hij droevig in zijnen hof wandelde, komt daar op eens een man voor hem staan, die heel in ' t zwart gekleed was. DezeLucifer - stelde voor hem veel , veel geld te geven , op conditie , dathij zich heel en al aan hem zou overgeven op gestelden tijd! De heer nam 't voorstel aan , en de zwarte verdween!Al bezat hij nu veel geld en mocht hij zijn kasteel behouden, tochbleef de man treurig en somber . Daar zijne vrouw gedurig de redendaarvan vraagde , was hij eindelijk verplicht, heur alles te openbaren .Zij, die eene kristene vrouw was, verloor den mocd niet, en namhare toevlucht tot God .De dag was eindelijk gekomen , waarop de duivel den heer halenzou! - Op middernacht, had hij gezegd, eer de haan kraait, zal ikkomen! De vrouw zat te bidden voor den «Kruis-lieven-Heer»:nog eenige stonden , en ' t uur zou slaan! Daar krijgt zij op eens een gedacht, haar als van den hemel ingegeven! Ze loopt buiten , en begint in hare handen te klappen! De haan schiet wakker in zijn kot, en wanende, dat het dag is , begint hij te kraaien , te kraaien, dathet kettert en schettert heinde en ver, en Lucifer was geschoren!6) Na eenigen tijd kwam daar op ' t kasteel een jonge zoon, enals die moest gedoopt worden, vond de heer niemand naar zijnegoesting, om peter te zijn! Zijn kind moest, zei hij, den rechtvaerdigsten aller menschen tot peter hebben!Terwijl hij op zoek was, kwam hij den duivel tegen, die hem voorstelde peter te zijn: voor goei redenen werd hij ditmaal van de hand gewezen .Dan kwan hij den Heer tegen , die ook vroeg , om peter te zijn:Neen , zei de rijke, want gij zijt niet rechtvaerdig; uwe bermhertig .heid gaat boven uwe rechtvaerdigheid! ' k Had mijne ziel aan denbooze verkocht, en gij hebt mij door mijne vrouw gered.Daarna kwam de Dood zich aanmelden , om peter te zijn: U wil ik wel aanvaerden, zei de heer, want gij ten minste zijt rechtvaerdig.En de dood werd inderdaad peter van den kleine .Als nu de jongen groot werd, ging hij zijnen peter eens bezoeken ,en deze leidde hem zijne woning rond, hem alles toonende en uit57.leggende, wat zij bevatte . En zoo kwamen ze in eene groote, grooteplaats, waar duizenden en millioenen lampkens brandden , het eenmet veel olie in, het ander met minder, en andere bijna uitgebrand! Dit, zei de dood , zijn de levens der menschen: wie' t meeste olie heeft, die leeft het langste! En waar is dan mijnlampken , peter? vroeg de jongen .En de Dood nam er een uit, dat op zijn laatst gekomen was, enmaar een flauw en waggelend licht meer gaf. Ach, peetje lief,smeekte de jongen , giet er nog, als ' t u belieft, een weinig olie bij! --Neen, jongen , antwoordde de peter, weenen helpt er niet aan, wantik ben de Dood, en de Dood is rechtvaerdig voor allen . ( 1 )9Blijkbaar zijn hier twee verschillige stukken, eene sage ( a ), waar.van ik verscheidene andere en zelfs betere lezingen bezit , en eenvertelsel (b) , dat eveneens in mijne verzameling voorkomt, tot eenenkel geheel versmolten .Wordt de Ruisbroeksche lezing nog elders aangetroffen? P.d.M.6. Wie bezorgt ons den compleeten tekst van het vroeger beroemde lied: Van ' t Jaar Een als de Uilen preéken! Ziehieréen couplet van dit lied:Den tweeden Uil , dien ik hoorde preeken,was eenen uil , die sprak van geld!Ik hoorde hem van zijn' (?) betaling spreken,hij heeft het voor zijn' schuld geteld. (?)' t Was Uilegeld! Voor drij oorden koopt men de uilen!En de Assignalenkoopt men langs de straten voor drij oorden per liever ( 2) , als men begeert (bis ). P. d . M.7. Zelfde vraag nopens een lied , gedicht omtrent 1815 tegen de Kozakken . Daarin komt o . a . voor:SOns verlosserszijn ons prossers,die ons komen plagen!Delivrantieen abondantiekunnen we alleen (?) wel dragen.Bericht vooral aan de vrienden uit de omstrekcn van Ninove,Aalst en Geeraardsbergen! P. D. M.( 1 ) Zie bladz. 45–46, Brave Petrus en zijn Zak en GRIMM, 42, Der HerrGevatter, en vooral 44, Der Gevatier Tod, zoowel in deel III als in deel I deswerks.( 2) Livre, pond.588. Te Brugge wordt door de kinderen op Kerstmis het volgende hier erg gebrekkig meegedeelde liedje gezongen:Het hagelde en sneeuwde en ' t was er zoo koud ,En de rijm lag oppe die aerde .Sint Ciciliaantje moestede om watertje gaan,En het putje was toegevrozen .Ze sloeg hare oogskens ten hemelwaart op,En ze hoorde dat kleene kind weenen;Dat klecne kind weende in Maria's schoot.En die engels uut den hemel,En ze komen Maria groeten ,Groeten dees maged, ' t es meer als tijd!En de kroon heeft ze ontvangenEn voor die armen niet en verachtEn Gods lijden , dat duurt er zoo lange,Het zal gebeuren een eeuwigen tijd ,Een eeuwigen tijd zoo lange, enz .Kan geen onzer medewerkers ons den volledigen tekst van dit aardige stukje doen geworden? D. B.9. Wie bezorgt ons zekere in West-Vlaanderen verspreide en vasthoogst merkwaerdige vertelling,waarin 0.L.H. beurtelings bij eenen smid , eenen wagenmaker en eenen paerdenfokker in dienst treedt,doch ten slotte met eenen wagen , dien hij zelf vervaerdigde, en die bespannen wordt met vier paerden, welke hij zelf temde, tenhemel vaart, om aldaar, bij middel van de vier zware ijzeren bollen en den ontzaggelijken stok , door hem in de werkplaats zijns eersten meesters gesmeed , bliksem en donder te verwekken? P. n. M.10. Onze lezers zullen zich wellicht evenals wij herinneren , dat inDe Grootmoeder van Conscience, de laatste regel luidt: «Komt nu slapen, kinderen , en morgen zal ik u vertellen van Ritsel - Fritsel enKluppeltje uit den zak.»Het laatste sprookje is genoeg bekend , maar van het eerste vernamen wij nooit iets . Wie onzer ieverige medewerkers en hier hebbenwij meer bepaaldelijk het oog op onze vrienden uit de Ant werpsche Kempen —brengt ons op het spoor van dit ongetwijfeld ,op den titel te oordeelen , zeer eigenaardig vertelsel? P. D. M.11. Te Antwerpen roepen de kinderen vóór de werkplaats vaneenen smid:Smidje verholen Zonder kolen,Smidje verholenZonder brood,Smidje verholenIs nog niet dood!-39P. D.Wij herinneren ons dit rijmpje in een sprookje van denzelfdennaam ontmoet te hebben . De lezingen , die wij in ons bezit hebben ,vermelden er nochtans geen woord van .Waar leeſt het aangehaalde rijmpje in het sprookje van SmidjeVerholen , en niet alleen als afzonderlijk kinderdeuntje voort?M.12. Een zonderling staaltje van bijgeloof op het platteland in Denemarken , meldt het Dagblad van Kopenhagen:Een man in Rouw-Soga meent winterhanden te kunnen genezendoor de zieke plek met buskruit te bestrijken , en er een brandendluciferken dicht bij te houden . De plaats , die eenmaal zoo behandeldwerd, is , naar hij beweert, voor goed genezen . Een knaap, die zich aan die kuur onderwierp, is ernstig gewond.Een andere zieke werd door eene vroedvrouw, wier hulp meninriep , voor behekst verklaard . Zij beweerde, dat hij genezen zouzijn, als hij drie donderdag- avonden achtereenvolgens, ongekleed ,het eene venster zijner woning uit- en het andere inklom . Tweemaalwerd dat voorschrift, trots den fellen vorst, opgevolgd, maar eer dederde donderdag-avond kwam , was de patiënt overleden , tot grooteteleurstelling der raadgeefster, die vast overtuigd was, dat de derdeklimtoer hem gered zou hebben .13. Blauwe Maandag. -De uitdrukking «Maandag-» of «blauwenMaandag houden» komt reeds in eene Weener metselaarsverorde ning van het jaar 1550 voor, ofschoon het gebruik om , zoo moge lijk , des Maandags niets uit te voeren , onder de werklieden reedsveel langer in zwang was . Om den roes van den Zondag flink enafdoende te verdrijven , gingen zij dan des Maandags naar buiten , en brachten die in het blauwe onder den blauwen hemel) door - en dat zou nu de afleiding zijn van de uitdrukking «blauwe Maandag. )'t Is mogelijk! Zeker is het, dat er nog altijd schoenmakers en andere makkers zijn , die het werk op den Maandag gewetensvol blauw-blauw laten!!>-Ingezonden antwoorden .1. ( Zie bl . 22. ) Op de eerste der aldaar gestelde vragen zond deheer A. de Cock , hoofdonderwijzer te Denderleeuw, ons het volgende zeer belangrijke antwoord: «Omtrent St- Pietersdag loopen de kinderen hier, te Teralphene, en op andere dorpenop St -Pietersavond, «al kletsende» op de straat, soms ook leggen60zij groote vuren aan . Ook bestaat te Denderleeuw het gebruik ,op dien dag ' nen rozenhoed met mastellen «af te bollen , " en over de straten heen eenen rozenhoed aan eene koord , op twee hoppestaken bevestigd, uit te hangen , ten einde de voorbijgangers daaronder op ’ nen «gepaleerden» stoel te doen plaats nemen en hun eenige duiten af te persen . )De heer H. de Quéker zendt van zijnen kant de volgende bijzon derheden , welke – ofschoon den Sleutelheilige niet betreffende,toch veel overeenkomst met het voorgaande en het op bl . 22 mege deelde opleveren:«Op St-Elooi slaan te Roesbrugge- Haeringe de «kartons» of paerdenknechts in den boomgaard de «djakke» van 10 tot 11 desavonds , en zingen:«En den boer z'n meidIs gaern gevrijd . ( 1 )Rooze, Rooze.Anneke Rooze.Goe paerd wordt op den stal bezocht En ' thuis verkocht,Slecht paerd wordt met bedrog verkocht,Men leidt het al te mar( k)te,Te mar( k )te ...Bruine, blonde, rosse, zwarte!Den boer zijn meidIs gaern gevrijd!Rooze, rooze boeremeid! «>>Waar de djakke achter ' t hof kletst gaat de meid buiten . Is ereen vrijer, die haar behaagt, dan blijft ze staan kouten , en vraagt dendjakker binnen , waar de boerin taailappen (soort pannekoeken) bakt .Is het een onwelkome klaschoorder, dan komt ze alleen weerbinnen!»In Loquela, 1883-84 , bl . 10, lezen wij: «Gisteren avond , Sente Pieter-en - Pauwelsavond 1883, gezien , brandende en rookende, teKortrijk , te drie verschilliger steden , tusschen 8 en 10 uren na middag; de blijde kinders dansten errond en zongen: «SentePieter en Sent Jan? Wad' eet hi an? - Groen en blau! Wille'me roepen? — Ja..... W!»( Wordt voortgezet.)( 1 ) Vrijen is 't eenig woord , waarin de ij tot niet i wordt.. Nota van H.d.Q..- 61BOEKBEOORDEELING.Tausend und eine Nacht. — Für die Jugend bearbeitet vonC. F. LAUCKHARDT . Met 70 Holzschnitten und 4 Buntdruckbildern nach Zeichnungen von W. Friedrich , E. llan ,C. Römer und G. Urlaub . – Leipzig , Ambr. Abel .Van deze keuze van twee- en-dertig der dichterlijkste en meesleependste nummers uit het beroemde boek der Oosterschevertellingen , «Duizend en een Nacht,» is thans de zesde uitgave voorhanden . Dat de eerste slechts elf jaar geleden , in 1877 , het licht zag, pleit niet weinig voor de degelijkheid van Lauckhardtsbewerking.Deze is inderdaad boven allen lof verheven! Vervaerdigd naarde jongste en beste vertaling van ' t oorspronkelijke door den Heidelbergschen hoogleeraar, D? Gustav Weil , de eerstevolledige vertaling, welke in Duitschland gedrukt werd, - munt zij niet alleen uit door eene nauwgezette navolging van trant encoloriet des onovertroffen models , maar tevens door een zooveelmogelijk getrouw behoud van alle epizoden , trekken en zetten ,welke in eene uitgave voor de jeugd , niet teenemaal zouden misplaatst zijn . Zooals het Vorwort het uitdrukt , is alleen hetweinigje, dat de jonge lezers «mehr hätte beirren, als erfreuen können ,» bij de bewerking weggevallen . Aan de grootsche enweelderige phantazie van den Oosterschen dichter werd nergens afbreuk gedaan!Allen , in Vlaanderen , die zich met de eenige in België bekende volksuitgave der Oostersche vertellingen , - die van Snoeck , teGent, bedoel ik , — niet tevreden stellen , weze de uitgave van Ambr. A bel van herte aanbevolen . M...-FOLKLORISTISCHE KRONIEK.1. Eerlang zal , waarschijnlijk in vier of vijf grootere en kleinere deelen , het licht zien Ons goede VLAAMSCHE Volk in zijne overleveringen , door Pol de Mont en Emm. K. de Bom . Het is eeneuitgebreide verzameling vertelsels, anecdoten , sagen , volksliederen,baker- en kinderrijmen , raadsels, spreekwoorden, enz.. 2. Bij Buschmann , Rijnpoortvest, Antwerpen , is verschenen662-het eerste deel der «Vertelsels van Jan Iederman» , door ons in afl. 1-2 van dit tijdschrift aangekondigd .3. In het Oorgaan van de Vereeniging < De Dageraad» , teAmsterdam , treffen wij op bladz . 152. van den negenden jgg. , de volgende regelen aan:EEN EERSTE STAP. — Er verschijnen tal van nieuwe tijdschriften ,waarvan uitgevers en redacteuren met meer of minder ernst en overtuiging beweren , dat zij in een bepaalde behoefte voorzien . Die behoefte is dikwijls zoo groot, dat de meeste dier verschijningenongemerkt verdwijnen!Toch is het soms ook anders. Wij, Nederlanders, misten nog altijdeen orgaan voor Folklore; de pogingen van een onzer uitgevers , omzulk een tijdschrift op te richten , mislukten hoofdzakelijk , omdat hetmoeilijk was, geschikte redacteuren te vinden , die de veelomvattende kennis, noodig voor hun taak , met de even onontbeerlijkeliefde voor de Volkskunde vereenigden . Intusschen werd de kansop het verloren gaan van vele eigenaardige gewoonten, op hetverdwijnen van allerlei sagen , sprookjes , raadsels , versjes enz.hoe langer hoe grooter; aan het verzamelen van bouwstoffen werdin ons land zoo goed als niet gedacht!Gelukkig werd in België door de heeren Pol de Mont, August Gittée en eenige anderen reeds sedert een paar jaar de uitgave van een tijdschrift voor folklore voorbereid. Thans is er een begin van uitvoering aan gegeven . Verschenen zijn de beide eerste afleveringen van: Volkskunde, tijdschrift voor Nederlandsche folklore,onder redactie van Pol de Mont en Aug. Gittée .Het tijdschrift moge niet zoo grondig en geleerd zijn, als de bovenbedoelde uitgever zich voorstelde de folklore te behandelen ,toch begroet ik de verschijning met hartelijke sympathie en onver deelde vreugde. Het is , blijkens het bericht der redacteuren, de allereerste Belgische uitgave, niet alleen aan het verzamelen, maarook aan het bestudeeren onzer nationale folklore gewijd.» Onderscheidt Volkskunde zich in dit opzicht hoofdzakelijk van de overigens zeer verdienstelijke bladen: Het daghet in den Oostente Hasselt , en Rond den Heerd te Brugge, ook zal het zijne opspo ringen geenszins tot ons land beperken . Overtuigd, dat de Folklorevooral eene internationale en vergelijkende wetenschap is , stelt deredactie zich ten doel, hare lezers bekend te maken met de vorderingen van dat zoo belangrijke vak der moderne geleerdheid in devoornaamste landen der beschaafde wereld» .63Men ziet, dat de redactie haar voorwaar niet gemakkelijke taakruim opvat. Natuurlijk heeft zij den steun en de medewerkingvan velen noodig . Mochten haar die niet onthouden worden! Vooralzij, die kinderen hebben en met kinderen in aanraking komen, zijnin de gelegenheid kostelijke bouwstoffen te leveren . Laat men vooralniet denken, dat een versje of een raadsel of een sprookje onbeduidend is; al is ook de inhoud soms onzin , toch is het misschieneen belangrijke bijdrage tot de geschiedenis der beschaving.Mochten velen zich als abonné aangeven! De prijs is per jaar voor Nederland f 1,80 en kan dus geen beletsel zijn . De beide eerste afleveringen las ik met zeer veel genoegen; ik vond er verscheiden oude bekenden in een eenigszins anderen vorm dan ik vroeger hoorde, of met een geringe afwijking in de onderdeelen .Juist dat verschil en die afwijkingen nopen tot nadenken enonderzoek .En hiermee heet ik Volkskunde hartelijk welkom en wensch ikhet blad een frisch en bloeiend bestaan toe .TITIA VAN DER TUUK.Op den omslag van de Revue de Belgique, Februari , 1880, leestmen:«Voici une entreprise hardie, mais qui s'annonce sous les meilleurs auspices . Il s'agit d'un recueil périodique en flamand consacréau Folklore, c'est- à-dire aux traditions populaires de la Belgique et particulièrement de nos provinces flamandes . Nous n'avons plus àinsister près de nos lecteurs sur l'utilité de rassembler sans plus tarder les vieilles traditions et les vieux usages de notre pays . Nousne pouvons que leur recommander cette publication comme venant remplir une véritable lacune dans un ordre d'études où nous avons été encore une fois devancés par tous nos voisins . L'abonnement ne coûte que 5 francs par an et la première livraison est aussi nourrie qu'intéressante . A quand la publication d'un recueil analogue pour nos provinces de langue wallonne?»Wij danken Mej . T. v. D. T. en de redacteurs van het Brusselsche tijdschrift van herte voor hunne aanmoedigende woorden!4. Door Gebr. Henninger, uitgevers te Heilbronn , is aangekondigd: KPYITÁSIA, recueil de documents pour servir à l'étude des tradi tions populaires , vol . IV, tiré à 125 exemplaires numérotés, sur papier à la cuve et relié en toile rouge, non rogné . Dit deelbevat: Une sotte jeune femme ( conte d'un tsigane de Pologne, trad .>

64du tsigane); Folk-Lore Polskie (avec trad . française ); Vierzeilenaus den österreichischen Alpen; Novelle popolari umbre; Novelline popolare toscane; Note comparative al Vol . I; La tentation du confesseur, légende irlandaise; A welsh poetry; L'étron parlant;Contes Flamands de Belgique; Varia .. 20 fr.Ziehier den inhoud der 3 eerste deelen, waarvan nog enkel I enIII voorhanden zijn: Vol . 1: Avis du Comité de direction duRecueil des Kputrádia; Contes secrets traduits du russe; Anmerkungen; Norwegische Märchen und Schwänke; Anmerkungen;Trois contes picards; Devinettes et formulettes bretonnes .Vol . II: Folk-lore de la Haute-Bretagne; Contes picards, 2de série;Schwedische Schwänke und Aberglauben aus Norland; Anmerkungen; Literatura popular erotica de Andalucia; Some erotic Folklore from Scotland; Dictons et formulettes de la Basse- Bretagne . Anerotic English Dictionary; Le poskočnica , sorte de Kolo ou rondedes Serbes; Trois contes alsaciens; Glossaire cryptologique dubreton; Welsh Aedeology.Vol . III: Le gai chansonnier français; Welsh Folk-Rhymes etc .;Spigolature siciliane ( Glanures siciliennes ); Volksüberlieferungenaus Oesterreich; Contes poitevins; Contes de la Haute-Bretagne;Cul vu n'est pas perdu , conte du département des deux Sèvres;L'entonnoir, conte; Mohammed ben Habib, conte arabe; Blasonérotique de la France; Additions et corrections au glossaire cryptologique du Breton; Vasconicae linguae erotici glossarii tentamen;Amulettes antiques I; Bibliographie des dictionnaires érotiques I;Piosenski polskie (Chansonnettes polonaises); Varia ( 26 articles) .4. De heer Joz . BÜRBAUM, te Antwerpen, kondigt de verschij ning aen van een boekdeel < Antwerpsche Keldermondvertellingen» .Bedriegen wij ons niet, dan werden een paar stalen van dit werk in het Jaarboek der Vereeniging «J. F. WILLEMS» opgenomen .5. De heer Is . Teirlinck , ondervoorzitter der afdeeling Volkskundevan Het TAALVERBOND , gaf op 21 Februari 1.1 . voor de leden vanden Vlaamschen vooruitstrevenden Studentenkring: Geen TAAL, GEEN VRIJHEID, te Brussel , eene voordracht Over Folklore.6. De Portefeuille deelde in haar nummer van 19 Februari het programma van werkzaamheden der Antwerpsche onderafdeeling Volkskunde in zijn geheel mede . Zien" 1-2, van deze onzeuitgave .C65De Folklore als Wetenschap.>>Sedert mijn brief in het «Folklore- Journal» (2e deel ,blz. 285) , alsmede de gewichtige briefwisseling, die daaropgevolgd is , in het licht werd gegeven , zijn er twee belangrijke boeken verschenen, die het bereiken van mijn doel in zeeraanzienlijke mate vergemakkelijken . Ik bedoel «Custom andMyth van Lang, en Kapitein R. C. Temple's «Wide-Awake Stories. ) Men zal zich herinneren , dat ik drie punten hadopgeworpen , als dienende door de folkloristen in aanmerking genomen te worden: 1 ) De bepaling van het begripFolklore in betrekking met strekking en doelwit dezer wetenschap; 2) de vaststelling van eene benaming voor deopschriften van de volksverhalen; 3) de vaststelling van eenebenaming voor de verschillige epizoden in volksvertellingenvoorkomende, en het opmaken van eenen index van zulkevoorvallen .Ik zou het eens en vooral willen vastgesteld zien , dat Folkloreeene wetenschap is; in ieder geval zou ze aldus dienen aanschouwd te worden door de Folklore- Society ( Maatschappij voorFolklore), voor wat aangaat hare doeleinden en hare wijze vanwerken . Toen hoogleeraar Max Müller cerst de aansprakender taalkunde op eene plaats onder de wetenschappen begonvooruit te zetten , was het zijn eerste werk , eenige der verkeerde begrippen uit den weg te ruimen , die het onderwerptot op den dag, dat hij het ter hand nam , omringd hadden . DeFolklore- Society is nu zeven jaar werkzaam geweest; hareuitgaven bevatten eenen nauwkeurigen bladwijzer van al desoorten van onderwerpen , die ze behandelden; en niettegenstaande dat blijven buiten den kring der Maatschappij dezelfdewanbegrippen voortleven! Deze verkeerde begrippen ontstaan voornamelijk uit de gewone vereenzelving van Folklore metvolksvertellingen . Op alle mogelijke wijzen doet die vereen zelving zich aan ons voor. Aldus begint de heer Denton deinleiding tot zijne Serbische Volksverhalen met deze ongelukkige woorden: «Slechts sedert weinige jaren is men begonnen het766belang te erkennen van Folklore, de volkslegenden, vertellingen ,boertige verhalen en buitensporigheden , die van geslacht totgeslacht onder de werkende klasse, de landlieden en de jeugdeener natie worden overgeleverd.» Ook de heer Theal , in zijn boek over Kaffersche Folklore, begint op denzelfden toon:«In de laatste jaren werd er zeer veel belang getoondin de Folklore van onbeschaafde stammen door degenen,die het zich tot taak hebben gesteld , de menscheid te bestudeeren .»De Folklore, hier bedoeld, is dus beperkt tot de vertellingen en volksoverleveringen. En vele andere boeken konden nogworden aangehaald! Nu is het natuurlijk, dat, indien deze verkeerde opvatting van de eigenlijke beteekenis van Folklore nietverder ging dan de opschriften van boeken door verzamelaarsvan volksvertellingen en overleveringen bijeengebracht, ze alheel weinig zou te beduiden hebben . Wij hebben misschiengeen recht van den verzamelaar, - den zwoeger,, die de binnenpaden bewandelt en de buitenlanden der beschaving bezoekt, enzich in de dorpen en hutten der wilden begeeft, - te verwachten,dat hij nauwkeurig zij in de rangschikking en uitzoeking zijnerverzamelingen . Wij moeten hem al te dankbaar zijn voorzijne stoffen , zonder welke de wetenschappelijke navorschermachteloos zijn zou , om een enkel woord van afkeuring overzijne voortbrengselen te durven uiten . Maar ongelukkiglijkbestaat er te weinig onderscheid tusschen de taak van den verzamelaar van folkloristische bijdragen en die van den beoefenaarder folkloristische wetenschap. Het volk neemt van den eerste gedachten en begrippen aan , die hij in zijne hoedanigheid nooithadde mogen vooruitzetten , en deze gedachten en begrippen worden door het volk op het werk van den andere toegepast.' t Is op deze wijze, dat de misslagen van vertellingen- en overleveringen verzamelaars , die hunne boeken met den hoofdnaam Folklore vereenzelvigd hebben , de misslagen van den studeerder geworden zijn .Dezen staat van dingen vinden wij in zijnen laatsten vorm inSir George Cox' Introduction to the Science of Compar ativeMythology and Folklore (Inleiding tot de Wetenschap van ver67.gelijkende Mythologie en Folklore), in dewelke, 't is niet te veelgezegd , de Folklore bijna in ' t geheel niet behandeld wordt . Inzijne voorrede zegt Sir George Cox: «Mijn oogmerk in ditboek is , een algemeen overzicht te geven van de groote massavolksoverleveringen, behoorende tot de Arische volkeren vanAzië en Europa en ook van andere stammen , in zoover hetonderwerp het zal noodig maken .» Met een zoodanig oogmerkwas er geene noodwendigheid , om zijn boek eene inleiding totde studie van Folklore te heeten . Maar hier houdt het kwaadniet op. Eenige regels verder in zijne voorrede zegt Sir GeorgeCox: «Folklore, in een woord , loopt gedurig in de Mythologieover, en weinige mythen zijn er, die niet in hunne voornaamstetrekken punten van gelijkenis vertoonen met de vertellingen ,die gewoonlijk onder den naam van Folklore gerangschiktworden .» Niets kon verkeerder zijn dan dit! Nooit kan Folklore gezegd worden in Mythologie over te loopen , alhoewel menintegendeel kan zeggen , dat Mythologie onophoudelijk tot Folklore ontaardt . Het is slechts dan , wanneer de Mythologie ,als godsdienstvorm vervallen , blijft voortleven als volksgeloovigheid , dat zij als Folklore kan gerangschikt worden, en bijgeschoven in die lange reeks van zeden en gewoonten, bijgeloovigheden en geloofspunten, oude gezegden en spreekwoorden,legenden en overleveringen , helden- en godenvertellingen ,die de Folklore uitmaken . Ongelukkiglijk wordt Sir George Coxin zekere mate door professor Sayce ondersteund . In dezes«Inleiding tot de Taalwetenschap» lezen wij: «Mythe, Folklore, fabel, zinnebeeld, al deze zijn verwante benamingen , dochbenamingen , die zorgvuldig van elkander moeten verwijderd blijven . Eene mythe is het verkeerd opgevat antwoord van denjongen geest des menschen op de vragen , die de hemomringendewereld hem scheen te stellen ... De benaming Folklore heeft eene meer onbepaalde beteekenis . Zij bevat al die volksvertellingen, waarvan de tooververtellingen uit onze kinderjaren een goed voorbeeld daarstellen , maar bij welke het godsdienstige bestanddeel afwezig is ... Mogen de vormen der Mythologie ook al in de Folklore van een volk overgaan , dan hebben zij tochhunnen aard en vorm verloren; de godheid, die ze eens>68omhulden, is eruit verdwenen; zij zijn gewoon vleesch en bloedgeworden. Het is waar, dat het dikwerf moeielijk is , de scheidslinie te trekken tusschen Folklore en Mythologie, nauwkeurig tebepalen , waar de eene begint en de andere ophoudt, en er zijnzeker vele gevallen , waarin beide benamingen op elkander passen; maar zulks is het geval ook op menig ander terrein vannavorsching, en de breede omtreklijnen van beide typen van volkslegenden staan zeer wel afgezonderd.Men maakt een gansch verkeerd gebruik van de bedoeldebenaming , wanneer men , zooals soms gedaan wordt, onderden algemeenen naam van «Folklore , ook de mythenbegrijpt.De juiste betrekking tusschen Mythologie en Folklore isvooralsnog een betwist vraagpunt .Een groot gedeelte van Folklore kan met zekerheid totverdwenen mythen worden teruggebracht . Niets zou duidelijker kunnen zijn dan het voorgaande in zijne opvatting en bepaling van mythologie, en het erkent ook terzelfdertijd deafwezigheid van een mythologisch «motif» in Folklore.Ziedaar inderdaad eenen aanmerkelijken stap voorwaarts voorhetgene de bepaling aangaat; ' t is wel degelijk het aanvangs hoofdstuk in de beste studiën onzer wetenschap . Doch, wanneerde schrijver het gebied der eenvoudige bepaling verlaat en den breederen grond van verwantschap betreedt – dat is van de verwantschap van Mythologie met Folklore — dan voelen wij,dat het oude verkeerde begrip zich weer aan hem opdringt, en dat wel in zulken vorm, dat de vergelijkende mythologen erzich kunnen van bedienen bij het opbouwen hunner bevooroor deelde stellingen . Folklore kan nooit met Mythologie verwardworden, omdat ze bestaat uit elementen , die niet alleen tot dereeks der mythen en inbeeldingen , maar tot die der werkelijke feiten , gewoonten en voorvallen behooren;; ook bevat ze nooiteen volledig stelsel van Mythologie maar wel verbrokkelde over blijfselen daarvan .De dwalingen in opvatting en bepaling van het begrip Folk lore , die wij komen aan te wijzen, zijn voor ' t grootste deel zeerdiep doorgedrongen bij hen , die zich met de studie ervan69bezighouden . De heer Lang heeft zich bij meer dan eenegelegenheid moeite gegeven , om de inzichten en doeleinden derbeoefenaars van de Folklore tot hunne rechtmatige werking engrondslag terug te brengen . In het tweede deel van het «FolkLore-Record» geeft hij eene soort van korten inhoud van hetgene hij bevogt; doch verreweg de beste bijdrage tot dit onder werp is het hoofdstuk over «the methods of Folklore» (deleerwijzen van Folklore) in zijn kortelings verschenen «Customand Myth» , waarin hij , alhoewel hij ons niet duidelijk zegt, wát zijne bepaling van Folklore eigenlijk is , – en hij aarzelt, of hij ze eene wetenschap zal noemen, nogtans vele zijner vroe gere studiën uitlegt en aanvult .Maar, hoe bewonderenswaardig deze uitleggingen van denheer Lang ook zijn mogen , het schijnt mij toe, dat zij niet vergenoeg gaan . Zoo ' t waar is , dat «Folklore de studie is dervoortlevende overblijfselen ( survivances)» , en dat er mogelijkgeen standpunt van menschelijke ondervinding is , hoe vroegtijdig en onvolledig ook, waarvan niet hier en daar iets inonze instellingen voortleeft, dan moet daaruit volgen , dat, destudie van Folklore niet eenvoudig het vermaak van den oudheidkenner is , niet de bijstere gril eens opzoekers van al watmerkwaardig en buitengewoon is maar wel «eene wetenschap»! En , indien Folklore dan eene wetenschap is, en wel«de wetenschap der voortlevende overblijfselen» , is er ook ietste zeggen over hare plaats in de lijst der wetenschappen, overhare betrekking tot andere wetenschappen , en bovenal over hetaandeel , dat ze zou moeten bijdragen tot het groote boek dermenschelijke kennissen! Opdat dit wel begrepen worde , is hetnoodig, dat wij vooraf een vluchtig overzicht geven van watthans werkelijk verstaan wordt onder de benaming Folklore,om ons daarna , zoo mogelijk, rekenschap te geven van dewetenschappelijke reden, waarom van Folklore wel degelijkmag gezegd worden , dat zij zich met al deze onderwerpenbezighoudt . A. MOORTGAT.( Naar het Engelsch van G. L. Gomme) .(Wordt voortgezet.)- - 70D -gen .»VERTELSELS.5. Duimke .Op zekeren dag vond «Duimke mijn zoontje» een beurze mee geld en kwam er blij mee naar huis. Zijn moeder had hem beloofdvan palappen (= pannekoeken) te bakken , en Duimke moest danom bloem gaan, om eieren en om' melk. Eerst ging hij bij CiessenKiekens, die juist aan zijn deure stond , en hij zei: «Ciessen jongen ,ik kom om bloem» . «Gij!, zei Ciessen verwonderd, ge kuntnog geen vierendeel dragen . «Ja , maar ik doe!» zei Duimke.«Eiwel! as ge dien kluts bloem kunt dragen , moogde hem voorniet hên . En Duimke pakte den zak mee bloem op , en liep er meenaar huis.Daarachter ging hij bij Ciessen Scheppers om eieren . «Wat!, zeiCiessen , a gij om eieren komen! G’en kunt er nog geen één dra - «Da zulle- me zien» , zei Duimke. Ciessen lachte: «Eiwel , zei hij, «as ge die mande mce eieren kunt dragen , moogde zevoor niet hến .» En Duimke pakte de mande mee eieren op en lieper mee naar huis .Daarachter gaat hij bij Ciesken Heymans om melk . «Wat is datnu?» zegt Ciesken , «wat komde gij hier doen?» – «Ik kom om melk , om palappen te bakken .» - «Ei wel , as ge die teele kuntoppakken , moogde ze niet voor niet hên.» En Duimke pakte de teel op en liep er mee naar huis.Nu begost zijn moeder palappen te bakken en ze lukten allemaal heel wel. «Draag nu ne palap aan vader» , zei zijn moeder tegen hem , en Duimke ging. Maar hij kwam daar aan nen gracht, waar dat er een kalf stond . «Kalfke, kalfke, , riep Duimke, «as ge mij wilt overzetten, krijgde een stuk van mijn vader zijnen palap . . -- «Ja ik» , zei het kalf. Maar as Duimke over den gracht was, liep hijweg al roepende: «Nu en hedde mij toch niet, nu en hedde mij toch niet!»Toen kwam hij aan een anderen gracht waar dat er een peerdstond . «Peerdeke, peerdeke,» riep Duimke, «as ge mij wilt overzetten , dan krijgde een stuk van mijn vader zijnen palap» . - «Jaik»» ,, zei het peerd , en as Duimke daarover was, liep hij weg enriep: «Nu en hedde mij toch niet , nu en hedde mij toch niet» .Dan kwam hij daar nog aan nen anderen gracht, waar dat er een koe stond>, en hij zei weer: «Koeike, koeike,as ge mij wilt overzetten ,- 71dan krijgde een stuk van mijn vader zijnen palap» . -- «Ja ik» , zeide koe , maar as er Duimke over was , wilde hij weer wegloopen enhij begost al te roepen: «nu en hedde mij toch niet» , cn hij ging hetvoor den tweeden keer zeggen , maar de koe pakte hem bij zijn beenen slokte hem op. Mee dat( = daar) de koe vet was, werd ze nu verkocht en geslacht, en Duimke kwam er weer uit met den palap in zijn hand, en zijn moeder was blij en zijn vader ook .En daar kwam ne puitVan tirlaluitEn daarmee is ' t vertelselken uit.( Ninove). A. G. ( 1 )6. Slim Volk! (2)>>a ) Daor was zoo is e' land, wor dat eel stoemme menschen in woonde . Van die mensche waoren er zoo is negen op jacht gewest,en as ze terug naar uis ginge, dan dochte ze ummes, dat ze er eenenkwijt gespeld woaren! «Wacht wa' ,» zee er eene, «' me zulle makandere is telle .» Die telde dan ’ zen kamerade , maor ha vergettezen eige . «Zie de wel» , zee em zoo , «dat er eene verloren is .» —«Och , ' t is ni waar» , zee er nen andere, «ik zal ekik is telle! Een,twee, drij, ...... negen . Zie de wel, dat ze er nog allemol zijn.» -Om er zeker van te zen , telde nen andere wer op ter nieft, en die kreeg , jandeum me! wer acht.Wa nauw gezoengen? «Hoort,» kwam er ’nen andere, a we zullenme onze neus in ' t zand gaon liggen , en dan de puttekes telle .»b) Dat was na goe voor deze keer! Nen andere keer was ' t nogschunder! Ga moet weten , die mensche , die jadden een stadtuisgemaakt, maor z odden er vergete vensters in te doen , en nåwas ' t er zoo doenker als in den nacht. En wette wa ta die slummekaerels nauw deje? Ze zette nen alven dag lang muizevalle op destraat; dan deje ze de kleppekes toe , en ze droege de muizevalle in ' t stadtuis. Dat hodde ze gedaon om het licht te vangen , zeeën ze!c) Me vertelseltje is nog ni uit, zulle! In het stadtuis zaten wel onderd muize , en ze wisten ummes mor ni , hoe ze er uit te krijgen .Zekere keer kwam er is ne vreemdeling veurbij, die ' en kat opzenen arm droeg . Ze vroege , wa beest dat da was! «Hewel, manne,»antwoordde den andere, «dat is 'en raar beest van Amerika, en zoo zen er mor ennige op de waereld . En die beest, die kan eel veel>( 1 ) Zie Jong Vlaanderen , 1882, Rev. des Trad . pop ., 1887 , bl . 553. ( 2) Uit de verzameling van P. d. M..72«Eh ,muizen vangen,» «Da zou ’ e goe betje veur ons zijn ,» dochtenons slummeriken, en den oepperste die zee: «Voor oeveul verkoeptedieë muizeneter?» – «Ja sie , manneke, ik verkoop hem ni geerc,maar komaan, ik zal ' em ' a eel gracelijk geve: voor duizend frangkrij ' d em!» – ' t Was goed, en de vremdeling, zoo gauw as 'embetold was, trok er van deur. Mor hij kost nog gin vijf minutenvarder zin , of dor komt er eene vol spit achter ' em:boske, wat et ' em, as ’ em nauw is geen muize vindt?» – «Pensen vleesch , - riep de vremdeling, terwijlent dat ' em zoo gauw meugelijk voortliep, want ha docht: ze zen zeker men dieverij gewaorgeworren!«Ai, ai , ai manne, nau zemme goe geleverd» , riep de commichonnair al van verre; «as die leelijke beest geen muize vindt,dan et ze menschevleesch .» En ze woaren alleinol zoo bang, dat ze ' un stadtuis in brand stake , om er den muizeneter uit te joage. Maar het arrem beestje liep op een ander ’ uis , en da stoake ze ook in brand. En op den duur brandde heel de stad .(Omstreken van Boom . )(Zie GRIMM, n° 70, Revue des Trad . pop ., 1888, bl . 42-43, Wright, Hist. de la Caricature, bl . 209 en 210, chap . XIV ( les Schildbour geois ), en ib , bl . 212, chap. XIV (les Sagès de Gotham) , alsmedeVolkskunde, 1888, bl. 42. )>SAGEN( 1 ) .9. De Doodskop.Daar was eens een rijke heer, die aan God noch zijn gebod geloofde, en van kerk noch kluis en wou weten , en die gaf eenseen groote fecst. ' s Morgens vroeg al waren de gasten van alle kanten en zijden aangekomen, en vermits het nog veel te vroeg was,om aan tafel te gaan, stelde men voor, eene wandeling te doen .Terwijl ze nu rondgingen , kwam er spraak van de godsdienst envan de onsterfelijkheid der ziel , en de rijke heer dreef weer juist den spot met al wat heilig is , toen het gezelschap over het kerkhof ging.Daar lag op den weg een doodshoofd .«Zie!» zei de ongeloovige , «om u te toonen, dat er geene zielis — ge ziet dien doodskop, niet waar? Ewel , indien er van denmensch in het graf nog iets overblijft, dan noodig ik dezen doode(1 ) Uit de verzameling van P. d. M..73>uit op ons feestmaal!» En dit zeggende, gaf hij het doodshoofd eenen stamp, dat het heel verre over het gras rolde .Ondertusschen was het laat geworden , en alle de genoodigdenwaren aan tafel, en niemand werd meer verwacht . Reeds warenverscheidene spijzen opgediend, als er onverwachts zeer hardgebeld wordt . De poortier loopt naar het hekken , en wat ziet hij?Daar staat een geraamte, met eenen witten mantel bedekt, envraagt, «om mijnheer te spreken .Meer dood dan levend kondigt de bediende zijnen meesterden vreemden gast aan , en alleman was om de dood te stervenvan schrik .«Laat hem binnen komen , zei de ongeloovige, «ik heb hemgenoodigd, hij zal ons nieuws vertellen uit de andere waereld .»Op hetzelfde oogenblik verscheen het spook in de zaal , en eene schrikkelijke stem weerklonk:«Omdat gij mij straks zoo oneerbiedig behandeld hebt, kom ik ustraffen . Ik ben uw vader! En vermits gij niet gelooft aan deonsterfelijkheid der ziel , zoo weet, dat ik ook ongeloovig was in mijn leven, en daarom eeuwig moet branden in de hel .»En het spook stak zijne magere knoken uit , greep den heer bij hetlijf, en slingerde hem drij vier keeren met het hoofd tegen den muur,zoo dat de hersens er uit spatten . Daarop verdween het, en vloogmet de ziel van den rampzaligen ongeloovige naar de hel .Ternath , Wambeke, enz..>>10. Het verwenschte Kalf.Honderden keeren heb ik hooren vertellen, dat er te Ternath ,alle honderd jaren, in zekere weide een soort van kalf komt liggen ,met oogen als vuur, en dat de pastoor het dan voor «eenen nieuwentermijn» moet verwenschen «op de duinen van de zee.» Ik heb personen gehoord , die beweerden, dat zij kind zijnde dat kalf gezienhadden. Ziehier de sage , zooals zij o . a . te Wambeke verteld wordt.«Daar, waar nu het pachthof van pachter L ..... s staat, woondelang geleen een rijke pachter, die bijna den grond van heel hetdorp bebouwde.'t Was oogst , en tarwe, koren en gerst stonden allerprachtigst.Reeds liep de maaitijd ten einde, en de tarwe stond geschoofd op het land, terwijl de wagens zonder ophouden van het veld naar deschuur en weer van de schuur naar het veld reden . Eensklaps,rond den noen, zag men de lucht verdikken . Dondertorens staken- 74in ' t Zuiden op, en stikkend heet was ' t op het veld . Daar was een onweêr op handen, en reeds viclen er dikke druppels regen .De pachter stond op het veld naar het weer te zien , en dacht aanal de schade , die de regen aan zijnen oogst ging veroorzaken, want er bleef nog voor eene zeer groote waerde in te halen . Toen deed hij eene gelofte: «Indien ik mijnen oogst droog in de schuur krijg ,geef ik zooveel brooden aan den arme, als er graantjes in eene viertel gaan!»)Het onweêr ging over, en de oogst kwam droog in de schuur....Doch, onmogelijk kon de pachter zijne belofte volbrengen . Hoe hadde hij kunnen tellen , hoeveel graantjes er in eene viertel gaan?Sedert stierf de pachter, doch moest in de gedaante van een zwart kalf voor die niet volbrachte gelofte boeten . Honderd jaren geleden werd hij door den toenmaligen pastoor van T. op de duinender zee verwenscht, doch na verloop van die 100 jaren moet hij terug komen.»(Gredt, Sagenschatz des Lux., nk 628 , bl. 350, spreekt van een Umgehendes schwarzes Kalb tusschen Weiler en Hetzingen .)311. Kludde.Paerdsknechten zaten op zekeren nacht, in de weide, de vierkoppel paerden hunner hoeve te bewaken . Als zij moesten naar huiskeeren, waren er negen , en geen kon onderscheiden, welk paerdhet vreemde was, zoodat de knapen besloten maar al de dieren naarstal te brengen . Ja maar, men moest eene breede beek voorbij, en zie!het paerd, dat de jongste knecht bereed , begint me daar in eens te steigeren, en wip! daar springt het met hem over de beek . Owonder!Juist in het midden gekomen breekt het paerd in twee stukken, ende knecht valt in het water, terwijl Kludde, want bij was ' t , op denanderen kant staat te lachen , al roepende: «Nu heb ik u g'had ,he, nu heb u g'had!» ( Wambeke .)( Meer dan eene dergelijke sage bestaat er in ons land . Verschei dene staan vermeld in het Kunst- en Letterblad, o . a . 1. Kludde,1840, bl . 49. -2 . De Nikker op het slot van Lichtervelde, ib ., 1843,bl. 15; deze waterduivel verandert zich ook in een paerd . )-12. De zwarte Madam .Eenige jaren geleden ontmoetten de buitenlieden uit de omstreken van Ternath , als zij heel vroeg in den morgend met hunne75 -korven langs de Brusselbaan ter markt trokken, eene zwartevrouwengestalte, die over de baan scheen te zweven. Dit geschieddevooral in de nabijheid van Dilbeke . Nooit heeft de verschijningiemand aangesproken of gedeerd . Zij scheen zelfs de menschen te schuwen: ging men rechts , 200 ging zij links, en omgekeerd.Niemand weet, wie of wat de Zwarte Madam mag geweest zijn .( Wambeke).13. Een Kring om de Maan .Daar was een buitenmensch aan ' t boteren , en hij kon onmogelijkboter krijgen , en ' t was reeds laat in den avond . Daar werd geklopt,en een bruinpater trad binnen , en vroeg, «om hem den . weg tewijzen en eenige stappen mee te gaan . ”«Eerwaerde pater,» zei de boer, a jk zou seffens en met plezierdoen wat ge verzoekt, maar ik zit hier al van over drij uren teboteren , en kan onmogelijk boter krijgen . Ik mag van mijn botervatniet af.»«Laat uw botervat gerust staan , en kom met mij, a zei de pater.Zie,» ging hij voort, naar den hemel wijzende, a de maan staatjuist in ’ nen rooden ring. Eer gij weer te huis zijt, hebt ge al boter.»De man liet zich gezeggen , en inderdaad, toen hij terug kwam ,was de voorzegging bewaarheid . ( Wambeke).>C14. Jefken de Speelman .Een vedelaar van Ternath , Jefken Snep, keerde eens laat in den nacht terug van Goyck- kermis . Als hij in Liedekerk bosch kwam,bevond hij zich eensklaps in de dreef van een allerschoonst kasteel .De dreef was helder verlicht , en het krielde er van juffrouwenen heeren , die , als ze de viool onder zijnen arm gezien hadden, hemverzochten eenige dansen te spelen .Jefken had wel nooit van zijn leven op die plaats een kasteel gezien ,maar hij weigerde toch niet te spelen . Aanstonds wierd er op eeneschoone tafel een stoel met een kussen gezet, en Jefken sprong er op en begon te krabben . Iederen keer, dat er een dans uit was, gaven de heeren hem goudstukken, zoodat hij ten laatste al zijne zakkenvol had . Daar sloeg het in de verte middernacht, en ziel als of zij- 76weggeborsteld waren – kasteel , dreef, heeren en damen warennaar de maan, en ons Jefken zat alleen op eenen dorenstruik , metzijne zakken vol droge elzenblären . (Wambeke.)(Deze sage bestaat ook te Wezemael , Aerschot en Leuven . Te Wezemael, zie Kunst- en Letterblad, 1843, bl . 79, heet de held:Onnoozele Jan. Te Leuven, zie Kunst- en Letterblad, 1842, bl . 4,en ook te Auweghem , zie Kunst en Letterblad 1843, bl . 24, zijn de juffrouwen, oorspronkelijk blijkbaar «alvinnen» , vervangen door katten, die al zingende koeken bakken onder eene linde, de Kattenlinde genaamd . Te Wezemael zijn het heksen . Zij verdwijnen niet op slag van 12 uren , maar op het gezegde: «God zegene u» ,of als te Wezemael: «Geef mij in Gods naam wat zout .»Zie verder KNORTZ, Irländische Märchen, Jim Doyle im Elfenpalast, bl . 9, GREDT, S. d. L. , n' 142, der Geiger aus Itzig, Wolf,Grootmoederken , n° 6 , bl . 22, De bedrogen Vioolkrabber, en n' 23 ,bl. 361, God zegene u?)ANECDOOT( 1 )Neem ' nen Man!Eene weduwe, die gaerne zou hertrouwd zijn , vroeg raad aan den pastoor . «Als de klokken luiden , vrouwken ,» zei deze, a luisterdan wel naar wat zij zeggen , en volg stipt hunnen raad.»Den eersten keer, dat de klokken luidden , scheen het de weduwe,dat zij altijd zeiden: «Neem ' nen man , bim bom bam!»Ewel ,» vroeg de pastoor,, «wat hebben de klokken gezeid?»«Neem nen man,» zei de vrouw .««Trouw dan ,» zei de pastoor; «beter trouwen dan ' t u in dehelle berouwen!»(Zie Cranii OEconomia Clericorum , Lovanii, 1653, bl . 238 , en ook Kunst- en Letterblad, 10 jaarg . , bl . 35) . (Wambeke.)Nota. – Vergelijk met de op bl . 16, Volkskunde, 1-2, medege deelde sage van Karloken: het Kunst- en Letterblad, 1843, bl. 40 ,WOLF, Grootmoederken, n? 3, bl . 18 , Krauss, Sag. und M. d.Südslaven, II , bl . 260 en bl . 278, Gredt, s. d . L., n " 701 , 702,703 , 706 , 708, 714, 1141 , enz.. — Cfr . onze sage van De Vuurman te Baasrode, bl. 16, 1-2 Volkskunde: GREDT, n ' 694.)-> >( 1 ) Uit de verzameling van P. d. M...77DE DIEREN IN DE VOLKS- EN KINDERRIJMEN(1 ).I. De Vogels en hunne Taal.Van de gepluimde burgerschap in ' t algemeen sprekende, zegt deVlaamsche boer:In Maertroeren de volgelkes hunnen staert.In Aprilkruipen ze in ’nen hil .In Meilegt elke vogel zijn ei . ( Brabant.)1. Bij het zien van eene vliegende kraai, (2) roepen de kinderen teAntwerpen:Kraai; kraai,uw nest, dat brandt! Te Nevele:Kraaie,Waar ga - je?Naar den meersch .Wat ga-je daar doen?Eitjes leggen en broen .In Hageland:Kroa, kroa , langebäk,oer moeier es inne kuëlstäk,oer voar es inne kiekendief,hij stelt de Kieken uit de wieg .Dief, dief, dief! (TUERLINCKX , Idioticon ).2. Het lied des leeuweriks ( 3) wordt in de Kempen aldus vertolkt:Djeezeken , mag ' k naar boven komen?' k Zal nooit, ' k zal nooit meer vloeken!Doch, als de vogel wederom daalt – immers, omdat het onbermhertig Djeezeken hem den hemel heeft ontzegd — kwettert hij, omzich te wreken , zonder ophouden:«Sakkerdit! Sakkerdit! Sakkerdit!»Elders:a Domme, domme, domme!»Te Liedekerke (stijgende):Zeezeken, Zeezeken,Open den hemel en laat mij in!' k Zal van mijn leven niet meer vloeken of zweren! (dalende):Zielegods, zielegods, zielegods!(1) Uit de verzameling van P. d . M. Cfr. K. Kroon, Suomalaisia Kasantaja, 1 ,bl. 322-456 .(2) HALTRICH,Zur Volksk. d. S. S. , bl . 155 , Wegener , Volksth . Lieder, nrs 278 en 279.(3) HALTRICH, op. cit . >, bl . 158, Wegener , op. cit. , nr 363.- 78 -Te Wickevorst:Lieve Heer! Lieve Heer!Ik en vloek niet meer!De koornlawerke of aerdleeuwerik zingt te Liedekerke:Jerusalem, lem , lem!of ook:Friedel fronk , fronk!3. De kaersmeersch (?) wordt in de poëzierijke en eenvoudig reine Kempen gehouden voor de bespieder en verrader der verliefdeparen . Zijn liedje luidt:«Zie die twee! Zie die twee!»4. De karrekiet zingt in de Kempen:Karre karrekiet, kit , kit, kit.mijn huiske staat in ' t riet , rit , rit , rit .In West-Vlaanderen:Karre- karre - tjiet, tjiet, tjiet,ik weune in ' t riet ,en zij vinden mij niet . ( L. de Bo. )In Brabant:Karre karrekiet, kiet , kiet, kiet.Ik woon in ' t rieten ge vindt me niet!Op zekere plaatsen , b. v . te Puurs, verandert men het derdevaersje aldus:Ge kunt mij niet vinden om den duivel niet!Te Denderleeuw zou het trijntje, soort van sijsje, nagenoeg hetzelfde zingen en wel:Karrekietzit in ' t riet,maar ik toch niet! (Zie van VLOTEN, II , bl . 12. )5. De nachtegaal(?), reeds in de middeleeuwen als een onverbeterlijk verklikker bekend, is in de provintie Antwerpen tot eenen wijzen raadsman geworden. Ziet hij ergens, bij nacht of ontij, eenmeisje eenzaam door de akkers dwalen , dan roept hij haar waar schuwend toe:Meisje, ziet, ziet, ziet ,wat dat ge doet, doet, doet!De jongens zijn niet goed , goed, goed!»6. Een al- of althans veelwetend waarzegger is de koekoek (2) . Te.( 1 ) Wegener, op . cit . , n 289. ( 2) Pronius , Sächsisches Bauernleben, bl . 38, Wegener, op. cit . , nrs 281-288.79Grimmingen , in Oost-Vlaanderen, hoort men aldus menig boerkenom eene kostelooze consultatie verzoeken:«Koekoek Steven ,hoelang mag ik leven?100 jaar en eenen dag!Kap ma tons den kop maar af!»(Zie v . •VL ., II , 12, twee liedjes en bl . 64, n° 4, ib, éen . )Te Wickevorst:Koekoek een ei!Legt er twee, dan hebt ge er drij .Te Denderleeuw:Koekoek,Sch..tbroek!Te Nevele hoort men, zeer karakteristiek:Koekoek, eierdief,Waar zit uw lief?In de hage.Wat doet hij daar?Eitjes zuipen.Zijn ze goed?Neen, ze zijn bebroed!7. De koekoek ( Rond den Haeril, 1869) zelf roept:Roept en tiert al dat gij wilt ,' k en kome niet voor half April .8. Het winterkoninkje:Hierin ons kwartier,maken ze vier,van mutsaardkluppels mijn billc dik,mijn bille dik . ( Denderleeuw , Wambeke, enz . )In mijn kwartiermaken ze viermet klippels van een bille dikkeen wat rijshout,wat rijshout,wat rijshout daarbij. (West- Vlaanderen .)Titirekketektek!Toorlem van zin -zin!Al onzen kant maken ze vierstokkenals beenen dik , dik , dik. ( Denderwindeke .)9. De weduwaal zingt in Brabant:Populierenhout,lepelhout,lepelhout!80In West - Vlaanderen:Populierenhout,lepelhout,schrepelhout. ( L. De Bo. )In het land van Aalst verstaat men den zang van dezen vogel aldus:Wie gaat er mee na' Ninof?' k He'd'ral g'west.Zijn de Kerzekes al rijp?Neen ze , menheer, ze'n bloeien nog maar!Volgens Gezelle's Loquela zingt hij:Ciïs, Ciñs , Ciïs,g’haalt er eer of!g'haalt er eer of!Te Denderleeuw beweert men te hooren:Ga de mee naar Nienof?'kHeb er geweest!en ook:Ga de mee bij de weef van Karrekio!' k Heb er geweest!Te Liedekerke:Ga de mee naar Billewou?Neen, ' k hem er al geweest.In Loquela, 1883-1884, bl . 96-97 , staat de zang van den poepe lierelhou (goudveugel, goudspecht, aureolus galbula) als volgtverdietscht:Poepelierenhoutes goe lepelhout ,maar abeelenhoutes nog beter houtAnderen , heet het daar, noemen dezen vogel den wrongelewei.Volgens dezen schuifelt hij «de eerste reke van den tusschenzangvan ons oud Kaerelsliedje»:Wrongel ende wei(brood ende kaas,dat eet hi al den dag, enz .. )10. De maerel:Drink'et uiten schink nog een!Ga-d- in den keller en breek - i - a been!( Wambeke en Denderleeuw . De twee eerste vaerzen ook te Puurs en in West - Vl.)Volgens Rond den Haerd in West- Vl.:' k He vijf kinderen en een wijf.Steel ik zeven krieken,' k en hê nog maar eene voor mij.-8111. Het zoogenoemde kersmeesje zingt:Sissepee,Arjanepee,breng den boer wat wettelen (wortels) mee. (Denderleeuw .)Sissepee,Arjanepee,breng ma e pakske toebak mee(1 ) . ( Wambeke.)Ga- de mee,ga - de mee na’ Pee?waar dat den hond zijn broek afdeê. (Wambeke .)Di-di- dee! Di-di -dee!Morgen dood! Morgen dood! ( Puurs.)12. De kwakkel(2 ):Wat spijt mij dit,Wat spijt mij dat,Mijnen staert is uit mijn g ... (W. Vl. en Brab .)Te Liedekerke:Woeit, verkwoeit,woeit, verkwoeit!Te Over-Hespen, bij Tienen:Poet, poet, vermoet!Te Wickevorst, juister en dichterlijker:Kwitwidit, kwitwidit,Kwakkel, die in ' t koren zit!13. In Rond den Haerd, bl . 190, 1879-80, staat het volgende waarlijk fraai en zinrijk zwaluwlied (5):Laatstmaal , als ik hier was,vond ik hier ' nen korentas,' nen havertas, ' nen vlassentas,en nu vind ik hier niet.Alles is verkwiet!Kwitter-kwetter, kwitter-kwetter, kwiet- kwiet-kwiet!' k En zie het niet, ' k en vind het niet,en waar is dat gebleven?' t Is naar de merkten door de kert ( d. i. den molensteen )verfrutseld en verwrrrreven .Volgens L. de Bo:Wanneer ik wegging, zaten de schuren vol koorn .Wanneer ik wederkwam, was alles verswieseld , verswanseld en verteerd .( 1 ) Zie iets dergelijks van de Dohle, Wegener, Volkskt.L .., nr 266.— (2) HALTRICH,Zur Volksk . d. S. S. , bl . 158. (3) Zie Haltrich, Zur Volksk. d. Sieb . Sachsen ,bl . 154, SIMROCK, Kinderbuch , Oken , Naturgeschichte, Wegener, Volksth . - Lieder ,nrs 296-302. 882In het Payottenland: Te Nevele:Als ik verleeën jaar vertrok Als ik over jaar hier was,liet ik hier ' nen erwtentas , vond ik nog ' nen korentas,'nen korentas, en ' nen deelt met vlas ,' nen schelf vol vlas, ' t Is nu al verfritseld en verwreven .en nu is ' t allemaal verdistruweerd , Wat voor een vuile boer is dat?wet, wit, wiet. ( Liedekerke).In de omstreken van Ninove:Als ik hier vertrokken was,vond ik hier ' nen korentas,'nen vlassentas,' nen haverentas ,en nu is alles verkwitterd , verkwetterd , verkwietom .In Friesland , volgens WINKLER:Ass ick uittog (his)hadd'ick kisten en kasten vull.Ass ick wedderkam, wedderkam ,har de sparling,de dickkop (bis) ,alles vertährt!Zekere rijmpjes doelen op ' t geluk, dat deze vogelen aanbrengen: 'Zwolmen onder 't dak,schellingen op zak!» ( Brabant. )Elders alzoo:«Zwaluwen in ' t dak,guldens op zak.»14. De botvink ( 1), naar anderen beweren, de rietmusch, vraagt:«Weet-je, weet- je mij van geenen dikken vetten prrreêkheerrr! (meikever)»( Liedekerke, Wambeke .)Sommigen verstaan vrij wat anders, en wel het naturalistische:«Wille, wille, mij gat zien?» ( Ibidem .)Anderen schrijven deze ...onbeschoftheid toe aan de «aerdvriensel ( groensel, verdier??)» .15. In de omstreken van Tienen «schreeuwt , de bontekraai( roetaard?):Van Tienen op Leeuw!Drink maar uit en tap nog een.16. Van de eksters weet men in Brahant en in het kanton Ninovete zeggen:Op Sint Amandleggen de eksters den eersten band (nam.: van hun nest) .In Aprilis heur( en) nest vul .In Meileggen ze heur eerste ei . ( Denderleeuw , Lombeke, enz. ) .( 1 ) Haltrich, 2. V. d. S. S. , 154.83 C17. Te Leuven begroet men de vledermuis(1) met dit referein:«Vleerennuis,kom te avond thuis,achter den bornput leit en muis! (Zie v. VL. , II , 13. )Te Iseghem aldus:Vlindermuis,kom te avond thuis,met een potje sirope , met een potje met lek ,'t is al voor mijnheer pastoor zijnen bek .( Rond den Haerd, 262, 1880-81 .)Te Nevele:Vleeremuis,kom te avond thuis,en drink e potje koffiegruis.18. Dat de musschen elkander voor «Dief, dief» uitschelden, iszeker wel overal het geval .19. De geelvink(2) zingt , te Wambehe, in denzelfden trant:Dief, dief,dobbele(n) dief,ga naar Mechelen om ' nen brief!20. Dat haan en hoenders (3) eene voor elken boer verstaanbaretaal spreken , kan niemand verwonderen .Als de hen gelegd heeft, roept zij, te Wickevorst:Tikke- tikke - n - ei,Tikke-tikke- n-ei,en te Wambeke:Ket, ket, ket, kedêët!' k Heb en eike gelêëd!Meester Haan is de «wekker» . Hij waarschuwt:«Koekeloerenhaan ,'t is tijd, om op te staan! (Wickevorst.)of:«Koekeloerenhaan,trek uw broek maar aan?» ( Ibid ., Wambeke, enz.. )Soms wordt dit laatste rijmpje tot eene welgelukte spotternij .Hoor liever!«Koekeloerenhaan!Haaft a broek maor aon!»Zoo waarschuwt de kippensultan , te Wambeke, Liedekerke en Denderleeuw den boer, die des Maandaags in de morgenduurtjes, instede van des Zondaags na de tienurenklok, uit de «kappellekens:terugkeert.(1 ) Sloet, De Dieren in het Germ. Volksgeloof, bl . 77, Wegener, Volksth . L. ,n 261 . (2) Haltrich, op. cit . , bl . 154, Wegener, ib ., nr 269. -- (3) HALTRICH ,op . cit. , 155, WEGENBR, op . cit., nrs 272, 273, 274, 275.84SPOTRIJMEN( ) .1. De Walen , - Vlaamsche Steden en Dorpen .-a.c..1. Tegen de Walen:Walenaars b . Wale, Wale vorte ( elders: forte)!zijn leugenaars . Zeven op een sporte,Zij keernen de beuter lijk vuilaards; zeven op een spelle:z'ên luzen bi zakken , al de Walen gaan naar d'helle!z'ên vlooien bi hoopen, ( Kortrijk en Nevele.)ze laten ze langs de straten loopen . (2)( Roesbrugge- Haeringe.)Wale, Walelonke, 2. Wechcl- ter-Zande,te zevenen aan de flonke, hooge landen ,te zevenen aan de keten , groote schuren ,geef Walonke geen eten. weinig om in te vuren ( voeren ).(Nevele .)3. De gemeenten Boisschot en Hulshout zijn door de Groote Nethegescheiden. Des Zomers komen de schoolknapen van beide dorpen op dezelfde plaats in de rivier baden . Meestal ontstaat er oneenigheid,en deze geeft de jonge Boisschottenaars aanleiding tot het zingen van het volgende:Hulshoutsche brekken ( d . i . mieren )Beenen als stekken ,koppen als bollen!Ze komen van den Hulshoutschen toren ( ge) rollen! ( 3)4. Tusschen de jongelingschap der gemeenten Wespelaar enHaacht in Brabant bestond vroeger, wellicht nu nog, dezelfdevijandelijkheid als tusschen de schooljeugd van BoisschotenHulshout.De jongens van Wespelaar tergden de Haachtenaars met hetvolgende spotreferein:Haachtsche karodden ,Kazeweiplodden!Ze komen zoo wijd op onzen dijk ,Ze'n eten niet dan padden en slijk,Padden en slijk en gerstenbrood ...Wij steken ze met naalden en spelden dood! ( 3)( 1 ) Uit de verzameling van Pol de Mont.(2) Mededeeling van den heer de Quéker, te Brussel .(3) Mededeeling van den heer Pr. Leflot, te Lier.85 -.5. Poperingsche keikop, 6. leperling,de meulewal op, je broekske stink de meulewal op en neere, van ouderdom,' t is teeken van kwå weere. je neus is krom...Poperinghenare, Ieperling en boef!bedelare, Stoef, stoef, stoef!waar is je vaar? Ieperling en kind ,Riekt er naar . wind, wind, wind! (1 )(3)Waar ligt je nest? ( Roesbr .- H ..)In ' t str... gepe( r) st (1 ) (2) .( Roesbr. - H ..)7. In Rond den Haerd ontmoet ik de drie volgende spotrijmen .Het eerste is gedicht en gericht tegen de inwoners van Stalhille:Stalhille ,groot van wille,groot van prachten klein van macht.De Stalhillenaars, zegt eene nota, staan bekend als beslagmakers.8. Het tweede treft drie plaatsen tegelijk:Swevezeele,papteele!Coolscamp, droge brood!Ardoye steekt de moo(r)d.9. Op Hooghlede doelt het derde:Hooghlede, groote pracht,van verre gezien en weinig geacht.10. In ' t Hageland bespot men de Hoeledenaars als volgt:«Hoelen vol geloren (d . i . glorie)heeft eene kerk en geenen toren .Hiermede kan men het volgende vergelijken:Nerm en Aalst zijn geborenzonder toren,mikmak,de luiszak (4) .Nerm en Aalst zijn gehuchten van het dorp Hoegaarde .11. In het kanton Sint Quintens-Lennick is algemeen bekend:De heeren van Ternath,de boeren van Wambeek,en de klooten (d. i . de lomperds) van Lombeek.( 1 ) Mededeeling van den heer de Quéker, te Brussel .( 2 ) Te Poperinghe zijn er, schijnt het , ongemeen veel bedelaars, en ' t volk zou er niet al te veel van reinheid houden (?) .( 3 ) De Ieperlingen staan bekend als windmakers .(4 ) Mededeeling van den heer A. A., te Tienen.- 86 -12. Tot lof van de «heeren» en vooral van de «ufvraven» vanTernath voegt men er wel eens bij:Van boven bont,van onder str ...!13. Een geheel epos op Geeraardsbergen:De volontairen van Grammon,die lieten stelen hun kanon.Zij exerceeren gelijk de koeien ,en ze stelen al de sayoeien!Rokkedokkedok,met eenen krommen kop!Z'hebben een geweer gelijk ’nen bloemkoolstok! ( 1 )( 1830.)14. Rijkevorsel, arrem Malle ( d . i . Oostmalle) ,lompe Zoersel, mager Halle (d . i . Halle, bij Santhoven) ( 2) .18. Rijke Vorsel ,Woest Mal,Schrale Wezel,Mager Hal (3 ).Zeer eigenaardig is de volgende spreek wijze, waarmede de loozeKempenaars te kennen geven , hoe ongemeen schraal de grond derlaatstgenoemde gemeente is: «Te Halle ligt ’ ne pier aan en' kettingvoor het mozegat van den pastoor.» (2)15. Nevel blinkt,Vynckt stinkt,en Meyghem is e str..kot! ( Nevele.)16 De Liersche brakken,die komen te Kessel te snakken,al op den Hoogen Dijk .Ze'n eten niks als padden en slijk ,en ze stinken van hoovaerdij. ( Omstreken van Antwerpen .)17. a) Kijk Sinjoor, 'nen uil op ' t dak!Schiet hem er af, 'nen stuiver op zak .b) Sinjoor Kauwauw!Sinjoor Kawauw! ( Klein -Brabant.)Vast eene zinspeling op de platte uitspraak der Antwerpenaars .c) Sinjoor,met de beenen in de voor,met het g .. in ' t slijk!Sinjoor heeft ongelijk. ( Eeckeren .)( 1 ) Mededeeling van den heer H. van Wilder, te Denderwindeke.( 2) Mededeeling van den heer L. Janssens, te Oostmalle.( 3) Mededeeling van den heer J. Adriaensen , te Antwerpen .- 87Als de Melktanden uitvallen .1. Als een kind eenen tand verliest, moet het dezen in de handnemen , en het volgende rijmpje zeggen:Tand, tand,gaat over ' t land .Overmorgen ( 1 ) ’uen nieuwen tand!Dan gooit men hem over ' t hoofd achter zich, wel acht hebbende,niet meer naar den weggesmeten tand te zoeken of om te kijken!2. Soms hoort men ook:Hanneke, tanneke,verleen(() mij ' en tanneke,wel van beenmaar niet van steen.5. Te Wambeke b. T. , Liedekerke en elders luidt het:Muize-muize-manneken,geef ma ' en anner tanneken ,liever ' nen tand va(n) been,as eenen va(n) steen .4. In West- Vlaanderen:Tand, land,ga naar uw (of het) land!God verleen' inij 'nen and'ren tand! (2) P. d. M..Schommellied .Als de kinderen & bijzen» , d. i .: touteren , zeggen ze op slepen den toon:Cicsken , Ciesken Ameldonk,Te Paschen worden de dagen lang;Hoe lang zullen ze duren?Vierentwintig uren,De pol en de schijve,Laat ze maar drijvenTot over de zee,De zeemerreminne,De katte bazinne,Drijslag!Nog ne gaper,Nog ne slaper,Laat de kalotjes maar vliegen . ( Erembodegem .)G. A.(1 ) Overmorgen, morgen , te naaste week, of nog anders. Men duidt het tijdstipaan, waarop men den nieuwen tand verlangt. ( 2) Zie SLOET, De Dieren i,h . G. V., bl . 92-93, dergelijke rijmpjes uit Zwitser land , Zwaben, Meklenburg. Ook Rev. d. Trud ., pop ., 1888, bl. 178.- - 88Het Spel van de Schrapjes.Terwijl men het rijmpje zeer snel opzegt, zet men bij iedere heffing van het vers een schrapje. Het getal verschilt volgens de plaats .1 . Wilde wedden voor een vliegeDa ge mij nie en kunt bedriegenWilde wedden voor ne franc .Dan - d -er zeventien schreefkes zullen staan . ( Gent . )2 . Teken , bieken (= eiken, beuken)Berken aat (hout )Is er eenen al zoo staat (stout)Van te kappen in mijn aat (hout)?Ik durf wedden voor een zwaanDat er twintig schrabbekens staan . ( Erembodegen .)3 . Eik en buuk en berkenhout!īs er iemand wel zoo stout,die mij heeten liegen zou?Wille m'is wedde veur en vaandat er twintig schrabbekens staan? ( 4 ) G. A. ( Humbeek. )4 . Teken, bieken, berkenhout,is iemand nog zoo stout ,van te zeggen, dat ik lieg?Wilde gij wedden voor ' en vlieg,wilde gij wedden voor een zwaan,dat er vier en twintig schreefkens staan ( ™ ) . (Wambeke.)5. leken , bieken bellekenhout,zij de nog zoo stoutvan te kappen in mijn hout?wilde wedden voor een zwaan ,dat er vijf en twintig schrabbekens staan? (1 ) ( Hekelgem .)6. Te Lichtervelde ontdekte G. Gezelle, de geleerde uitgever van de zoo belangrijke Loquela, 1885-86 , bl . 1 , deze variante:Eekenen bcekenen berkenen bouwiemand in mij stol- die mij heeten liegen zal?' k wille weddentwintig schreven staan .er>is er -om e vaandat er -(1 ) Uit de verzameling van P. d. M..89VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.14. Op bl . 96, 1842, Kunst- en Letterblad, schrijft de uitmuntendefolklorist, JAAK VAN DE Velde , dat de koewachtertjes uit het Land vanWaas, bij het genaken der hofstee, het volgende liedje neuriën:«Moeder, ' k heb.zoo lang de koeien gewacht,en nog geenen boterhamgehad,en al gauw , en al gauw, en al gauw!»In het Limburgsch tijdschrift, «Het Daghet in den Oosten» ,troffen wij eene allermerkwaerdigste variante, ditmaal met demuziek in cijfers genoteerd erbij.Gaerne zagen wij de verschillende koewachterdeuntjes van geheelZuid- en Noord- Nederland te dezer plaatse verzameld . Mogen wijonze lezers aanwakkeren , ons met hunne bijdragen te verplichten? P. d. M..15. Wie bezorgt ons eene volledige beschrijving van zeker WestVlaamsch kinderspel, terloops vermeld in R. d. H. , bl . 272, 1869 ,en waarin voorkomt:Huzentruut,waarom en laat je jen schapen niet uut? P. D. M..16. Ziehier een paar kwelvertelselkens. Het eerste teekende ik teomLeuven op:.«Dao kwamp 'nem boer mee e kind,en ' t vertel selke begint,Dao kwamp ' nem boer mee e kalf,en ' t vertelselken es half.Dao kwamp 'nem boer mee ' en fluit,en ' t vertelselken es al uit.»Het volgende schrijf ik over uit R. d. H. , 1880-81 , bl . 262:a 'k Weet een vertelselkenvan Pierlapelseken .Wil je ' t weten , ' k zal 't u zeggen.Der kwam ' ne patereen bij viel in ' t watere,en der kwam ne puit ,en hij trok hem der uit,en daar is ' t vertelselken uit.»Wie deelt ons nog meer dergelijke mede? P. D. M..17. Als de kinderen den verteller onderbreken met de vraag, nogeens deze of gene plaats te herhalen, krijgen zij in Brabant tot antwoord: «De pastoor doet geen twee missen voor éen geld.In West- Vlaanderen vergast men den onderbreker op een rijmpje:«' k En ben noch pater noch preêkheere,'k en zegge mijn woorden geen twee keeren.' k en ben noch pater noch recollet ,had-de beter op mijn woorden gelet! ( R. d. H.. )Kent geen onzer lezers eene variante? P. D. M..- 9018. Er bestaan tal van «handgift-spreuken , ' die als zoovele andere overleveringen meer en meer vergeten geraken , en zonderuitstel verzameld dienen . Hopende, dat een of andere medewerkerer zich eenige moge herinneren, deelen wij hieronder het rijmpje mede, dat de Antwerpsche «gerrenautswijven» (garnaalverkoop sters), des morgends, bij het gerieven van ' t eerste maatje, opzeggen:Oktus, ontvang (1) de brok ,is het nog wat klein ,zal ze morgen zooveel te grooter zijn ( sic ).Weet iemand meer van dien god .... Oktus? P. D. M..Mijn vader wan mi hier te voren ,eer hi ghewonnen was of gheboren .Mijn moeder droech mi, zijt zeker das,eer dat soe gedreghen was;oec was ic die selve man ,die mier ouder moeder dmaechdom nam.Nu vrag ic elken , die mi aensiet,oft hi minen name kent yet?Bij dit raadsel, op bl . 56, 1842, Kunst- ' en Letterblad , uit BLOM MAERT'S Oudvlaamsche Gedichten overgedrukt , voegt C. P.S (errure)deze woorden: «Wij denken, dat de schrijver de erfzonde bedoeld heeft, waermede ieder mensch, die geboren wordt, bevlekt is .»19 .--INGEZONDEN ANTWOORDEN,1. (Zie hooger bl . 22 en bl . 59) van den heer P. Brasseur, te Lier,ontvangen wij de volgende belangrijke mededeeling.«Te Proven , bij Poperinghe, bestond vroeger het op bl. 22vermelde gebruik, doch op Sint- Eloy's avond , 1 December. Sint-Floy is , men weet het, de patroonheilige van boeren en smeden .«Alle jaren, rond zes uren ' s avonds, kwamen al de paerden knechts – in Veurne- Ambacht kartons geheeten bijeen op' t Noordeinde der gemeente, tusschen de dorpplaats en een klein gehucht, het «Kort gebuurte» , op vier honderd meters afstand.«De Staatssteenweg van Ieperen naar Duinkerke loopt dwars door 't dorp en ook door «' t Kort gebuurte .» Vroeger was die wegtusschen beide plaatsen begrensd door reusachtige populieren, diede gansche baan overwelfden .«De echo's van ' t gewelf weerkaatsten tot laat in den nacht het geklets der handig bestuurde zweepen . Daags nadien mochten deuitvoerders van dit concert van bijzonderen aard een goed glas bier drinken op de gezondheid en ook op de beurs van den boer.«Tot hiertoe gebruikte ik den verleden tijd , ziehier waarom: in 1873, meen ik , werden voor rekening van 't Staatsbestuur al de->- 91 .boomen, die langs beide zijden van den weg stonden , en zoolang devoornaamste toehoorders geweest waren van deze vreemdsoortige nachtmuziek, openbaar verkocht en uitgeroeid. Van dan af hebben de kartons hunne vergaderplaats als ontheiligd beschouwd en zijn er niet meer bijeengekomen .»Voorts schrijft ons den heer H. van Wilder, te Denderwindeke,omtrent hetzelfde onderwerp: «Des avonds, of liever des nachtsworden alhier groote vuren aangelegd, rond dewelke de jonge lieden , met groot gerucht, dansen en zingen . Deze vuren heetmen St-Pietersvuren . Op Sint-Pietersdag hangen de kinderen de «St-Pieterskroon» over de straat , en vagen daaronder de schoenender voorbijgangers, met het doel, eenige centen te ontvangen . Tegen avond wordt dan onder de kroon «pappenthee (?)» gedronken, ende jonge meisjes der buurt leggen eenige stuivers uit, om eene«kom» (gesuikerden jenever) in eene nabijliggende herberg te latenbereiden . Te Ninove ook hangt men de Sint- Pieterskroon over destraat, en onder dezelve legt men het Sint-Pietersvuur aan .»Op Sint- Pietersdag schooien , te Gent, de kinderen langs de straat,terwijl zij het volgende deuntje zingen:' Ne cens voor Sinte Pieter ,’ne cens voor Sinte Blok,Wilde nie gevenhang(t) éw op.Te Lokeren leggen de ingezetenen van eene geheele wijk geld uit, ten einde cene meestal overgroote, met bloemen, loof, spiegel glas, klatergoud en eierschalen versierde kroon, aldaar a rozenhoed»geheeten, te laten vervaerdigen . Deze kroon wordt dan tusschentwee huizen over de straat, soms ook te midden van eene openbare plaats gehangen, muzikanten worden ontboden, en rondedansenuitgevoerd . Ook de begoede burgers nemen aan deze feestvreugdedeel.Te Duinkerken zong de jeugd , volgens Baron Sloet (De Dieren inhetGermaansche Volksgeloof),onder de Sint-Pieterskroon het volgende:Ik zoude nu so gerren naer Engeland varen al om mijn eerste wieltje van mijnen nieuwen wagen.Ik zal om een gaen zoeken Van hier naer de vier hoeken ,Van hier overal,Waer ik hem vinden zal .Komt hier, enz... P. d. M..2. (Zie hooger bl.53) Aan dewelwillendheid van denzelfden ievervollen medewerker, M. H. van Wilder, zijn wij eenige hoogst gewich tige aanteekenigen omtrent de t . a. p . gedrukte sage verschuldigd .>992-«De trutelers van Pollare,» zoo schrijft hij ons , «halen de schouders op bij de sage, in afl . 3 opgenomen .De Ammansput, niet Sint Amandusput, heeft aanspraak, niet op eenen legendarischen , maar op eenen historischen naamoorsprong.De sage van Sint Amandus is , gelijk ze in den mond van ' t volk voortleeft, heel wat anders.'t Was in de kermisweek Sint- Amandus kwam van Winnik( Denderwindeke) , waar hij was gaan prediken . - Op den Roe, (wijkvan Pollare, was ieder aan zijnen bak. Amandus vroeg er in drij,vier huizen ' nen boterham . Wij hebben geen brood, klonk het overal; wij zijn bezig met bakken . - Geef mij een brokje deeg, datik er wij een broodje van make! Dat hebben wij veel te duurbetaald, om het aan u te geven , was ' t antwoord . Als Sint Amandusin zijn vijfde huis met hetzelfde compliment aan de deur werd gezet,maakte hij zich zoo kwaad , dat hij in groote gramschap uitriep:Ewel, leelijke wijven, gij en wilt mij nie wat deeg geven om mij een broodje te maken, nu en zulde zelf uw brood in den oven niekrijgen! en met deze vermaledijding, ging hij langs de Paddenholle naar Ninove. Zie, nauwelijks had de heilige man de verwen sching uitgesproken of het a beslegen» brood van gansch den Roebegon te zwellen, te zwellen en zoo dun te worden als water,zoo dat het eindelijk van den paal liep en niet in den oven te krijgen was. De wijven , met paal en ovenstaak gewapend , zetten danAmandus na . Deze spoedde zich voort en ging droogvoets overden Dender. De vrouwen wilden hem achterna, maar nauwelijkszetteden zij den voet op het water, of zij zonken naar den grond en verdronken .De spotnaam van troteter dagteekent eerst van ' t jaar dertig. Opkermisavond, einde September, was de gansche bevolking er op debeen, door de mare, dat een Hollandsch leger nabij was en alles zou plunderen . Iedereen vluchtte met wat te redden was. De koster was met zijne 17 teilen trot op den toren gevlucht; maar het volk,dat daar eene schuilplaats gezocht had, at al zijnen trot met de handen uit . Indè...»3. ( Zie hooger, bl . 57) . Het schijnt eene bijzonder lastige taak , hetaldaar bedoelde lied «van het Jaar Een» machtig te worden. Tien tallen van personen uit de volksklas, vooral in Klein - Brabant en denZuid-Oost- hoek van Oost-Vlanderen , werden op mijn verlangengeraadpleegd. Tot hiertoe vruchteloos! In eene kleine verzameling geschreven liederen van mijnen moederlijken grootvader bladerende,ontdekte ik zelf intusschen op een strookje van ouderdom en vochtig>- 93heid bruin geworden papier eenige regelen van het lied , die ik, hieronder, zoo goed en zoo kwaad als ik dezelve heb kunnen ontcijferen ,aan alle belangstellenden mededeel .«Den eersten Uyl, dien ik hoorde preken,Was eenen Uyl van groot verstandt.Hy kende wel al ons gebreeken ,Hy preekte langen tyd voor het Jaer Een (bis ).«Den tweeden Uyl dien ik hoorde preken,Was eenen Uyl die sprak van geld.Ik hoorde hem van syn betaling spreken Hy heeft het voor syn schuld geteld.' t Was uyle geld; voor dry oorden koopt men de uylen ,En d'accinaten (sic ).Koopt men langst de straeten ,Voor dry oorden per liever Als men begeerd.Ik hoorde nog eenen anderen preken en diën setten de tienden af.Men hoorde de boeren van hem lof spreken.En zeggen: diën uyl is braef.Nu mag men vry onzen oost in 't schuere haelen,zonder te wagtenby daegen oft by nagten.' t Is groot gewelt de slimste (stilste?) van ons pagt.gekomen.en vierden diën goed en braef.Dan pryken sy in de dorpen en in steden,al hunne wetten ,wilt er op letten ,was dat niet gepreekt voor het jaer een. } bis.Den grootsten Uyl boven alle uylen Was eenen nyl van groot verstant.'t Was te behuylen (!)dat hy kwamp schuylen .....»Al het overige ontbreekt. De zangwijze is mij bekend.P. d. M..4. In zijne vorige afl. gaf Volkskunde onder ni 9 van de rubriek «Raadsels» , bl. 19, het volgende op:Er is een ding. Het is kleiner dan een muis,en het heeft meer venstertjes als het stadhuis.( De vingerhoed .) ( Antwerpen ).Te Antwerpen is dit raadsel, bij mijn weten, onder de school jeugd nog enkel bekend onder bovenstaanden vorm. Een belangstellend lezer verplicht ons met eene niet alleen vollediger, maar veel pittoresker lezing, namelijk:Daar is een ding:' t is grooter dan een luis ,' t is kleiner dan een muis,en daar zijn zoovele vensterkens in als in het Oostersch -Huis .>945.Zoo, verzekert hij ons, werd dit raadsel in zijne kinderjaren algemeen opgegeven . Men weet, dat , naar de volksoverlevering, hetOostersch-Huis (Maison hanséatique) van zoovele vensters voorzienis of was, als er dagen in het jaar zijn .8. «Adjendodderken en Anneken - Tooverheks, dat uw tijdschriftals vertelsel opgeeft, speelde ik , toen ik zoo'n kleine dreumes was,(ik spreek van Zeezekens tijd!) met mijne jonge kameraadjes.»(Mededeeling van denzelfde.)In van VLOTBN's Kinder- en Bakerrijmen , II, bl . 21 , hadden wij reeds, voor het ontvangen van bovenstaande mededeeling, onder derubriek Speelrijmen en dergelijke, het volgende aangetroffen:9.Wie klopt daar?Anneken, Tanneken, Tooverheks.Wat wou je hebben?Een stukje vuur.Dat heb ik niet . Ik heb je schoorsteen zien rooken .Dat was bij buurvrouw.Dat jok je.Mag ik dan naar binnen komen?Neen.Met mijn' gouden schoenen? Neen.Met mijn' groote laerzen? Neen.Met mijn houten klompen? Neen.Met mijn glazen muiltjens? Ja .Wat heb je daar mooie kindertjes!Wil je er een van hebben? Ja!Wat zulje ze ten eten geven?Al wat ze maar lusten .Waar zul je ze le slapen leggen?Op kussentjes van veeren en beddetjens van dons.Ratten en muizen.(Daarop vangt het nazetten aan) .Hier rijst de vraag: heeft het vertelsel zijn ontstaan te dankenaan het kinderspel, of omgekeerd? Wij meenen op goeden grondde voorkeur te moeten geven aan de tweede veronderstelling . Nog andere kinderrijmpjes zijn ons bekend, welke, blijkbaar aan vertelsels ontleend, op eene plaats als afzonderlijk fragment, op eeneandere echter in een sprookje verwerkt, worden aangetroffen .P. d . M..-FOLKLORISTISCHE KRONIEK.1. TAALVERBOND. Afd.: VOLKSKUNDE. ONDERAFDEELINGANTWERPEN. - Wij bleven eenigszins ten achter in het mededeelen van de werkzaamheden der Antwerpsche folkloristen . Onze lezers mogen daaruit niet opmaken, dat de iever zelfs maar eenigszins ver flauwd is: integendeel werden , over het algemeen , de vergade- 95>ringen zeer druk bezocht, vonden er meer dan eens ernstige en boeiende besprekingen plaats, en vooral werd er menige nieuwe aanteekening op het gebied der Nederlandsche Volkskunde mede gedeeld .Ook de bibliotheek mag zich in eenen ruimen bijval verheugen;nog onlangs werd zij verrijkt met geschenken van de heeren Em . Rosseels, Max Rooses, Aug. Gittée en Pol de Mont.Wij laten thans, zoo beknopt mogelijk, het belangrijkste, dat in elke zitting werd verricht, hieronder volgen .A ) Zitting van Donderdag , 19 Januari. Men verneemt de volgende mededeelingen . De heer Paul Sébillot, de verdienstelijke Fransche folklorist en secretaris der «Société des Traditions populaires,»heeft op een banket van leden dier maatschappij eenen heildronk uitgebracht op onze jeugdige vereeniging. Een reglement voor de plaatselijke afdeeling werd vervolgens aangenomen , en is nader hand , met bijvoeging van het programma, gedrukt en rondge stuurd. Eindelijk geeft de heer Moortgat lezing van de vertaling,die hij heeft gemaakt van een Engelsch artikel: «Is Folklore eene Wetenschap?» Het voorlezen van bijdragen door de heeren Pol de Mont en Joz. van de Venne besluit de zitting.B) Op de zitting van 16 Februari werden zaken van huishoude lijken aard besproken . De heeren Joz . van de Venne en Em. K. de Bom lazen vertelsels, sagen , volks- en kinderliedjes en -gebeden .c) Zitting van 18 Maert. 0. a . komt te berde het punt: hoe de sprookjes dienen opgesteld te worden . - De heer de Mont deelt cene verzameling spotrijmen en vogeltaal mede (Zie bl . 77, 78, 79,80, 81 , 82, 83 van deze afl.).Voor de dagorde der a . s. eerste Algemeene Vergadering der afdeeling «Volkskunde,» ((2 April, Gent) worden door de heeren de Bom, de Mont en Rooses eenige punten opgegeven .2. De bekende Friesche schrijver Waling Dijkstra, te Holwerd,heeft aan velen in Nederland een schrijven gezonden , waarin hij mededeeling doet, dat hij voornemens is een werk samen te stellen,dat tot titel zal voeren: «Volksoverleveringen , volksvertellingen,volksgebruiken en volksbegrippen op Frieschen bodem .» Hij ver zoekteen ieder, die belang stelt in Frieslands voortijd , hem daarin behulpzaam te willen zijn , door toezending van hetgeen hij op dat gebied weet of bezit, teneinde een werk samen te stellen , dat tevens als bijdrage zou strekken tot de kennis van het vroeger bestaande,doch tegenwoordig meer en meer wegstervende bijzondere volks leven in die belangrijke provincie.3. IN «DE PORTEFEUILLE»; 17 Maert j . l . , n' 51 , wordt de ze aflevering van ons tijdschrift besproken . Dit artikel deelt de volgende bijzonderheden mede over Volkshumor: «.... Bij ons zijn de bijnamen in overvloed voorhanden . Wij noemen slechts: spuit,ook pomp (geweer); broodmes, lat (sabel); slakkensteker (bajonet);kanarievogel ( infanterist); steek, zwartrok, hemeldragonder , jezus vanger (geestelijke); mosterdjongen ( heerenknecht); piskijkerC96>.( dokter ); kraai, schroevendraaier ( aanspreker); spanrups (land meter), enz .. «De bewoners van Amsterdam heeten koekvreters, van Rotterdam kielschieters, van Zwolle blauwvingers. Zie verder LAURILLARD, Sprokkelhout, blz . 205-208 en de aldaar aangehaalde bronnen .»Uit hetzelde nummer van hetzelfde weekblad knippen wij nog het volgende over het «Maandblad van het genealogisch - heraldiek Genootschap «De Nederlandsche Leeuw» , jg. 6, n. 2.«Wij wisten reeds, dat men in de Zaanstreek bij trouwplechtig heden de molens versiert(1); hier deelt de heer G. J. Honig) ons mee, dat ze aldaar ook in rouw gezet worden . Dit geschiedt door het afnemen der borden van de wieken. Bij het rouwen telt men het afslaan der eindborden niet mee. De volgorde nu is deze: van de 16 borden, welke een molen behalve de vier eindborden heeft,slaat men af:«Voor den patroon alle ,diens vrouw 15 en de molen blijft stilstaan .zijn kind 13 zijne ouders 11 , doch dan blijft de molen malen .broeders en zusters 9grootouders 7oom of tante 5 en de molen blijft malen .neef of nicht 3neefs- of nichtskind 1«Vroeger was dit eigenaardig Zaansch gebruik algemeen , tegen woordig sterft het langzamerhand uit. De overlevering verklaart den oorsprong ervan op de volgende wijze: twee broeders , water molenaars, woonden ver van elkaar af; nu kwamen ze overeen, om elkaar het overlijden van een hunner huisgenooten door het afslaan der borden te berichten» .>DDDDDOproep.De Portefeuille doet ons de eer aan, den inhoud van ons blad regelmatig aan te kondigen: het is voor ons een bewijs, dat het ook in Noord-Nederland belangstelling wekt . Bij de bespreking van mijn laatste artikel , Ons Programma, werden door J. G(Rein) eenige toe voegsels, vooral in bibliographisch inzicht , geleverd . Het ware,dunkt mij, voor ons tijdschrift zeer wenschelijk, zoo een Noord Nederlander, op de hoogte der zaak , zich wilde gelasten met het opmaken eener lijst van wat in Holland op folkloristisch gebied verschenen is . Veel schuilt er bij voorbeeld in voor ons met moeite toegankelijke tijdschriften; de Volksalmanakken bevatten menigeinteressante bijdrage, die wij in België nooit te zien krijgen . Zou een onzer hollandsche vrienden niet bereid zijn , onze zaak dezen dienst te bewijzen?A. G.(1 ) Zie De Oude Tijd, jaarg. 1870, blz . 350 en verv. .3 97De Folklore als Wetenschap.(Vervolg , zie afl. 4, blz . 65).In het Folk -Lore- Journal (2e deel , bladz . 3125) , heeft deheer Nutt een zeer goed kort begrip gegeven van de onder werpen , die onder de algemeene benaming Folklore wordenvervat , doch bij ' t rangschikken dezer onderwerpen benuttigthij de benamingen niet, die algemeen erkend en aangenomenworden , terwijl zijne rangschikking in zichzelve ook de wijze niet aanduidt , waarop de Folklore moet bestudeerd worden .De rangschikking des heeren Hartland (2e deel , bladz. 343)durf ik voor beter houden . Nogtans denk ik , dat wij niet buitende hoofdgroepen moeten treden , waarin de onderwerpen , in deFolklore vervat, zich natuurlijk laten verdeelen . Er is grootebehoefte aan eenvoudigheid . Volksgebruik en volksgewoonte zijn , alles wel ingezien; willekeurige verdeelingen , en weinigenavorschers zullen , denk ik, hunne studiën bij die rangschikking beperken . Velen echter beperken hunne studiën , en zullendit voortaan nog doen , bij de natuurlijke groepeering deronderwerpen , en ik zie geene reden , waarom zij zulks niet doenzouden , zoolang zij deze deelen erkennen als tot één grootergeheel behoorend. Ik zou het daarom willen wagen , devolgende verdeeling in vier hoofdgroepen, waarvan elke inkleinere groepen wordt onderverdeeld, zooals in de bijgaandetafel voor te stellen:1. Overgeleverde verhalen:a) Volksvertellingen;6) Heldenvertellingen;c ) Balladen en liederen;d) Plaatselijke legenden .>2. Overgeleverde gebruiken:a) Plaatselijke gebruiken;6) Feestgebruiken;c) Gebruiken bij plechtigheden;d) Spelen .9983. Bijgeloof en geloovigheden:a) Tooverkracht;6) Starrenwichelarij;c ) Bijgeloovige gebruiken en inbeeldingen .4. Volkstaal:a) Volkszegswijzen;6 ) Volksbenamingen;c) Spreekwoorden;d) Klinkrijmpjes, raadsels, enz ..Ziedaar dan den breeden omtrek van wat thans onder denalgemeenen naam van Folklore verstaan wordt . Het is nogtans noodig de samenstellende bestanddeelen onzer studie een weinig omstandiger na te gaan , onder elke der vier hoofdgroepen,waarin zij zich laten verdeelen .1. Overgeleverde verhalen.. -- Deze vormen misschien hetvoornaamste bestanddeel van de Folklore. 't Zijn ofwel tooververtelsels of kindervertelsels , heldenlegenden , legenden overbijzondere plaatsen of voorwerpen , of balladen en liederen . Dezoogenaamde tooververtelsels en kindervertelsels vormen eeneklasse , die algemeen bekend is geworden als volksvertelsels ofMärchen. De andere items mogen heldenvertelsels en volksliederen genoemd worden , daar deze de benamingen zijn , diegewoonlijk door schrijvers over die onderwerpen wordenaangenomen . Alle arie die klassen volksvertelsels , heldenvertelsels en volksliederen – handelen over de wonderbare lotgevallen van verscheidene personages menschen, reuzen,heksen , wonderbare dieren , en andere van dien aard . De volksvertelling, die het oudst van vorming is , behandelt hare dramatispersonae onder een wat men zou mogen noemen onpersoonlijk stelsel , d . i . te zeggen: de verschillige karakters zijnbekend onder eenen algemeenen titel , als «een zeker koning» ,«eene zekere koningin» , «prinses» , of zoo iets , ofonder eenenonbepaalden naam , als Asschepoester, Sneeuwwitje , deZwaanmaagden , enz .. Mettertijd , wanneer de volksvertellingmeer en meer een bestanddeel van het plaatselijk leven des volks>99geworden is, en minder van zijn vroeger zwervend stamleven behouden heeft, worden deze onpersoonlijke of algemeenenamen voor de dramatis personae in sommige gevallen door debijzondere namen van gewone individuën verdrongen. Zulks ishet geval in eenige Spaansche vertellingen . In Iersche vertelselsen meer nog in Schotsche vertellingen ontmoeten wij soortgelijkenamen , op de helden der vertellingen toegepast . Hier valt echteraan te merken , dat die naamtoepassing stipt bij den held of de heldin bepaald blijft, terwijl de andere personages over ' t algemeen hun onpersoonlijk karakter behouden , en dat zelfs dienaamvervangingen de onbepaalde beteekenis, door het volk eraangehecht , te kennen geven . Jack (Jan) en Tom (Thomas) , in Iersche en Engelsche vertellingen , beteekenen niet veel meerdan een «zeker koning» , «een molenaar»» , enz.. Alhoewel ,daarom, deze wijziging bestaat van de bepaling der volksvertelling als zijnde onpersoonlijk, blijft de bepaling toch geldigals een algemeene karaktertrek der volksvertelling, omdat depersoonlijkheid aan eenen alledaagschen naam gehecht geenehistorische betrekkingen bevat, en daarom niet strekt tot het uitoefenen van eenen voelbaren invloed op de volksvertelling.Deze benaming, onpersoonlijk, wordt nog veel beter vastge steld , wanneer wij de volgende klasse — heldenvertellingen -beschouwen . ' t Zijn zulke als «Gwijde van Warwick» ,«Devis van Hamtum» , en de vertellingen van den WallischenMabinogion . Terwijl deze van denzelfden oorvorm zijn als devolksvertellingen , werden zij nogtans mel uén naam van ' t een of ander historisch of half -historisch personage verbonden ,en heeft de geschiedenis, die aldus het gebied van de Folklorereden had , de vertelling gewijzigd en veranderd . Sommigeder lotgevallen in de heldenvertellingen zijn dezelfde als die dervolksvertellingen , maar zonder dezelfde omgeving, en nietgevolgd door dezelfde voorvallen . Dan weer zijn het sommigeder formulen uit de volksvertellingen , die in de heldenvertellingen terugkomen; maar zij zijn omgeven door-, en omgewerkt in andere voorvallen en karakters, die hunne rangschikking onder de eenvoudige klasse der volksvertellingen onmogelijkmaken .>9100->.2. Overgeleverde gebruiken . De tweede groep, waarin deFolklore geschikter wijze kan verdeeld worden , is die, welke opde gebruiken betrekking heeft . Deze zijn plaatselijke gebruiken ,feestgebruiken , plechtigheidsgebruiken, spelen .Plaatselijke gebruiken zijn dikwerf zeer buitengewoon, en somtijds slechts op eene of twee plaatsen bewaard gebleven .Maar zij zijn daarom niet min kostbaar voor den volkskundige;want het is mogelijk , dat de eene of andere plaatselijke omstandigheid op de praktijk van het gebruik gewerkt heeft, en het in leven heeft gehouden, terwijl het op andere plaatsen is uitgestorven . Plaatselijk gebruik gaat nog al licht naar plaatselijke wet over, en zoodra wij zulks bemerken , verliest Folklore hareaanspraak. Echter is het leerzaam , voorbeelden te vinden vanplaatselijk gebruik, dat op sommige plaatsen den eerbied , dienmen er voor koestert, verschuldigd is aan den wil des volks , enop andere aan de plaatselijke wet . Hier krijgen wij eenen over gangsvorm van Folklore, die ons de echte waarde leert vattenvan vele zaken , die ze ons leeren moet; omdat wij mogen aan nemen, dat het gebruik ouder is dan de wet, en vandaar dat deFolk -lore tot de wetten des lands heeft bij gedragen . Bevinden wij, dat een gebruik op eene enkele plaats wordt in eere gehouden , dan mag het natuurlijk worden aangenomen , dat zulksiets bijzonders en eigenaardigs aan die plaats daarstelt; maar' t is de plicht van den volkskundige naar gelijksoortige gebruiken te zoeken , en zijne vorsching niet op te geven alvorensiets bepaalds omtrent den oorsprong van het gebruik bekendzij. Vele plaatselijke gebruiken kunnen op die wijze tot hetgebied der geschiedenis worden teruggebracht , en daarom uitde Folk - lore reeds worden weggenomen . Wij kunnen dus de plaatselijke gebruiken volgenderwijze bepalen: a) als ontstaanzijnde uit den volkswil op sommige plaatsen , en , op andere, alszijnde bestanddeel geworden van de plaatselijke ,. d . i . gemeenteof ambachtwet; b) als verscheidenheden van wel gevestigdevolksgebruiken; c) als bijzonder aan eene enkele plaats , en eenen bevestigden of bevestigbaren oorsprong hebbend . Dezelaatste soort heeft natuurlijk met de Folklore niets te maken .De feestgebruiken vertegenwoordigen eenen uiterst belang>01 3rijken tak van Folklore . Evenals ſer zich verzekerd heeft in' t geval van plaatselijke gebruiken , dat, zoola'g een plaatselijk gebruik in zijne eigenaardigheid blijft afgezonderd, het nietkan worden aangenomen op het gebied van Folklore, - en dat een zuiver Folkloristich gebruik, dat op eene plaats nog gevolgdwordt, mettertijd een gedeelte van de plaatselijke of gemeentewet kan worden , zoo dient het ook aangemerkt in ' t gevalvan feestgebruik, dat, zoolang het bij eene bijzondere viering der Kerk bepaald blijft , men het niet als Folklore mag opnemen ,en dat een gebruik , dat op zekere tijden des jaars gevolgd wordt,trapsgewijze tot een erkend kerkelijk feestgebruik is ingelijfd geworden . Aldus staat de Kerk in dezelfde betrekking metfeestgebruiken als de wet met plaatselijke gebruiken . Voor den volkskundige zijn Kerk en Wet de gestadige middelen ,waardoor de Folklore tot godsdienstige naleving of tot wetstoepassing hervormd wordt. Wanneer de Folklore derwijzebinnen hunne eigen kringen – van Kerk en Wet — geheiligd en bekrachtigd is , wordt het moeilijk, ze te onderscheiden ,en een groot gedeelte blijft natuurlijk onontdekt, doch daar ,waar de overgangsstaat nog te herkennen is , merkt men zeer vaak, dat juist door de werking van Kerk en Wet de Folklore is bewaard gebleven .Maar de Kerk heeft veel meer voor de feestgebruiken gedaandan de Wet voor de plaatselijke gebruiken. In de vroegste dagendes Kristendoms werd een woeste strijd gestreden tegen het noglevende en nog krachtige heidendom der horden , die het Roomsche Keizerrijk veroverden . En het strenge en noodigewerk , dat diende uitgevoerd te worden , om het barbaarsche geloof uit den weg te ruimen en plaats te maken voor de beschavende werking des Kristendoms, werd niet zonder weerstandten uitvoer gebracht.De Kerk leerde, dat sommige tijden moesten voorbehoudenblijven tot het naleven van godsdienstige plechtigheden; en het volk, altoos weerspannig, wanneer het gold de gebruikenzijner voorvaderen af te zweren, — altoos vol vrees, zijne oude goden, die tot hiertoe zooveel voor of tegen hem gedaan hadden,te zullen vergrammen , - het volk beantwoordde die leer derC102.-- ---Kerk door bij de -Kristene plechtigheden zekere zijner eigeneplechtigheden tevoegen, die vroeger op verschillige tijden van ' t lieidensche" jaar gevierd werden . Zoo vinden wij bij al de groote Kerkfeesten, Kerstmis, Paschen, Pinksteren , en andere ,

  • dat er gebruiken geplogen worden somtijds door de Kerk

zelve, somtijds met hare toestemming, soms ook eenvoudig tegelijkertijd met die der Kerk, die zuiver en onbetwistbaar overleveringsgebruiken zijn in hunnen oorsprong enhunne beteekenis . Als wij het vraagpunt over de betrekkingtusschen Kerkgebruik en Folklore teenemaal terzijde laten ,een vraagpunt, dat wel verdient te worden uitgewerkt, – is hetde plicht des volkskundigen , die overgroote massa volksge bruiken bijeen te vergaren , die langzamerhand rond de Kerkfeesten is opgestapeld geworden . De heer Dyer heeft daartoeveel bijgedragen in zijn boek over Britsche Volksgebruiken .Men zal vinden , dat op zekere tijden des jaars, nemen wij.b . v. Kerstmis – een aantal volksgebruiken lang werden uitgeoefend als deelmakend van dit vreugdevolle feest. Op som mige plaatsen aanziet men het uitdooven van den kerstblok(Yule -log) op Kerstdag als een onheilspellend voorteeken , en in de Kerk wordt dezelfde gedachte bewaard , doch met kaarsen in plaats van met den kerstblok . Maar de eigenlijke Folklore houdtgeene rekening van de betrekking met Kerkgebruik. De plechtigheden van den kerstblok en hunne talrijke beteekenisvollelessen bestaan gansch onafhankelijk van het Kerstfeest; enwanneer wij beschouwen , dat dezelfde gebruiken op verschilligeplaatsen en op verschillige tijden des jaars worden in eere gehouden, zal het duidelijk zijn dat, alhoewel de volkskundige zich van de Kristene gebruiken moet bedienen als van een middel, om volkskundige punten te ontdekken , hij ze toch moetlosmaken van hunne toevallige en vreemde vereeniging met hetgebruik, dat zij ongetwijfeld hebben helpen bewaren .Plechtige gebruiken behooren tot de groote voorvallen deslevens · geboorte, huwelijk, en dood; – tot de maatschappelijke instellingen , die ons omringen het huis en het te huis;den landbouw, enz ..3. Bijgeloof en geloovigheden . – De derde wortelgroep van>103Folk-lore bestaat uit dat groote lichaam van bijgeloof, dat tenallen tijde en op alle plaatsen een onderwerp van waarneminggeweest is . De hoofdstukken , waarin deze groep verdeeld wordt,zijn: tooverkracht, starrewichelarij, en die groote menigtebijgeloovige gebruiken en inbeeldingen , die met de onderwerpen: loovergodinnen , behoedmiddelen of amuletten , planten ,dieren , geneesmiddelen , weder, droomen , enz . , enz. , in betrekking staan.Bij de twee eerste afdeelingen van bijgeloof, d . i . tooverkracht en starrewichelarij , hoort eene aanmerking. Elke dezer vertegenwoordigt, wat ik bijna eenen eeredienst durf noemen .(Slot volgt). A. MOORTGAT .(Naar het Engelsch van G. L. Gomme) .VERTELSELS.7. «Barrik barrak!» .Jan had schoenen noch klompen! Winter en Zomer, door diken dun , altijd liep hij op de zolen zijner bloote voeten over hegen steg.De sukkel was doodarm, en had zijn huis vol kleine bloedjes van kinderen . Met schraven en slaven van den morgend tot diepin den nacht, kon hij nauwelijks genoeg verdienen , om de twee eindekens van het jaar bij malkaar te knoopen; en , schoot er al eens een stuivertje over, dat smolt weg als een pluimke sneeuw,want Mie, zijne vrouw , had het allerleelijkste gebrek, kost wat kostden herbergier van den hoek te willen rijk maken! Nauwelijkshoorde zij eenige duiten in haren zak rammelen, of zij liet huis huis,liep naar de «Drij Gapers» , en hapte er een koppel bittertjes den kop af.. Dat vader Jan des noens meer dan eens op de kommocht bijten , kan men raden .Op zekeren dag in het Najaar , - het regende, dat alle grachten overliepen! baggerde onze Jan wederom barvoets door destraat . Hij zag er , och arme! zoo verhongerd uit , als hadde hij eenenlantaernpaal willen inslikken , en bibberde daarbij als een populierenblaadje van den kou. Juist ontmoette hij zijnen buurman, denschoenmaker van het dorp . Deze, een schalke kerel, trad recht op Jan toe, en vroeg, wijzende op zijne bloote voeten , die als met(>.-104>schoenen van slijk bedekt waren: «Wat es da na veu en zotte gril,Jan? E wêrken, om er geenen hond deu te jaogen ..... Es da nanen tijd , om berrevoesj deu de straot te «plamodderen?«Wa wil-de er aon doen» , antwoordde Jan gelaten! «As mengeen schoenen heet, es er niks zoo moeielek as er aon te steken!»- «As men geen schoenen heet,» hernam de pekdraad, «dèn laotj men er, verdot, maoken!»«Dat is allemaol goed en wel ,» zuchtte Jan , «mao ga wetjzoo goed as ik, da Jan Crediet dood es! Of zij -de ga masschiensgereed , ma op den «poef» te gerieven?»«Da na percies nie ,» lachte de man van Sint-Crispijn; «maara e middelke verschaffen, on nog veu den aovond e speksplinternief paor schoenen te bezitten , dat doe ik gaeren!»– «Jao, jao! da middelke ken ik al ... Gaon stelen , zeker? Nee,vriendje, veel te bang veu de galg ...»«Wie sprekt er hie van stelen?» vroeg de andere. «Mijnmiddel is veul zekerder...»Awel , laotj hooren!»— «Dit es het geheim . Ik leer a twee wooren uitspreken; dij bezitten en groote tooverkracht. Wilde ga ma beloven, a veu het overige van den dag te bedde te leggen , en al wie a komt aonspreken ,altij met dij twee wooren bescheid te geven , dan heb de,waor as ek Jef heet, veu dezen nacht nog nief schoenen .»«Awel! Da gaot! , riep Jan besloten . «Leer ma na maor ga dij wooren, he!»«Leuster, en onthaal(t) ze goed . 't Is Hebreeuwsch, zie-de! .. Ze werken onfeilbaor...» En met gemaakte plechtigheid stak Jef denvinger op, en declameerde: «Barrik , barrak! ... Zie ,» zei hij dan ,< da zijn mijne tooverwooren!»Sakkerloot, dacht Jan in het naar huis gaan , dat is al wonder!Ik ben eens benieuwd , hoe die schoenen er zullen komen , of wie zebrengen zal? Ze kunnen toch van «den hemelschen dauw» nietkomen... Of zou die Jef ook kunnen a schamotteeren»!»Toen Jan te huis kwam , zag hij zijne vrouw juist de «DrijGapers» verlaten . Blijkbaar had ze er meer dan eentje binnen gespeeld, want het puntje van haren neus was 200 vuurrood als een gezoden kreeft. Jan had juist tijd genoeg , om zich gereed en gekleed te bed te leggen... Toen trad zij binnen, en Jan begon te zuchten en te «lamenteeren» , dat het te veel scheelde!De vrouw naderde, bekeek den armen dom pelaar met hetzoo>->105>ernstigste gezicht der waereld, en vroeg aarzelend: «Zij-de ga niewel dè, Jan?»Jan keerde zich met zijn gezicht naar den muur, en antwoorddekort af: «Barrik , barrak!»- «Wa belieſt er a? , zeide het wijf, meenende, dat zij slechtverstaan had; «ik vraog, of - t -er iets haepert?»Ditmaal lag Jan zoo stijf als een gedroogde haring, doch liet niet na nogmaals te antwoorden:«Barrik, barrak!»In den eerste dacht de vrouw: Hij wil mij zeker voor den aap houden! Doch , toen Jan op al hare vragen hetzelfde antwoord gaf, endaarbij toch zoo pijnlijk zuchtte en kermde, toen geraakte ze den kluts kwijt, en geheel nuchter geworden van schrik , liep zij den huizeuit, en ging met eenen vloed van woorden aan al de buurvrouwenvertellen , dat Jan, haar eenige en allerliefste Jan , daar zoo «op ’ nen cito - cito» zot was geworden!Met ten minste een klein dozijn babbelaarsters uit de buurtkeerde zij naar hare woning weder . Een voor een bukten de wijven zich over den zieke, bekeken zijn gezicht, legden hunnehand op zijn voorhoofd , en voelden zijnen pols.«Ha heet de zevendaogsche keurtsen ,»” zei de vrouw van denwagenmaker, die op het dorp voor «goeivrouw» speelde .< Het bloed is naor zenen kop gestegen ,» meende Siska vanden ketellapper.«As’t mao de seskes nie zijn! riep Doka van den timmerman, en sloeg, tot teeken van misbaar, hare handen in elkander.- a Of en geroktheid!» veronderstelde eene vierde, met wijd geopende oogen .«Of de zwerte pokken, fezelde heel stilletjes Mie, destoeltjeszetster, terwijl ze sidderde van angst.Intusschen was een zeer oud vrouwtje, die voor de dorpelingen bedevaarten ondernam , de «vijt» en de a bloem op het oog» konaflezen en ' t gebed van Keizer Karel kende, zeer dicht tot Jangenaderd , had hem op plechtigen toon eene heele litanie vragen gesteld , en toen zij nu onveranderlijk «Barrik , barrak» en nogeens «Barrik , barrak» ten antwoord kreeg , deinsde zij eensklapsvijf stappen achteruit en verzekerde, een groot kruis slaande:a Seemenis menschen, hij es van den duvel bezeten!» Of devrouwtjes ditmaal een oremus aanhieven! Daar waren er die, schietgebeden brabbelend, naar buiten vluchtten . Andere sloegen den>(- 106>voorschoot voor de oogen, en durfden den zieke niet ' meer bezien .Allen jammerden , als hadde de duivel in persoon zich in de kamervertoond!Nu werd de pastoor geroepen . Toen deze vernam , wat er gaandewas, liet hij onmiddellijk zijnen koster ontbieden , beval hem , hetgrootste wijwatervat en den grootsten kwispel mee te nemen, enbereikte spoedig het huis, waar de wijven luider dan ooit spektakelmaakten .«Vriendje lief,» zei de priester tot den lijder, a«heb goedenmoed; hier zijn wij, om u te helpen! Zeg mij echter eerst , vriend:Hebt gij vertrouwen?»Jan bekeek met verwonderden snuit den priester, en antwoorddezoo luid hij kon: «Barrik, barrak!»- «Koster,» gebood de pastoor, «besproei hem met wijwater,want het is de duivel, die spreekt!»Nu begon bij met luider stem in het Latijn te bidden, en de koster deed zijn best, om op den gepasten tijd met zijn «Amen» ofzijn «Dominus vobiscum» voor den dag te komen. Daarna nieuwe ondervraging , gevolgd door het onvermijdelijke «Barrik barrak»van den bezetene!«Koster,» herhaalde de pastoor, «sproei nog meer wijwater,want het is de Satan , die spreekt.Toen de priester, ziende dat alle pogingen vruchteloos waren ,wederom het huis verliet , stond daarbuiten de schoenmaker hemals toevallig af te wachten . Met zijn mutsken in de hand en hetonnoozelste gezicht der waereld trad hij op den geestelijke toe, envroeg , zoo beleefd hij kon , wie er in Jans huis toch ziek was?- a Ziek?» zei de priester hoofdschuddend, a zoo 't maar datwas! ' t Is nog mensch!Erger?» hernam de andere , alsof hij van niets wist; «tochgee lijk zeker!- a ' t Is nog erger, man ,» was het bescheid; a bezeten van denduivel!»- «En,» vroeg Jef geslepen, «kunde gij diën lastigen «kalant»niet doen verhuizen?»De pastoor schudde a van neen» . - «Ewel,» zei Jef met overtuiging . «Ik wil weudde veu vijf kronen, dat ik Jan mee een inkel wood genees ...»- «Maar mensch , dat is onmogelijk . Wat mijne gebeden niet vermogen , dat zoudt gij met een enkel woord verkrijgen?»>>wat erger,»107 .>- «' t Es portang zoo ,» verzekerde Jef, «Ik en ken ik wel geen gebenedijd wood Latijn , maar het wood , dat ik zal uitspreken , zalbeter werken dan al ave oremussen! Allo, wilde gij wedden?»«Welnu , dat gaat! Kom, dat wil ik zien!»- «Slaat dan eest toe , zei Jef! Zoo gezegd , zoo gedaan!Plechtig trad de schoenmaker, door den pastoor op de hielen ,doch door den bibberenden koster op geenen kleinen afstandgevolgd , het huis en weldra de kamer van den zieke binnen .«Jan,» sprak hij met luider stemme! «De komedie is uit ,man, zie , hier ben ek met de nief schoenen!»«Dên ben ik genezen ook,» zei Jan, en hij sprong, zoo frischals een vischken , van zijn bedde, en begon te dansen van blijdschap .( Vijnckt, Wambeke en elders) .P. D. M.>>LIEDJES EN KINDERSPELEN.Wij hebben ons voorgesteld , hieronder eenige liedjes op te teekenen, die aien , te Gent, bij de spelen , van meisjes vooral, hoort.1. Mijn schoon kasteel,Een meisje komt naar andere kinderen toe , die , hand aan hand ,tegen eenen muur staan , en bij het antwoord , gezamentlijk vooruitkomen:' t Meisje. Mijn schoon kasteel , van tieralieraliereMijn schoon kasteel , van tieralierala .Allen. 't Mijne is schoondere, van tieralieraliere,' t Mijne is schoondere, van tieralierala.' l Meisje. ' k Zal ' t doen kuischen!Allen . Van wie zult gij ' t doen kuischen?' t Meisje. Het zal van Mietje zijne.Allen . Wa(t).zulde gij heur geven?' t Meisje. Een schoon diamantene kleed ( 1 ) .Allen . Ge zul(t) ze toch nie( 1 ) henne( n) (= hebben) .' t Meisje . ' k Zalze - k - ik wel henne(n ).Allen . Pak ze maar mee.En daarop wordt een rondeken gedanst , en het spel begint vanvoren af aan, doch thans komen er twee meisjes naar de anderen toe .- ( 1 ) De phantazie der kinderen heeft hier vrij spel; maar wat er ook gegevenworde, van diamant is ' t zeker!108

(Video) Top 8 Dutch Authors of All Time Summarized (Dutch Literature for beginners)

2. Suiker allemieja .De kinderen gaan in een «rondeken» voort; de moeder staat inhet midden .De Meisjes. Wel moeder, ga naar Holle ( Halle?)suiker allemiejasasa,Wel moeder, ga naar Holle suiker allemieja.Moeder , Wel kinders, ik en hê( b) geen geld, suiker, enz ..De Meisjes. Wel moeder , daar staat eenen berg .Moeder. Wel kinders, ik en wil da ( t) nie( t )!De Meisjes. Wel moeder, kiest u ( w) zoete lief.Hier kiest de moeder een meisje uit den hoop; en nu krijgt het spel wel iets van «Pater gij moet kiezen»En zet heur op heur knientjes.. .En geeft heur nog een snuifke(n) .... En geeft heur nog een totje .... En danst zij nog een rondeken .... En Grietjen heeft het gaer(n)e gedaan ,En Grietje doe( t) het nog! .... Uitgelaten dansen de kinderen nu , waarna het spel herbegint,ditmaal met Grietje als moeder.3. ' k Hê ' nen rink al aan mijn hand.De schikking is dezelfde als bij 't voorgaande spel . De moeder kiest een meisje uit den hoop , en zingt:' k Heb( b) ’ nen rink al aan mijn hand;aan wie zal ik hem geven?Al wie neve ( n) st mij zal staan zal ik hem prizenteeren .En de kinderen antwoorden:Dans wel, spring wel ,spring wel in drij keeren,de speelman zal ' t u leeren,en is de dans gedaandan zult gij op u(w) plaatsken gaan .En geeft den boer ' nen schup! ....Daarop wordt het de beurt der uitgekozene, om te kiezen .4. Alomme, alomme.De kinderen vormen eenen kring, en keeren zich bij beurt met het aangezicht buitenwaarts. Intusschen wordt gezongen:Alomme, alommeMathilde keerd heur omme.Mathilde hee(ft) heur ommegekeerd,Zij hee(ft) van heel den nacht geleerd.Alomme, alomme ,Mathilde keerd heur omme.En zoo voort; de naam alleen verandert.11095. En een roo ( d ), roo ( d ) rozeken ....Hetzelfde spel, doch men zingt:En een roo (d ), roo( d) rozeken ,en een blauw, blauw bloemeken;alze wij draaienzullen wij waaien ,Netje keerd heur omme.6. Kruisman , kruisman .Zelfde schikking als voor 4. Het meisje, wiens naam gezongen wordt, moet, met de armen over elkander gekruist, aan hare ge buurvrouwtjes de hand reiken:Kruisman, kruisman,wie zullen wij kruisen ,wie zal onze kruisman zijn?Het zal zijn ,- rozemarijn het zal Wantje zijn .Als er geen «kruisman» meer over is, zingt men:Losman, losman,wie zullen wij lossen? enz .7. Naald en draad .Twee «grooten» vormen eene a poorte» . Eene lange rij meisjes«krinkelt» daarrond; de laatste reikt de hand aan de eerste , deaangezichten naar buiten gekeerd:Naald en draad is altijd goed,heel in de weke, heel in de weke,naald en draad is altijd goed ,heel in de weke, vingerhoed!' s Zondags zit hij aan zijn deur,om te vermaken zijn maseur.De jenuiver is goedkoop:zeventien maatjes in ' nen stoop.8. Schele wiep, schele wap.Een kring. Bij het slot draait men zeer snel rond:Schele wiep, schele wap,van wa(t) maakte gij uwen pap?van wa(t) water en wa(t) meel! ...Waarvan ziet-de gij zoo scheel?Juu.... uu!- 110Ook wel:Van wa(t) water en wat melk,Waarvan zie de gij zoo snel?Juu... , uu!-9. Baaske voor twee cens ....Baaske, voor twee censslijpte gij geen schare;baaske, voor twee cens,slijpt-de gij geen mes!En da( t) wieleke begosl te draaien:Juu.... uui!10. ' k Roer in mijnen pap.' k Roer in mijne (n ) papin de aerde!Of wel:k’ Roer in mijne (n) pap,en bij is zoo slap!11. Van u ( w ) kasteel,' k En zal van u (w) kasteel nie(t) gaan!Bij 10 en 11 springt men gewoonlijk op de hurken rond; menzingt dat, om iemand te tergen , die «er aan» is , gereed om weg te loopen bij nr 11 van den trottoir af - zoodra men zal geraaktworden.12. Blinde kalle .Overbekend:Blinde kalle, waar zitte, waar zitte?Blinde kalle, waar zitte?13. Mol, mol, waar zitte?Een kring; men springt, om de twee lijnen , op de hurken:Mol , mol, waar zitte?De mol zit in zijn hol!Wel vrewken (vrouwken), hedde geen stroot van doen?Wel, neen ik , zeit de mol...Over eenige andere spelen - zonder liedjes -— in een volgend n' .POL ANRI .-111SCHELMSCHE VRAGEN EN ANTWOORDEN.1. Als het kind zegt, dat het dorst heeft, antwoordt men:Hedde gij dorst,ga dan naar Jan Worst:die heeft een hondje,dat zal p ..... in uw mondje!2. Op een gedurig «waarom?»:?Om de krom,omdat hij niet recht kan staan!3. Op het onbeleefde «watte?»:- De boeren zeggen: wa - blief-de?Elders, zoo in Brabant:' Nen dikke mee ' nen platte!»4. Wat is ' t geloof?Een kwezel met een koof.5.6.Wat is de hoop?· Ne pot saroop:Wat is de liefde?- Een kwezel , die mij geriefde ( bediende) .Wat is ' t berouw? (berauw ).- Een saroopen mouw (mauw )..7. .D. B.SPREEKWIJZEN .Zich generen gelijk de Vier Heemskinderen .Onder de talrijke sagen die hier te lande gedurende de middel eeuwen in omloop waren , is er geene die zooveel ingang bij het volk gevonden had , geene waarvan de herinnering, steeds nog, levendigerzij, dan die der Vier Heemskinderen uit den cyclus van Karel denGroote .Die sage is overoud en was inheemsch in de Nederlanden, waarzij haren oorsprong had in het Ardennenwoud dat alsdan zijn naam aan een groot gedeelte van België gab. (Zie Jonckbloet, Geschied , der Middeln . Dichtkunst, II D. bl . 331 ) . Van België week de sage naarFrankrijk uit , waar zij zich vervormde, verlengde, totdat zij cindelijk , tot een lang verhaal uitgedijd, door Huon de Villencuveten tijde van Philippe-Auguste ( 1165-1223) opgeteekend werd .Zoo kwam zij weer naar hier; de Fransche bewerking werd inVlaanderen vertolkt tusschen 1240 en 1280, zooals Jonckbloet metzekerheid meent te mogen vaststellen. Van dien ouden Middel112nederlandschen roman hebben wij slechts fragmenten , afgedruhtin Hoffmann von Fallersleben's Horae Belgicae V en in Dr. J. C. Matthes' Renout van Montalbaen ( Bibl. v . Mnl. Letterk .), 1875.De geschiedenis der Heemskinderen was hier gedurende demiddeleeuwen zeer verspreid. Heden zijn de herinneringen aan die sage nog levendig in België . Toch heeft zij hare latere populariteitvooral te danken aan het proza-volksboek der zestiende eeuw , dat tot op onzen tijd talrijke uitgaven beleefde ( 1 ) . Heden is het op denbuiten nog gekend; hier en daar wordt het soms nog gelezen .In 1872 gaf er Dr. J. C. Matthes eene critische uitgave van .De geschiedenis der Vier fleemskinderen in haar geheel is bij hetvolk verloren gegaan . Toch kent men nog de vier helden op hun reusachtig wonderpaard gezeten: te Dendermonde rijdt het Rus Beyaert in plechtige omstandigheden nog rond met de Vier Heemskinderen op zijnen rug.'t Ros Beyaart maakt z'n ronde In de stad van Dendermonde,En ' t Ros Beyaart is een peerd ,Mee ' nen strik op zijneu steert.Bij Luik wijst men op eene rots nog den indruk vanpaardenhoef; dit is van den hoef van Beyaart . Te Couillet, bijCharleroi, heeft men hetzelfde. Te Dhuy , in de provincie Namen ,heeft men het Slot Bayard waar zich de Heemskinderen terugtrokken, toen zij uit het Ardennenwoud vluchten moesten . De Roche àBayard van Dinant ook heeft haar naam van het wonderpaard enz .enz. ( Cf. Wulf, Niederländische Sagen , bl . 109 en vlg. )Eindelijk vindt men nog in verscheidene steden herbergen, die op hun uithangbord dragen: In de Vier Heemskinderen . Dit is hetgeval onder andere te Aalst en te Ninove (2) .Ook de spraak van het volk heeft de herinnering aan de sage bewaard. Te Aalst hoorde ik meermaals de uitdrukking: «zich generen gelijk de Vier Heemskinderen» . Daarmee bedoelt men:zich tevreden houden met hetgeen men heeft of bijv. te eten krijgt.Is het vleesch aangebrand, dan hoor ik: «Voor eenmaal moet ge umaar generen gelijk de Vier Heemskinderen» . Is 's vrijdags de visch te duur of heeft de huisvrouw geen tijd gehad er achter te loopen , dan komen de Vier Heemskinderen voor de pin .een( 1 ) Z. Schotel, Volksboeken II >, bl . 18 en volgende .(2) Te Gent vindt men nog dikwijls: In de Vier Eemers, wat, volgens ons, moet aangezien worden als een populaire uitspraak der Vier Heemers, en eveneens een herinnering der sage is , (Aug. Gittée) .113.Zich generen» had in de middeleeuwen den zin van: zich voedencf. Hd. sich nähren) . Zoo in Reinaert de Vos ( uitg . Jonckbl.vs 1689):Daerna, in gherechten rade,Riet hi hem goet te wesene,Te wakene ende te lesene,..... Ende hi vort alle sine daghe Bescedenlike hem soude gheneren.Later verkreeg de uitdrukking de beteekenis van zich tevreden houden . Zoo gebruikt het Brederoo .Toch, heden nog , wanneer de boer, op een zonnigen morgen,zijne kiekens rond de hoeve krabben en wroeten ziet om het korreltjeof het wormpje te vinden dat hen voeden moet, zal hij vergenoegdzeggen: «Ziet hoe wel mijn kickens zich generen!»Onze uitdrukking: «zich generen gelijk de Vier Heemskinderen»heeft ook in den eerste beteekend: «zich voeden gelijk de Vier Heemskinderen .» Om te weten waar zij van daan komt en waaropzij zinspeelt, moet men de sage der Vier Heemskinderen kennen .Op een zeker oogenblik worden de Vier Heemskinderen teMontalbaen belegerd , waar zich op den duur de hongersnood gevoelen doet. Hier knip ik uit Jonckbloet's inhoudsopgave:Inderdaad was de nood binnen Montalbacn zoo hoog geklommen ,dat , toen reeds alle andere paarden waren verteerd, de broeders ( deVier Heemskinderen) Beyaert dagelijks moesten aderlaten , om zichmet zijn bloed te voeden .»Dit is de gezochte oplossing . Onze uitdrukking beteekent dusletterlijk: zich voeden gelijk de Vier Heemskinderen, d . i . met zeerkarig voedsel; van daar de latere zin: zich met weinig tevreden houden .Aalst . MEERT HYPP.VRAGEN EN AANTEEKENINGEN ,Antwoord .HET OUDE KERSTLIED «MARIA DIE SOUDE NAER BETHLEHEM GAEN» .Op bladzijde 58 van Volkskunde, onder de rubriek Vragen en Aanteekeningen, wordt door den heer D. B. den volledigen tekst verlangd van het aldaar door hem opgegeven Brugsch Kerstlied,door hem zelf en wel te rechte, als «erg gebrekkig» aangezien.De opgegeven tekst is niets anders dan eene zeer corrupte lezingvan een lied , eerst van allen door Willems te Kortrijk opgeteekenden opgenomen in zijne Oude Vlaemsche Liederen ( 1848) Nr. 189,bl . 420 .114Het stuk beslaat aldaar zeven strophen .Hoffmann v. F. in zijne Horae Belgicae II, 2° uitg . ( 1856) namden tekst van Willems over.Van hetzelfde lied werden de vier eerste strophen te Belle (Fransch -Vlaanderen) opgeteekend door de Coussemaker en doorhem uitgegeven in zijne Chansons populaires des Flamands de France (1856) .Ondertusschen hadden de gebroeders Alberdingh Thijm in hunne Oude en Nieuwe Kerstliederen ( 1852) het stuk laten herdrukken ,doch geweldig gemoderniseerd , zoowel wat tekst als muziek betreft.Met enkele varianten vinden wij dit kerstlied terug bij Lootensen Feys, in hunne Chants populaires flamands, 1879, waar nogverzonden wordt naar een anderen tekst, geplaatst in het tijdschriftRond den Heerd, 2° jaarg ., bl . 32 .Wij laten hier de teksten volgens Willems, de Coussemaker en Lootens en Feys, ter vergelijking volgen ..Willems: Oude Vlaemsche Liederen , Nr 189>, bl . 420.1 .2.Maria die soude naer Bethlehem gaenKersavond voor den noene:Sint Joseph soud al met haer gaen,Om haer gezelschap te houden( 1 )!Het hageld' , het sneeuwde, het maekte kwaed weêr,De rijm lag op de daken;Sint Joseph tegen Maria sprak:Maria wat zullen wij maken?Maria die zei: «ik bender zoo moe,Laet ons een weinig rusten .Laet ons een weinig verder gaen ,Aen een huizeken zullen wij rusten .»Zij kwamen een weinig verder gegaen Tot aen een boereschure, ( 2)Waer heere Jesus geboren werd,En zij sloten noch vensters noch deuren.3.4.-( 1 ) Houden . By de Westvlamingen, wanneer men op den ou - klank blyft staen ,wordt deze volkoinen gelyk aen die van op . ( Nota van Willems. ) Die meeningis verre van juist te zijn; er bestaat zeer veel verschil, ook in het West-Vlaamsch,lusschen oe en ou, eu moeilijk kan men hier die klanken aanzien als met elkander rijmende. Hoogstens kan hier van een soort van assonantie spraak zijo.(2) Het woord Schuere zal , in Fransch - Vlaanderen zoowel als in West-Vlaanderen , Scheure uitgesproken worden; daarmede is het rijm tusschen het 2 en het 4e vers hersteld.1155. Sint Joseph die moesle om waterken gaen En de Leije was toe vervrozen,6. Cecilia (?) kwam daer gegaenAl met haer handekens reine; ( 1 )Zij sloeg haer oogen ten hemelwaert ,Als zij hoorde dat klein kindje weenen.Dat kleen kindje weende op Marias schoot.a Komt Eingels van hierboven,Komt, kroont dees maagd, ' t is meer als tijd ,Want zij heeft er den heere ontvangen.»7.DE COUSSEMAKER: Chants populaires des Flamands de France, Nr 5, bl. 12.1 .2.Maria die zoude naer Bethleem gaen,Kersavond voor den noenen:Sint Joseph die zoude met haer gaen ,Om haer den weg te toenen .Het hageld, het sneeuwde, het mieker zoo koud,De rym lag op de daeken;Sint Joseph die tegen Maria sprak:Och Heere! wat zullen wy maeken.Maria, die zeg ( zei): ik zyn er zoo moe,Laet ons een weinig rusten .- Laet ons nog een weinig verder gaen ,Aen een huysken zullen wy rusten .Zij kwaemen een welnig verder gegaen ,Tot aen een boereschuere . (2)' t Is daer waer Heer Jesus gebooren was,En daer sloten noch vensters, noch deuren .3 .4.Lootens en Feys: Chants populaires flamands, No 3, bl. 6.1 . Maria zoude naer Bethleem gaan ,Kerstavond voor den noene,Sint Joseph zoude met Maria gaan,Om hare boodschap te doene.' t Hageld' en 't sneeuwde, en ' t was er zoo koud ,En de rijm lag op de daken.Sint Joseph tegen Maria sprak:Mariatje, wat zullen wij maken?»2.(1 ) Lees reone, de ei -klank bestaat niet in het West- Vlaamsch .( 2) Zie nota 2, bladz. 114.- 116.3«Gaat er nog een kleen weinigje voort,Ja tot aan een ijdel schure .»Waar Jesus wilde geboren zijn ,Daer en sloot er noch venster noch deure .4. ' t Was er wel zoo een koude nacht,Als Jesutje wierd geboren .Sint Joseph zoude om watertje gaen,En het putje was toegevrozen ( toegevroren) .5 . Ceciliatje kwam daar gegaan,Met beide haar eemertjes kleene;Zij sloeg haar oogen ten hemelwaart op,En zij hoorde dat kleene kind weenen.6. ' t Kleene kind weende, Maria zong,Gods engels uit de tronen ,Zij kwamen samen nedergedaald,Zij kwamen Maria kronen .7 . Kroont er dees maged, ' t is meer als tijd ,Den zone Gods heeft zij ontvangen .En die er den armen niet en vergeet ,Gods rijk , dat duurt er zoo lange .waar-In Willems' uitgave staat in de 6e strophe na het woord «Cecilia >een vraagteeken geplaatst.Het valt inderdaad moeilijk te begrijpen , hoe Ceciliaschijnlijk wel de heilige van dien naam – welke, volgens delegende, ten jare 230 den marteldood onderstond en , volgensveel jongere overlevering, de patronesse der muziek werd, hier te voorschijn treedt.Wanneer men inziet, dat de tekst bij de Coussemaker slechts vier strophen beslaat, is men geneigd die tusschenkomst van «Cecilia»toe te schrijven , aan het ineenloopen van twee verschillende liederen , welke misschien op dezelfde melodie gezongen werden .Dergelijke ineensmelting doet zich in verscheidene onzer oudevolkszangen voor .De melodie welke, niettegenstaande de varianten , dezelfde is in de drie verzamelingen , waaruit wij hierboven de teksten aanhaalden ,staat in verwantschap met de hymne Veni Creator der R. K. Kerk.Diczelfde melodie vindt men gedrukt in eene geestelijke lieder verzameling getiteld Het Prieel der gheestelijcke Melodie, waarvan de derde uitgave - de oudste tot hiertoe gekende druk - in 1609117 ->> te Brugge verscheen , en wordt aldaar op de wijs «alsoot beghint»toegepast op een ander geestelijk lied, aanvangende in dezer voege::Waer is die dochter van Sioen?ick soud' huer blide maken ,ick soude haer een bootschap doenvan alsoo groote saken .De woorden ««alsoot beghint» , d . i . alzoo het lied zelf begint, opde wijze door den aanvangsregel aangeduid , dus op de wijze:«Waer is die dochter van Sioen?» , leeren ons dat de melodie vanhet Kerstlied , «Maria die zoude naer Bethleem gaen ,» niet als oorspronkelijke wijze voor dit laatste diende .Het feit, dat die zang in het hypophrygisch modus geschreven is ,bewijst, dat hij zeer oud is .Overigens komen in het Prieel der gheest . Mel. verschillende liederen voor, waarvan men den tekst in het X• deel der Horae Belgicae terugvindt, en die bijgevolg, wat tekst en ook wat melodie betreffen ,minstens tot de XVe eeuw moeten teruggebracht worden .Wij laten thans de fraaie melodie naar aanleiding van de ons door gemelde oude liederverzameling bewaarde zangwijs, met onze begeleiding volgen .le str .94Ma ri - a die zou - de naer Beih - le - emhe str 9.4Het ha - gel-de, hetsneeuw-dehet mie - ker 200 -ze str .Nes9-4Ma ri - a die zey: ik zyn ' er 2004estr .9 .-4Zy kwaemen een wei nig ver - der ge-94p9118 -1 estr . agaen, Kers - a - vond voor den noe nen: Sint2e str .koud, Den rym lag op de da ken; Sintze str.fimoe, Laet ons nog een wei - nig rus ten.- Laet4str .gaen, Tot aan een boe - ren scheu O re . ' t Is-fi4fo41e str .9.4 EEJo - seph die zou de met haer12e str .-9 .4Jo seph te gen Ma ri a beze str .-9ons nog een wei nig ver der4 str .9daer waer Heer Je -sus - bo ge - ren81- - 119Jestr .f4toe gaen, Om haer den weg te nen.2e str.6 .sprak: Och . Hee - re , wat zul- len wy mi ken .gestr.f- gaen, aen een huy- se - ken zul - len wy rus ten .4 str.Ꮾ4was, En daer slo - ten noch vensters, noch deu ren .-6 .4· FL. VAN DUIJSE .--BOEKBEOORDEELING.D' H. C. Rogge . — Sproken en Vertellingen uit de Middeleeuwen .Amsterdam, Y. Rogge . 1885, XV en 147 bl .Hoe hooger wij opklimmen in de geschiedenis der mensche lijke ontwikkeling, des te omvangrijker wordt het sagengebied in den gedachtenschat. Thans behoort de folkloristische stof bijna alleen tot de verachterde standen; op een zeker tijdstip konden de gedachten , door het geheele volk algemeen aangenomen , nogniet als folklore bestempeld worden: de begrippen , door ons thans als verachterd aangeteekend , waren de wetenschap van vroeger tijd . Wat heden den litterarischen schat der lagere klassen , en - bij nog grooter schuchterheid der volksmuze,der kinderen , uilmaakt , behoorde tot de gansche natie .Klimt men hooger op tot de litterarische geboorte van een volk ,des te meer zijn de scheppingen der dichters gegrond op sagen en sprookjes , in een woord, op de wereld van het wonder. Is nog thans de sage , in den engeren zin des woords, niet de historische wetenschap der menigte?De algemeene verspreidheid van talrijke folkloristische themen in de middeleeuwen is voorwaar een feit, dat stof geeft tot nadenken . Wie onze Middelnederlandsche gedichten leest , treft er met niet geringe' verwondering vertellingen aan , die nog120heden onder het volk bekend zijn. Blijkbaar waren deze alsdan nog lievelingen bij de menigte . En inderdaad, de middeleeuwen leverden tal van verzamelingen van omzwervende vertellingen.Schrijvers van groot talent waagden zich aan ' t opteekenen vandeze , en het zij genoeg hier den onsterfelijken Boccacio te noemen , die in zijn Decamerone een nooit te hoog te schatten meesterwerk van verhalenden stijl schiep, wellicht het schoonste dat eenige letterkunde heeft aan te wijzen . Iedereen zal het gewicht begrijpen, dat dergelijke werken aanbieden tot de historische studie van het sprookje. Zij zijn de bronnen, waaruit niet zelden thans nog bekende verhalen voortvloeien . Verschei dene dezer verzamelingen werden tot het samenstellen der blauwboekjes benulligd, ja drongen tot in de school door, waar zij door onze voorvaderen gespeld werden: want daarbij be paalde zich meestal hun onderricht . Op dezen grond is de studie onzer oude schoolboeken voor Vlaanderen van hooger belang dan op ' t eerste zicht zou toeschijnen .Het boekje van Dr Rogge is een keus uit twee middeleeuwsche verzamelingen: het Boek van de Zeven Wijzen , dat van de 16e tot de 19e eeuw in gansch Westelijk Europa zeer populair was,en de Gesta Romanorum, dat eveneens in vele Nederlandsche drukken bestaat . Hier hebben wij 30 verhalen in een nieuw Nederlandsch gewaad. In een goede inleiding bespreekt de schrijver de geschiedenis der beide verzamelingen , hun gewicht en hun karakter; zij laat den lezer toe , zich een denkbeeld te vormen over soortgelijke middeleeuwsche voortbrengselen .Daar Dr Rogge's doel niet wetenschappelijk was , zullen wij het hem niet als een grief aanrekenen , zoo deze inleiding, en nog minder de achteraan gevoegde aanmerkingen niet tot het hart van het onderwerp doordringen: deze gewilde oppervlakkigheid zal evenwel de folklorist ten zeerste betreuren , daar het boek zich op ons gebied beweegt. Bij de uitbreiding, die de studie der folklore thans genomen heeft, waren verwijzingen naar algemeen bekende sprookjes zeer welkom geweest. Dit werkje onder folkloristisch oogpunt beoordeelen, is dus niet geoorloofd,daar het slechts voor den algemeenen lezer bestemd is: dezen zal het intusschen het genoegen verschaffen, dat steeds met een verzameling van vertellingen verbonden is , vooral wanneer de stoffen uit de zoo poëtische middeleeuwen stammen . Indien het hier en daar een lezer, juist wegens dat waas van poëzie,lust geeft, om met meer middeleeuwsche voortbrengselen kennis te maken , zoo zal het ook uit ons oogpunt nut stichten .Wij wenschen daarom dat de in de inleiding beloofde tweede bundel moge verschijnen: het ware een bewijs dat de eerste zich in een zekeren bijval mocht verheugen . Aug. GITTÉE.

121)VERTELSELS.8. De Koning van Zevenbergen (a).Er was eens cen rijke jongen die Arthur heelte . Hij was nog maar onlangs uit de school en hield hem niet bezig dan mee boeken telezen en bij had anders geen zinnen . Maar op ne keer zei zijn vadertegen hem:«Ach Arthur, ik en wete niet , waarom dat gij ook ' s avondsmet de kaart niet en gaat spelen met uw kameraden .»«Wel vader, wat spel is ' t dat ze doen?»- Het is banken , Arthur; ' t is zoo gemakkelijk.»«En as ik verlieze , zulde dan niet kwaad zijn?»«Neen , Arthur, dat ge wint of dat ge verliest het is het zelfde;we zijn rijk genoeg!»Zoo ' s anderdaags gaat Arthur in den avond mee zijn kameradennaar a het staminee» om te gaan banken , en van den eersten avondhadden ze wel «aan Arthur zijnen zak gewaggeld»; en as hij thuiskwam: «Wel, Arthur, zei zijn vader , hoe heeft het gegaan?»«Och, vader, ik heb veel geld verloren . >«Ge moet daarom niet bedroefd zijn , Arthur,» zei de vader .Zoo wanneer het avond wordt , begint Arthur hem weer aan teD9( a) Dit sprookje bezitten wij in niet minder dan zes handschriften uit onderscheidene dorpen van het Land van Aalst . Het is een der meest geliefde onder onsvolk . Onze vertellers heeten het de Koning van Zevenbergen, of van den Glazen berg; bij den verteller dien wij hoofdzakelijk volgen heeft het den naïeven titel:Vertelling van eenen rijken jongen die Arthur hecite.Over de wijze waarop dit sprookje genoteerd werd , wenschte ik een woord in ' t midden te brengen . Ik ben van meening, dat men sprookjes als oorkonden hoeft te behandelen , waaraan zoo weinig mogelijk , ja indien doenlijk , volstrektniet, de hand des letterkundigen mag herkennelijk zijn . — Ik heb getracht, de gesproken taal des vertellers getrouw te bewaren, min de vokaalkleur, die al te zeer van plaats tot plaats verschilt . Sommige verbaalvormen ook nam ik niet over;b. v. kendege ( = kende); zwompen ( = zwommen ); vrieg (= vroeg) . De 2° per soon met aangevoegd pronomen werd echter zorgvuldig behouden: moete ( =moetge ); komde (= komt ge); zille ( = zit ge); ook de meervoudige imperatief,gewoonlijk voor een enkelen persoon gebruikt: gaat aan; even 200 de accusatiefvoor nominatief.Het in Vlaanderen onbekende zich liet ik ter zijde , en gebruikte daarvoormet het volk het persoonlijk voornaamwoord .Stijl en woordenschat werden streng geëerbiedigd en de lezer zal duidelijk den verbaaltrant en de denkwijze onzer Vlaamsche boeren herkennen , vooral waar van liefdezaken spraak is . Bij de gewestelijke termen komt steeds een vertaling voor .10122»(kleeden om te gaan spelen , en as hij gereed was, gaf zijn vaderhem geld en zei: «Zie dat ge niet benauwd en zijt van opzelten . "Zoo Arthur ging weer naar «het staminee» , en wanneer zeophielden van spelen , was Arthur al zijn geld kwijt. En hij verlietde berberg en was zoo droef en mistrovstig, dat hij benauwd wasvan naar huis te gaan .«Ei wel , Arthur, hoe is ' t» , zei zijn vader as hij hem zag;«hedde u kunnen weren mee spelen?»«Nee, vader, het is voor mij onmogelijk , ik ben te ongeluk kig en ’ k en ga niet meer met de kaart spelen .«Zie Arthur, nu moete morgen weerom gaan spelen , en gemoet zien , dat ge u weert, of anders en moete naar huis niet meerkomen . )Zoo Arthur peinsde en herpeinsde wat hij nu ging doen . En wan ncer het avond was:Zie ,Arthur, zei zijn vader, hier is het laatste geld dat ge krijgt,en as ge daarmee niet en wint, dan moete uw ouders' huis derven .»Arthur ging «tristig en droevig» naar de herberg . Hij moest tusschen de granen langs nen eenzamen weg gaan en daar komt hem opecos nen ouwen heer tegen , dien hij nog nooit gezien had; en hij was ook treffelijk gekleed a gelijk nen heer» , en hij zei tegen Arthur:«Ge zijt bedroefd . Zeg mij wat dat er is en ik zal u helpen .Wel , Meneer, zei Arthur, gij en kunt mij niet helpen.»«Jk kán u helpen .»Wel, Meneer, ik moet gaan met de kaart spelen «voorgroot geld»; en ik weet «op voordeel» dat ik mij niet kan weren mee spelen . >Zie , Arthur , hier is een spel kaarten en daarmee zulde altijdwinnen, ' l is gelijk waarvoor ge speelt; maar ge moogt met geen ander willen spelen dan met de deze.» En den heer haalde nen boek uitzijnen zak: «Zie Arthur, hier moete uwen naam op zetten meemijn penne en binnen een jaar en nen dag moete mijn kaarten weer brengen; hier is mijn adres. Ik ben de Koning van Zevenbergen .En as ge op 200 nen naam vraagt, dan zulde mij vinden .»- «Het is nijg wel , Meneer, ik zal ze u schoon terugbrengen .»En hiermee verlaat Arthur den heer en hij gaat naar de herbergwaar hij gewoon was te gaan . Zoo Arthur zei tegen zijn kameraden;«Ik kom wat later vandaag, maar we zullen seffens beginnen; ik heb een nieuw spel kaarten mee en ik zal nu de bank zetten» . Zijbegosten te spelen , en as ze ophielden had Arthur al hun geld>(>1237gewonnen. Blijgemoed ging hij naar huis en zei tegen zijn vader:«Zie , vader ,nu heb ik mij geweerd» , en hij toogde (toonde) hem een groote beurze met geld. Nu was zijn vader tevreden en dan ging Arthur alle avonden naar een verschillende herberg om met zijnkaarten gaan te spelen , en zoo won hij altijd zijn kameraden hun geld af; en het was hetzelfde tegen wien dat hij speelde, ze waren alles kwijt.Maar wanneer het jaar bijna gepasseerd was , dan moest hij erop denken om de kaarten weer te dragen aan den heer. Met het adres dat deze hem gegeven had, zag hij op de landkaart (sic) , dathet op vele uren afstand was: het was in een wildernis op een groot kasteel op een grooten hoogen berg. Hij en kost er met den trein ofden postwagen niet naar toe rijen , vermits hij dan nog niet en reed ,maar Arthur zette hem le peerde en begaf hem op weg (z . noot 1 ) .Hij moest door nen bosch , die wel drij honderd uren lang was,en in dien bosch woonden drij eremijten. Het waren drij gebroers,en alle drij woonden honderd uren van een , eenen aan den bosch ,eenen in ' t midden, en eenen op ' t einde.Zoo Arthur ging bij den eersten eremijt om er den nacht door tebrengen. Arthur vroeg hem ook of hij hem den weg kost wijzen naar den koning van Zevenbergen zijn kasteel . De kluizenaar was cen geleerd man en wist veel dingen die aan ander menschen onbekend waren: want hij gebood over het zwemmend gediertela) . Op devraag van den jongen sloeg hij zijn boeken open , liet appel blazenen ondervroeg de visschen , maar geen van al had ooit van dat kasteelhooren spreken . «Maar,» zei de kluizenaar tegen Arthur, «ga mee mijn complimenten bij mijn broer; hij woont honderd uren dieper in den bosch, en gebiedt over het loopend gedierte; die zal u welkunnen helpen . En hier hedde een bolleken dat u den weg zal wijzen . )Zoo ' s morgens begeeft Arthur hem weer op reis , en komt tegen den avond bij den tweeden eremijt; hij legt de complimenten vanden eersten af en wordt er heel wel ontvangen . Arthur brocht daar den nacht door en ' s morgens, as hij wilde weggaan, vroeg hij ookaan den kluizenaar of hij den weg wist naar het kastecl van Zeven bergen . De kluizenaar sloeg zijn boeken open, riep al het loopend gedierte bijeen , en ondervroeg ze, maar geen van al kende datkasteel van Zevenbergen . «Maar» , zei hij tegen Arthur, «ga mee(a) Var.: Het groot kruipend gedierte.:124>>mijn complimenten tot bij mijnen oudsten broer , die op het einde van den bosch woont; en inijn broer ,» zei de eremijt,» die heeftgroote vogels die geheel den dag rondvliegen en die hem 's avondsalles komen zeggen wat ze gezien hebben; hier hedde een bolleken dat u den weg zal wijzen .»Zoo, Arthur begint wederom te rijen en des avonds komt hijaan ' t huizeken van den derden cremijt; hij doet daar ook de complimenten van den broer, en hij wierd daar treffelijk ontvangen . Arthur sprak nu ook den derden eremijt van den weg,dien hij moest nemen om naar het kasteel van den koning van Zevenbergen te komen, maar de eremijt en wist hem niet te antwoorden . Zoo hij riep al de vogels bijeen , want hij gebood over al het vliegend gedierte, en nu kwamen groote en kleine vogelen toegevlogen , tot arenden toe , en allen spraken gelijk de menschen;maar geen van al wist iets van dat kasteel . Maar daar was nog devogelstruis achtergebleven , en Arthur begost al zijn courage te verliezen , as de vogel verscheen . Deze kende gewoonlijk het meestenieuws en wist ook het kasteel staan . En de vogel vertelde dat de koning ne grooten tooveraar was en dat hij drij dochters had dieook tooveressen waren , en de jongste van de dochters was de meeste tooveres . «En ik heb» ,, zei de vogel, «ze zoo dikwijls afgeluisterden hooren spreken van de jongens; ze zouden geerne verkeeren,maar het is nutteloos , want de weg naar het kasteel is te rampzalig ente ongelukkig. >Zoo Arthur brocht hier den nacht door, en 's morgens, wanneer ze geëten en gedronken hadden , dan zei de eremijt tot den,vogelstruis:«Vogelstruis, ge gaat dezen jongen heer naar dat kasteel helpen (z . noot 2)»; maar hij had al aan Arthur doen verstaan, hoeveelgevaar dat er aan de reis naar den koning van Zevenbergen zijn kasteel vast was; want «ge gaat over bergen en zeeën vliegen ,en telkens dat inijn vogelstruis kwekt, moete een stuk vleesch in zijnen bek steken . > Maar Arthur had gocden moed, klom op den rug van den vogelstruis , nam een goede provisie vleesch mee, en bedankte den kluizenaar, en nu begost de vogel te vliegen , over bosschen en bergen , over zeeën en rivieren; en telkens dat hij kwekte, stak Arthur een stuk vleesch in zijnen bek. Hadde hij dat niet gedaan , de vogel zijn krachten waren verflauwd en hij had Arthur in de zee laten vallen . Maar als de vogel drij maal gekwekt had , was al het vleesch op; en ze waren alreeds in zicht van ' t125akasteel , as de vogelstruis nog eens kwekte . Arthur had geen vleesch mecr over. Wat un gedaan? T'einde raad , sneed hij een stuk uit zijnbille en stak het in den vogel zijn mcil . Zoo was hij gered, en bijwierd aan den vijver van ' t kasteel neergezet . Op den vijver van 't kasteel zaten juist drij zwanen ( a) te veeren .«Zie» , zei de vogel tegen Arthur, «dat zijn de drij dochters van den Koning van Zevenbergen , die eeier ( = hen) in zwanen doenveranderen; en de schoonste van al dat is de jongste; achter dezenhust ( = slruik ) hout liggen heur kleeren . Gaat aan ( = ga) , pakt heurkleeren en as ze uit het water komt, zal ze roepen: Dieven , dieven!en dan moete zeggen: het zijn geen dieven , maar as ge mij bij den koning brengt , zulde uw kleeren weerom hebben .»Zoo gezeid , zoo gedaan . Arthur gaat en pakt de kleeren, en steekthem weg achter ne struik . Nict lang daarnaar kwamen de zwanen uit den vijver, en namen weer hun menschelijke gedaante aan;maar de jongste vond heur kleeren niet meer, en begost te roepen:Dieven , dieven! Dan kwam Arthur te voorschijn en gaf heur dekleeren niet weerom, voor dat ze beloofd had hem bij heur vaderte brengen .«Ik zal het mee plezier doen» , zei ze, «want ik ben verheugd over uw schoonheid; het is zeker al drij of vier jaar dat ik geenen jonkman meer gezien en heb , en daarom ben ik blij dat het juist mijn kleeren zijn die ge hebt, en dat ik mee u bij mijnen papa ( sic)mag gaan . Ge zult wel zien , dat mijn ander zusters zoo schoon nietzijn as ik , en dat ze zoo hoog in de tooverkunst niet geleerd en zijnen dat ge u mee mij zult het beste bevinden , want mijn papa en mijn mama zelve en kunnen niet wat ik kan ... Ik wete» , ging het meisje voort , «wat ge hier komt doen , en ik zal er u ' t voordeeligste inzijn , maar zie , dat ge nu maar goed in mijn voetstappen treedt, ofanders zulde den nek breken .»Nu waren zij aan ' t kasteel gekomen .zei het meisje, «ga nu maar binnen , maar zeg niet dat iku den weg gewezen heb . En morgen , as vader u uw werk zal opgeven , let wel op dat ge hem laat voorgaan , en blijf maar altijd vanachter, of anders zal hij u den nek breken .»Zoo Arthur gaat bellen , en den heer, die hem de kaarten gegeven had , komt en doet de deur open . Arthur wenscht hem den goeienavond.>«Zien,( u ) Var . witte ganzen .126>>- Ah , Arthur, hoe zijde - gij hier geraakt?– Ach , Meneer, ik ben mee veel moeite boven gekomen.Nu wierd Arthur treffelijk ontvangen , en seffens begost MeneerArthur te ondervragen , hoe dat hij hem bevonden bad mee zijnkaarten .Goed, Meneer, ik heb li nijg te bedanken , ik heb er veelgeld mee gewonnen... En dat ge mij nu eens wilde zeggen , wat datge moet hebben voor uwen loon» , zei Arthur (zie noot 3) .Nu , ge zult hier eerst den nacht doorbrengen, en dan zal ik u drij werken opgeven , en as die gedaan zijn , dan moogde vanhier vertrekken , oZoo, wanneer den nacht verdwenen was en den dag kriekte , zeiden heer:«Zie Arthur, dat is ' t eerste werk dat ge uit te voeren hebt . Daarachter den hof staat nen bosch van omtrent vijl dagwand groot, enge zult daar naar toe gaan met een schop, en een bijl , en een zaag en een mutsaardmes; en ge zult dien bosch van daag uitroeien , enklieven en in mutsaarden binden , en in hoopen van tien zetten; en as ' t tegen t'avond gedaan is , dan is ' t wel .»Arthur kreeg nu het noodige gereedschap, maar alles was van glas, schop , bijl, zaag en mutsaardmes. Arthur was verschrikt as bij dit hoorde; «en , voegde den heer erbij , «Un eten zal ugebrocht worden waar gewerkt. >Arthur pakt zijnen alam op zijnen schouder, en as hij aan den bosch kwam, legt hij alles op den grond en de bijl breekt. Hij zettehem daar neer en begost te krijschen , maar wanneer het twaalf uren klepte (sic ) , ja , het was gelukt: het jongste meisje, datHortense hectte, kwam mee Arthur zijn eten . (Zie noot 4) .- «Och, Arthur )» , zei ze, age moet u niet bedroeven, hier is uw eten; en wanneer ge geëten zult hebben , dan verzoek ik u van mij eens te zeggen of mijne persoon u voldoet, en of ge uw gedachten op mij zoudt kunnen stellen .»Arthur en had niet veel goesting om te eten of te drinken, maarnaardat hij een weinig geëten en gedronken had, zei hij op minzamen toon:«Zie, Hortense , het doet mij plezier van u zoo te hooren spreken .Ik en heb nooit mijn gedachten op een meisje kunnen stellen , ver mits ik in mijn dorp zonder mij te genceren , een dochter kost nementot het huwelijk; maar ik en heb nooit eene kunnen vinden diemij geheel voldeed in mijn zinnen en gedachten. Doch, had ik ooit>127»-de keus gehad van zoo een meisje gelijk gij , ik ware ou al lang in den huwelijken band geweest. Dat ik zoo gelukkig ware van u temogen voor vrouw nemen!»Wel, Arthur, as uw zinnen zoo zijn , dan zijn ze gelijk demijne , zij maar gerust: het zal wel geschieden volgens uwenwensch . Leg u nu maar wat in mijnen schoot te slapen en laat mijbegaan; op den tijd van een half uur zal uw werk gedaan zijn.»Zoo , Arthur lei hem wat in Hortense heuren schoot en een halfuur daarna maakte zij hem wakker en zijn werk was voltooid: denbosch was uitgeroeid , in mutsaarden gebonden en op stuiken( = hoopen ) van tien gezet . «Arthur» , zei Hortense voordat ze weg ging, «nu moete t'avond om zeven uren naar huis komen .»Hij bleef daar tot bij den zevenen , en dan ging hij naar het kasteel ,en as hij daar kwam , vroeg den heer:«Wel, Arthur, is uw werk gedaan?- Ja , Meneer, het is gedaan . )Den heer begost vieze gedachten te krijgen; hij peinsde dat Arthur verder in de tooverkunst geleerd was dan hij. Na zijn avondmaalging de heer van op den balkon zien of het werk voltooid was, enkrabde er in zijn haar van . ( Zie noot 5) .Zoo , wanneer den nacht verdwenen was en den dag kriekte , stond Arthur op, en naardat hij geëten en gedronken had , vroeg hij aanMeneer naar zijn werk .«Van dien gekapten bosch mocte een schoon stuk land maken , en het met wijngaards beplanten . Die wijngaards moeten druiven dragen en die druiven moeten rijp zijn en geplukt in korven staan . )En Arthur kreeg weer een heelen alam , maar alles van glas , en daarmec trok hij naar den bosch, maar hij begost er niet aan ,want hij wachtte tot dat Hortense hem zijn eten brocht. Ja , wanneer het twaalf uren klepte , was ze daar. Arthur begost te eten enHortense met veel liefde aan te spreken, en as hij gedaan had mec eten , dan begosten zij mee elkaar wat te verkeeren .«Nu , Arthur» , zei Hortense weer, «leg u een half uur in mijnen schoot te slapen , en uw werk zal gedaan zijn» . En inderdaad, as zehem opriep, stonden de korven met rijpe druiven gevuld. «Numoete t'avond te zessen en half naar huis komen» , zei ze, en zeverliet Arthur.As Mencer te zessen en half den jongen zag afkomen:«Ei wel , Arthur, is uw werk gedaan?«Ja , Meneer, het is gedaan ..9>>128a Zoo! nu moete morgen nog een werk uitvoeren , en as datgedaan is , dan moogde een van mijn dochters ten huwelijknemen . DZoo, wanneer den nacht weer verdwenen was en den dag kriekte ,stond Arthur op, en hij at en hij dronk .«Wat is mijn werk, Meneer?» vroeg de jongen .- «Over zestig jaar» , sprak de Koning , «a heeft mijn vrouw in den vijver van ' t kasteel nen diamantene ring verloren . Dien ringmoele mij van daag weer bezorgen .Zoo Arthur ging naar den vijver en zette hem aan den oever,naar zijn Hortense wachtende, die hem weer op denzelíden tijdzijn eten brocht.«Zic, Arthur,» zei ze, «hier is uw eten; het is de laatste keerdat ik het u zal brengen, en as ge doet gelijk dat ik zegge , zal ik uw vrouw zijn , en gij mijne man . Beloofde mij dat?»Arthur beloofde alles te doen wat ze hem zou zeggen .a Hier is een savel ( sabel ) , en daarmee moete mij dooden en mijn lichaam in al kleine brokskes kappen, zoo groot als een erwt, en diemee ne wan in eens in den vijver gieten; maar zie wel toe dat ge ergeene uitlaat. )Arthur kost dat niet over zijn herte krijgen van zoo een schoonmeisje dood te doen , maar ze zei hem dat het noodig was en herin nerde hem zijn belofte . Dan deed hij toch eindelijk gelijk ze hem gezeid had , en een uur daarnaar kwam Hortense weer uit denvijver met den diamantene ring.«G’en hebt niet precies gedaan wat ik u gezeid heb >> ,zeiontbreekt een lid aan den kleinen vinger van mijn rechter hand; dathedde niet in den vijver geworpen .» En inderdaad , dat stukske wasonder het kappen weggesprongen . «Maar dit let mij weinig» , zei ze, «het zal ons morgen wel van pas komen . Nu moete t'avond tezes uren naar huis komen , en luistert naar hetgeen ik u ga zeggen .As mijn vader zal zien dat zijn werk gedaan is , dan zal hij u zeggen:Zie , Arthur, nu moogde kiezen van mijn dochters; en as ge drijmaaldezelfde kiest , dan inoogde er eene van voor uw vrouw nemen . Letdan maar goed op dien kleinen vinger (z. noot 6) .Arthur beloofde dat, en daarmee omhelst hij Hortense en kussen zij malkander, en hierop laat Hortense hem alleen . Arthur brochtdaar zijnen tijd tot zes uren over, en dan ging hij naar huis .En wanneer hij thuis komt:«Wel Arthur, is liw werk gedaan?»>ze; «er.. 129- «Ja , Meneer, het is gedaan» , en hierop toogt hij den ring.Zoo de koning herkende hem inderdaad voor den ring van zijnvrouw, en zei:a Wel, Arthur, ik en wist niet dat ge zoo bekwaam waart. Nu zulde een van mijn dochters krijgen ten huwelijk. Van denavond, naardat we gesoupeerd hebben, zulde mogen kiezen .Wanneer ze geëten hadden , wierd Arthur nen blinddoek aan gedaan en de meisjes wierden op root gesteld . Arthur betastte goed de rechter hand van de meisjes en koos al de drij keeren zijnHortense . En nu was ze zijn vrouw, want in dien tijd waren zegetrouwd zonder voor den paster te gaan (z . noot 7 ) .Ja , naardat ze nu eenige dagen getrouwd waren, wierd Hortenscgewaar dat haar ander zusters jaloersch waren , en ze zei:«Arthur, zijde kontent, dat we van den nacht vertrekken naaruw land? Ik vrees dat we den eenen nacht of den anderen zullenvan ' t leven gebrocht worden , en daarom , Arthur, laat ons ver trekken . Het is nu twaalf uren van den nacht; morgen vroeg zullenwe al verre van hier zijn .»Zoo gezeid, zoo gedaan . Hortense doet al haar dingen bijeen;ze nemen een peerd , maar op raad van Hortense het slechtstevan de drij die de koning op stal staan had , en daarmee ver trekken ze.Maar zoo gauw als den dag kriekte, zei de koning tegen de koninginne:a Gaat aan , ziet eens naar mijn dochter en mijnen schoonzoon .»Dit deed hij alle morgenden .Nu , Hortense had ne papegaai en die kost spreken gelijk nemensch . En Hortense had hem gezeid voor dat ze wegging: «Asmijn moeder ons morgen konut oproepen , ziet dat ge in mijn plaats spreekt, juist gelijk ik .» - Als de moeder nu aan de kamer kwam ,klopte ze op de deur en riep: «Allo! kinderen , ' t is tijd om op testaan! .. Maar de papegaai nam de stem aan van zijn meesterse enantwoordde: «Ja , moeder, wij komen sefens!» En zoo tot drij keeren toe . Maar de moeder wierd eindelijk ongeduldig en deed dedeur open, en as ze aan ' t bedde kwam, waren de dochter en de scboonzoon gaan vliegen!Ze zei het tegen den Heer: «Zijn ze weg? ) vroeg deze , «Gemoet er achter!»Ja , as het zoo een uur of tien was van den voormiddag, hoorden Arthur en Hortense van een donderweer opkomen..3>verre11130man diellet was Hortense heur moeder, die heur in een donderwolk deedveranderen met heur tooverkunst, maar wie er meer in geleerdwas, wist wel wat het was. Meetjen ( a) kwam zoodanig haastig over,dat ze niet meer en kosten weg geraken .«Arthur» , zei flortense, «blijf staan, wij gaan van ons peerd .»En as ze er af waren, zei Hortense: «Ons peerd is een kapelle, en ik ben een Lieve Vrouwken, en gij zijt ne man die leest (d . i . bidt) .En as ze u wat vraagt, zegde maar altijd: Bid voor nijl» En in nen oogwenk was dat zoo .Zoo Meetjen kwam er over en as ze aan de kapellekwam: «Eenkapelleken» , zei ze, ( en een Lieve Vrouwken , en ne leest .» Maar ze kwam toch eens neer en vroeg aan den man:«Zeg eens, vriendje, hedde hier niet een meisje met een jongenvoorbij zien vluchten te peerde?»«Bid voor mij, zei de man .»Meetjen herhaalde hcur vraag tot drij keeren toe en alle keerenwas ' t Bid voor mij! - a Al verloren moeite» , zei ze, en daarmeetrok ze naar huis.Als ze thuis kwam: «Wat hedde gezien?»«Een kapelle, en een Lieve Vrouw en ne man die las .«flet peerd was een kapelle, en de Lieve Vrouw was uwdochter en de man was uw schoonzoon , en ge moet er seffensweer achter, want as ze nog een weinig gereën hebben, zijn ze inArthur zijn land, en dan zijn ze vrij, en kunde er niks ( = niets )meer aan doen .»Zoo de moeder moest er weer achter, en het was omtrent vijfuren van den namiddag as ze weer een donderwolk hoorden opko .men, en het begost zoo nijg te lichten en te donderen, dat Arthur ervan verschrikt was .«Och , Arthur» , zei Hortense, «ge moet daarvan niet verschriktzijn.: ik verander ons peerd in een «bedde land» , mij in neploeg en u in nen boer, en as moeder u iets vraagt, dan zegde maar altijd: «Nen boer es een beest!»Zoo Meetjen kwam kort daarna neer op het stuk land en vroegaan den boer:«Hedde hier niet een meisje mee ne jongen voorbij zienvluchten te peerde?»(a) Meetjen, of Meken , gemeenzame benaming voor een oud moederken .131«Nen boer es een beest!»Meetje herhaalde heur vraag.«Nen boer es 'een beest!» zei de jongen weer.-- «Die man is zeker zijn zinnen kwijt» , zei Meetjèn .«Nen boer es een beest!» zei den andere maar altijd .«Al verloren moeite» , zei Meetjen en daarmee trok ze naarbuis.Wat hedde gezien?»«Een bedde land , ne ploeg en nen boer .»- «Het peerd was het bedde land , de ploeg waś uw dochter, èn den boer was uw schoonzoon . Wacht» , żei de koning, «dezenkcer zal ik gaan , en mij zullen ze niet ontsnappen .»Zoo bij veranderde hem nu ook in een dondervlaag, en weer begost het te lichten en te donderen , dat Arthur er verschrikt vanwas . Zij maar gerust» , zei Hortense; «ons peerd zal veranderenin een water, ik in een schip en gij in ne schipper.Maar de koning was al op hun hielen en riep tegen de vluchte lingen die hij wel herkende: «Komt weer of ik drink al hetwater uit .»Maar er ging een stem op uit het water die ricp: «As ge ditwater durft uitdrinken , zal ik het in uw maag doen koken , zoodatgij zult sterven!» Zoo, de koning zag dat zijn dochter machtigerwas dan bij en keerde naar zijn paleis terug. Nu hadden de vlnchtelingen niets meer te vreezen (z . noot 9) . Als zij nog éénige uren gereën hadden , kwamen ze in ' t dorp waar Arthur woonde,en waar zijn ouders' huis stond.«Zie Hortense» , zei Arthur, a oni gij nu seffens mee mij mee tegaan bij mijn ouders , dat en durf ik niet doen . Dat ge hier een kamer huurde voor een maand? Zoo zouen we langzamerhand tot bij mijn ouders geraken .»Wel, Arthur, ik ben zoo kontent. Wij zullen ons peerdverkoopen .»En zij verkochten hun peerd, en zij huurden een kainer voorHortense voor een maand of twee .«Arthur» , zei Hortense , «luistert eens wat dat ik u ga zeggen .As ge thuis komt, dan moete zien dat ge u niet en laat kussen of lekken , dan en zoude van mij niets meer weten» (2. noot 10) .a Neen , Hortense, ik zal het niet laten doen en morgenavond zal ik bij u komen .»Zoo Arthur verlaat Hortense en hij gaat naar huis. Zijn ouders132>waren natuurlijk geheel blij van hem weer te zien , en allen gelijk sprongen ze naar Arthur om hem te kussen, maar hij en liet ze aan hem niet komen. Hij was zoo vermoeid van die lange reis , dat hij wat ging rusten , en terwijl waren ze zijn tante gaan roepen en binst .dat hij daar lag te slapen, kuste ze hem . Als hij wakker wierd,wist. hij van al hetgeen geschicd was niets meer te vertellen of hijen wist van Hortense ook niets meer.Zoo zijn kameraden kwamen hem ' s avonds roepen om naar«' t staminee • te gaan , en ze moesten voorbij het huis, waar Hortense op de kamer woonde, en ze stond juist voor de venster; de jongens zagen heur staan .«Zie!» zei den eene, «wat schoon meisje dat ginder voor devenster staat . Dat ik daar eens nen nacht mocht bij slapen! ik wilvijftig frank geven!»Hortense had dat gehoord: «Wel,» zei ze, «kom van dezen avond.»Ja, as hij een pint was gaan drinken , ging hij er seffens naar toe;maar hij en wist niet wat dat er hem te wachten stond . Als hij bijnageheel ontkleed was, zei ze tegen hem: «Ga eens beneden en haalmijnen waterpot .» Hij ging spoedig de trappen af, en as hij den pot oplangt, doet Hortense er hem daarmee stijf staan, en ' s morgenspakt ze zijn kleeren , en werpt ze de trappen af. «Ga nu maar naar huis» , zei ze , «de oorden zijn verdiend! , -Waarop hij zei: «Gij leelijke hekse , g'hebt mij vast gehad!» maar hij mocht er van doorgaan . As hij bij zijn kameraden kwam , en vertelde hij niet, welkegrap dat er hem gebeurd was; hij zei integendeel: dat is een meisjevan vreugde.»Zoo ' s avonds, as Arthur met zijn kameraden weer voorbij het huis gingen, zei den tweede nu ook:«Mag ik nu ook eens komen?»«Ja» , roept Hortense, «kom maar af .»Zoo , wanneer hij ook een pint gedronken had , ging hij er naartoe , maar as hij ontkleed was, ook «in zijn sleppe» gelijk denander, dan zei Hortense: «Toe, haal mij eerst een liter water aan de pomp beneden den trap ( a).» Maar hij begint te pompen, enHortense doet hem tot ' s morgens toe pompen , en dan werpt zijook zijn kleeren de trappen af, en hij mocht vertrekken .Wanneer hij ' s avonds bij zijnen kameraad kwam , vertelden zij->( a ) Var.: den hond een schop geven «onder zijnen steert» .135>hun gevarendheid (=geval) aan malkander en dan gingen ze Arthurroepen: «Arthur, ga daar ook eens bij, bij dat meisje, dat is eendeugdelijk lieveken .» Zoo Arthur ging nu den volgenden avond ,en as hij daar kwam, dan was alles weer gelijk te voren . Hij om helsde heur, en zij kusten malkander, en nu wist hij weer alles .En 's anderdaags ging Arthur met zijn vrouw bij zijn ouders , en vertelde hun alles wat gebeurd was. (z . noot 11. )En nu was het feest en er werden vlaai en bonbons gemaakt entjakkes gesolemiterd en tegen de boomen geloopen , en ' t was drijko ningen avond en ' s anderdaags klaren dag.AANMERKINGEN .1 ) In de lezing van Erembodegem is het begin heel anders . Hier isspraak van een heer, die kinderloos is en daarom treurt . De duivel ,onder de gedaante van een «oud boerken» , verschijnt voor hem enbezorgt hem een zoon, op voorwaarde dat deze hem op den ouderdomvan 21 jaar zal toebehooren . Naar mate het tijdstip nadert, vermeerdert de droefheid van den vader, tot dat hij eindelijk , door denzoon gedwongen , dezen alles vertelt . De zoon begeeft zich op wegom het handteeken des vaders terug te krijgen en .... dan gaat hetvoort als in onze lezing . Nagenoeg hetzelfde te Iddergem .2) Door de vertellers dikwijls opgelegd aan den vogel als straf voor zijn laat wegblijven. Het kasteel wordt dikwijls het Glazen kasteel genoemd.3) Volgens een andere lezing verandert zich het meisje in eenzwaan en brengt den jongen boven op ' t kasteel bij haar vader .De koning is niet te spreken dan onder de twaalf slagen van middagen kan dan niets weigeren . De jongen zegt: «Heere Sire, dank vooruw kaarten . Ik vraag de hand uwer jongste dochter» . Daarna beginnen de proeven .4) In verscheidene lezingen beet het meisje Schoonheid . De jongenhoeft maar aan Schoonheid te denken en ze staat voor hem . TeDenderwindeke heet de heldin Hella .3) Bijzonder goed is dit gedeelte in de variante van Ereinbo degem . Het meisje zegt: «Zeg aan vader niet dat ik bij u geweestben; en aanveerd ook niets van ' t geen hij u aanbiedt .» Daarmeeis ze weg. 'S avonds gaat de jongen naar ' t kasteel en zegt: «' t Werk is gedaan. - «Is er geen meisje bij u geweest?» - «Niemandgezien! «Niet wat eten?» «' k En eet noch en drink niet .»«Geen pijpke smooren?» – «' k En smoor noch en chiek niet!» .>»134.Dezelfde vragen en antwoorden komen terug na iedere proef.Natuurlijk is er in deze lezing geen spraak van , dat het meisjehem zijn eten of zooals een andere verteller opschrijft, zijnen«a vierboterham» brengt.6) In de variante van Erembodegem krijgt de jongen den derdendag weer een alam in glas, kruiwagen , kuip en schepper; hij zetzich weenend op den arm van den kruiwagen die afbreekt. Hij denkt aan het meisje en ze verschijnt. «Waarom:) , zegt ze, «niet eer aanmij gedacht? Nu zulde iets moeten doen , dat u pijnlijk zal vallen» .Zij toont hem een blok met een bijl: «daarop moete mij geheelin kleine stukjes kappen , zoo tijn mogelijk , en alles in de zeewerpen; en wel opletten, dat ge geen een stukje laat liggen» .Hoewel met tegenzin , kapt hij a haar zoo fijn als . muizemeel(of zagemeel)» .7 ) De proeven zijn verschillend bij de onderscheidene vertellers . Dit is verstaanbaar; het is een gedeelte van het sprookje,waarmede de verteller vrij omgaat, en dikwijls zijn verhaalverlengt. Het getal der procven moet slechts drie zijn , volgens denatuur van het sprookje; dikwijls komen er bij de vertellers vier ,tot vijf proeven voor. Hieronder laat ik dit gedeelte der onderscheidene lezingen verkort volgen:A) Liedekerke. 1º proef: groot bosch uitroeien , alam in glas .2e proef: glazen paleis bouwen . De verteller vergat de derde proef.De dochter, bevreesd dat haar vader zou ontdekken dat zij den jongen helpt, stelt hem voor te vluchten .B) Denderwindeke. 1e proef: bosch uitroeien , beploegen en ernog voor den avond vruchten op te waaien zetlen . 2° proef: ring uit een citern halen . De prinses zegt hem: «snijdt mij in kipkap» .Een lid van den vinger vergeten . - 3 ° proef: drie maal geblinddoekt de jongste dochter kiezen; de prinses zegt hem vooraf de plaats die zij zal nemen. 4° proef: drie bedden in een kamer. Op welk bed wenscht gij den eersten nacht met uw bruid te rusten?Hij kiest het bed met doornen en distels . —• 5° proef: drie paarden op stal , twee schoone en een kreupel. Op welk paard wenscht gij te rijden? Hij kiest het kreupel. De koning verkeert in de meeningdat bij met een nog grooteren toovenaar te doen heeft dan hij zelf,en besluit hem van kant te helpen . Vlucht . Hij neemt het kreupelpaard.c) Iddergem . 1 ° proef: bosch uitroeien.- 2 proef: hetzelfde stukland met wijngaarden beplanten . — Ze3 proef: de zeven bergen rond-135het kasteel met een glazen spade effenen en ze beplanten met «patatten» . -4° proef: ring uit de zee halen . - 5eĢe proef: drie maaldezelfde der drie dochters kiezen . De koning wil hem dooden . Vlucht. Ze nemen een paard dat «700 uren in eens stapt .»D) Denderwindeke. 1° proef: bosch uitroeien . -2° proef:: eenvijver steken zoo diep als de vijver voor het kasteel . – 3e proef: denouden vijver vullen , den nieuwen met water vullen , en er driesoorten visch , gele, roode en witte in zetten . Daarna een der doch ters kiezen , doch driemaal dezelfde. Jaloerschheid der zusters .Vlucht.B) Erembodegem . 1 ° proef: bosch uitroeien , en er haver op te waaien zetten.- 2e proef: een kasteel bouwen , densteen zelf bakken ,vermetsen enz . 3e proef: een ring uit de zee halen . 4 € proef:' s anderdaags leidt de vader hem in den hof: drie bloemen , tweefrissche, en de middelste aan ' t rijzen ( = verwelken) . - Welkebloem kiesdc? Ik zou de middelste kiezen Hoe is ' t mogelijk?Deze twee zijn zoo frisch en schoon en de andere is aan ' t ruiven( = verwelken) . - ' t Is gelijk , ik ben den dag van vandage voor iets dat geroven is . – 80 proef: ' s anderdaags brengt de vader hemin een prachtige kamer. Daar zitten de drie meisjes, eene in goud,de andere twee in diamant gekleed . - «Welke kiest gij? Die ingoud! -- Hoe is ' t mogelijk , diamant is veel kostelijker. - ' t Is 'gelijk , ik ben voor ' t goud en niet voor diamant .» Natuurlijkhandelt de jongen bij deze keus volgens den raad zijner geliefde.Men vergelijke aanm. 5 ..-8. Bij dwaling vermeldt hier een der vertellers, en wel die derhier gevolgde lezing , dat Hortense den roskum en den kwispel meeneemt . Gedurende de vlucht werpt Arthur beide voorwerpenachter zich, op raad van de prinses , en doet op die wijze hinderpalen ontstaan voor den vervolger . Deze trek hoort in een ander sprookje te huis en moet hier weggelaten worden .In de variante van Erembodegem krijgt de jongen het hand teeken nict terug; het meisje steelt het, en ze vluchten er mee weg .Ook hier nemen zij het slechtste paard: «dat legt bij elken staptwee honderd uren af.»Dit gedeelte is zeer merkwaardig in het handschrift van eenmetser van Iddergem:Zelfs na den trouw heeft de Koning van Zevenbergen geen vrede met zijn schoonzoon, hier den zoon van den Koning van Frankrijk .156Hij zegt op zekeren dag dat hij een speelreis wil doen, en zoo dikwijls als hij op zijn weg komt te zeggen: «Koning van Frankrijk» ,dit zijn schoonzoon moet antwoorden: «Ik ben hier!» Nogmaals wordt hij hierin door Schoonheid geholpen . «Neem een groote pint,zegt deze, en spuw ze vol speeksel , en zoo dikwijls als hij zal zeggen: Koning van Frankrijk , zal ieder speeksel voor u spreken .Maar de Koning van Zevenbergen zei onder zijne baan zoo dikwijls «Koning van Frankrijk ,» dat de pint ledig was . Als de jongen datzag, zei hij: Wat nu gedaan? -- Nu zijn we er aan , zei Schoonheid ,maar er is nog een middel , dat is dat gij het peerd dat in den stalstaat , zoudt zadelen, en dat wij vluchten . Hij ging naar den stal , en zag dat het peerd maar drie beenen en had . — Dan volgt de vlucht;zij nemen eveneens den kwispel en den roskam mee .9. De veranderingen gedurende de vlucht hangen eveneens hoofdzakelijk af van het geheugen of de ingevingen des vertellers .Ziehier hoe dit punt in onze handschriften behandeld is:A) Liedekerke. 10 maal: jongen in een vijver, meisje in eenzwaan . Van het paard wordt niet gesproken . - 24 maal:: kapelen heilige. Hier hebben slechts twee veranderingen plaats . Dezelezing is overigens onvolledig . Ook de vorm dien de vervolger aanneemt, wordt niet vermeld .B ) Denderwindeke. De koning als steekvogel (= sperwer) ver volgt ze: 1 ° maal , kapel en pater. Bid voor mij! 2° maal: dekoning als wolfhond; kudde schapen en herder; te geven antwoord:Roekedekoe! mijn oogskens vallen toe (of wel, vijver en gans;indien vader iets in den vijver werpt, moogt gij het niet nemen.ze maal , de koning als wolk; een bedde land, een boer . Te gevenantwoord: nen boer is een beest!c ) Iddergem . 1 ° maal: de moeder als wolk . Kapel , beeld enpastoor. Deze, ondervraagd, zegt: de vluchtenden zijn reeds ver .2° maal: Koningin als wolk . Stuk land , ploeg en paard .3° maal: Koningin als wolk . Water, schip , schipper. Zooals in onze lezing . – 4. maal: Koning zelf als haas. Jager, geweer en hond .De jager schiet den haas dood .d ) Denderwindeke . 1 ° maal: de moeder als wolk . Kapel, LieveVrouw en biddende 2e maal: de moeder als wolk .Hortense doet Arthur den roskam en daarna den kwispel achter zich werpen; daardoor ontstaat telkens een berg. zº maal: de moederals wolk . Vijver, zwaan, visscher. Hierna zijn ze uit het bereik vanden Koning van Zevenbergen.->-man .

- 1376 ) Erembodegem . 1 ° maal: een boom en een weide . Het paardwordt vergeten . 2 ° maal: cen bosch , een diepe straat , en eenfontein . ze maal: een oud manneken , een beek en een vischje .De moeder vraagt aan ' t manneken of hij niets gezien heeft. «Ochnee, madam , ' k ben zoo even van huis gekomen , en ' k en hebniets gezien .»10. «Vooral niet van eene andere vrouw» ( lezing B) .Het sprookje heeft dezen vorm in drie der zes handschriften , in éen werd dit einde geheel vergeten ( handschriſt D); in B) werd er een ander sprookje op geënt: de jongen mag zich niet laten kussen; hijgaat met de prinses in het ouderlijk huis, en op zekeren dag laathij zich van zijn moeder kussen, en is de prinses spoorloos verdwenen . Op zoek . Arthur vindt een wonderzwaard, waarmede hij twee leeuwen verslaat, die de prinses in een onderaardschkasteel bewaken . Het vergeten der bruid en de wijzen waarop zijde kameraden van haren man voor de gek houdt, behooren tot het echte thema van dit sprookje .11. De variante van Erembodegem eindigt anders. De vluchte lingen bereiken den jongen zijn dorp; het meisje wacht in een naburige herberg, terwijl Arthur het handteeken naar huis draagt .Arthur vraagt de toelating om met Hortense te trouwen , maar de vader, hoorende dat het meisje arm is , wil niet toestemmen . In dezelezing is Hortense slechts de dochter van een «oud manneken.»De eremijten zijn hier vervangen door «drie oude mannekens, dieuit eenen berm ( = dam ) komen in het bosch . ) Arthur blijft weg, en Hortense verhuurt zich als dienstmeid . Na verloop van eenige jarenis Arthur op het punt met een ander meisje te trouwen . ( Men ziet ,dat de kus die doet vergeten, en die alles uitlegt , hier onbekend is) .Op den trouwdag gaat Hortense zich in de kerk plaatsen , met haargouden kleed aan . De bruid ziet het en wenscht haar het gouden kleed af te koopen . «Voor hoeveel uw kleed?» - «Gratis , alsik drij nachten bij den verloofde mag slapen» . De bruid stemttoe , doch geeft twee maal haren verloofde een slaapdrank in . Hortense laat gedurende den nacht luide klachten hooren . Een bediende luistert alles af en vertelt het den derden dag aan zijn meester, dieden slaapdrank ditmaal weigert . Nu volgt de herkenning .In een volgend opstel zullen wij dit sprookje nader onderzoekenen het beschouwen in vergelijking met zijn vormen in den vreemde.Aug. GITTÉE ,-138GEENE SAGE...In de Bergstraat te Antwerpen .Beth van Jan was bestolen! Dagelijks werd haar geld , alvorenszij slapen zou gaan , goed geborgen in de bovenste lade van eene kast , die met sterke sloten voorzien was. Wie kon het weggenomenhebben? Beth was niet uit den buize geweest , en haar Jan had den geheelen nacht aan den «bassin» moeten werken .De koppen uit de buurt werden bijeengestoken , en er werd beslo ten , den raad in te roepen van Meken Verschuren , bekend om , doormiddel van bezweringen , de geheimzinnnigste feiten aan het licht te brengen . Haar werd de zaak uitgelegd , die zij met veel belangstel ling aanhoorde, terwijl zij door het dichtknijpen der oogen en hetsamentrekken van haren mond , het duidelijk bewijs gaf, dat hetgeen alledaagseh geval was.«Wat denkt g'er van Meken?» was het einde van den rozenkrans.«Ik zal het beproeven ,, was het antwoord; a bezorg mij maar een koeienhart en vier groote spelden .»( Wat er met het koeienhart en de spelden gebeurde, heeft nooitiemand geweten, maar... in sommige huizen kookt men wel eens van het eerstgenoemde soep, om het daarna , in stukken gesneden testoven met azijn en ajuin!!)Twee dagen later wist Beth van Jan , wat er haar te doen bleef, omden dief op te sporen .Zij was van tienen naar bed , na hare deur in het dobbel nachtslotgedraaid en de volgende aanwijzingen van Meken Verschuren tehebben volvoerd: namelijk eenen spiegel aan het voeteneinde van haar bed te plaatsen, en daarnaast cene gele waskaars te ontsteken;hare bedgordijnen met spelden toe te maken , en eindelijk van half twaalf tot twaalf uren gebeden op te zeggen! ... Toen zette zij zich op den qui vive!Beth van Jan, die zeer moedig was, had die aanwijzingen stipt volbracht, en wachtte, rechtop zittend in het bed, naar den uitslag .Ziehier, wat er gebeurde.Van tien tot elf had zij zitten dutten; na elf uren was de kaarsbeginnen te flikkeren , en om half twaalf was Beth bang geworden ,maar had moed geput in nieuwe gebeden .Kwaart voor twaalven! De kaars flikkert veel meer nog , en despiegel beweegt zich ... Vijf minuten voor twaalf, klein gedruischlangs den kant van het venster , gevolgd van eenen windtocht, die>139 -de bedgordijnen doet bewegen . Daar slaat het twaalf uren! Zij telt:acht , negen , tien , elf.. twaalf... Op den laatsten slag vliegen de gordijnen uiteen , deur en vensters slaan open en toe .... Wie zict zij in den spiegel? Den dief? Neen , haren Jan! De kaars is blijvenbranden , en aan hare zijde komt de dief overeind met rechtstaande haren , verwrongen gelaatstrekken , bleek als de dood, en smeektgeknield om vergiffenis, dat hij het nooit weer doen zal ....G. DE LATTIN .DE DIEREN IN DE VOLKS- EN KINDERRIJMEN .II . Eenige Kerfdieren (* ).1. Als de kinderen te Antwerpen schoenlappers of wiewouters, d . i .vlinders (1), elders nog pepels, pimpels, flieflodders, vliegewaters of zomervogels vangen , dan roepen ze:Schoenlapper ( of: wiewouter) ,kom over!Pak over!Brood in den oven!2. Bij het vinden eener huisjesslak ( 2) zeggen ze aldaar:Anneken -uit ( soms ook: kreukeltje , kreukeltje) ,kom(t) er is uit,' k zal'a wa (of: a e) boterke geven , (Zie v . VL. , II , 63.)ofwel:Slek, slek , steek uw' horentjes uit,of anders brand ik uw huisjen uit .Te Utrecht zegt men, echter onberijmd: Slek, steek uw'horentjes uit, anders zal ik uw huisje verbranden .»Te Gent luidt het veel fraaier:Slek , slek , steek uw ' horeke (n)s uit,ik zorg, o voor 'nen goeden buit.Slek , slek , stcek uw horeke(n )s uit,gij zult wal zoete boter hên al van de bonte koe.3. Bij het ontmoeten eener spin (3) binnenshuis, nemen de Ant werpenaren het volgende bijgeloovige rijmpje in acht:'s Morgends druk ,'s middaags geluk,' s avonds vreebrengt de spinnekop mee..(*) Daar dit gedeelte reeds voor eene maand gezet was, moeten wij het vervolg op I: De Vogels en hunne Taal, tot de naaste aflevering uitstellen .(1) WEGENER, Volkst. Lieder , bl . 74, nrs 247-249.(2 ) HALTRICH , Zur. Volksk . d . s.'s , bl. 212, WEGENER, V. L. , bl . 75,prs 253-260, en Fronius, Sächs. Bauernleben , bl . 39.( 3) WEGENBR, Volkst. Lieder ., bl. 74, nr 280 .140>In Hageland zegt men:' s Mörge( n) s druk ,is noene ( n)s geluk,' s ouves min heet de spinnekop in . ( TUERLINCKX , Hag. Idiot..)4. Spelen, in de Scheldestad , de kinderen met eenen moldener ( 1 )(meikever ), te Brussel en in Klein- Brabant preékheer, dan zingen ze:Moldenerreke,tel ( l ) uw geld ,en gaat dan nog eens vliegen ,ofwel: Molder , molder, gij moet malen,om den bakker (2 ) zijn brood te betalen ,of ook , maar is dit wel volledig?:Musschenpik!Vogelenschrik! ( Zie v. VL. , II , bl . 13.)en zelfs: Adju, adju, mijn (e) meuldeneer,adju , adju , mijn (e) meuldeneer.Te Gent hoort men, eigenaardig genoeg:Keer u omme,schoone blomme!Te Lillo: Meulder, gij moet malen,de duivel zal u halen .Pief, poef, paf,neus en ooren af!In deze gemeente hoort men ook:Musschenpik ,vogelenschrik!Boter op stik,boter op brood!Morgen is musschenpik dood .Ziebier eene zeer aardige Brusselsche lezing:Vliege , vliege, veuleke,no 'i mevleke,no ' t lant fa Looik ,no de beirestrooik (soms: meulestrooik ),over de blokken ,over de stokken ( of ook: zokken ),over Onze Lieve Vra van ' t kerkhof. (SCHUERMANS' Idioticon .)In West- Vlaanderen luidt hel:Molenaar, kore- , korcdief gij hebt gestolen , en gij weet het niet .Molenaar is een oief , een dief,Molenaar is een dief,en te Utrecht: Molenaren ,hooi en strooi,zoek ze maar uit:twee voor een duit!(1) Wegener, Volkst. Lieder >, bl . 72, n15 239-246 .( 2) Bakker, keuneginneke, molderinneke of wijfhe, zoo heet men den meikever,wiens voelhorens kort zijn; koning, papper , papzak, inolder ofmanneken ,dengene,bij wien ze langer zijn. Volgens anderen, zoo te Leuven, inoet de eerste grijs of wit,de laatste bruin wezen; elders hoorde ik het omgekeerde beweren (o . a. te Lier).- 1415. Te Wambeke b . T. vervolgen de kwajongens de bieën en hommels met dit rijmpje:Koben ,zijn g.. stond open ,daar kwam( p) 'en heurzelken ingekropen ,en hoe meer da Kobeke sprong,hoe meer dat heurzelke ( n) zong!»6. Bij ' t ontdekken van een Lieve- Vrouwenbeestje (1):Piempampoole,vlieg over hoole,vlieg over al ,en zeg, waar ons zieltje wonen zal .( Cupellen -op -den - Bosch .)Volgens SCHUERMANS' Idioticon:Pimpampoentje,vlieg over 't groentje ,vlieg overal ,waar ons Liefheertje ' t vinden zal .7. Als de kinderen eene dier groote spinnen, hooiwagens, elders,0. a . te Antwerpen , horlogiemakers geheeten , vangen, zeggen zij:Wieze -wieze-wijzer,gij moet mijn wegsken wijzen ,van hier naar Brussel, van hier naar huis,of ik trek uw langste beentjen uit. ( Wambeke.)P. d . M...-VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.20. Chineesche Spreuken . Zedigheid is de kleur der deugd en het blanketsel van de ondeugd . Spot is de geest van den laster.Berouw is de Lente der deugd . - Die in ondeugd genot en mis hagen in deugd vindt , is in beiden een vreemdeling. – De menschen kan men ontberen , maar men heeft behoefte aan eenenvriend . De etikette staat in den dienst der vriendschap. Hetgenot van wel te doen is het eenige , dat steeds hetzelfde blijft.Men moet zijne vrouw aanhooren , maar haar niet gelooven .Het verstand der vrouw is kwik zilver, en haar hert was. Alsmannen bij elkaar zijn , dan Hooren zij elkander; meisjes en vrouwen BEZIEN elkaar. De vreesachtigste vrouw bezit genoeg moed tot kwaadspreken . - Groote zielen hebben wil , de overige slechts neigingen. - De hond in den stal blaft om zijne vlooien, de hond op de jacht voelt ze niet. — De gevangenis is dag en nacht gesloten en toch steeds vol; de tempels staan altijd open en zijn steeds leeg.- De onverdragelijkste mensch is hij , dien men beleedigd heeft, en wien men toch niets kan verwijten . Behandel uwe gedachten alspaerden en uwe wenschen als kinderen . De rijken vinden ver wanten in de verste streken, de arme zoekt ze dikwerf te vergeefs in zijne eigen familie.(1) Fronius, Sächs. Bauernleben , bl . 38, en WegenER, Volkst. Liodoris nrs 232-238 ,142BOEKBEOORDEELING .TH . FR. CRANE . – Italian popular Tales. - London, Macmillanand Cº. 1885. XXXIV en 389 bl .Dit boek biedt een keus aan , en wel de degelijkste die totnog toe aan te wijzen is , uit de Italiaansche sprookjes, terwijl het een specimen levert voor de onderscheiden sprookjestypen ,welker bestaan door de zeer talrijke Italiaansche verzamelingenbekend werd . Voor den vreemden lezer heeft dit werk dus hetgroote voordeel , een beknopt Gesammtbild te leveren van hetsprookje in Italië, welke studie met meer dan gewone bezwaren verbonden is , daar van de eene zijde de sprookjes vaak inontoegankelijke tijdschriften verspreid , en van de andere zijdeniet zelden voor ons ongenietbaar zijn , omdat zij linguistische kennissen vooruitzetten , welke den folklorist slechts al te dikwijls ontbreken: immers, om ze te begrijpen, moet men vertrouwd zijn met de vele Italiaansche gewestspraken, die vanelkander soms zoo zeer afwijken, dat ze wel verschillende talen schijnen. Dit is b.v. het geval voor Venetiaansch en Siciliaansch .Het werk van Prof. Crane ruimt dezen hinderpaal uit den weg,en de folklorist moge er zich geluk mee wenschen , daar het onsde zoo rijke Italiaansche sprookjeslitteratuur nader brengt: hetomvat de sprookjes van Venetië , Bologna , Milan , Piemont,Toscanen , Tyrol , Napels en Sicilië .Prof. Crane heeft zich niet tevreden gesteld met een keus tedoen: hij heeft er orde in gebracht, en nota's bijgevoegd, twee zaken , waarvoor wij hem dankbaar moeten zijn . Zijn voorbeeldverdiende wel door allen gevolgd te worden , die zich met hetuitgeven van folkloristische verzamelingen bezig houden . Het ismeer dan tijd , dat men eindelijk zijn weg kan vinden in die ontzaggelijke massa bouwstoffen, welke men, sedert de folkloreernstig beoefend wordt, opeengehoopt heeft. Onlangs gaf Luzel in zijn Contes Populaires de Basse Bretagne ( Parijs 1887)een begin van uitvoering aan deze gedachte , terwijl hij zijnwerk een index toevoegde, kort en onvolledig wel is waar,doch die niettemin de waarde van zijn boek verdubbelt.2143>De schikking der stof schijnt mij nu in het werk van Craneeen zeer groote verdienste te zijn , en vooral daarop is het , dat ik hier de aandacht roepen wil . Wijselijk liet de schrijver allebespreking der bronnen ter zijde, en zonder bezwaar mag zijn voorbeeld gevolgd worden, daar de kwestie verre is van rijp tezijn. Hij bepaalt zich bij de zaken die onder ons bereik liggen ,en geeft, in de inleiding, een goed historisch overzicht overhet sprookje in Italië , waarna bij tot zijn eigenlijk onderwerp overgaat. Hij geeft of bespreekt in den tekst en in de nola's109 sprookjes , die hij in de volgende afdeelingen schikt:feeënsprookjes; vertellingen van Oosterschen oorsprong; legen darische en spookgeschiedenissen; kindersprookjes; grappen .Behalve eenige wijzigingen heeft hij zich , voor het wondersprookje, bij de proef van classificatie aangesloten in 1864 doorvon Hahn in zijn Griechische und Albanesische Märchen samen .gesteld; voor iedere formule geeft bij een sprookjestype , wijstde varianten aan die men in de bestaande verzamelingen vinden kan , en vereenigt, in aanmerkingen die van uitgebreide lezingen en soliede studie getuigen , talrijke referenties, vooral met betrekking tot de Europeesche verzamelingen: door dit laatstegedeelte wilde hij vooral de voortreffelijke nota's van R. Koehlerop Gonzenbach volledigen . De vrucht van Crane's lezingen hebben een groole waarde: deze aanteekeningen beslaan 67 zeer dichtgedrukte bladzijden en zijn rijk aan allerleiopmerkingen . Met het oog op het practisch nut van het boek ,ware het verkieslijk geweest, steeds de typische formule van ieder sprookje bovenaan het specimen te plaatsen , wat deopzoekingen gemakkelijker hadde gemaakt.De titels zijner afdeelingen hebben een woord uitleg noodig.De eerste afdeeling bevat de sprookjes die veeleer insprookjes- cyklen behooren: zooals b. v . de Psyche - formule,welke in Italië onder vier vormen bekend is . In de tweedebespreekt hij de sprookjes die onder elkander onafhankelijk zijn.De derde afdeeling behandelt de sprookjes, aan welke een Oostersche bron moet toegekend worden . Hoewel hij verklaartdat hij het vraagstuk van den oorsprong niet aanraakt , kent.1449Crane ex professo een Oosterschen oorsprong loe aan vele vertellingen , die hij tot een hoofdstuk vereenigt. Waagt hij zich niet'te ver? Ik aarzel niet om bevestigend te antwoorden . Het is buitenkijf, dat zijn opmerkingen , omtrent den invloed der handelsbe trekkingen, die in de middeleeuwen tusschen Italië en hetOosten bestonden , waarde bezitten . Is men evenwel gerechtigdaan een sprookje een letterkundigen , dus Oosterschen oorsprongtoe te kennen , omdat het tevens in een onzer westerschefabliaux- of sproken - verzamelingen en bij eenigen Oosterschenschrijver voorkomt? Niets is minder zeker, en niettegenstaande het gezag van M. LANDAU , zou ik het volstrekt niet als eenbewezen stelling durven aannemen , dat de novellen van Boccacio, waarvoor een tegenhanger in de Oostersche letterkunde bestaat , aan deze onilcend zouden zijn , en zich doorlitterarischen invloed onder het volk verspreid hebben . Indienhet waar is , wat Crane bl . 352 zegt: It is very unsafe to saythat any one literary version is taken directly from another,zoo is er verreweg meer gevaar, voor de volkssprookjes denknoop in dezen zin door te hakken . Het stelsel van de litterarische overlevering schijnt den invloed van het boek op het volk in de middeleeuwen zeer te overschatten .De vierde afdeeling bevat de godsdienstige vertellingenwaarin vooral Jezus met zijn Apostelen , Pilatus, de Wandelende Jood, enz. , als handelende personages optreden .De vijfde afdeeling behoort meer bijzonder tot de kinderwereld . Het is wel het vermakelijkste hoofdstuk van het boek ,en de ophoopende vertellingen ( cumulative stories ) zijn er eender best vertegenwoordigde bestanddeelen van .De zesde afdeeling eindelijk geeft grappen , domme stre ken, enz . Het bekende sprookje van het Zwijgend Paar magals voorbeeld dienen .In elke goede folkloristische bibliotheek verdient dit werkeen plaats , nevens de hooger vermelde Sizilianische Märchenvan GONZENBACH en de Contes Populaires en Italie van MarcMONNIER .Aug. GITTÉE .145Van waar komen onze Sprookjes?ANDREW LANG . Myth , Ritual and Religion . London ,Longmans, Green and Cº, 1887. 2 din ..Wie eenigszins op de hoogte is van de wetenschap derfolklore, weet , dat over de hooger gestelde vraag reeds vrijwat geschreven werd , en dat de geopperde zienswijzen zoouiteenloopend zijn , dat zij als tegenoverstaande theorieën bestempeld worden . Volgens het onlangs verschenen boek vanAndrew Lang, thans den meester der folkloristen in Engeland ,geven wij hier den stand der kwestie beknopt weer, bij welkoverzicht wij ons voorval met de zienswijze van Lang zullenbezig houden .Het weinige dat men in ' t begin dezer eeuw over de voorl brengselen van den volksgeest wat de Duitschers met den collectieven naam van Volkssage bestempelen - kende , had degeleerden reeds dan door de onderlinge gelijkenis der themen getroffen. Dat de aandacht meer en meer op de volksstoffengeroepen werd, moet wel als een uitvloeisel der romantiekgelden , op het einde der vorige eeuw in Duitschland ontstaan .Reeds Herder was zich zeer wel de groote waarde der populairedichtingen bewust . De geest der eeuw scheple steeds meergenoegen in de wonderwereld , die uit de middeleeuwsche voortbrengselen sprak , en zoo ontstond de beweging ten gunste van de gansche zoo lang veronachtzaamde volksletterkunde. Men voeldezich vooreerst gedrongen tot het opzoeken en zamelen van sprookjes, sagen en liederen , en hoewel voor deze eeuw nog niets in dezen zin uitgevoerd werd , toch kiemden deze gedachten reeds in den geest der geleerden op het einde der vorige . Herder,Goerres en anderen, zijn de voorgangers der folkloristische beweging: machtig hebben zij er toe bijgedragen, om de overtuiging aan de wetenschappelijke waarde dezer stoffen te verspreiden .Bunne verdienste onder dit opzicht wordt al te weinig erkend ,en mag wel in ' t licht gesteld worden . Zoo kwam het , dat Walter Scott in 1811 schrijven kon , dat «een werk van groot belang kon vervaardigd worden over den oorsprong der volksficties.12146>>en de verspreiding van gelijkende vertellingen van eeuw tot eeuw en van land tot land .»De eersten echter, die deze gedachten een vorm gaven enaan een praktische uitwerking ervan , voor wat de sprookjes aangaat , arbeidden , waren de Grimm's , en vooral WilhelmGrimm, die , zooals bekend is , zich hoofdzakelijk met het IIIe deel hunner Kinder- und Hausmärchen bezig hield . Hij werktebijna uitsluitelijk op Europeesche of liever West- Europeescheverzamelingen . Van niet- Arische volkeren waren te dien tijdeweinige vertellingen bekend, en zijn gevolgtrekking was, dat al onze sprookjes als gemeen erfgoed te beschouwen zijn , door de Arische volkeren , bij hun verhuizing uit het moederland,meegenomen . In 1856 , het tijdstip tot hetwelk Grimm werk zaam was, was van de folklore bij andere stammen nog slechtszeer luttel ontgraven geworden; toch kende Grimm eenigeKalmuksche sprookjes, een paar uit China en Japan ( deze reeds in 1822) , in latere jaren ook eenige uit Noord- Amerika , Finland ,Esthland en Mongolië. De overeenkomst, tusschen deze buiten de Arische familie bekende sprookjes met de onze , noodzaakte Grimm zijn theorie wat uit te breiden . «Er zijn» , zegt hij ,«toestanden zoo eenvoudig en natuurlijk, dat zij overal optre den .» Hij kon niet anders dan met verwondering de gelijkheidvan thema ook buiten de Arische familie vaststellen . Grimm heeftde kwestie alleen in algemeene trekken opgelost; er zich grondigmede bezig houden lag nooit in zijn bedoeling . Nog dient vermeld , dat hij voor sommige gevallen , zeldzame uitzonderingen ,ontleening aannam van het eene volk bij het andere .Deze laatste zienswijze werd tot een theorie verheven doorBenfey, in 1859 , in de doorwrochte inleiding tot zijn vertalingvan den Pantschatantra . Dit werk is het geleerdste , dat tot nog toe over de verspreiding der sprookjes geschreven werd ,en nog tot voor weinig tijd was zijn gezag zoo algemeen erkend ,dat H. Gaidoz, de Fransche ethnograaf en folklorist, het Benfeyisme een «echte epidemie, een cholera v noemde.Zeker is het intusschen , dat, indien Benfey zoo algemeen de geleerde wereld meesleepte, zulks vooral te wijten was aan de grondigheid van zijn onderzoek,> en den echt wetenschappelijken147geest van zijn werk . Zijn theorie werd vooral uiteengezet in de voorrede van het thans slechts nog antiquarisch te vinden boek , en in den laatsten tijd door een zijner meest overtuigde aanhangers, Emmanuel Cosquin , in zijn Contes Populaires de Lorraine.Volgens deze theorie werden al onze Europeesche sprookjesin Indië uitgedacht , en op litterarische wegen uit Indië naar hier overgebracht; niet uit het fabelachtige Indië , doch wel uithet Indië onzer tijdrekening . Hier wordt dus alle gewichtgelegd op de middeleeuwsche verzamelingen van sprookjes,sagen en grappen (Schwänke) , alsmede op de sermoenen derpredikers, welke dikwijls tot volksvertellingen hun toevluchtnamen , om er dan een zedepreekend staartje achteraan tevoegen .Tegen deze theorie kwam Andrew Lang voor eenige jaren ,eerst tamelijk schuchter, thans met argumenten , als mokerslagen zoo zwaar, op . In zijn jongste werk gaf hij zijn gedachtenop dit punt een definitieven vorm, beknopter doch tevens nauwkeuriger dan hij tot nog toe deed , vooral in zijn voorrede totMrs. Hunt's vertaling van Grimm . Een theorie kan men zijnzienswijze nog niet noemen: zijn argumenten zijn eerder afbrekend dan opbouwend , althans voor het oogenblik. Van zijnalgemeener zienswijze in zake van mythologie is het hierslechts in zoo verre de plaats te spreken , als hij in deze zijnpijlen vooral tegen het stelsel van Max Müller afschiet en er dusverre van af is , in alle helden der sprookjes steeds de zon of deaurora of den nacht of alle te gelijk te willen hrekennen . Op hetmin omvangrijke punt dat ons bezig houdt , wil bij vooral deongegrondheid der theorie van Benfey toonen: en dit tenminste heeft hij bewezen , meer dan het noodig was om onste overtuigen .Hiertoe kiest hij een Egyptisch sprookje, door Maspéroonlangs ontdekt , en dat opklimt tot het jaar 1400 vóór onzetijdrekening . Deze ouderdom nu staat vast. Hier kan natuurlijkgeen spraak zijn van invloed van het historisch Indië, op litterarischen weg. Het gebeurt echter, dat het Egyptisch sprookje eensamenweefsel is , een cristallisatie liever, van trekken en episodes,148

>>welke in gansch het Indo-Germaansch gebied, en eveneens bijandere volkeren gewoon zijn . Onder andere vinden wij erin: deepisode van Potiphar's vrouw die den kuischen Jozef beschuldigt; het zijn meester voor verraad waarschuwende dier; hetdoen ontstaan van hinderpalen tusschen den vervolgde en denvervolger; het in een voorwerp bewaarde hart; het sympathetische voorwerp , dat den broeder het gevaar of den doodzijns broeders verkondigt, e . m. a . Te recht doet Lang opmerken: «zoo een enkel Egyptisch sprookje reeds een zoo rijkenvoorraad gemeene trekken en episodes oplevert, zouden wij danniet , ware ons meer over de oude Egyptische sprookjes bekend ,er niet onzen ganschen sprookjes voorraad in terugvinden?Het is zeer zonderling: volgens dat deze vlottende trekkenanders gecristalliseerd verschijnen , geven zij geboorte aan verschillende themen; en deze theorie, die onlangs in een Engelschtijdschrift(1) werd uiteengezet , heeft inderdaad veel voor zich .Volgens deze bestaat het sprookje niet uit een thema, doch uiteen toevallig samenvallen van sprookjesatomen (a fortuitouscongeries of story -atoms). Zien wij niet dagelijks hetzelfde gebeuren met onze vertellers: volgens door hen een episode zooof zoo geschikt wordt, hebben wij een ander vervolg en eindeder geschiedenis, en aldus schijnbaar een ander thema. Hebbenwij het recht altijd te zeggen: zoo moet de geschiedenis voortgaan en eindigen? Niet immer natuurlijk; wij oordeelen erover in een bepaalden zin , omdat wij het thema met dien vormkennen waarschijnlijk in den vreemde, doch wie zal de vrijheidder volksverbeelding op die wijze en in zulke mate beperken?Indien nu een enkel sprookje een zoo rijken voorraad vanthans bekende episodes oplevert , dan is het ook volkomennutteloos te beweren , en ook onmogelijk staande te houden,dat alle sprookjes uit het Indië der geschiedenis zouden stammen . Overigens de hooge ouderdom van het Egyptischesprookje dat natuurlijk niet alleen staat , wijst op een tijd toen Egypte en Indië elkanders bestaan nog niet vermoedden . Enwordt hierdoor nog niets in de plaats van het omvergesmetene(1 ) H. E. WARNER. The magical Flight in Scribners's Magazine. Juni 1887.149gesteld , zeker is het , dat door dit feit Benfey - Cosquin's theorie in den grond wordt geschokt. Een ander voorbeeld is hetGrieksche sprookje van Jason en Medeia , dat wij overal inwestelijk Europa aantreffen ( onze Koning van Zevenbergen) , endat toch niet uit het Indië der geschiedenis in het Griekenlandder fabel ingevoerd werd .Lang loochent intusschen niet, dat het middeleeuwsch Indiëeen zekeren invloed heeft uitgeoefend: doch deze hoeft wijselijk beperkt. Zeker was het, dat de orale overlevering bij groote volksbewegingen , zendingen , volksverhuizingen of kruistochten , reeds zeer tot de verspreiding van nieuwe sprookjesmoest bijdragen; ook de letterkunde der middeleeuwen , die zooveel aan ' t Oosten ontleende, werkte daartoe mee , in eenveel mindere mate echter dan gewoonlijk aangenomen wordt;doch de voorstanders van Benfey's stelsel willen steeds den wezenlijk geringen invloed van de litteratuur der middeleeuwenop de massa over het hoofd zien . Op deze tegenwerping werd voorzeker geen gewicht genoeg gelegd; doch wie zal aannemen,dat een boek , door een monnik of een ander geleerde vertaald ofbewerkt, en in weinige exemplaren verspreid , ja soms enkel in onbekende bandschriften sluimerend , een genoegzamen invloedop het volk kon hebben om een sprookje, hoe zeer het ook totde verbeelding mocht spreken, onder de menigte te vestigen?Zeer te recht wijst er Lang op , dat nog heden van Perrault'ssprookjes in Frankrijk zelf varianten bestaan , waarop de door Perrault opgeteekende lezing zonder inwerking bleef. Aan dedoor predikers aangewende vertellingen, waarop wij hoogerdoelden , kan intusschen ook niet een zekere invloed ontzegd worden: doch deze was mede beperkt .Benfey's theorie moet ook de tegenwoordigheid van dezelfdesprookjesthemen bij wilde volkeren verklaren , en hier schietzij nogmaals te kort: zij bepaalt zich hier bij een bloot bewe ren . Terwijl nergens, zooals Lang toont, direkte invloed vanIndië op de primitieve volkeren is aan te wijzen, daar nergensspeciaal Indische denkbeelden aangetroffen worden, toont zichde theorie op dit punt vooral ontoereikend . Lang integendeelbewijst dat de sprookjes algemeen menschelijke gebruiken bevatten of zulke herinneren .- 150>Zijn zienswijze laat zich in de volgende punten samenvatten:Eenige onzer sprookjes zijn voorzeker ontstaan (invented ),nagenoeg met den vorm dien zij bij ons hebben; anderewerden geboren uit een samenvoeging van sprookjesatomen .Nauwkeurig bepalen welke tot de eerste , en welke tot detweede klas behooren , ligt voor ' t oogenblik niet in onze machi.Ook omtrent het oorspronkelijk punt van ontstaan moeten wijonze onwetendheid bekennen .De eerste klas alleen berust op overlevering. Den invloed vanhet boek in de middeleeuwen ontkent Lang niet; doch voor hemis hij uiterst beperkt. Vooral mondelinge overlevering wil hij hierin vinden . Daarom zegt hij: «Dit alleen is zeker, dat demacht eener vertelling om zich per ora virum ( bij monde) te verspreiden , geen grenzen duldt: zij kan zich verspreiden ,overal waar kooplieden gaan , overal waar gevangenen heen gesleurd, waar slaven verkocht worden , overal waar degewoonte van exogamie dwingt tot het nemen van vreemdevrouwen . Zoo vliegt de geschiedenis door het gansche ras enover de gansche wereld . Overal waar menschelijke betrekkingen mogelijk zijn of geweest zijn, daar kan de geschiedenisdoordringen, en het tijdverloop, gedurende hetwelk de wegenop zee of de paden bij land open zijn geweest voor vertellingen ,is zonder dagteekening en onbekend.»Op deze wijze legt Lang uit , waarom een geschiedenis hieroptreedt als een kindersprookje; daar, onder de hand vanHomeros, als een epos; weer elders, onder de pen van Madamed'Aulnoy , als een nouvelle. De wilde maakt van zijn perso nages dieren of vogels; de eposdichter verheft ze tot heroënof goden; bij de Fransche edelvrouw zijn het princessen ofgravinnen .Stellig heeft Lang den gezichteinder verbreed . Vooreerstheeft hij de enge opvatting der verspreiding op litterarischenweg omvergeworpen; en verder , de spontane geboorte vansprookjes , uit algemeen menschelijke incidenten , en berustendeop algemeen menschelijke toestanden en voorstellingen , bewezen . Hierin steunt hij vooral op de ethnographie , en doorethnographen in ' t bijzonder wordt zijn zienswijze gedeeld .151Tot nog toe, en dit bekent hij , kwam hij tot weinig positieveuitslagen: de waarde zijner tegenwerpingen wordt echter heden niet meer ontkend. Zeker is het, dat zij tegenwoordig in destudie van dit vraagstuk in aanmerking moeten komen , en ookdoor vele uitstekende geesten , Gaidoz , Prof. Gustav Meyer, Prof.C. P. Tiele , Prof. Chantepie de la Saussaye, e . a . gehuldigdworden . Zonder twijfel moet deze theorie, waarop de aandachtder geleerde wereld zich steeds meer richt, de studie van hetontstaan en de verspreiding der sprookjes weldra gansch her scheppen en nieuwe uitzichten openen. Aug. Gittée .VERTELSELS.9. Van den halven Haan .Er «was» 200 eens een Janneken en een Mieken, en die woondenin een hutteken in een bosch . Toen hunne ouders stierven , blevenzij alleen op de waereld, en moesten de nalatenschap onder elkaarverdeelen . Maar zij waren zoo arm, zóó arm , dat zij niets bezaten dan twee kiekens en éenen haan ... De vraag was nu, hoe eeneerlijke verdeeling gedaan?«Wel» , zei Mieken, «laat ons den haan in twee doen, danheeft ieder de helft.»Zoo gezegd, zoo gedaan . Janneken kreeg den kant van den kop,en Mieken den kant van den slaert.Mieken begon maar dadelijk haar stuk haan te plukken, en stak het in den pot.Maar Janneken zijn peetje (1) was een tooverheks, en die kwam opeens langs de schouw bij hen neergedaald.a Hoor eens,» zei ze tot haar petekind, «ge moogt uwenhalven haan niet in den pot steken , zulle! Ik zal hem betooveren,en dan kunt gij er al van gedaan krijgen , wat gij maar wenscht . )Daarop stak de tooverkol haar stoksken in den asschebak , mompelde woorden van de zwarte kunst, en lei haar stoksken op den kop van den halven haan . Twaalf uren sloeg de klok ... Pardaf! zei ze , en opeens was het wijf terug door de schouw verdwenen.«Dat ' s allemaal goed en wel» , zei Jan tot zijn zuster, «maar wat gaan wij er nu mee aanvangen, met dien halven haan?»>( 1 ) Peetje beteekent te Antwerpen: meter .152Mieken , - die nog al plat ( 1 ) was, ziet ge? ' dacht zoo in heureigen: als wij geld hebben, dan kunnen wij alles! en ze zei:«Laat ons hein zenden naar het Hof van Meneer van Bruinkasteel , om drij beurzen met geld .»En de halve haan er seffens naar toe .Onderweg komt hij twee dieven tegen , die hem verwonderdvroegen:«Halve haan , waar gaat ge naar toe?»«Naar het hof van Bruinkasteel!»«Mogen we meegaan?»«Ja , kruipt maar onder mijn veêren! ( 2)»En de dieven schikten zich zoo gemakkelijk als ze maar konden in de pluimen van den halven haan .Een beetje verder kwamen twee vossen voorbij. Ook zij vroegenom mee te mogen gaan , en kregen tretzelfde antwoord .Eindelijk stond de haan voor een groot water, dat al evennieuwsgierig was.«Kom maar binnen , Meneer Peeters!» riep de halve haantot den plas.En: «kloek, kloek, kloek , kloek!» kroop het water bij de anderelogeergasten ( 3 ).Tingelingeling!' t Was de halve haan, die belde aan de poort van het Hof.«Ga zeggen aan uwen meester , dat ik drij beurzen met geldmoet hebben!»Wat erge Nellis, dacht de knecht, die had open gedaan . En hijging de boodschap aan zijnen meester overbrengen.Deze sprak:«Zet den halven haan bij de kiekens in 't kiekenkot!»Dat gebeurde. Maar toen het nu nacht werd, zei de halve haantot de twee vossen:«Mapnen , komt uit , en vreet al de kickens op!»De vossen lieten het geen twee keeren zeggen , en weg waren ze .Toen ' s anderendaags de knecht kwam zien , liep hij verschrikt totbij zijnen meester, en stamelde:2(1 ) Plat: slim ( 2) Steller heeft gedacht, eene al te realistische uitdrukking eenigszins te mogen verbloemen . Letterlijk luidt het: «Kruipt maar in mijn g:.!»(3) Men vergelijke dit gedeelte van ons sprookje met Grimms Bremer Stadt musikanten, in Kinder- und Hausmärchen , alsook met Pol de Monts De waereld vergaat, in Jong Vlaanderen , jgg. 1882, blz . 361 .- 155«Nu nu zijn al al de kiekens opgeëten en de halvehaan zit boven op den balk en en roept maar altijd: Koekeloerenhaantje!»«Wel , zet hem dan in den paerdenstal» , zei de meester.Het geschiedde; maar den volgenden nacht liet de halve haan detwee dieven te voorschijn komen, die dadelijk te paerd sprongen enals een pijl de gaten uit vlogen .«Nu weet ik er alles van , ” zei de knecht den anderen morgen ,en het koud zweet brak hem uit .Ditmaal zou de booswicht niet ontsnappen: de halve haan werdin den gloeienden oven gezet. Maar, denkt ge misschien , met betergevolg? Mis: nu kwam het water veur de pinnen , en op tijd van éen ,twee, drij, was het vuur uitgebluscht.' s Anderendaags stond het water al zoo hoog en ' t kwam tot aande eerste stagie! En boven op den plas zwom heldhaſtig onze halve haan, die kraaide zoo luid hij kraaien kon: Koekeloerenhaantje!«Geef hem gauw de drij beurzen met geld!» zci (1 ) Mijnheer van Bruinkastcel. «Dat hij weg kome... Anders verrenuweert (2) hij nog heel mijn familie! ...»De halve haan vertrok, en gaf eerlijk de centjes thuis af. En Janneken en Mieken waren rijk , schatrijk! Ze zijn heel kontent, enze komen goed overeen . En de halve haan woont nog altijd bij hen .Dit vertelsel vernam ik van eenen Antwerpenaar, den heer L. W., die het in zijne jeugd van zijne oude kindermeid had gehoord . Tot heden loe ontdekte ik er alhier geene variante van, wat mij onderstellen doet, dat ik hier op een zeldzaam exem plaar ben gevallen . Weten sommige lezers ons wellicht eene andere lezing aan te duiden? Hoogst dankbaar waren wij hun voor de mededeeling. Em, K. De Bom.>>Het vertelsel van «De(n) halve(n) Haan» is in het buitenland zeer verspreid . In n' 26 , Hahn und Henne, KRAUSS , Sagen und Märchen der Südslaven , bl. 90, eerste deel, en in n 42 , Moitié de Cocq , Basset,Contes populaires berbères, bl . 83 , vindt men het terug . In Frankrijk bestaan er talrijke lezingen van, welke men in deverzamelingen van Paul SÉBillor, Contes des Paysans et des Pêcheurs, bl . 317-321,Carnoy, Litt . or. de la Picardie, bl . 214-217, MARELLE , Contes et chants pop. franç., het tijdschrift Mélusine, I , 1877 , bl. 181-182,kan raadplegen. Men zie vooral Basset, op . cit . , notes, bl. 187.P. d. M.>( 1 ) De beste vertellers zelven bezigen hier schier nooit eene andere uitdrukking dan: zeggen . Daarom vermijden wij liefst de meer letterkundige termen:bevelen , betuigen en dgl .(2) Ruïneert.13154SAGEN ( ).18. Muziekmakende Tooverheksen .In de XVIde eeuw woonde in de nabijheid der kerk , te Dender leeuw, een landbouwer met name de Proost. Hij was tevens koster der parochie en een der voorouders van den tegenwoordigen sacristijo .Voor de deur zijner woning stond een groote kanadaboom, en elkennacht ruischte er door deszelfs takken eene wonderbare muziek .Dit begon den koster na eenigen tijd te vervelen , zoodat hij besloot ,er een einde aan te stellen .Op zekeren nacht, dat hij weder door de geheimzinnige tonen gewekt was, opende hij het venster zijner kamer, en loste eengeweerschot in de kruin van den kanada! Hij trof echter niemand ,en de tooverheksen want deze waren het, die zich tusschen detakken ophielden – lieten zich zelfs geen oogenblik van hun stukbrengen! Luider en schooner dan ooit ruischte de muziek voort .Toen de man des anderendaags het voorval aan den pastoor vertelde ,gaf deze hem den raad, eene volgende maal zijn gewecr met gewijdzout te laden . De hoster deed , zooals hem bevolen was, en zie ,nauwelijks had hij zijn geweer afgedrukt, of de muziek viel plotse ling stil , en eene massieve gouden ketting viel uit de takken op den grond.Des anderendaags begaf zich de koster naar de markt te Aalst, endroeg de ketting mee, ten einde ze bij eenen goudsmid te verkoopen .Als de goudsmid dezelve bezichtigd had, werd hij zoo bleek alseen doode . «Vriend, - vroeg hij den koster, «zeg mij toch , waar gij dieketting gehaald hebt?, Toen de koster alles verhaald had , liep de goudsmid naar boven, en kwam eenige oogenblikken daarna terugin den winkel . Ik had het gevreesd, ” zegde hij, «dat is de kettingvan mijne vrouw. Reeds lang had ik kwade vermoedens; nu ondervind ik , dat zij gegrond waren . Mijne vrouw gaat met den boozeom! Zij ligt boven half dood te bed: gij hebt ze in den halsgetroffen . )( 1 ) Uit de verzameling van Pol de Mont.155VOLKSLIEDEREN.1. Och, man , ge moet naar huis toe gaan (1)!Alegrello .挂 一61 . ( Och, man , ge moet er gij naar huis toe gaan , U - wevrouw, die is Zoo ziek.» «( Is ze zij zoo ziek ,Laat ze dan maar ziek , Daar -- om cn sterft zeniet .»«zij nog niet(2 ),En naar huis en gaan ik2.Och, man, ge moel er gij naar huis toe gaan ,Uwe vrouw , die is berecht.»«Is ze zij berecht, laat ze dan berecht,Dan heeft ze den pastoor voor haren knecht ... (3)En naar huis en gaan ik niet.»3.«Och , man, ge moet er gij naar huis toe gaan ,Uwe vrouw, die is al dood .»a Is ze zij al dood, laat ze dan maar dood ,Dan is zij bevrijd van den hongersnood ...En naar huis en gaan ik niet.»4.«Och, man, ge moet er gij naar huis toe gaan ,Uwe vrouw ligt in de kist.»Ligt zij in de kist, laat ze dan in de kist ,Als ze dan maar wel genageld is ...En naar huis en gaan ik niet .»8.«Och, man, ge moet er gij naar huis toe gaan,Uwe vrouw is in de kerk.»«Is zij in de kerk , laat ze dan in de kerk ,Dan heeft de pastoor weeral zijn werk... En naar huis en gaan ik niet.»(-( 1 ) Uit de verzameling van Pol de Mont.( 2 ) Elders: Dan brengt zij mij misschien nog uit ' t verdriet .(3 ) Elders: Zij kan maar hebben haar volle recht.156 -»(6 .«Och, man, ge noet er gij naar huis toe gaan ,Uwe vrouw, die ligt in ' t graf.Ligt ze zij in ' t graf, laat ze maar in ' t graf,Dan ben ik voor altijd van haar af...En naar huis en gaan ik niet .»7.«Och , man, ge moet er gij naar huis toe gaan ,Want uw huis, dat wordt verkocht.»- «Wordt mijn huis verkocht, zoo laat het maar verkocht,Dan wordt het geld op mijnen schoot gebrocht...En naar huis en gaan ik niet!»Te Denderleeuw en te Wambeke, opgeteekend door A. de Cock en Pol de Mont.Dit aardige lied is zeer verspreid in Vlaanderen , Brabant en inde Kempen. Het 6e claasken luidt soms: «Dan is ze voor goed dewaereld af. o Het ge en 7e blijven soms weg. Anderen maken er nog een 80 bij: «Man, uwe vrouw is in de hel; de duivels vech.ten om haar vel .»De eerste vaersregel wordt ook op de volgende wijze gezongen:

6 .naarOch, man, och, man, ge moet naar huis toe gaan ......Ofwel: Wel Jan, se moet er gij huis toe gaan...( Te Wambeke.)In dit laatste geval beginnen al de strophen met: «Wel Jan.»De vreemde liederen, welke wij met het hier afgedrukte zouden kunnen vergelijken, onderscheiden zich meest alle van het onze,doordien zij niet cenen slechten man , maar eene hertelooze vrouw voorstellen . Het dichtst komen onzen tekst nabij het lied van Madame Mariola, bl . 243 , in MARCELLUs, Chants pop . de la Grèce; -Mon mari est malade, bl . 549 , Chants pop . de l'Ain , door Guillon;Ei moun ome qu'a las fièbre, in J.-F. BLADÉ, III , Poésies popul.de la Gascogne; - La bonne femme de Joigny, TARBÉ II , 106;La Beuso counsoulado, CENAC- Montar, bl . 242, enz .. Verderwijken van het onze af: Un mari peu regretté, XLVII en XLVIII,bl . 139 en 142, L. Decombe, Chans . pop . d'Ille-et- Villaine; –· La méchante femme, bl . 39 , Puymaigre PUYMAIGRE, Chants pop .. du Pays messin ...In Verse dans mon verre, bl . 545 van het reeds aangehaaldewerk van Guillon, is spraak van den dood der vrouwelijke huisharpij.Onnoodig zeker er bij te voegen , dat vorm en indeeling dezer-157>liederen weinig gemeens hebben met die van ons stukje! Bijna inal de hooger gemelde treedt vrouw of man als (alleen)-sprekerop. Slechts in Madame Mariola hebben wij het dialoog, dat aanons lied zijne voornaamste eigenaardigheid bijzet, weder. Ziehiertwee strophen ten bewijze:«Ach! mevrouw Mariola, uw man lijdt zoo'n honger!»«Lijdt hij honger , wat kan ' t mij schelen?Mij lust boven alles te dansen .Al scheurde ik er mijn schoeisel bij,Den dans verliet ik niet!Op den zolder ligt het brood,Wil bij er van, dan kan hij ' t halen ...»En verder:«Ach, mevrouw Mariola , uw man is dood!»«Is hij dood, wat kan 't inij schelen!Mij lust, boven alles te dansen!Al scheurde ik er mijn schoeisel bij,Nog bleef ik dansen ....Dat de lijkbeschreisters hem beweenen,En dat de priesters hem begraven...»Zonder vooringenomenheid of partijdigheid durven wij aan onzeVlaamsche lezing, zoowel wat den vorm als wat den inhoud betreft,de voorkeur geven . Korter dan de meeste door ons aangehaaldeliederen , is de Vlaamsche tekst tevens snediger, sarcastischer. Ookvormen onze zeven strophen een goed afgerond geheel, wat menvan vele der geciteerde, het Grieksche alleen uitgezonderd , niet kanzeggen . Ook onze Vlaamsche muziek is zeer levendig en incisief.Pol de MoNT.DE DIEREN IN DE VOLKS- EN KINDERRIJMEN(1).I. De Vogels en hunne Taal. (Vervolg .)Men vergelijke met de in ons vorig n' , op bl . 139-141 , medegedeelde Kerfdierenrijmpjes , de volgende werken over buitelandsche folklore: Das Kind und seinePoesie in plattdeutscher Mundart von Jos . WeingaeRTNER, bl . 34-35, voor meikever en huisjesslak; Fronius , Sächsissches Bauernleben, bl . 38, voor het Onze-L. Vrouwenbeestje, bl . 39 en 212 voor de huisjesslak; WEGENER, Volksth . Lieder ,bl . 71 , voor het Onze - Li- Vrouwenbeesije, zeven-, bl. 72, voor den meikever,zeven- , bl . 74, voor den vlinder , drie- , ibid . , voor de spin , eene-, bl . 75, voorde slak , zes verschillige lezingen . Ziehier overigens nog een gezegde, te vergelijkenmet nr 6, bl . 141 van dit tijdschrift: om een Onze L. Vrouwenbeestje te doenvliegen, herhalen de Antwerpsche kinderen ontelbare keeren: «Ons -lie-Vrau( 1) Uit de verz. van Pol de Mont.- 158een>wentoren brandt!» Ook merke men op, dat het eerste der beide Lilloosche rijmpjes,bl . 140, hooger, gezegd wordt , als de ineikever a melkt» , en het tweede soort van spotlied als hij eindelijk wegvliegt.Sedert mijne cerste reeks aanteekeningen in n 4 van Volkskunde,bl . 77-83, het licht zag, had ik het genoegen , nog verscheidene rijmpjes machtig te worden , welke ik thans, tot vollediging en vergelijking, hieronder laat volgen .Naast het in afl. 1 , bl. 12, n' 10, en verder nog, in afl. , bl. 77,regels 5-10 en 82, onder n' 16 reeds medegedeelde, vraagt deze variante hare plaats.In Meileggen alle vogelen een ei ,behalve de koekoek en de spriet:die leggen in de Meimaand niet. (Noord - Nederland .)In Noord -Nederland zegt men , volgens De Portefeuille van28 April 1888:In de maand van Meileggen alle vogels hun ei ,behalve de kwartel (soms: koekoek) en de spriet (1 ) ( soms: griet) ( 2 ).Die leggen in de Meimaand niet.Ook in Emden en in Oost-Friesland is een dergelijk rijmpjebekend . (Zie o . a . Sprokkelhout, LAURILLARD , bl . 253-284, alsook De Navorscher, XXII , 472, XXIII, 85, en Schlegel, De Vogels van Nederland, II, 59) .Ongetwijfeld had het volgende spotrijm , uit de omstreken van Audenaarde herkomstig , oorspronkelijk betrekking op onze vogelen:Nachte (r )gale,wiewale,witstaert,pakt den bessem en vaagt den haerd . ( Synghem ).Inderdaad , de drie hier vermelde vogelen komen immers in April,met de eerste schoone dagen terug , terwijl men zich niet langer aan den haerd hoeft te warmen , maar hem integendeel zoo spoedig mogelijk ontruimt .Nemen wij thans, voor elke variante , de reeds in afl. 4, opge geven volgnummers in acht.1. Evenals van de kraai(3) zegt men te Antwerpen van het kauwken ( toreokraai):Kauw, kauw,uw nest, dat brandt!( 1 ) Kwartelkoning.( 2) Grutto .( 3) Zie voor alle verdere referenties, deze nummers betreffende, Volkskunde,afl. 4, bl . 77-83.159Als de kraaien des Winters van ' t Noorden naar ' t Zuiden trekken,roepen de schoolkinderen van Eerneghem , benoorden Wijoendale, hen na:Kraaie,Wa(ar) ga - je?- Na(ar) de Wiindalebusch!- Wa( t) ga - je da (ar) doen?Eiertjes broên .Te Watou hoort men:Kraaie,Walar) ga -je?- Na(ar) Engeland.Jen huzeke brandt!' t Ro(o )kt op ' t strand.Elders nog, in West- Vlaanderen:Kraaie, kraaie,waar ga - je?Naar ' t houteland ( lees: boschland, zoo geheeten tegenover de bloote zeestreek ).Jen buzetje brandt,je moortje kookt,en je stovetje rookt.2. In de omstreken van Oudenaarde beweert men, dat de leeuwerik ,opstijgende, zingt: «Onze Lieve Vrouw , laat mij 'nen keer drin ken; ' k zal u bedanken!» - Dalende herhaalt hij duizendmaal:«Sakkerdit, sakkerdit!»4. Te Lier verstaat men den zang van de rietmusch aldus:Karre - karre -kiet - kiet - kiet.Mijn nesteken staat in 't riet- riet-riet .De Wambekenaars verstaan:Kerrekiet, kerrekiet, kerrekiet!letis beter as niet!Ik heb toch iet!In Noord - Nederland:Karre, karre, kiet, kiet, kiet!' t Nestje zit in 't riet, riet , riet!Deze laatste regel wordt soms vervangen door:Je kunt me wel hooren, maar je ziet me niet!5. De nachtegaal.Volgens WEINGAERTNER, Das Kind u. s . Poesie in plattd . Mundart,160-zingt deze vogel het volgende lied , eenen tegenhanger van deVlaamsche en Brabantsche zwaluwtaal:Es ' k ut gonk (his ),Dao waoren all Schoppen un Schüren vull .Es ' k wier quam ( bis ),wass alles verschlickert, un verschlieret, un verdör - öset.6. Van den koekoek( 1 ) is in Brabant nog het volgende nietonaardige deuntje bekend:Koekoek , waar) wooint a vaor?- In den bosch . · Wat doet- en daar?— Pepelingskes vangen en konijntjes slaon .- Kockoek, koekoek, koekoek!Te Gent kennen sommigen het volgende:Koekoek, éen ei! Daar liggen er twee, daar liggen er drij!Koekoek, gij guit ,de Zomer is uit!Te Mullem hoort men:Koekoek, eierdief,waar zit uw lief?- In d'hage!Wat doet hij daar?Eitjes zuipenmet heele kuipen .Zijn ze niet bebroed?- Neen, ze zijn al goed! (2 )Te Wijneghem:Koekoek, een ei!Leg( t ) er nog een bij ,Dan heb ik er drij.28. Het winterkoninkje zingt te Boisschot, bijna even dichterlijkals te Wambeke en in West-Vlaanderen, zie bl . 79 , n° 8, afl. 4,Volksk.: Een kluppel zoo dik als mij(n ) been,en die in splinters gekloven ,en daar wat klein hout onder,dat brandt ’lijk de(n) donder. (3)---(1 ) Cfr . Das Kind u. 8. Poesie in plaitd . Mundarl, bl . 33, twee lezingen . Zie ook hetzelfde werkje, bl . 34, voor zwaluw en nachtegaal, en bl . 33, voor kwikstaerten koolmees.( 2 ) Meded . van M. Pr. Stijns.(3) Meded. van M. Pr. Leflot.1619. Op de Veluwe verstaat men als volgt het lied van den weduwaalof wielewaal:Ik en m'n broer Rikgaon saomen na Harderwik.Die koften een broodvoor een groot.Is dat niet goedkoop?Joa , dat geleuf ik . (Onze Volkstaal, II , nº 3, bl. 184.)10. Aan de maerel schrijft men, te Lier, dit vaersje toe:Janneke , Janneke, zoete lief,hed -de gestolen, dan zij -de nen dief,Het volgende Antwerpsche rijmpje op den papegaai verschilt nauwelijks van het bovenstaande:Papegaaike , zoete lief,g’he't gestolen , ge zij nen dief!Te Wijneghem hoort men:Och, Maertje, ( d . i , maandje Maert) laat mij leven ,ik zal u een van mijn jongske (n )s geven ,Doch, als de Maert dan uit is , dan luidt het op gansch anderentoon:Foert , Maert ( bis ),g’en krijgt geen pluim van mijnen staert.In de Kempen hoort men:Drink het uit,en schink het vol .Elders nog:Drink het uiten tap( t) ' en nieuw!11. Op de taal van het kersmeesje bestaat te Boisschot deze variante:Wie gaat er meenaar ' t Land van Lee ,daar de(n) hond zijn ' broek afdee?12. Te Brugge slaat de kwakkel:Kwak, kwak, kwak,mijn( en) staert valt uit me g..!Te Rotterdam slaat de kwartel:Kwik me dit! Kwik me dat!13. Te Wambeke vertolken sommigen de taal van de botvink aldus:Weet je, weet je mij van geenen biskwie- iet?Te Casterlé ( 1 ):Vie, vic va ( n) ( lees: Vivat) Suske Wie-iet!( 1 ) Mededeeling van den heer Pr. Leflot.162Te Puurs:In Aprilzet ik mijn nestje, waar ik wil .In West-Vlaanderen:Ring, djing, djing ,twee oortjes fiin! ( Eerneghem .)Als de Melktanden uitvallen .(Zie nr 4, bl . 87, Volkskunde, 1888.)5. Tand , tand , averen (?) tand (d . i . waarschijnlijk: slechte tand ),ten naaste( n) jaar ' nen nieven tand .6. Trappeken op, trappeken nee(r) ,Zeezeken, breng m'en ander tandeken mee. (Wespelaar . )7. Tandje, tandjen in de locht,Deezeken heeft het mij gebrocht,Deezeken heeft het mij ontnomen,Deezeken laat ' nen anderen komen. ( Antwerpen .)8. Ons-Live-Vrake va' Lee,bringt ma en ander tanneke mee,liever e beenon( Denderleeuw .)P. D. M..as e steenen .Rijm -remedies tegen den Hik .>Op bl . 11 van dit tijdschrift deelde ik twee rijmpjes mede,door mij resp . te Wambeke bij Ternath en te Antwerpen opgeteekend , en welke men, door den hik of snik geplaagd zijnde, enkel zevenmaal zonder adem te halen hoeft op te zeggen , om er geheelvan bevrijd te wezen .Bij deze rijmpjes:1 ) Ik heb den hik en de sprik en de spra,wilde ' m hebben, ik geve ' m a, (Wambeke b . T. )en 2) Ikke, sprikke, sprauw,' k geef den hik aan anw ,' k geef den hik aan die (ën) man ,die hem goe verdragen kan, ( Antwerpen .)heb ik heden nog de volgende te voegen:3) Ik, sprik, sprij,neem( 1 ) den bik van mij!Geef(t) hem aan ' nen and'ren man,die hem beter verdragen kan . ( Ihid .)163 .4) Hik , hik , sprauw,'k heb den hik, en geef ' em aan auw . (Loenhout.)8) Ik heb den hikvan te dik.Wilt ge hem hebben?Ik geef hein auw,zonder webbenin de schouw. ( Hoegaarde .)6) Ik heb den hik ,ik heb de glik.Ik heb hem nu, ik heb hem dan,ik geef hem aan me broer Jan. (Maastricht.)7) ' k Heb den hik en den snik!' k Geef hem aan den ouwen man ,die hem best verdragen kan . ( Lokeren .)8) lk en de snik sprongen over de zee .Hij bleef ginderen ik kwam wee (r ). (Gent. )9) Ik en de hik ging over ' t meer:de bik ging weg, en ik kwam weer. (Utrecht.)10) Ik en de(n) hik gingen over de brug,Ik en de ( n) hik kwamen nooit meer terug. ( Alphen. )P. D. M..>BOEKBEOORDEELINGEN.D. E. LAURILLARD. - Sprokkelhout. Geschied- en Letterkundige Bijzon derheden . Met 2 Platen . Amsterdam , D. B. Centen , 1887, 304 bl .Pr. f. 2,90, geb. f. 3,50 .Dit boek is gesproten uit de veelsoortige nota's, die schrijver in zijn lezingen gehouden heeft. Zeer te recht meende hij, datze ook voor anderen van nut konden zijn .De aanteekeningen zijn van letterkundigen en historischenaard , doch veel is er onder de alphabetisch geschikte Stichwör ter, dat den folklorist interesseert . Men leze b . v. de art . Bangmakers, Dieren , Dronken zijn , Geboren worden, Geestelijkheid,Rood Haar, Heiligen, Vliegende Hollander, Jan Klaassen , Kerkdagen , Kerkklokken, Persoonsnamen , Plantenlegenden , Spoten Scheldnamen, Spreekwoorden, Sterfhuisgebruiken, Vogelnamen>164e . m. a. die zich bewegen op ' t gebied van sagen, volkshumor,volkstaal of gebruiken .Al de besproken punten worden slechts beknopt behandeld ,soms met een enkel woord , of een verwijzing naar plaatsen waarmen er meer over lezen kan: een hoogst praktische handelwijze,den folklorist zeer aan te bevelen . De auteur, die een grootebelezenheid toont, en een veelzijdige vorming heeft, citeert aldus talrijke essays en stukken over folklore, welke , in NoordNederland verschenen , ons in ' t Zuiden vaak onbekend zijn .De schrijver is gewis een man van orde, en zulks al te zeer,om bij de strookjes papier, waarop hij zijn aanteekeningen neerschreef, niet de bron aangewezen te hebben . Dikwijls ontbreektdeze aanduiding hier, waarom? In sommige art. is dit te betreuren, zooals in het anders zeer belangrijk art . Bijgeloof. Het isvoor ons niet zonder gewicht, te weten of deze of gene bijgeloo vigheid in Nederland bestaat, dan wel in den vreemde . Terwijlde schrijver dit punt toch wilde aanraken , was het noodighet classisch boek van Wuttke ( Der deutsche Volksaberglaube derGegenwart) ter hand te hebben . Veel vinden wij onder dezerubriek wat algemeen bekend is , nevens andere zaken die zulksminder zijn: zijn doel was waarschijnlijk minder algemeengeweten feiten te noteeren .Op volledigheid maken deze losse aanteekeningen geen aanspraak; laat ons dus niet vergen dat eenig punt grondig behandeld zij. Met dankbaarheid , zonder vitterij, moet aangenomenworden wat hier geboden is . Vele art . kunnen natuurlijk , methet oog op ieder gewest in ' t bijzonder, volledigd worden . Hetboek bevat intusschen op talrijke punten veel inlichtingen dieelders ontbreken . Op sommige zullen wij gelegenheid hebbenlerug te komen. AUG . Gittée.GUSTAV MEYER. Essays und Studien zur Sprachgeschichte undVolkskunde. — Berlin . Rob,. Oppenheim . 1885. 412 bl . 7 mk.Prof. Meyer had een gelukkige gedachte , toen hij besloot eenige zijner in tijdschriften verschenen opstellen tot een bundelte vereenigen . De vijf eerste zijn van taalhistorischen aard; hoe165 -inongaarne ook, moeten wij ons, in een vaktijdschrift, beperkentot de studiën die den folklorist betreffen .Zelden lazen wij een boek met meer genoegen en meervrucht. Prof. Meyer is een der grondigste beoefenaars van dewetenschap der folklore, en weet zijn zeer uitgebreide geleerdheid ook den minder specialen lezer toegankelijk te maken;en dit onder een vorm , die door zijn afgerondheid het boektot een waar genot maakt .Het verschijnen van zekere werken op folkloristisch gebiednam hij tot voorwendsel tot het schrijven van essays, waarin hijmeer bepaaldelijk bij sommige punten staan bleef. In een inleidend stuk schetste hij het gewicht der folklore en het ontstaander folkloristische beweging, ook de uitbreiding die ze in de onderscheidene landen van Europa genomen heeft. - Bijzonderinteressant zijn de vergelijkende studiën . Hierin toont hij zich ,doch op zeer omzichtige wijze - en zijn zienswijze staalt hij door bewijsgronden een aanhanger van A. Lang. Zoo b. v .zijn opstel over de Egyptische sprookjes van den SlimmenDief en van Jozef en Potiphar's vrouw, waarin hij , het vraag stuk van den oorsprong even aanrakende, zich bepaald voor de spontane geboorte van sommige sprookjes verklaart. - In zijnstudie over Amor en Psyche raadt hij voorzichtigheid aan tegenover de theorie van Max Müller, die den knoop van de verklaring der sprookjes maar doorhakt met Psyche als het morgenrood, Amor als de zon op te vatten . Het ware te wenschen ,zoo de woorden van Meyer (bl . 207) door de beoefenaars der vergelijkende folklore meer behartigd werden, en het is buiten kijſ, dat hun arbeid door het à tort et à travers willen verklaren der sprookjes vaak ongenietbaar wordt.Ook wat het gewicht betreft, dat men aan de overleving in demiddeleeuwen moet toekennen , stemt Meyer met den Engelschen geleerde grootendeels overeen . Dit punt bespreekt hij in de Quellen des Decamerone. Boccacio's novellen beschouwt hijin vele gevallen als geinspireerd , niet door vertalingen van Indische verzamelingen (welke Boccacio niet gekend heeft),doch door mondelinge overlevering en van daar, dat sommigezijner vertellingen nog heden als volkssprookjes voortleven .166 -Men vergelijke ons Hoentje met een Been . Tot het zelfde besluitkomt hij in zijn bespreking der Outis- sage of Odysseus bij den Cijkloop Polypheem .Hoe een sage ontstaat, zien wij in den Rattenfänger von Hameln. Tegen symbolische opvalling wordt hier gewaarschuwd. Ook zoo in 'Rip van Winkle, tot welken cyklus onzeLuisteraar van Afflighem behoort; hierin durft hij echter totgeen besluit komen, doch vergenoegt zich met de algemeeneverspreidheid dezer geschiedenis vast te stellen . – In denPathe des Todes, toont hij door een vergelijkende beschouwingvan de vele varianten van dit sprookje , hoe dikwijls Rückwanderung heeft plaats gevonden , d i . terugkeer van een sprookjevan West naar Oost , na een eerste ontleening van Oost naar West, en dit door bemiddeling der Joden . - De laatste afdeeling is gewijd aan de studie van het volkslied , nl . in Indië ,Griekenland en het Oostenrijksch Alpenland; talrijke voorbeel den geeft hij in zeer gekuischte vertaling. Vele der hier medegedeelde Indische Vierzeilen en Duitsche Schnaderhüpfel zijn merkwaardigHet boek weze den folklorist ten zeerste aanbevolen; niemand zal het zonder nut uit de handen leggen . Geen verstaatbeter dan Meyer de kunst , om de uitslagen der wetenschaphet groot publiek nader te brengen . Aug. Gittée .FOLKLORISTISCHE KRONIEK.1. Onder de folkloristische nieuwstijdingen melden wij hoofdzakelijk het verschijnen van twee nieuwe tijdschriften , die voor onzestudiën veel van zich laten verwachten .Het eerste verschijnt te Londen, en heet TheArchaeologicalReview,a Journal of historic and pre-historic Antiquities. Met folklorehoudt het zich niet uitsluitend bezig; de redacteurs beschouwen de folklore als de archeologie onzer moderne beschaving; als zoo danig is zij geroepen aan de andere wetenschappen uitstekendediensten te bewijzen . Vier nummers zijn thaus verschenen, en zijbevatten verscheidene opstellen, die ons interesseeren en door hungeleerdheid dit nieuw tijdschrift dadelijk een plaats onder de ernstige organen veroveren . In The Physicians of Myddfai leverde E. S.167>Hartland een essay over een Cambrische variante van een sprookjeuit de groep der zwaanjonkvrouw . De rubriek Literature bevat eenbespreking van Lang's Myth , Ritual and Religion; professor Kuno Meyer leverde cen bijdrage over The Wooing of Emer, een Iersch heldenverhaal uit de X1e eeuw.In nr . 2 en 3 verscheen The Language of Animals door J. G. Frazer. Deze mythe wordt onderzocht met een overvloed van bewijsplaatsen , die D. Frazer als een der meesters der wetenschappelijkefolklore doet kennen . In de recensies komt een ander bijdrage voorover een lersche ballade .Nr. 4 boczemt belangstelling in op meer dan een grond. The Origin of the Eskimo is een interessante studie over een volk , wiensoorsprong nog steeds tot de onopgeloste vraagstukken behoort .Sonship and Inheritance van G. Laur. Gomme brengt eenige goede aanmerkingen over de oorspronkelijke inrichting der familie.De artikels die zich op het gebied der folklore bewegen, zullenwij steeds met een woord aankondigen .- Het tweede tijdschrift is the Journal of American Folk - lore. -Onder de opstellers vinden wij den naam van Prof. T. Fr. Crane,den degelijken kenner der Italiaansche folklore, wiens Italian Popular Tales wij hier onlangs bespraken , Franz Boas, en W.W. Newell ,wien wij een merkwaardig boek over de kinderspelen in Amerika verschuldigd zijn . Den inhoud der eerste afl. ( 6 nrs . per jaar) laten wij hier volgen:The diffusion of Popular Tales door Crane (bespreekt beknoptde zienswijzen van Grimm , Benfey en Lang in de kwestie van de verspreiding der sprookjes); Myths of Voodoo worship and childsacrifice in Hayti (Newell); The Counting - out Rhymes of Childrendoor H. Carrington Bolton ( schrijver vindt in de aftelrijmen over blijfselen van waarzeggerij door het lot ); – Onondaga Tales (tweesprookjes der Indianen) . Songs and Dances of the Kwakiutl ofBritish Columbia. – A Teton Dakota Ghost story.- Ponka Stories..- Ponka and Omaha Myths. - Varia . – De rubrick sprookjes vooral belooft gewichtig te worden , daar de Amerikaansche Folk lore- Society deze wil zamelen zoowel voor de oorspronkelijke bevol kingen van Amerika, als voor de kolonisten; onder deze zijn waarschijnlijk nog oudevarianten der sprookjes van het vasteland bekend .Voor 1889 wordt te Parijs een internationaal kongres onder defolkloristen aangekondigd . Het zal ingericht worden door de ParijzerSociété des Traditions Populaires, wier ledental thans tot 263 ge stegen is ..--1682.Prof.T.F. Crane bereidt voor de AmerikaanscheFolklore-Societyde exempla of verklarende vertellingen in de sermones vulgares vanJacques de Vitry, bisschop van Acca en geschiedschrijver der kruistochten . Deze vertellingen , ongeveer 300 in getal , bevinden zich ineen tot nog toe onuitgegeven mscr. berustende te Parijs, en zijn van het hoogste belang voor het vraagstuk der verspreiding van devolksvertellingen . Zij bevatten al de soorten van geschiedenissen,van de grap tot het conte dévôt en zijn vooral rijk aan fabels , onder welke de oudste Europeesche lezing van Perrette et le Pot au Lait.Prof. Crane's uitgaaf zal bestaan uit een inleiding over het levenvan Jacques de Vitry en het aanwenden van exempla in middeleeuw sche sermoenen , den latijnschen tekst , en een korte vertaling ofontleding in ' t Engelsch , met vergelijkende nota's . Het handschriſt,schrijft ons proſ. Crane , is zoo goed als gereed. Op voorhand wetenwij dat wij hierin een degelijk boek te meer zullen hebben .A. G..VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.21. Elk gewest heeft zijne eigenaardigheden en bijzonder heden , vooral bij het vieren van sommige feesten . Onder deze behoort b . v. in West- Friesland het «bestvat» . Onlangs nogwerd zulk een feestje te Benningbroek gevierd. – In de dorpsherberg was een nieuwe kastelein gekomen. Dit was voor de jong gezellen een heugelijk nieuws , niet omdat ze den vorigen eenkwaad hert toedroegen , maar hoofdzakelijk omdat zij nu doorden opvolger tot het a bestvat» zouden uitgenoodigd worden . Opden bepaalden avond was ieder met zijne uitverkorene aanwezig,en nu werd de geheele nacht doorgebracht met dansen , zingenen heilwenschen aan den gastheer, die natuurlijk zijn «beste» vat geopend had , om zijne gasten op den inhoud te onthalen .In den morgend kwamen de feestvierenden weer buiten . Om naarhuis te gaan? Neen , daaraan werd nog volstrekt niet gedacht. Iederhad zich zooveel mogelijk in een maskerade- pak gestoken , meest naar eigen phantasie gemaakt, en nu ging het in optocht, met eenenop eenen koehoorn blazenden muzikant voorop , het dorp langs ,overal, waar eene deur openstond , binnentredende , om zich te latenzien, en eene verfrissching op te doen .Daarna werd de pret, onder het gebruiken van het noodige , weerin de herberg tot in den avond voortgezet , doch thans op eigenkosten . Eerst na afloop daarvan ging ieder der feestvierenden naar huis, om zoo spoedig mogelijk van de vermoeienissen uit te rusten .m- 169Een vergeten Folklorist .Een der schrijvers, welke zich om de folklore hier te lande ,vroeger en meer dan vele anderen , verdienstelijk maakte , werd tothiertoe in Volkskunde niet vermeld ( 1 ) . Ik bedoel Dr Coremans,schrijver van L'Année de l'ancienne Belgique, La Belgique et laBohème en tal andere kleinere, doch mede zeer gewichtige opstellen ,die met de overleveringen, zeden en gebruiken van ons volk innauwebetrekking staan .Dr Coremans, ofschoon Duitscher van geboorte en opvoeding,was van Vlaamsche, zelfs Brusselsche afkomst (2) . Na aan de Hoogeschool van Erlangen den doctorstitel te hebben verkregen ,trad hij als schrijver op . In Beieren gaf hij eenigen tijd een staat- en letterkundig blad uit, die Freie Presse, dat hem velc onaangenaamheden berokkende . Daar het aan den strijd , die , na 1831 , door de gedeeltelijke herstelling der censuur in Beieren werd uitgelokt ,een werkzaam deel nam , werd het herhaalde malen aangeslagen , en eindelijk verboden . Coremans zelf werd verbannen , en vestigde zich eerst in Zwitserland , daarna in België , alwaar hij nog eenigen tijdzijne Freie Presse uitgaf.Het moet omtrent 1836 geweest zijn , dat Coremans te Brusselaankwam. Bij de Staats- archieven aangesteld , werkte hij onverpoosd aan het onderzoek en de rangschikking van de talrijke oorkonden ,welke men de Duitsche archieven heeft genoemd , en die tot dan toe deerlijk waren verwaarloosd geworden . Verder hield hij zichvolijverig bezig met de geschiedenis en de oudheidkunde van België ,hoofdzakelijk met die der Vlaamsche provinciën .Groot zijn de diensten , door hem aan wat wij thans folklore ofvolkskunde noemen , bewezen . Zijne Année de l'ancienne Belgique,zoowel als La Belgique et la Bohème, bevatten eenen schat van dekostelijkste aanteekeningen en hoogst wetenswaardige bijzonderheden, die nieuwe wetenschap betreffende. Eer dan J. W. Wolf inons land, heeft hij ook eer dan deze het zich tot taak gesteld , wat>( 1 ) In eene ņota van den Heer Pol de Mont op zijn fraai artikel over het Paaschei, in de vierde aflevering ( 1888) van het Nederlandsch Museum ,wordt Coremans aangehaald .( 2 ) De bekende Coremans , vriend van den advocaat Vonck, die in de Brabantsche omwenteling, zulke gewichtige rol speelde, behoorde zeer waar schijnlijk tot dezelfde familie.14170->.van volksgebruiken en – overleveringen in gemelde provinciën overbleef, op te teekenen . Dat hij zich niet vergenoegde vroegergeschreven werken te raadplegen , maar aan de rechte bronnen wistte putten, blijkt uit de inleiding van het eerste dier schriften Na tehebben aangestipt, hoe hij bij den aanvang een groot getal verspreideaanteekeningen had verzameld , en deze bij middel van eigen gissingen volledigd , gaat hij voort: «Mais bientôt nous fûmes obligé dereconnaître que ces notices ne suffisaient pas, et l'expérience nousapprit à nous dé fier extrêmement de nos sup positions et de celles d'autrui , vu que trop souvent elles se trouvaient être fausses ou aumoins inexactes . Alors nous en appelâmes à ce qu'ailleurs nous avons nommé le grand livre du peuple, c'est à dire à ce qui s'estconservé par la tradition parmi les habitants de nos provinces .Bientôt nous trouvâmes et tout le monde, qui veut recourir auxmêmes moyens, le reconnaîtra avec nous, que peut-être dans aucun pays de l'Europe teutonique , la plus haute antiquité ne s'est con servée aussi intacte , si entière parmi le peuple , qu'en Brabant, enFlandre et dans le Limbourg . Des hommes, qui par leurs fonctionssont toujours en contact avec le peuple, ont bien voulu seconder notre entreprise, des amis ont éclairé nos doutes, et nous sommes parvenus à des résultats, qui, comparés à ceux obtenus par nos compatriotes et par les Allemands, présentent un ensemble assezbien coördonné.»Dat Coremans den uitslag zijner opsporingen niet overdreef, zullenallen, die zijne werken raadplegen, moeten toegeven , L’Année de l'ancienne Belgique verscheen eerst in de Bulletins de la Commission royale d'histoire (tome VII, Nº 1 ) , en werd in 1884 door Hayez,drukker van dit geleerd lichaam , afzonderlijk uitgegeven. La Belgique et la Bohème, dat in 1862 bij. F. Heussner, te Brussel ,verscheen , bevat twee deelen . De schrijver stelde in dit tweede werkzich ten doel , de overleveringen , gebruiken en volksdenkbeelden der Vlamingen met die der Tcheken te vergelijken . Dat de zaakrijkeinhoud voor dien van zijn eersten arbeid niet moet onderdoen ,daarvan kan men zich reeds bij eene rassche inzage overtuigen .Voor hen, die den Calendrier belge van baron von Reinsberg bezitten , is het, om zoo te spreken , onmisbaar , daar beide werken elkander volledigen.Tusschen de overige schriften , door Coremans tusschen 1836 en1872, ' s mans sterfjaar, uitgegeven, zijn er nog verscheidene, die,gedeeltelijk althans, met volkskunde in betrekking staan . Wij noemen171>slechts zijne Notice sur les Ephémérides d'Huart ( 1844) , Notice surles Ephémérides de Jean Kempis ( 1844) , Miscellanées de l'époque deMaximilien Emmanuel! 1846) , enz . , De meeste dier opstellen werdeninsgelijks in de Bulletins de la Commission rayale d'histoire opgenomen , en daarna afzonderlijk uitgegeven .De naam van Coremans had in Duitschland een zeer goedenklank . Haast geen voornaam Duitsch letterkundige, die ons landbezocht , of hij wilde tevens het huisje , welk de brave man te Elsene bewoonde , een bezoek brengen . Zoowel Uhland,Freiligrath , Karl André , enz . , als de baronnes von Ploennies , debaron von Reinsberg met zijne gade Ida von Dueringsſeld en veleanderen zagen wij beurtelings hem dit bewijs van sympathiegeven . Hij was medewerker aan een groot getal dagbladen en tijdschriften , Duitsche , Fransche en Vlaamsche ( 1 ) , en bleeftot het einde zijns levens , steeds met den loffelijksten ijveren , ofschoon een grijs, met jeugdig vuur bezield voor de studieen de beoefening der geschiedenis en oudheidkunde , in de eersteplaats van Brabant en Vlaanderen . Hij sprak onze taal met eenDuitsch accent , doch zeer gemakkelijk, wat hem bij zijne folklo ristische studiën wel te stade kwam , daar het hem in staat stelde, teBrussel met de lieden uit het volk te verkeeren , en uit hunnen mondde inlichtingen te vernemen , welke hij anders moeilijk in zijnbereik had kunnen krijgen . Zoo leerde hij onder vele andere devolgende lieve sage kennen , welke hem zekeren dag door de groen.vrouwen , die op den Grooten Zavel hare waren ventten , werdmedegedeeld , en welke hij zich haastte in een Vlaamsch blad derhoofdstad te plaatsen . Hij bleef tot 1871 aan de Staatsarchievenwerkzaam , alswanneer hem een klein pensioen verleend werd , dat hij echter slechts korten tijd genoot , vermits hij recds op 25 Oct ervan het volgende jaar, 1872, overleed .DE KRUISZWAAN .a De oude Zwanensagen nemen ook ten onzent , onder het volk ,de zeldzaamste vormen aan . Eene Brusselsche volksvertelling , die overigens op velerlei verschillende wijzen wordt verhaald , luidtomtrent als volgt:( 1 ) Tusschen de Vlaamsche noemen wij: Vlaamsch België, De Noordstar vanP. F. van Kerckhoven, La Plume van Brugge, De Pangermaan, en , in den laatsten tijd zijns levens, De Zweep.172>«Eens bevond zich te Brussel een arme Waal in den grootstennood . Men moet weten, dat het in het Walenland sinds overoudetijden eene onloochenbare waarheid heette, dat er te Brussel gemakkelijker een schelling kon gewonnen worden, dan elders een duit .Met dit beding nogtans , dat hij, die naar de hoofdstad van Brabantvertrok , de kunst moest verstaan , dien schelling te verdienen , wantanders greep het omgekeerde plaats, en , zegde men , was het teBrussel moeilijker een broodje te verdienen , dan in het Walenlandeen brood.Waarschijnlijk , dat de arme Waal , van wien wij spreken , diekunst niet verstond; want, gelijk wij zeggen, hij bevond zich innood, en was tot het uiterste gebracht .«Eens slenterde onze Waal, die al eenigen tijd zonder werk was,langs de vijvers van Etterbeek . Het was reeds laat , wellicht elf oftwaalf uren des nachts . De maan en de keitjes op de boorden dervijvers spiegelden zich in het water; geen windje ruischte in debladeren van het geboomt. Men hadde de Johannesmaaikens overhet gras kunnen hooren kruipen .«Eensklaps werd het buitengewoon licht en helder in het midden van het water, zoodat de Waal meende, er een groot gouden tapijt uitgestrekt te zien . Op dit verlicht tapijt zag hij eene machtige Zwaan drijven , vergezeld van een talrijk gevolg kleinere en immer verkleinende zwaantjes, tusschen welke zich menig eene bevond ,die nauwelijks eenen vinger kon meten .«De Waal trad dichter bij den vijver, en stond weldra tot over de voeten in het water. Eene stem in zijn binnenste misschien dieder vrees, — riep hem toe: «Vlied! Vlied!, maar de holdjes (1) inhet gras, de krekels en maaikens schenen daarop te antwoorden:«Blijf! Blijf!»«De arme Waal sloeg een kruis . Op hetzelfde oogenblik vertoonde zich een groot, prachtig kruis van het reinste goud op den rug vande vorstin der zwanen. Weldra scheen die vorstin het gouden kruis aan eene harer voornaamste begeleidsters over te geven .«Ongetwijfeld was zij, die het kruis overnam , eene kamervrouwaan het hof van de vorstin der zwanen. Zeker is het , dat de nieuwe kruisdraagster zich haastte , naar den oever te zwemmen, en dat zij,eer de Waal er het minst aan dacht, het kruis aan zijne voeten-( 1) Kleine aardgeesten , die soms bij oude dichters voorkomen.173nederlegde. Dit kruis was heerlijk versierd en bezet met de kostbaarste gesteenten .«De Waal wist eerst niet, of hij dien schat wel mocht aanraken.De liefde voor het goud kampte in zijn hart met de vrees, dat hij ,door het aanraken van het kruis, het slachtoffer eener gevaarlijketooverij zou worden . Wel riepen ditmaal de holdjes , krekels en maaikens in het gras hem toe: «Necm! Neem!, maar zijne angstvoor eene bedriegelijke tooverij scheen hem te waarschuwen: «Laatliggen! Laat liggen!»«Op den duur behielden de holdjes , krekels en maaitjes de over hand. De Waal nam het kruis op .. Het brandde, het wonddehem de handen niet , en het was schoon zonder wedergade.«De Waal was nu een rijk man . Hij had vele duizenden guldens gemakkelijker gewonnen, dan hij te huis, in het Walenland, eenen duit had kunnen verdienen .«Naar allen schijn verkocht hij het wonderbaar kruis, wanteerlang kon hij zich op den Grooten Zavel te Brussel een groot, sterkhuis laten bouwen. Als een dubbel aandenken van het kruis en dezwaan , noemde hij dit huis de Kruiszwaan ( Le Cygne de la Croix) .«En zoo heet het huis heden nog, ofschoon het in eene gemeeneherberg veranderd is , welker versleten uithangbord nog altoos deKruiszwaan verbeeldt (1 ) .» SleeckKX .SAGEN.16. Een Weerwolf verlost (2).Catarina Breure van Denderhautem diende te Ninove op het hofSchoor . Het was een meisje van omtrent tien jaar, en gelast de koeien naar de weide te brengen . Eens stak zij de zweep, waarmedezij hare dieren in bedwang hield , in de opening van eenen hollenwilg, waarin zij eene zwarte harige huid ontdekte. Aanstonds droegzij hare vondst naar het hof, en toonde ze aan haren meester.Zeg niemand, wat gij gevonden hebt,» zeide deze, «en keer terugbij uwe kocien .» Daarop liet hij eenen zijner knechs, dien bij sedertC(1) Voor eene groote veertig jaar, kon men inderdaad dit uithangbord , dat in steen gebeiteld was, nog zien . Thans is het echter sedert lang verdwenen, en heeft de herberg voor eene deftige burgerswoning plaats gemaakt.( 2 ) Uit de verz . v . P. de M..- 174lang verdacht, van het veld roepen , stelde hem ecnen brief ter hand ,die aan eene zijner kennissen , welke drie uren van het dorp woonde,bestemd was, en gaf onmiddellijk na het vertrek van den knechtbevel , om den bakoven te heeten . Als hij nu dacht, dat zijn knechthet huis van zijnen vriend bereikt had , liet hij de gevonden huid in het vuur werpen . Op hetzelfde oogenblik stond de knecht voor hem ,en wilde zich met geweld in de vlammen storten , wat men nietzonder moeite belette . «Ach meester, meester toch» , riep deongelukkige uit , «geef mij al was ' t maar éen haartje van mijn vel!»Wanneer de huid tot assche verbrand was , slaakte de knechteenen diepen zucht, en zegde: «Zoolang de huid brandde , werd ikals met gloeiende ketens gegeeseld... God lof! nu ben ik voor eeuwigverlost . )-1een>VERTELSELS.10. - Duimeken .Er was eens een moeder , die nog al veel kinderen had, en diekinderen vroegen gedurig aan hun moeder, wanneer zij toch eens een Duimeken zou koopen . En eindelijk had moeder nuDuimeken gekocht .Op eenen Zondag zouden ze t'huis koeken bakken , en Duimekenwerd uitgezonden om een pan , om wat bloem en om wat gist . MaarDuimeken was zoo’n plat ventje! «Ge moet maar slim zijn,» zei hij ,en hij stak het geld stillekens in zijnen broekzak , kroop dan doorhet sleutelgat van den smid en daarna door dat van den bakker, en nam al wat hij noodig had .Als nu de koeken gebakken waren, zei de moeder:meken, draag deze koeken eens naar vader , die met de koei op dewei is .»Duimeken kwam op de wei en als de vader zijn koeken binnenbashad, zei hij tot Duimeken: «Duimeken , pas op de koei , zulle , ikga ginder met de gauwte een glaasken bier profiteeren .Maar in plaats van op de koei te passen , kroop Duimeken in’ nen groes; de koei slikte hem in , en daar zat het kereltje ferm inheuren buik . Gelijk al de mannen, die alle waterkens doorzwommen hebben, bevond hij zich seffens op zijn gemak , haalde ’ nen boek kaarten uit zijnen zak , en begon erinee te spelen .Als nu de koci geslacht was, werden de darmen op eenen vuilnis hoop geworpen . Duimeken zat er in, en kon er niet meer uit .< Dui9175Een arme vrouw wilde de darmen oprapen, maar toen zij zich bukte, riep Duimeken: «Wijfken, wijfken, ik kan uw gat zien! ,En dat pakte de oude sukkel zoodanig, dat ze haast van haren stek viel van ontsteltenis .Nu kwamen er roovers voorbij , en Duimeken riep tot denhoofdman:«Als gij mij verlost, zal ik u trouw dienen en de bende goed vooruitbrengen .» – «Wat hoor ik daar voor een gefezel,,» zei de roover, en hij snecd den darm open, en Duimeken werd bij de bende ingelijfd .Op zekeren nacht zouden zij eenen kaas- en eiërwinkel plunderen .Duimeken werd door het sleutelgat naar binnen gestoken, enbracht langs denzelfden weg een heelen hoop kaasbollen buiten .Nu ging hij naar den kelder , waar de eiëren verborgen lagen;maar op het lawijd , dat hij maakte, kwam de meid naar beneden,en Duimeken verschool zich rap onder een eierschaal .Maar, zonder dat zij er erg in had , zette de meid er den voet op ,en och arme! Duimeken was... dood , mors- dood!Antwerpen. J. Van de Venne.11 .- Van de schoone Schildersdochter, van debooze Zwarte Griet en van Kokodeike.Daar was zoo eens een schilder , en die werkte in het paleis vanden Koning. Op zekeren dag vergat hij ' s avonds zijn snuifdoos meenaar huis te nemen: op deze stond het portret geschilderd van een wonderschoon meisken . Nu gebeurde het, dat de Koning daar juistvoorbij kwam gewandeld, en nauw had de vorst de beeltenis gezien,of zijn hart schoot in brand en daar was hij nu immers ' lijk een zotop het lieve kind verliefd?Toen ' s anderendaags de schilder terug naar het paleis kwam ,vroeg de Koning hem , wie dat meisken toch was,, die zoo op eenen oogslag al zijn zinnen betooverd had?«Koning, het is mijn dochter!» luidde het antwoord .«0, voer haar dadelijk naar hier» , riep de Koning uit;«zij wordt mijn vrouw, en ik schenk haar de helft van mijn rijk!Zoo blij als een kermisvogel — ja , ge kunt dat wel denken! de schoonvader van den Koning! - spoedde de schilder zich naarhuis.Terstond werden aanstalten gemaakt voor het vertrek van de aanstaande vorstin . In haar schitterendst gewaad ging zij hove>176 ->waarts, vergezeld van haar meid, een oud wijf, die Zwarte Grietheette . Haar schoothondje , Kokodeike ( t ) , dat zij heel gaerne zag,mocht ook mee naar het hof gaan .Maar als beide vrouwen en het hondje nu al een heel eind weegs hadden afgelegd , stonden zij vlak daar voor een brug . Eensklaps greep Zwarte Griet het meisje vast, trok haar kleêren uit, en wierp haar in ' t water. Maar Kokodeike wilde zijn juffrouwke niet ver.laten , en , liever dan te blijven leven, sprong hij haar achterna.Tegen den avond kwam Griet alleen in het paleis , en toonde zichaan den Koning . Op het zicht van dat ollbakken , gerimpeld gezicht,ontstak deze in toorn, want hij dacht, dat de schilder hem voor den zot had gehouden , en hij liet hem in de boeien slaan .Ook op Griet wilde hij zijn colère uitwerken , en haar doenopsluiten , maar het wijf zei (zeker om tijd te winnen?):- «Wacht eens ’ nen keer tot morgen! Gij hebt mij nog maar' s avonds gezien , maar zie mij eens aan bij het zonnelicht! ...De Koning dacht in zijn eigen: . Wie weet , wat zit er achter?»en hij wachtte tot ' s anderen daags. Toen echter Zwarte Griet naden nacht even oud , leelijk en rimpelig als den vooravond wakkerwerd, sloten ze haar ook in de gevangenis op .Maar nu komt het schoone aan ....Een heer van den koning zijn hof kwam alle dagen voorbij hetwater, waar de booze Griet haar meesteres had ingestort. En elkenkeer hoorde hij gekreun , en vernam de volgende woorden:- «Koko- kokodeike!»En een ander stem daarop:«Wat belieſt er u , mijn lief juffrouwke!»— «Die Icelijke Zwarte GrietHeeft ons in ' t water gestiet (2) .»De hoveling werd ongerust , en wilde er het zijne van weten .Daarom liet hij den stroom onderzoeken, en eindelijk ontdekten zehet meisje en het hondje , die al gauw tot het leven wederkeerden .En toen trouwde de Koning met de schoone schildersdochter, en Kokodeike kreeg «een plaats aan ' t hof!»1( 1 ) Kokodeike, Adjendodderken , Hansken van Tichelen , Mijnheer van Tintelentee, M. van Bruinkasleel, Smidje Verholen , Ritsel- Fritsel, enz. enz . ,dat zijn wel degelijk namen, zooals de verbeelding van het volk alleen er scheppen kan .(2) Dichterlijke vrijheid (! ) voor: gestooten.177>(Dit sprookje werd mij medegedeeld door denzelfden persoon ,die mij dat van den Halven Haan ( Volkskunde, blz. 151 ) vertelde.Het komt mij voor, als zijnde eenigszins verminkt of onvolledig,althans voor wat het eerste gedeelte betreft.Ziehier eene andere lezing, welker mededeeling ik dank aan den heer Pol de Mont, en die misschien met goed gevolg in de eerste zou kunnen versmolten worden, en hier verkort wordt opgegeven:)«Een schilder werkte in het paleis van den Koning aan het portret van een meisken, dat hij, op's vorsten vurig aandringen , verklaarde zijn zuster te wezen; de koning werd er dol op verliefd, en wenschte haar terstond te zien . Een buurvrouw van het meisje,Zwarte Margriet, zou des schilders zuster op de reize vergezellen. Zij moesten de zee overtrekken. Aan boord van het schip hoorde men opeens een geroep: – «Dat is de Koning, ” zei Margriet, «die zegt,dat gij uw zijden kleed moct uitschieten» . - Het lieve kind gehoor zaamde, en het oude wijf trok het prachtig kleed aan . Opnieuw hoorde men een stem . · Wat zegt de Koning nu? , «Hij zegt, dat gij u zoudt wasschen , terwijl gij u over den boord van het schip buigt .» — Het meisje deed zulks, en Zwarte Margriet stiet haar in ' t water.Margriet kwam alleen bij den vorst aan . «Dat leelijk stuk is uw zuster toch niet, zeker?» zei hij . «Neen, vast niet, maar toch heeft zij haar schoonste kleêren aan .»Eenigen tijd nadien kwam er een heel schoon wit ko (r)nijntje in het waschhuis van den Koning (? ); de jachthond lag altijd bij het fornuis, en wilde het beestje pakken, maar dit vluchtte steeds weg door het mozegat .«Als het konijntje nog eens komt, moet gij mij roepen ) , sprak de Koning tot de a wasscherssen» . Dat gebeurde ook zoo en de vorst haastte zich het mozegat te stoppen . En daar begon het konijntje te spreken:' t Is Zwarte Griet,Die mij in 't water stiet!»En daarop de hond:«Zij ligt er zoo warm In den Koning zijnen arm!»En zie: het konijn veranderde in het schoon meisken van de schilderij, en den eigen dag was het volop feest in het paleis: de Koning en zijn bruid vierden hunne vroolijke bruiloft!»Antwerpen . Em. K. De Bom.15178

DE DIEREN IN DE VOLKS- EN KINDERRIJMEN .I. De Vogels en hunne Taal. ( Vervolg).1. (bl . 158) . De kraai:Kraaie,Waar ga-je?- Naar Engeland!Loop maar zeere, uw huizeke brandt ( 1 ) .(Quaremont.)5. ( bl . 78) . De nachtegaal:Me wijf is ziek, me wijf is ziek! ( ler)Ze teert uit! (ter ) ( 2 ).6. (bl . 160). De koekoek:Koekoek, eierdief,waar zit -de gij?- In den bosch .Wat doet-de daar?Eitjes zuipen Met heele kuipen. (1 )( Quaremont.)9. (bl . 161 ) . De weduwaal:Pieter Abeeuw, zijn de kersen bij rijp?Neen ze, ze en bloeien nog maar! ( 1 ) ( Ibid .)12. (bl . 161 ) . De kwakkel:Ze zuipen mijne eiers uit! (2)13. (bl. 81). De zwaluw:Mijn boterpot is uit, (bis)mijn boterpot is uit, (bis)hij is uit (bis) ( 2 ).17. Over de vledermuis zingt men te Antwerpen , op de wijzevan Moldenerreke tel (t) uw geld, enz.:Vledermuis,kom(1) t'avond thuis:de tellooren zijn gewassche(n ),de vorketten liggen in de assche ( 3).Soms verandert men vaers 3 en 4 aldus:De schotele(n ) zijn gewassche(n ),de tellooren liggen in de assche.-( 1 ) Meded. van den heer A. Ruyffelaert.(2) Rond den Haerd, 1885, 1886, bl. 232. Zie ook voor zwaluw , R. d. H. , 1885 1886 , bl. 48 en 336.( 3 ) Meded. van J. v. d . Venne.179Men hoort ook, korter:Vlieremuis,kom(l) t'avond thuis,achter ' t kapelleke( n) staot een huis,In dezelfde stad en ook te Mechelen maken de kinderen zekerspeeltuig, dat den naam van flieremuis draagt.Deze flieremuizen worden gemaakt van lange, dunne reepels schors of vlier van mandemakerswijmen of teenen , of ook van jongeboomtakken. Zij hebben den vorm van eene kroon , waaraan een uitschors vervaerdigd touw bevestigd wordt. Met het lange eind vastge houden, worden ze door de kinderen eerst heen en weer, en daarnaomhoog geslingerd.Bij dit spel zingt men dan te Antwerpen:Flieremuis,kom(t) ' t aovend thuis,de schotelen zijn gewasschen,'t forket ligt in de assche!En a éen, en a twee, en a drij!( 1)Te Mechelen:Viedermuis, vledermuis ,breng(1) Sint- Anneken naar mijn huis. ( 2)Te Aalst en in de omliggende dorpen begroet men de vledermuis op de volgende wijze:Vleêremuis,kom(1) 's avonds thuis,de vorketten liggen gewasschen ,de lepels liggen in de assche (3 ).Het volgende komt uit Eerneghem:Vlindermuus,kom 't avend thuus!We gaan je beddeje maken van stokjes en van staken! (4)20. Te Rotterdam roept de haan, verzekert men ons:Doe de deur toe op een houtje,ga naar bed toe met je vrouwtje.Is deze wel de juiste lezing?>(1 ) Meded. van J. J. Mulder en van J. v. d. Venne.( 2) Zie Het Pennoen , III , 1880, bl . 171 .(3 ) Meded . van Kapit. V. v. de Weghe.( 4 ) Meded . van Med. Verkest , Tongeren. Cfr. Das kind u. s. Poesie in plattd .Mundart von WEINGÆRTNER, bl. 18.180-Op vele plaatsen kakelt de hen aldus:Kok - kok -kokke -dek -kok!21. Te Boisschot roept de tortelduif:Doe de deur toe, zoete - lief!Doe de deur toe , zoete-lief!22-23 . De geluwe aerdrunsel ( gele kwikstaert) zingt:'k Kom om ' t geld van mijn bier,waarop de specht antwoordt:G'her ' het gehad, g'her' het g'bad! ( 1 )(Quaremont).Hieraan knoopt zich het volgende vertelsel. Toen de gelekwikstaert nog herberg hield, heeft hij den specht, die in geldnood verkeerde, cens drie stoopen bier geborgd. De specht heeft ze nooitwillen betalen , en telkens de schuldeischer , die een goed geheugen heeft, hem aan de betaling herinnert, beweert hij, datalles voldaan is . ( 2)24. Het ovenmakertje spot aldus met de vogelzoekers:Niemand wect mij weu-, weu-, weunen! ( 1 )25. De koolmees roept:Kiekenshoofd , kiekenshoofd! ( 1 )Geven wij thans enkele aanteekeningen omtrent eenige-III . –· Andere Dieren .1. Zeer aardig is het volgende kikvorschengezang (3), een oratorio a . u. b. , met soli en kooren!Voorzanger . Mijn vaar heeft mij een kleed gekocht!Koor . Mijn ' moer heeft het te kort gemokt!Voorzanger . Rekt uit! Rekt uit!Koor . Rekkerekke, rekkerekke..... (Wambeke, Liedekerke, enz..)2. Op de kat( 4 ). - In het nooitvolprezen El Dorado der folklore,mijn geboortedorp Wambeke houden , in de maand Maert, de verliefde katten des avonds min of meer intieme bijeenkomsten .Dan hoort men, hoe vrijer en vrijster elkander toespreken:Zij: Korre- miauw! ' Is Janneken al doa( r)?Hij: Komt mao(r) al gau-auw! Korre -miau -auw!>(1 ) Meded. van den heer A. Ruyffelaert.(2) Zie Jong Vlaanderen, II , 1882, bl. 369, en Rond den Haerd, 46 jaargang. ,bl . 212.(3) Haltrica, Zur Volkskunde d. S. S., bl . 156, en WEGENER, op . cit . , bl. 77 ,nr 262.(4) Cfv. HALTRICA, Z. V. d. S. S. , bl. 153, doch vooral WEGENER, op . cit. bl., 70.181 -1Niet zelden mengt zich eene ongenoode derde... kat in het onderhoud, en wel in dezer voege:Korre -miau - auw! Ik - kom - ek - ik oo - ook!Waarop dan de eerste hij, niet weinig jaloersch , vrij bits invaltmet een:Kom (t) er ne' kee(r) oa- aon! Korre -miau -auw!En de tweede hij verwijdert zich dan met eenen diepen zucht:Da(t) Mie moa(r ) en wou-ou,korre-miau-auw! ......Ook het volgende is ons bekend:Katjepoesging naſar ) Moes,om er te leeren ronken.' t Schippeke brak,'t katje was nat,ze was bijkans verdronken ( 1 ) . (Oost-Vlaanderen .)3. Op de vlooi:'k He-d -er e vleutje gevang'ntusschen vel en vleesch,en da vleutje moest hang'n,en da vleutje, da kreesch ,Ik paktege ' t van achter bij zijne(n ) kop,en ' t riep: «Och heere God!IJdellijken heere,IJdellijken God!en da vleutje wierd zot.( Quaremont.)(Wordt voortgezet.)P. d . M..RIJMEN OVER WEER EN WIND.( Vervolg van bl. 11.) (2 ).14. 15.Sint Andries Witte kersmis,brengt den vries. groene Pa(a )schen;Sint Elooi groene kerstmis,brengt den dooi. witte Pa (a )schen .(West- Vl .) (Wickevorst .)16. Als te Lichtmis de zon op den misboek schijnt, dan moet dc schaper het e naeten binden .D. i . t . z .: dan moet hij het stroo , waarvan de schapen ' de aren(1 ) Sloet, De Dieren in het Germ . Volksgel., bl . 5, en L. de BACKER , De la Reli gion du Nord de la France, 1854, bl . 150 .( 2) Zie ook v. Vl . , B. e. K. , 11 , bl. 14.182...hebben afgeëten , zorgvuldig bewaren , want dan zal de Winter nog lang duren ( 1 ) .17. Iets over Februari:Sprokkel is nooit zoo fel,of ze heeft haar drij zomersche dagen wel.Zekere spreuken doelen op den terugkeer der vogelen:18. 19.Half April Ten halven Aprilzet ik mijn nestje, waar ik wil. zit de nachtegaal in ' t hout,Zet ik het in' ncn dørenstruik , warme of koud.al de jongen trekken mijn nestjen uit (2) . (West- Vl .(3 )).(Mechelen. )Iets dergelijks bestaat in proza omtrent de maerel: «De maere laars schuifelen van Sint Jozefs tot Sint Jacobs» (4 ).20. Zeer aardig wordt de manier, . Waarop de landman zijne «noenestonden» moet doorbrengen , in het volgende rijmpje geregeld:In Maert sta wat,in April zit wat,in Mei lig wat! (West- Vl..)21. Treſt de bliksem reeds bij Lentetijd eenen boom, dan zegt de boer uit Hageland:Schaarsche lentebloei,honger voor de koei .22. De volgende verschijnselen voorspellen eenen rijken of eenenmageren roggenoogst:Lig ik droge,'k ga omhooge;lig ik nat,ik versmacht!(6) (West- Vl..)23. Of het volgende wel zoo heelenal waar is?Draaiende wind,staande weêr,durf ik niet beslissen!24. Ook over lengen en korten der dagen spreken vele rijmen .Ziehier een voorbeeld:Portionkele ,ten achten donkere (6) (West -Vl..)1211( 1) In tegenspraak met nr 9, bl . 12, Volkskunde.(2) Medegedeeld door den heer Ern. Pallemaerts.(3) R. d. 8. , 1869, bl . 168.(4) R. d. H. , 1869 bl . 312.(5) R. d. H. , bl . 264, 1880-1881.(6 ) R. d. H., bl . 228, 1869.)18325. Men vergelijke met n' 5, aflev. 1-2, bl . 11:Natte Maert en droge ( n ) April ,vult de schuur naar boerkens wil ( 1 ) ,26. alsmede met 11 , bl . 12:De Meie koel en natis koorn in den zak (2 ) . P. D. M ..'er gat.HOE ONZE VOLKSVERTELSELS EINDIGEN(Vervolg; zie Volkskunde, 1888, nº 1-2, bl . 20.)Zou er in België wel eene stad zijn , waar de verteller over eene rijkere en eigenaardiger keuze eind - formulen beschikt dan te Antwerpen?Wij gelooven het niet, en laten ten bewijze eenige der meestge bruikte volgen , na nog slechts dit eene te hebben doen opmerken ,dat zij nagenoeg alle berijmd zijn, en blijkbaar op het met klankenspelend element den meesten nadruk leggen . Men oordeele!1. Dor was ' en citroen (9)!Ze beet op ' er toen (g ),en ze kon er nie jon doen(9)!2. Daar stond ' en ' koei, ( soms: ' en' duif) oep de markt!Die jad en peust oepDie peust is opengebroken ,en me' vertelseken is er deurgekropen .3. Dor was ' n appelcien,en ze liet 'er heel bloot gaat zien .( Sint-Andrieskwartier .)4. ' t Is waar, daar het gebeurd is ,en gekraakt, daar het gescheurd is;in 't land van Kabassen,waar de leugenen op de boomen wassen .B. Er sch .., een vlieg op de ruit,en ' t vertelsel is uit.(Sint-Andrieskwartier .)6. En zijn tandje viel uit,en ' t vertelsel is uit.7. En daar kwam 'nen hond,en die sprong door de ruit,en 't vertelsel is uit.8. En daar kwam ’nen duvel met ' nen langen staert,en me vertelsel is geen duitje waerd.(1 ) R. d. H. , 1869.( 2) R. d. 1., bl. 152, 1869.1841--- 1In een tweetal komt Pietje de Dood op de planken!9. Als Pietje de Dood kwam met zenen leeleken snuit,dan trok Jan er voor altijd uit!10. Dan kwam de Dood inet zijnen wagen met doodenkruid ,en vuurde (lees: voerde) allen de wijde waereld uit .Ook in de omstreken van Brussel, ik bedoel: in het goede aloude Payottenland, is er geen gebrek aan schilderachtige, goedklinkendeslotzetten . Oordeel liever:11. En dat is gebeurd in ' t land van Ka(d )zant,waar dat de boer z'n broek afspant.12. En dat is gebeurd in ' t landvan Ka(d )zant,waar ze met de slokken slagen op ' t plat van de hand,dat 't bloed er uitspringt!13. 't Is gebeurd in ' t land van Kabassen,waar dat de keeskanten op de hagen wassen .Zeer verspreid is de volgende formuul:14 En zº hebben kinderen gekocht en huizen gebouwd, en zijn zedaar niet mee uitgescheeën, dan bouwen ze nog tot in de lucht.( Wambeke, Liedekerke, Denderleeuw .)Eene der pikantsle is intusschen de volgende, die ongetwijfeld in eene of andere kazerne werd uitgevonden . ' t Is bijna eene... makame!!15. En z' hebben daar tons pompons geschoten en vlammen gesche ten , en door de vijster gesmeten! En waren er geen kapot, ze mosten er geen doen maken, en van zijn ' dood heb ik nog niet gehoo(r )d!En dat ging daar altijd pif, paf! in ' t rond! Ik kreeg 'nen schip in mijn kont, dat ik hier stond! ( 1 )Uit het Land van Aalst stammen de volgende:16. En daar kwam 'ne puit,en hij scheet mij verhaalselken uit!En er kwam een' padde,en die vertelde nog e wadde! ( 1 )(Aalst. )en 17: En er kwam 'nen grooten , grooten baan ,en het keitjessoep -eten was gedaan .( Denderwindeke.)Uit Gent stamt 18:En uitentuit,mij (n ) v (e)r (h )alingske is uit.( 1) Meded . Van Kapit. V. d. v. W..18519. Het volgende werd te Sinte-Cornelis- Hoorebeke opgeteekend:Dit is gebeurd in ' t land van Nietepetieten ,waar ze de leugens in zakken gieten .20. Zij hielden kermis en dansten op ' nen glazen trog ,en als ze nog leven, dan dansen ze nog!( leperen .)21. In Noord- Nederland hoort men niet zelden:Uit om ' n duit ,het sprookje is uit. ( 1 )P. d . M..>>HOE ONZE BOEREN KERKZANG VERSTAAN .Wanneer, in zekere dorpen rond Antwerpen , de kruisproces sie door het veld gaat, zingen «Menbeer Pastoor» en zijn «koster»eene eentonige litanie . Daarvan hebben de boeren het volgende gemaakt:1. Te Eeckeren, Capellen en omstreken .Pastoor. Baas Janssens, waarom staan uw patatten zoo slecht?Koster . Laat geplanten slecht gemest!2. Te Herenthals, Gheel en omstreken .P.. Keuster, zijn er nog noten in ' t bosch?K.. Ja , menheer, ze zien altemaal vos.Volgens Mevr. de weduwe V. , te Ledeberg, bestaat te Melle dezelezing:Pastoor . Wiens kooren is dadde?Koster. ' t Is van ' t boerken uit den Appele!Wiens pataten zijn dadde?K.. Zij zijn van Vanderschueren!P.. Wiens boomen zijn dadde?K.. Zij zijn van Vanderheeren!En zoo veranderen de vraag van den priester en het antwoordvan den koster, al volgens men een stuk land, eene hoeve, eenkasteel , enz. , voorbijtrekt.Voor heden slechts dit weinige.Kennen onze lezers geene varianten?( Wordt voortgezet. )P. DE M..P ..( 1 ) Meded. van den heer W. F. Overhoff te Haarlem .186 CSPREEKWOORDEN EN ZEGSWIJZEN.----

-----1Uit «Baas Gansendonk» .1. Als niet komt tot iet , Dan kent iet zich zelven niet. 2. Den kreeftengang gaan . · 3. ( Dat komt daar te pas) als een kanten kraag aan den halseener koe . - 4 Het geld , dat stom is , Maakt recht, wat krom is, En wijs,wat dom is . 8. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. – 6. Hetrechte briefken gevonden hebben. – 7. Gij moogt zeggen , dat uw brood in den honig is gevallen . - 8. Menschen foppen is maar een weet. 9. Hebbenis hebben , en krijgen is de kunst . — 10. Het geluk vliegt: die het vangt, die heeft het . - 11. Mouwvegen is bedriegen , en fleemen is kruipen . 12. Woorden zijn geen oorden . - 13. leder is op de waereld , om den zoon van zijn vader deugd te doen . - 14. Die wat vindt, mag het oprapen. – 15. Het gemak kelijk riemen snijden uit een andermans leêr. - 16. Een varken wordt ookal vet gemaakt, al werkt het niet. 17. Het is den eenen hond leed, dat de andere in de keuken gaat . 18. Ongelijke schotelen maken kwade broeders .19. Het is beter benijd dan beklaagd. – 20. Niet kunnen verdragen , dat de zon in iemands vijver schijnt. 21. Wie een ander benijdt, Vreet zijn hart , en verkwist zijnen tijd . – 22. Zoeken , waar het niet verloren is . — 23. «Gijslacht den pastoor: die zegent iedereen, maar bij zegent zijn eigen eerst.»24. Die den autaar dient , mag van den autaar leven. 25. Willen , dat zijnevoeten in iemands schoenen staken . 26. Buiksken vol , harteken rust . 27. Dikke buik , slapende voet . Volle krop , Dolle kop. 28 Iedereen kangeen evenschoone star aan den hemel hebben . 29. Het werken is voor debotterikken . - 30. Laat de boeren maar dorschen , jongens! - 31. De kruik zou tegen den steen vechten , en zij viel aan stukken bij den eersten stoot.32. Van toeten noch blazen welen . - 33. Zwijgen kan niet verbeterd worden .34 Zijt gij aanbeeld , verdraag als een aanbeeld . Zijt gij hamer, sla als een hamer. 35. Een klein , goed woord breekt groote gramschap. 36. Het ismoeilijk met azijn vliegen of met trommelen hazen te vangen. 37. Hij is dooralle netten gevlogen . 38. ' s Keizers kat is zijne nicht: Groote lantaeren ,maar klein licht . - 39. Op iemand gelijken als een druppel water . (?) — 40. De vliegen steken wel een paerd , en dat is zoo'n groote beest! 41. Bergen loopen elkaar niet in ' t gezicht , maar menschen wel . 42. Uitgesteld isniet verloren . - 43. Veel te goed is halfzot. — 44. Dat is geen kat, om zonder handschoenen aan te pakken . 45. Het is kwaad vechten tegen iemand, diezijn leven beu is . 46. Beter bloode Jan , dan doode Jan. 47. «Gij zultvan moed niet sterven!» 48. Kort van stof zijn . — 49. Uit der oogen, uitder harten! 50. Visschen en jagen Maakt hongerige magen .51. Als eenvarken droomt, dan is ' t van draf! - 52. Zwijgen en denken kan niemand krenken . 53. «Zijn vingeren van iets aflikken» (het lekker vinden ).54. Breng den wolf in uwen schaapstal nooit! 55. Lachen als een hond,dien men mostaard aan de tanden gewreven heeft. · 56. Te bot zijn, om voor den duivel te dansen . 57. Den wind van achter hebben . - 58. «Vanlachen zul -de geen eksteroogen krijgen!--- -----------D. B.187FOLKLORISTISCHE KRONIEK .1. Voor eenige dagen verscheen het 40 deeltje der Kruptadia Heilbronn, Gebr . Henninger . ( Prijs 20 fr . ).Onze lezers weten wat de titel beduidt: deze boekjes bevatten,om zoo te zeggen , de folklore der volwassenen . Onder deze zijn een menigte meestal korte vertellingen gangbaar , die in een geestige pointe uitloopen , en zich steeds onderscheiden door dartelheid ,soms in een verregaande mate . Even als voor het sprookje, komendezelfde themen weer in Vlaanderen als in Rusland , in Sicilië als inNoorwegen . Het nieuwe deeltje , waarvan de inhoud reeds in ons tijdschrift opgegeven werd , bevat een reeks van 36 Vlaamschedergelijke grappen , in Fransche vertaling , benevens een lijst van vrije woorden en uitdrukkingen, die betrekking hebben tot degesproken taal in Vlaanderen .2. Het Annuaire des Traditions Populaires voor 1888 ( Paris,Maisonneuve) brengt ons, behalve de adressen der beroemdstefolkloristen en een omvangrijke lijst van werken die op de folklore betrekking hebben , een afdruk eener curieuse prent uit de 16e eeuw: La Tentation d’Adam et d'Eve , en een merkwaardigeZuidslavische lezing van het thema van Maitre Pathelin , opgeteekend door Dr. Fr. S. Krauss . - De overige bijdragen zijn sprookjes enliederen . Het boekje mist het ernstig karakter, dat het jaarboek eener maatschappij welke vele mannen van wetenschap onder hareleden telt , zou moeten kenmerken . Een wetenschappelijk opstel konniet schaden; of moest de onbeduidende boterham van Certeux over den bezem deze rubriek vervangen?3. Archaeological Review. n . 3 .Junior - Right in Genesis (Joseph Jacobs) . De auteur bespreektde overblijselen van het Jüngsten -Recht bij de Hebreeuwen der Genesis , waaruit blijkt, dat het ook hier vroeger als instellingbestond . Toen de traditiën echter opgeteekend werden , was hetreeds door het eerste-geboorterecht vervangen . De aartsvaders en dehelden der stammen zijn jongste zonen; doch onder de theocratie was de opvolging reeds anders geregeld . Hij voert het ontstaan van dat recht van den jongsten zoon terug op den oorspronkelijkennomadenstaat; de oudste zoons verlieten het ouderlijk huis vaker,zoodat de jongste zoon allcev overbleef; toen de stam een vaste woonplaats koos, bleven zij meer samen . Deze zienswijze is instrijd met de opvatting van Lang, welke in het recht van den188jongsten zoon , en de rol welke deze immer in het sprookje vervult ,cen natuurlijke genegenheid wil zien voor den zoon van de laatsteen meestbeminde vrouw , in het ex hypothesi veelwijvig huwelijk(Z. LANG, Inleiding tot Mrs. Leiga's Vertaling v. Grimm , p LIX) .A Grimm ' s Tale in a Shetland Folklore Version ( KARL BLIND) .Het sprookje hier bedoeld , is Grimm's n ' 30: Läuschen undFlöhchen , bij ons zeer bekend. Wanneer wij onze Vlaamsche lezingdrukken, zullen wij de Shetlandsche lezing mededeelen . Zij isvan gewicht voor de studie van het sprookje in het algemeen , daarin deze buiten de gemeenschap liggende eilanden waarschijnlijkcen oude lezing is bewaard gebleven, hierheen gebracht door deHanseatische schippers , of behoorende tot den sprookjesschat deroorspronkelijke Scandinaafsche bewoners .Tot slot in Hinwatha and the Kalevala een korte schets, waarinKIRBY, die een Engelsche vertaling van het Finsche volksepos voor bereidt, eenige opmerkingen geeft omtrent het karakter der Finscheeposhelden , en in Longfellow's Hiawatha den invloed der Kalewalanawijst.Zooals men ziet , een zeer belangrijk nummer.4. De Simsonsage door G. A. WILKEN ( Gids 1888, n . 5)Prof. G. A. Wilken leverde hierin een bijdrage tot verklaring derSimsonsage , die door de zonnemythologen — kon het anders? – alseen zonnemythe opgevat is geworden . In zijn geleerd essay Über dasHaaropfer (Revue Coloniale internat. 1887. Mai- Juin p . 378) deeldehij nog deze zienswijze. Thans beproefde hij ze te behandelen als eensurvivance: zij bestaat niet bij de Hebreeuwen alleen , doch is medebekend bij wilde of verachterde volkeren . Zij berust op de algemeenmenschelijke voorstelling, dat de ziel een van ' t lichaam onafhankelijk bestaan heeft en hetzelve naar willekeur kan verlaten . Vandaar de voorstelling, dat het leven aan eenig vreemd voorwerp kangebonden zijn , waarin wel te verstaan de ziel is overgegaan . Menherinnere zich de Punchkin- of Kotscheygroep in ' t sprookje .Dat echter het haar als de zetel des levens , der kracht, beschouwdwerd , berust op de bandelwijze der wilden , om de ziel bij den doodeen uitweg te geven: dit geschiedt of door sneden die men zich aanhet lichaam toebrengt, of door het afsnijden eener haarlok; zooontstond de voorstelling , dat in het haar de macht ligt die men overiemand kan uitoefenen . In Grimm (4) , maakt zich de held in hetsprookje van den geest meester, met zijn baard tusschen eengespleten aambeeld te klemmen . Deze voorstelling kon licht sagen->189>doen ontstaan , waarin aan helden wonderbare kracht toegeschrevenwerd, zoolang ze hun haar behielden . De overeenstemming van dennaam Simson met het Hebreeuwsche woord dat zon beteekent, wordtdoor Wilken , volgens Lang, teruggevoerd op het gebruik der wilden ,om vele persoonsnamen aan natuurverschijnselen of natuurvoorwerpen te ontleenen . Wilken onderzocht in zijn opstel slechts degedachte die aan deze sage ten grondslag ligt: de feiten die er toebij de Hebreeuwen behooren , beschouwt hij als ontstaan uit de dichtende verbeelding . A. G.5. Het veertiendAAGSCH Tijdschrift, Cicl et Terre ( bestuurder,J. C. Houzeau) (1), doet in zijn n' van 1 Mei II . eenen oproep tot zijne lezers , zoouit de Vlaamsche als uit de Waalsche gewesten , om mededeeling van alle spreuken en rijmpjes, op «weer en wind»betrekking hebbende. De inzenders worden verzocht de vertalingbij het oorspronkelijke te voegen.Men wende zich tot den heer A. Lancaster, weerkundige-opzienervan het Koninkl. Observatorium te Brussel .BOEKBEOORDEELINGEN .H. WELTERS. -Feesten , Zeden, Gebruiken en Spreekwoorden in Limburg. – Venloo, Wed. H. H. Uyttenbroeck . 120 pp .ED. DE LA Fontaine . Luxemburger Sitten und Bräuche.Luxemburg. Peter Brück . 1883. — 168 pp.Zeden en gebruiken zijn voorzeker een der gewichtigste zijden van het volksleven; en indien een daarvan de macht der gewoontetoont, en het bewijs levert dat cenig tijdperk steeds een voortzet ting is van het vorige , ja , niets anders zijn kan , dan is de bevesti ging dezer stelling vooral op dit gebied te zoeken . Men herinnere zich , hoe voor een paar jaren het grauw te Amsterdam tot bloedige onlusten oversloeg, wegens het afschaffen van een barbaarsch volksspel , het aalbijten . Dit feit kan ons een denkbeeld geven van de gehechtheid des volks aan zijn vermakelijkheden ,feesten en gebruiken. Deze bestaan uit een locaal en een algemeen gedeelte; het eerste is verreweg het kleinere; het laatste berust op gelijken oorsprong voor verschillende volkeren , en op degemeenschappelijke ontwikkeling van heel het westen tot een betrekkelijk laat tijdstip. Veel van wat wij in Vlaanderen om ons zien verrichten, zullen wij derhalve terugvinden in de beide( 1 ) Onlangs overleden .190werkjes waarvan hooger de titel voorkomt; op dien grond hebben zij ook voor ons gewicht .Welters behandelt opvolgentlijk de feesten en gebruiken, die telken jare op zekere dagen terugkeeren, te beginnen met het Kerstfeest, dat het begin des jaars voorstelt, tot Sinterklaas. Ook de boerenregels worden aangegevenl;; dan volgen de gebruiken bij geboorte, huwelijk en begrafenis, de voornaamste plechtig . heden in het menschelijk leven; eindelijk een uitgebreide verzameling spreekwoorden en spreekwijzen , de minder ver staanbare met een verklaring . Schrijver dwaalt echter te veel van zijn onderwerp af; en wat het historisch gedeelte aangaat, zijn beweringen omtrent den oorsprong der feesten, dit zoo inge wikkeld en tot nog toe zoo weinig opgelost . vraagstuk der folklore, moeten meestal met groote omzichtigheid aangenomen worden , en zijn niet zelden blijkbaar onjuist . Zoo zou een gewoonte der Arcadische herders ons Vastenavond feest voortge. bracht hebben (p . 24)! - Niettegenstaande deze gebreken, isdit werkje niet van waarde ontbloot; doch zij ligt in het verza melen der feiten , die aan Limburg eigen zijn .Een meer wetenschappelijk karakter biedt het boek van Ep. de la Fontaine aan . Vooreerst is het vollediger: geen gewichtige dag werd overgeslagen; en schrijver benuttigde vlijtig Grimm en Simrock , wat zeker een aanbeveling is . De eerste helft behandelt de feestdagen; de tweede, de zeden en gebruiken die niet aan een vasten dag gebonden zijn: niet alleen de gewoonten bij kermis of oogstfeest, geboorte, huwelijk of sterf geval , doch vele zaken die van het volksleven deel maken of er mede in verband staan , vinden hier een plaats . Zelfs de zeden der gastvrijheid , tot het geven van een charivari toe,of het zetten van een strooman, worden door den schrijver besproken . Een interessant kapittel handelt over de heiligen in de volksgeneeskunde; een ander, niet minder gewichtig, over de rechtsoudheden en de sporen die zij in de taal achtergelaten hebben . En wat het boekje nog bruikbaarder maakt, is een goed uitgebreid register, dat de opzoekingen zeer vergemakke lijkt, en welk niemand die een verzameling van folklore uit geeft, moest achterwege laten .Dit boekje kan zeer geschikt den zamelaar in Vlaanderen 10t gids strekken , en zal zeker lust geven om het zoo belangwek kend onderwerp verder te doorgronden .AUG. GITTÉE .- 191 ->-A. G.(VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.In Navorscher, 1888 , p . 28 lezen wij:22. MISTELTAKKEN . – Van Kerstdag tot Driekoningen , hangen dejongelui allerlei takken van altoos groene boomen in de woonkamer,vooral aan spiegels , schilderij -lijsten en schoorsteenvazen . 't Zijntakken van Tuya ( levensboom ) , laurier-laurestine , hulst, dennen, enz.In Vlaanderen steekt de herbergier die Baarloop houdt een groenetak uit . Beide gebruiken schijnen dus met elkander in verband testaan .Wat beteekent Baarloop? Aan ' t adres van den Navorscher.Ik geloof niet dat het aangehaalde gebruik in Vlaanderen bestaat;ik ken het althans slechts in 't Walenland , waar een tak van eenimmer groenen struik of boom een herberg aanduidt.23. VEELVINGERIGE FAMilien. - In Navorscher 1888, Bijlagen, E ,wordt gewaagd van zesvingerige familiën. Te dezer gelegenheid herinneren wij aan de volgende sage, opgeteekend door Wolf (N.S.p. 95): «Dodon , cen Luiksch edelman , vermoordde, zoo vertelt hetvolk, den H. Lambertus van Luik . Hij had zes vingeren aan eene hand . Tot straf behield gansch zijn geslacht deze bijzonderheid ,en nog kleeft in ' t Luikerland verachting op iemand die zes vingerenheeft en gelooft men dat hij van Dodon's geslacht isBestaat hierover iets in Vlaanderen? A. G.24. GalgeMAAL . In Nuvorscher 1888, p . 17 en 331 vinden wijlezenswaardige aanmerkingen over een gebruik, dat, thans uitgestorven , sporen in de volkstaal achtergelaten heeft. Wanneer eendienstbode of een gast nog het middagmaal gebruikt voor hij het huisverlaat, zegt men soms: «ge moet maar goed eten , hoor, want ' t is uw galgemaal, - d . i . uw laatste maal. In Noord-Nederland zegt menook wel: «Je eet alsof je hangen mot, d . i . bijzonder veel . Datgalgemaal , of het laatste maal , dat den armen zondaar voor zijnlaatsten gang gegeven werd, was vroeger wel een feest , waar groote hoeveelheden groenten, vleesch en meelspijzen gebruikt werden , enwaaraan behalve de delinkwent en de beul ook de magistraten en degeestelijkheid deelnamen . In 1634 zond de predikant van Hanaueen verzoekschrift aan den graaf van Hanau, zijn heer en vorst, omde galgemalen niet in het vroege morgenuur te houden: a het bestware, indien ze na de terechtstelling werden bereid , opdat de eerwaarde geestelijkheid en de grootachtbare magistraat daaraan->192een uitspanning zouden kunnen vinden van hunne vermoeienissen ,Hoogst waarschijnlijk bedacht de goede man daarbij niet de hoofdoorzaak van die feesten (! ); hij zag niet in , dat dan de hoofdpersoonbij het galgemaal zou ontbreken , t . w. de arme zondaar.— In 1739werd dit gebruik te Zierikzee afgeschaft . A. G.25. DE VAMPIER . — Eenigen tijd geleden werd door de politie te Belgrado een levenlooze, geheel verstijfde man in de sneeuw lig gende gevonden. Men bracht hem naar het ziekenhuis, waar de dood bestatigd werd. Daar men de identiteit van den overledene had kunnen vaststellen , werd aan de familie kennis gegeven vanzijnen dood , en zij zorgde nu voor de begrafenis. Toen de lijkstoet buiten de stad was, wendde zich de koetsier van den lijkwagenplotseling om , luisterde een oogenblik met gespannen aandacht ,en hield dan de paerden in , terwijl hij den geestelijke, die aanhet graf spreken zou , toeriep: «Ik hoor, gerechte hemel, in dekist kloppen! De doode is weer ontwaakt!»De geestelijken en nabestaanden naderden nu behoedzaam dekist, maar toen zij werkelijk een luid kloppen vernamen, liepen zij,zoo snel zij konden, naar de stad terug , onder het geroep van: «De vampier! De vampier!»In Servië heerscht namelijk nog steeds hetgeloofaan den vampier,volgens hetwelk zij, die eenen onzaligen dood zijn gestorven, uithet graf opstaan , om de menschen te kwellen . De koetsier van denlijkwagen bevond zich nu met de kist alleen op den eenzamen weg.Toen nu het kloppen steeds luider werd, keerde de koetsier metden wagen om , legde de zweep over zijn paerd , en joeg in gestrektendraf naar den dichtstbijzijnden politiepost in de stad, waar hij hetgebeurde mededeelde . Men opende de kist, en de schijndoodebeklaagde er zich nu over, dat men hem levend had willen begraven .Intusschen was zijn avontuur nog niet ten einde . De politie vond ,dat haar de aangelegenheden van iemand, wiens dood behoorlijkwas geconstateerd , eigenlijk niets aangingen, en zoo moest de manweer in zijne kist kruipen , waarmede de koetsier thans naar hetziekenhuis reed . Daar werd de ontwaakte eerst uit zijnen benardentoestand verlost . Na nog eenige dagen onder geneeskundige behandeling te zijn geweest, kon hij het gasthuis, geheel hersteld , verlaten .De man was beschonken in de sneeuw gevallen , en terwijl hij liggen bleef, zoo verstijfd, dat men meende, dat hij dood was . Hethotsen van den lijkwagen op den straatweg had hem doen ontwaken .>193.Aftelrijmen.HENRY CARRINGTON Bolton . The Counting -out Rhymes ofChildren , their Antiquity, origin and wide Distribution , asludy in Folk - lore.. -- London, Elliott Stock , 1888. 123 p. 4".ledereen weet wat men door aftellen verstaat en kent waarschijnlijk zelf aftelrijmen . De kinderen stellen zich alle in eenring -— «in een rondering» zegt men in Limburg -; een vanhen neemt het woord , en terwijl het een rijmpje opzegt, wijsthet met elke heffing op een der spelers, waarbij het de ordevolgt «zooals de koffiemeulen of de zon gaat» , d . i . van linkstot rechts. Het kind dat het laatst aangewezen wordt, is af, d . i .vrij van de onaangename rol in het spel . Wanneer al de kinderenop twee na afgevallen zijn , wordt op dezelfde wijze tusschendeze beslist; wie overblijft , is er aan .Deze rijmpjes bestaan , zooals men weet, overal waar onderde kinderen spelen bekend zijn, zelfs bij de wilden . In ' ı Fransch heeten ze formulettes d'élimination , in ' t Duitsch Abzählreime,in ' t Engelsch counting - out Rhymes. Met dit onderwerp hieldzich onlangs een Amerikaansch folklorist bezig; hij opperde over den oorsprong der aſtelrijmen een nieuwe zienswijze, die hier in korten inhoud volgt .Vele dezer zijn onbegrijpelijk geworden; vaak in zulke mate,dat wij geen hoop hoegenaamd meer mogen voeden , debeteekenis ervan ooit weer te zullen terugvinden . Dan zijn hetnog slechts klanken , die als spreekoefening schijnen uitgedacht te zijn . Wie zijn tong eens in verlegenheid brengen wil, lezehet volgende Engelsch rijmpje hard op:One -ery, two- ery, ickery , Ann,Fillicy, fallacy , Nicholas, John,Queever, quaver, English , knaver,Stinckelum , stanckelum , Jericho , buck .Soms gaat een kleine ceremonie het rijmpje vooraf: menneemt een muts, en maakt er met de hand een paar malen cencirkelvormige beweging in , wat men , geloof ik , te Gent roerennoemt , roemmelen in Limburg; of wel spreidt een der kinderen den schoot yan zijnen kiel of voorschoot open , dien allen met16194den zoom vastnennen, en klopt eerst onder en dan op den bovenkant . Dit gebruik blijft ook wel achterwege , doch de woorden ,die er vroeger bij behoorden , zijn bewaard in den volgendenrimram, die hier onder zijn Hasseltschen vorm voorkomt:Roemmele roemmele deire pol!Deirum deirem derf,Kattre fingre ferref,Ferve jaan ,Die komt aan ,Annekes panneke,Goolgat ,EerlijkZijtHalfAf,Aaf. ( 1 )Hiervan hoorde ik in ' t land van Aalst , de volgende variante:Unom, dinom, dijrom ,Kwatrom, sirom , sijrom ,Serfereoun , dikkelamoun ,Hennegat, pennegat,Krouëgal, mouëgat ,Dikgat, Vetgat VogelAf!Wilt gij een ander voorbeeld , eveneens uit Limburg? Zie hier:Eene kleine witte -n-(h )ondMet een groot verbondHij draait zijn kontAl naar de zon .Zijne moeder heeft gezeid ,Pieg poega lette ,Pieg poegalocViZoe!Het aftellen steunt , zooals men ziet , op de gewoonte om lietlot te laten beslissen . Veel is hiervan nog over in de beschaafde maatschappij: In ' t spel , om te weten wie begint, wordt een kaart omgekeerd, of de tcerling geworpen; wie mijner lezers,( 1 ) Er bestaan andere lezingen, die ik hier weg laat; men zal ze vinden in' t Daghet, I , p . 159 en 177. Jan Bols bracht van dit «interessant» versje eenigevarianten samen . Ook in Noord - Nederland is het bekend, z . Van Vloten , Neder landsche Baker- en Kinderrijmen , II , p. 46.- 195die lot het onderwijs behoort, werd niet eens door het lot aangewezen als secretaris der maandelijksche conferentie, en gelastmet het opmaken van het verslag? Wie betaalde niet eens heelhet gelag? En tombola's , en het loten voor het leger, zijn evenveel overblijfselen van de gewichtige rol , die vroeger aan het lot toegekend werd in het beslissen bij moeielijke omstandigheden .Daar het mijn doel niet is , dit onderwerp in ' t ernstige leven te beschouwen , kom ik tot onze kinderen terug .Bij deze wordt nog veel door het lot uitgemaakt. Wij kennenallen het spel , algemeen paar of onpaar geheeten . Bij de oudenwas het reeds bekend onder den naam par impar . Men neemteen zeker getal boonen , of amandels, of knoopen , of muntstuk ken in de hand, en laat naar het even of oneven getal raden .Een variante ervan is het opslaan met muntstukken, een speldat overal evenzeer bekend is . Bij ons heet het kop of letter ,pile ou face in het Fransch, cross or pile in het Engelsch, enz . ( 1 )In andere gevallen raden de kinderen , of eenig voorwerp zichin de eene dan wel in de andere hand bevindt; soms hebben zijdaarbij een rijmpje. Bij iedere helling wijzen zij beurtelings op een der vooruitgestoken gesloten handen , terwijl zij zeggen , 200althans te Gent:Hótepatóte,Wat es de beste note?Hier of daar ,' t En es nie waar ,Laat dat zoete-n- ( h ) andje open gaan .( 1 ) In Limburg ook heet het: Kruis och munt ( z . ' t Daghet, 3c jaarg. p. 92) .Ook in ' t Fransch hcette het vroeger: croix ou pile. ( GaidOZ , Études de mythol.guuloise p . 74) . Op de oude muntstukken stond vroeger een kruis , dat Gaidoz als een symbool der zon opvat . Zulke muntstukken werden als geluksfetische aange zien . Hiervan is tot op onzen tijd een overblijfsel bekend , namelijk het geloof, dat een doorboorde penning geluk brengt. Onnoodig er bij te voegen , dat deze gedachte door vele onzer huismoeders gedeeld wordt, die zorgvuldig den «cent met een gaatjen in» in den zak of in de beurs dragen. Het oorspronkelijk voor werp was een kruismuntstuk, doorboord om als amulet omgehangen te worden .Sinte Genoveva werd door Sint Germain uitgenoodigd , zulk een muntstuk om den hals te dragen . In de Levens der Heiligen vindt men deze bijzonderheid doorgaans vervalscht; mijn uitgave van 1640 door Ribadineira en Rosweydus spreekt slechts van het kruis. De Bollandisten vermelden het muntstuk uitdrukkelijk:Cui Sanctus Germanus nummum ereum, dei nulu allalum, habentem signum crucis, a lellure colligens (Gaidoz p . 69) .196De door de laatste heffing aangewezen hand wordt geopenden toont of men al dan niet juist geraden heeft .leder onzer heeft vroeger wel eens het getal zijner knoopenlaten beslissen , of het vest gekocht, gevonden of gestolen was!Ik hoorde hier in ' t Walenland een soortgelijk gezegde ,waarin een gewas als orakel voorkomt: een voor een trektmen de bloembladen af, en zegt achtervolgens:Château,Maison ,Fourni ( = chaumière).Het woord dat het laatst uitgesproken wordt , voorspelt wat uals woonplaats zal le beurt vallen .Wien komt bij deze naïeve kinderspelen niet het tooneel uitFaust te binnen , waarin Gretchen het madeliefje op dezelfdewijze over de liefde van Faust raadpleegt: «Er lieb!! michliebt mich nicht... ) en het ook bij onze verfranschte Vlamin gen bekende gezelschapspel, met dezelfde bloem , waarinopvolgentlijk bij het uitrukken van een blad gezegd wordt:Il m'aime beaucoup tendrement -pas du tout .?De gewoonte, het lot in zekere omstandigheden de gedrayslijn te laten aanwijzen , klimt zeer waarschijnlijk op lot den primitieven mensch . Bij al de oude volkeren , Grieken , Romeinen, Arabieren , Hindoes , vinden wij ze terug. Het voorbeeld van Jonas , met het spreekwoord tot hetwelk het bij ons aanleiding gaf: ' t lot valt altijd op Jonas, is bekend . Ookbij half- barbaarschie volkeren wordt ze aangetroffen; bij de inboorlingen van Peru , b . v . trok men reeds het lot nit leteven en oneven getal .Oorspronkelijk maakte deze praktijk deel van den godsdienst,zoo als nog heden het geval is bij de Chineezen , waar menlotwerpers heeft van beroep. Het lot werd vooral geraadpleegdter ontdekking van misdaden en van gunstige of ongunstigelijdstippen. Eerst verbonden met den godsdienst, ging de gewoonte over op de toovenaars en tooveressen der middeleeuwen . Overigens, de loovenaar de priester waren oorspronkelijk éen, en tot op onze dagen is het niet zeldzaamdat de priester zich met tooverij bemoeit.CP un peu>ܪen- 197= VoorIn de eerste tijden van het Christendom verschijnt het lot alsdeelmakende van den godsdienst; deze praktijk was, onderzekere vormen , algemeen verspreid en bezat de goedkeuringder hoogste kerkleeraars. Ik bedoel de zoogenaamde SortesSanctorum , soms ook Sortes Apostolorum of Prophetarum geheelen . De Grieken en Romeinen reeds kenden iets soorigelijks in hun Stichomantie ( stichos vers; manteiazegging): hiertoe schreven zij plaatsen uit dichters, Homeros ofVirgilius of de Sibyllijnsche boeken over op papierijes , mengdenze in een urne en trokken er een uit. Uit het toevallig getrokken lot voorspelde men zich goed of kwaad . Ook de christenenzochten raad in de toevallig opgeslagen plaatsen van den Bijbel. Augustinus recds kende deze gewoonte . Volgens zijne leertoont het lot den twijfelenden mensch den goddelijken wil aan;hij bestempelt ook de lottrekkerij uit den Bijbel als goddelijkorakel , doch bij keurt af, dat het in wereldlijke zaken geraadpleegd worde. Ju Gallië werd deze praktijk intusschen weldra200 algemeen , dat de conciliën op brperking er van moestendenken . Bij Gregorius van Tours zijn er voorbeelden in menigte .Een enkel moge hier een plaats vinden: Toen prins Merowig,de zoon van Chilperik I , op bevel zijns vaders 101 priester geschoren, in den dom te Tours een vrijplaats gevonden hall,begaf hij zich tot het graſ des heiligen Martinus, legde hierop de Psalmen , de Boeken der Koningen en de Evangeliën en badlot den heilige, dat hij hem met Gods hulp zou openbaren, ofhij eens den troon bestijgen zou of niet . Na drie dagen gevastle hebben ging bij nogmaals tot het graf, sloeg de drie boekenna elkander op , en werd door den inhoud der gevonden plaatsenzoo verschrikt, dat hij zich weinig tijd daarna door een getrouwen diener met zijn zwaard doorsteken liet .De lottrekkerij met den Bijbel werd eveneens voor de keusder bisschoppen aangewend, in geval van oneenigheid . Op deze wijze werd Martinus tot den stoel van Tours, Anianus tot dienvan Orleans verheven ( 1 ) .( 1 ) Zie SOLDAN , Gesch. d . llexenprozesse, I , 116 .198->Wij kennen allen de zeer populaire Fransche «zaag» van«le petit navire qui n'avait ja - ja- jamais navigué, waarin hettrekken van het «kortere strooiken» dengene aanwijst , dienmen overboord zal werpen . «Strooikentrek» is nog heden bijonze kinderen een zeer verspreid middel om iets te beslissen .Bij de Middelhoogduitsche dichters is het zeer dikwijls vermeld:gräselin zichen heet het . Het strooikentrekken vond zelfs in derechtsgebruiken ingang , en de . halm werd een zoo algemeenmiddel , dat men gemeenlijk zegde: «Laat ons strooiken trekken» , zelfs wanneer het lot op andere wijze geraadpleegdwerd . Van daar nog de Duitsche uitdrukking: «den kürzerenziehen» ( 1 ) .Bij het lotnemen waren , vooral in later tijd, zekere woordenof volzinnen uit te spreken , ' t zij uit heilige boeken ontleend ,' t zij aan een gebed . De weg, dien deze bezweringen gevolgdhebben , wordt aangewezen door de verandering van de woor den uitgesproken door den priester bij het opheffen der hostie:hoc est corpus, in hocuspocus, de formule waarmede de gooche laar zijn toeren aanvangt.Op dezelfde wijze werden de heilige woorden tot toover woorden vooreerst der toovenaars; vervolgens , naar den alge meenen gang der dingen , tot speelzaken der kinderen .Onder den eersten vorm komen zij nog heden voor bijwaarzeggers en gelukvoorspellers; ook bij volksdokters , waarbijde geheimzinnige woorden vooral de verbeelding des patientenmoeten treffen . Daar deze een wezenlijk deel hunner kunst uitmaken , zal iedereen begrijpen , waarom het zoo moeilijk is ,hun een dier geheimen te ontwringen, en dat dit inderdaad hetgeval is , weet iedereen die zich met volksgeneeskunde bezighield . Eenige drongen echter tot de menigte door, zooals dietegen den hik , benevens andere.Wat den tweeden graad van ontwikkeling betreft, de gansch onverstaanbare rijmpjes mogen wel een dergelijken oorspronghebben: het bewijs voor of tegen deze stelling is bezwaarlijk te>>( 1) Zie Grimm , Rechtsaltertümer, p. 126; Zingerle, Das deutsche Kinderspiel im Miltelaller , p. 32.199leveren . Het hoeft heden geen bewijs. meer , dat vele voorwerpenuit het kinderleven een dergelijken oorsprong aan te wijzenhebben . Prof. Tylor, in zijn Primitive Culture ( 1 ) toont aan , hoe de zaken , die een gewichtige plaats bekleeden in het leven vanopgewassen menschen in een wilden toestand, op een hoogerentrap van ontwikkeling lot speelzaken voor kinderen afdalen;zoo b. v . de slinger, de boog en pijl, vroeger alle wapenen vanden primitieven mensch en nog heden van de wilde volkeren ,terwijl zij tot vermaak onzer beschaaldere kinderen dienen . Velespelen, in Europa en Amerika bekend , zijn navolgingen , tot vermaak bestemd , van gebruiken welke vroeger een gewichtigerol vervulden in het volksleven . Deze theorie bier toepassende,is Carrington Bolton van meening, dat geluksspelen gedeeltelijk overblijfsels zijn van de praktijken des tcovenaars, d . i . van den primitieven lotwerper; de heilige woorden werden de grond slag onzer aſtelrijmen . Eug . Rolland drukte reeds deze zienswijzeuit, ter gelegenheid van een aftelrijm door hem opgeschreven,en dat in de vorige eeuw nog als bezwering diende( 2 ).De rol, die door de geschiedenis der menschheid heen , steedsaan het lot overgelaten werd , maakt deze zienswijze zeer aannernelijk . Verdere studie zal op dit punt meer licht geven ,hoewel het in de meeste gevallen onmogelijk zijn zal , lot den zin dier rijmpjes zonder kop noch staart door te dringen , zelfsdoor een vergelijkende studie tusschen de meest verschillendevolkeren; want de rijmpjes ondergaan eveneens veranderingen ,zooals wordt aangetoond door voorbeelden in Bolton's boekopgenomen .Vele onzer aſtelrijmpjes moeten echter van jongeren oorsprong zijn, en werden verzonnen , eens dat het gebruikaangenomen was. Ook deze categorie biedt vaak geen zin meeraan; dat zij er vroeger een hadden, is klaar. Voor hetoogenblik, bij den tegenwoordigen stand der kwestie, op de beteekenis dezer volksvoortbrengselen theorieën bouwen , zelfszienswijzen opperen , schijnt gewaagd, en ik beken , dat ik nooit( 1 ) p . 73 en vlg. der Duitsche vertaling.( 2) Eug . Rolland, Rimes et Jeux de l'Enfance , p. 242 ..200verder gedacht heb, dan mij aan mijn lachlust over te geven,telkens dat ik op straat de jonge bengels bezig hoorde met hunrimram op te dreunen , die zich gewis slechts door maat en klank in hun geheugen ankert , en niettegenstaande alle gemisaan beteekenis zulk een taai leven bezit ( 1 ) . AUG. GITTÉE.VERTELSELS.12. Vetmoleken .Er was nog eens een klein meisken, en dat heelte Vetmoleken , en het kwam met zijne moeder, die leurster was, alle dagen voorbij eenklein huisken , dat aan den rand van cen bosch stond, al roepende:a Saai en garen! Garen en saai!»En in dat huisken woonde eene tooverheks. En op zekeren dagzegde deze: «Dat geroep verveelt mij! Vetmoleken, pas op!»En ' s middaags ging zij met eenen zak , midden in het bosch ,Vetmoleken afwachten , als zij terugkwam van de school. En zijstak Vetmoleken in den zak , en trok ermede naar haar huiskcn .Onderweg moest de tooverheks aan eene behoefte voldoen , endaarom vroeg zij aan een meisken , dat op haar bleekgoed paste , denzak eens evekens vast te houden .Als Vetmoleken met de bleekster alleen was , zegde zij: «Ach ,meisken lief, laat mij uit den zak . De tooverheks heeft mij eringestoken . Zet dien tob vol water in mijne plaats .»Als nu de tooverheks voortging, lekte de zak gedurig:- «Pis maar, Vetmoleken ,» zei het wijf; «gij zult thuis ookwel pissen!»Als de tooverheks thuis kwam , riep zij: «Ha! Nu heb ik u!»En meleen schudde zij den zak om .Maar, toen de tob voor den dag kwam , begon zij te razen , tetieren en te vloeken , dat de muren van haar huisken nog zwarterwerden als zij waren.«Wacht maar» , dacht de tooverheks; «ik zal u wel terugkrijgen! )En 's anderdaags ging zij weer met haren zak in het bosch staan .( 1 ) In dit boek geeft de schrijver ook eenige rijmpjes, die hij verkeerdelijkvoor aflelrijmen houdt. Hik , prik , sprouw p. 18 is een bezweringsformule legen den hik; né 115 en 121 ( p. 72) behooren tot het spel der schrapjes .201Vetmoleken werd er voor den tweeden keer ingestoken, en metharen last op den schouder trok de tooverheks naar huis.Onderwege kreeg zij weer eenen overval, en daarom vroeg zij aan ' nen boer, die eene doornlaren haag aan ' t snoeien was, om den zakeens evekens vast te houden.Als Vetmoleken met den snoeier alleen was , zegde zij: «Ach,baasken lief, laat mij uit den zak . De tooverbeks heeft er mij inge stoken . Leg dien hoop met doornen takken in mijne plaats .»Onder het gaan drongen de doornen in het verrimpelde lijt van de tooverheks:- «Steek maar, Vetmoleken ,» zei het wijf, «gij zult thuis ookwel steken .»Als de tooverheks thuis kwam , riep zij: «Ha! Nu heb ik u!»Maar, toen in plaats van Vetmoleken de doornen takken uit denzak vielen , vlockte zij weer als cen ketter .«Wacht maar» , dacht dc tooverheks , a ik zal u wel terugkrijgen!»En 's anderdaags ging zij nogmaals met haren zak in het boschslaan . Vetmolcken werd er voor den derden keer ingestoken . cn zonder overval kwam de looverheks ditmaal thuis.«Ha! Nu heb ik u!» riep de kol , en trok het meisken met deharen uit den zak .In het midden van de kamer zag Vetmoleken nu cenen kapblokstaan , en daarnevens ccne scherpe bijl .«Leg nu uw hoofdeken cens op dat bloksken» zegde detooverheks.«Dat kan ik niet» zegde Vetmolcken .- «Och» het is zoo gemakkelijk, — zegde de tooverheks.En daarop legde zij zelve het hoofd op den kapblok .Maar Vetmoleken nam nu de scherpe bijl , en kapte de tooverheksmet eenen houw den kop af.En daar sprong een hond door de ruit-en ' t vertelselken is uit . ( 1 )Antwerpen. J. VAN DE Venne.(1 ) Zie Volkskunde, 1888, afl. 1 , Adjendodderken en Anneken Tooverheks.17202 ->WOORDSPELEN EN SPREEKOEFENINGEN.(1)( Vervolg van bl. 9) .Men spreekt zoo snel mogelijk uit, en stelt daarbij de vraag, wat het uitgesprokene beteekent ( zie bl . 11 , a) en b) ):c) Keert d'hak anders!d ) Laat die lae toe!e) As ' t spek af is , hangt de wisch .f) De koe liep, ze viel.g) D’hesp hink er, de kat zat er aan .h) Spon Eva of at ze?i ) De koe nat in kwam .Spreek uit in eenen adem ( zic bl . 10 , a ) b) c) , en 11 , d ) e) en O)):g) Lange lange lomme lange latnagels.Kromme slomme populieren gaaiperse .ij Tien pond platte klont: in iederen platten klont con pond.(Gent.)j ) Mijn neus jcukt . Jeukt jou neus ook , zooals mijn jcukerige ncus jeukt? ( Haarlem . )k) Ginder achter Loenhouts akker ligt een breed blcek bcetblad .( 3 maal herhalen . ) ( Antwerpen . )Zeg 10 maal zoo snel mogelijk: wit paard!Zeg 10 maal zoo snel mogelijk , met een rogge-korreltje, waaraan nog kaf kleeſt, van achter op de tong: Ruggenen brood.Proeven van alliteratie:i ) Achter in den hof hangen drij droge doeken; drij droge doeken hangen droog. (Antwerpen .)j) Willem wou wol weven . Wat wou Willem weven? Wol wou Willem weven .k) Zes honderd zes en zestig ruiters zogen zes en zestig sauciesen zonder saus. (Gent.)1) Kobe kapt kattekoppen. Kattekoppen kapt Kobe . (Wambeke.)m ) Hoe knoopt Kobe zijn knopkes toe? Zoo knoopt Kobe zijn knopkes toe .n) Knaap de kapper knipt en kapt heel knap , maar de knecht van Knaap den kapper knipt en kapt nog knapper dan Knaap de kapper knipt en kapt; maar Knaap de kapper knipt en kapt heelknap. ( Antwerpen . )o) Noten kraken , nolen kraken,zonder de lippen aan te raken .p) De lucht die jaagt . Hoe mocht de lucht wel jagen?qı Te Moes achter de kerk Woonteen korte, gekrulde, gekrolde, gekroezelde klerk,En die heeft kort, gekruld , gekrold , gekroezeld haar,' k Wou da ' k bij dien korien, gekrulden , gekrolden , gekroezelden klerk waar '!( Denderleeuw .)>( 1) Uit de verzameling van P. d . M ..- 203>1 ) Daar was eens een (en ) blonte (n ) klonte(n ) man ,En diën ) blonte(n ) klonte(n )man had eene blonte klonte vrouw,En die blonte klonte vrouw had blonte klonte kinderen ,En dic blonte klonte kinderen eten blonte klonte pap uit ’ nen bonten klonten pot met eenen blonten klonten pollepel .s) Te vergelijken met n° 4, bl . 54 , en voorts met bl . 10, van dit tijdschrift:Keizer Karels kromme kreupele kindskinderen kaklen kleinc kromme kreupele keuteltjes. Kleine kromme kreupele keuteltjes kakten Keizer Karels kromme kreupcle kindskinderen . Te Genthoort men ook , met vrijwillig weglaten der k: ' eizer ' arels 'leine ' indere ' unnen ' leine ' romme ' eutels 'a'en .Onderstaande procven zijn niet alleen spreek . , maar tevens geheugenoefeningen.

1 . Goeden dag, gebuurman Slijsel!

Is er geen nieuws in de stad van Rijsel? –Wel ja , de generaal Zaadbak is daar gepasseerd Met 25,000 man , goed gemonteerd .Zij waren gekleed in 't fijnste laken,Gelijk zij in 't dorp van Vianen maken.Zijn (en ) naam is Huiben, wil( l ) wij verstaan .In Pikkardië(n) is zijne woning,Waar zij mei honden te snijden gaan . (Grimmingen .)2. Wel, broeder Karlo , hoe gaat het al ginter?Het gaat er al ginter gelijk het alhier gaat! Alsdat vader is doodgeslagen van eenen molen!Wel , hoe was hij daar aangeraakt?Een (en ) man gelijk onze( n) vader geraakt daar gemakkelijk aan. Hij ging bij den schoonmaker, om hem ( zich) een paar schoenen tc docn maken, en moest voorbij eenen molen passeeren . Als hij boven kwam , waren zijne armen al afgeslagen, en als hij bencden kwam , gaf hij drij kleine slagskens... en hij was dood.(Grimmingen ).3. Baas: Dag Klaas!Klaas: Dag Baas!Waar gaat ge naartoe , Klaas?Naar Sint-Nikolaas, Baas .Wat gaat gij daar doen , Klaas?K. Leeren weven , Baas .B. Wat wint gij , Klaas?K. Tien stuivers, Baas .B. Dat zou ik u niet willen geven , Klaas .Dan zou ik voor u niet willen weven , Baas .B. Dag, Klaas!K. Dag, Baas!Gocde reis, Klaas!K. – Van ' s gelijken , Baas! ( Antwerpen) ( 1 )B:-K.B:.-B.( 1 ) Medegedeeld door den heer J. J. Mulder.204>= 11 ,>5 ..4 . Drijmaal vijf is 10,tweemaal zes iszeven en drij is 8,viermaal vier is = 12.Honderd is zooveel als duizend in getal ,en acht niet meer als vier.Mij dunkt , gij vat het al!Een dozijn is = 5 ,en twee dozijnen = 7 ,nogtans is zeven =Is dat niet raar geschreven?Als er iemand is, die honderd heeft gebracht,dan schrijf ik 7 op,want acht en acht is = 8 .Die dat leest en niet en verstaat ,dat hij nog wat ter schole ga(at)! ( Ibidem .)Wie onzer lezers zal dit eigenaardige abracadabra oplossen?5 . Wat zei ze?Wat da' ze zei?Ikke, zei ze,trouwe' , zei ze,mee auw' , zei ze ,nog liever, zei ze,as mee auw,te trouwe' , zei ze,loop ik , zei ze,de beene' , zei ze,uit me lijf, zei ze,as mee auw, zei ze,te trouwe' , zei ze ...Da' zei ze! (Antwerpen .)6. Goeden dag zegt ze Jufvrouw Sluis, zegt ze Is uw vader zegt ze niet te huis, zegt ze?Mijnen vader – zegt ze — zit in den wijn , zegt ze Zoo'en jufvrouw - zegt ze —- wil ik zijn!Die ter kerk (1) gaat - zegt ze - moet z'n handschoenen - zegt ze --Brengen mee zegt ze want op den berg - zegt ze Is het koud, zegt ze Waar de sneeuw, — zegt ze — zich ophoudt(2 ). Op den berg zegt ze staat cen huis zegt Daar woont een jager zegt ze parabuis zegt ze Hij eet suiker zegt ze en hij drinkt wijn zegt ze Zoo'n jufvrouw — zegt ze — wil ik zijn . (Antwerpen) .zei ze,>------ ze-.( 1 ) Sic. Kent niemand eene andere lezing, ten berg , naar den berg, b . v .?(2) Medegedeeld door den heer J. J. Mulder.2057 . Jan Tap sloeg z'n vrouw ,En z'n vrouw sloeg het kind ,,En z'n kind sloeg den hond,En den hond beet de kat,En de kat beet het kanarievogeltje dood . ( ibid .)8. Eigenaardig is het volgende , op den naam: Schipperskapelstraat.Eene naald en cene spel' Schipperskapel.Eene naald en eenen draad - Schipperskapelstraat. ( 16. )Rijm -remedies tegen den Hik .Op bl . 11 , afl. 1-2, alsmede op bl . 162, 7° afl . , Volkskunde, deel. den wij cenige lezingen mee van cen rijmpje, algemeen bekend als over-probaat middel tegen den «hik» .In R. d. H. , 1869 , treffen wij nog de twee volgende:11. «Zeg zevenkeer zonder ademhalen:Ik en Snik gingen over de zee,Ik kwam weer en ' k en had 'n nie mee;wat te Wervick aldus gewijzigd wordt:12. Ik patjik springt over de zee,Breekt den hals enne kom nie mce.Ziehier thans nog enkele andere: 13. Snik , - spring over m'n rik (rug) , – over de zee , - breek den hals - en kom nie( t) mee(r) . (Walou )..14. Ik en snik gingen over zee ,En as ' k weer k(w) am , hadde'k de( n) snik nie( t ) mee (r ).( Eerneghem ). 15. Ik heb de hik , 16. Ik heb de hik ,ik heb de pik . ik heb de pik,Ik gäve ' t aan m'n bruur Jan , ik geef hem aan Jan die 't goed verdragen kan. en aan Alleman.( Tongeren ). ( Vroenhoven ).P. d . M..RAADSELS ( 1 ).( Vervolg van blz . 18 )Ziehier vooreerst een paar varianten op n' 4, het bekende raadsel van het hoenderei:Een rond rond standeken Daar loopt een manneken langs den kantZonder hoepel noch bandeken . Al met een kanneken in zijn hand.Die daar uit wil drinken , Hij kan er niet uit drinken ,Moet er een gaaljen in klinken . Of hij moet er een holleken in klinken .( Roesbrugge -Hueringe, West- Vl . ) . Riek , raad , wat is dat? ( Lokeren .)Varianten op nr 5 , bl. 18 , dle noot:Hoog verheven , nedergedaald ,Opengespleten (of opengekloven ), ' t hert uitgehaald .( Antw. , Gent, Meenen, Wamb. , enz . )(1 ) Uit de verzameling van P. d. M. ,206( Lokeren .)Hooger dan ecn huis,Kleiner dan een muis,Groener als gras ,cn witter als vlas .Riek , raad, wat is dat?Ecne variante op np 7 , bl . 18:Vier wielewielewiele ,Twee pielepielepiele En ’ nen poepzak .( Wielen, paerden , koetsier. ) (Gent )17 .Een jager ging terjacht met tien gezwinde honden .Nooit ( n ) iemand had gehoord, alsdal zij bassen konden .Zij hadden op hun hoofd elk eenen platten horen,Niet door de kunst gemaakt, maar ermee geboren .Al wat de jager kreeg, dat heeft hij dood geslagen ,En wat hij niet en kreeg, dat heeft hij meegedragen .( Die tien vingers op de luizenjacht in ' t haar! ) ( Roesbrugge-Haeringe,West.VI . ) .18.' t Was ne man en geen man.Hi ging over ' t veld, en ' t en was geen veld ,En hi droeg water, en ' l was nievers in. ( 16.)( Een verloofde, die over 't ijs gaat met eenen klomp bevrozen sneeuw aan zijnen wandelstok . )19.' t Groeit buten , ' t bloeit buten ,En ' t komt binnen staan dansen .(' t Hout eener wieg. ) ( 16. )20 .Hol boyen staert! Een huis zonder schouw,Die 't raadt , is goud waerd! Een man zonder vrouw,(De deur van eenen windmolen. )Een sloel zonder biezen .( 16. ) ( 1 ) Raad maar op, ge zult verliezen .(Kerk, pastoor, preekstoel .) (Lokeren .)22. 23.Drolleken - drei, God gaf e gebod,Liep over d'hei; En hij meende 't niet;Daar kwamen 2 withicren voorbij; Het wierd volbracht,Twee withieren , En ' t geschiedde niet ( 2 )In wille klieren; l'i Offer van Abraham .) ( Ibidem .)Ze kosten Drolleken -drei nee kieren .( De wind. ) ( Hasselt. )21 .( 1 ) 17, 18, 19 en 20, medegedeeld door den heer II . de Quéker.(2) Te Grimmingen aldus:Het gebod is volbracht,Maar geenszins geschied.20724. 25.VR.- Veur wa' pikt de haan in de pan? Wat was was, eer dat was was was?Antw. Omdat hij nie' lekken en kan . ( Honig, elders: koeivet. )( Hussell. ) ( Wambeke. )26. 26bis .Dic het maakl, en wil het niet .Een kleed zonder mouwen ,Die het draagt, begeert het niet. Die het heeft , moet het houën .Die het heeft, en weet het niet. Dic het ziet , wil het niet .( Eene doodkist . ) ( Antwerpen .) Zeg, wat me' raadselken bediedt .(Hetzelfde) . ( Lokeren) .27 .Wat staat er op écnen poot,En draagt zijn hert in zijn hoo( f)d?( De kool . ) (Wickevorst .)28.God ziet het nooit , de koning ziet het zelden ,En de boer ziet het alle dagen op de velden?( Zijns gelijke . ) ( Ibidem )29 .30.Er is iets; het lonkt en pinkt. Groen zien de muren ,Is ' t geen aardig dink?Wit zien de geburen ,(De lamp. ) ( Ibidem .)En zwart zien de papenDie in ' t kapelleken slapen .(De appel. )( Ibidem .)31 .Holderenbolder liep over den zolder, met een stuk vleesch in zijnen mond?( Een holleblok aan cenen menschenvoet.) ( Ibidem .)Tc Gent: Te Meenen:Holderkc-bolderke Holder -kabolderLiep op ' t zolderke Komt van den zolderMet zijn' nuil vol menschenvleesch. Met zijnen bek vol menschenvlecsch .32.Eerst levendig, dan dood, dan weer levendig.(Paerd , ploeg, voerman .) (Wickevorst .)33 .34.Daar loopt iets rond het huis ,Op den berg van Kannutselen,En zet op elken hoek een kruis . Daar is een ding, en dat wilde mij frutselen .( De balken en gewrichten van het dak . ) Het zwoor van de pijn!( Ibidem .) Ik wil van dat ding niet meer gefrulsсld zijn .( De bie . ) ( Ibidem )35.Waar worden de meeste nagels geslagen in de kerk?( In ' t wijwatervat.) ( Ibidem .)36.Een houten hutteken,Een koperen turluttekenMet eenen slinger in zijn gat,Wat ding is dat?(Een horloge . ) (Ibidem .) ( 1 )-( 1 ) 27 tot 56 , medegedeeld door den heer J. Peeters .. 20857 .Hoe hict Mozes, als de dochter van Pharao hcm uit het water doen halen had?( Mozesken ).38.Wat is grooter dan de bermhertigheid Gods?- (Zeuningenbosch: daar kan men in verloren loopen! )39.(Grimmingen ).-Welk gebed is krachtiger, dat van een vrouwmensch of van eenen manneninensch?(Dat van cene vrouw: want die leest ( d . i . bidt) met hare muts op! )( Ibid . ) .40.Wat is het onderhoud van eenen mensch?(Zijne holleblokken= onder-hout . )(Ibid .) 41 . 42.Een houten sleutel , ' k Heb het gezien en mag het zeggen ,Een wateren slot, Drij heb ik er opéen zien leggen .De haas er deur Als het eindelijk kwam lot schcên,En de jager in ' t kot! Was drij écn .( Mozes' roede, - de Roode Zee, — het ( Sneeuw , ijs, water. )Joodsche leger, Pharao . ) ( Payottenland.)( Grimmingen . )43 .Geel , groen , roo ranken Van hier tot Franken ,Van hier tot Parijs!Gij kunt het niet raåı ,Alwaar ' t werdt gij grijs.(Regeuboog, zie bl . 19, nr 15. ) ( Klein - Brabant )>>44. In R. d. H. , 1869, bl . 96, staat het volgende alleraardigsteraidsel, waarmede men dat op bl . 9 , Volkskunde , 1-2, gelieve tevergelijken .Daar was e keer een dingske,Dat hinkte en pinkte en knipte en winkte.Dat gij alzoo kost hinken en pinken en knippen en winken,Gelijk dat dingske, dat hinkte en pinkte en knipte en winkte,Gij zoudt ook kunnen hinken en pinken en knippen en winken ,Gelijk dat dingske, dat hinkte en pinkte en knipte en winkte .( Eene spin . )45. 46 .God en had het niet ,Op de papenvesten De duivel en wilde ' t niet, Staan honderdduizend nesten .De knecht gaf ' t aan zijn meester, In elk (en) nest daar leit ' en ei:En hij en had het zelver niet. Ik laat u raden tot half Mei.(Sint- Jan, zijnen Meester doopende. ) ( De sterren aan het uitspansel , z . bl . 18, n* 6. )( Payottenland .) (Payottenland ).- 20947 . 48.Tinge , linge, leurken ,Een ijzeren kreuleken ,Lap in ' t gat .Wie raadt , wat ding is dat?( Als men den greudel eener deur in het slot draait. ) (Mechelen .) ( 1 )(Wordt voortgezet).Een kort dik mainaaike,Met een roo( d) Friezen baaike,Een steenen herijeEn een kort stertje .( Eene kriek ). (2)(Meenen .)Andrew Lang en de Sprookjes van Perrault (3 ),Onze lezers kennen thans de zienswijze van Lang over ontstaan cn verspreiding der sprookjes. De Engelsche geleerde gaf onlangscen voorbeeld van de wijze waarop hij deze vraagstukken wil behandeld zien. Tot voorwerp van zijn proef koos hij de sprookjes vanPerrault . Al wat in dit nieuwe werk gezegd wordt tegen Max Müller of Benfey, laten wij hier ter zijde .Het ontstaan van een sprookje beslist hij vooral uit zijn thema:de Gelaarsde Kat, b . v . ontstond voor hem nagenoeg met den vormdien het in de Europeesche lezingen heeft, doch in een tijd vanreeds tamelijk gevorderde beschaving: de scheiding tusschen de standen is er een zeer gewichtig gedeelte van het thema. Het behoort voor Lang tot die sprookjes, welke voor de zedeles uitgedacht werden . Wuar echter ontstond het? Dil punt durft hij niet beslissen: hij vergenoeyt zich niet te wijzen op de vervanging derkat door een gazelle bij de Swahili's op Zanzibar, wat de oplossingder kwestie nog moeielijker maakt . Men waagt zich te ver, met er,als de school van Benfey, een antwoord te willen op geven .Alle gewicht legt hij op de studie der incidenten , welke hij , van den vorm dien ze verkrijgen onder de pen van den akademieker Perrault , terugbrengt tot de grondgedachte bij de oudc of de minder gevorderde volkeren . De klos , welke Schoonslaapsterken doet inslapen , brengt hij in verband met den slaapdoorn van Brunehilde ,het geloof aan den vergiftigden nagel in het hedendaagsch Indië, en den vergiftigden kam in 't Duitsche sprookje bij Grimm . — De

( 1 ) Medegedeeld door den heer Ern . Pallemacrls.(2 Medeged. door kapit. Van Ilalst .(3) Perraull's Popular Tales , edited from the Original Editions, with Intro duction, elc. , by Andrew Lang . Oxford , Clarendon Press. 1888 . Dit boekbevat een getrouwen afdruk der edilio princeps van 1697, cn cen voorrede van 118 bladzijden .>210grondgedachte van Roodkapje, namelijk het levend weer te voorschijn komen van ingezwolgen wczens, is zeer oud , als blijkt uit de geschiedenis van Kronos, en kon ook in den gecst der wilden ont .staan; zoo, b . v . , bij de Zoeloes en Kaffers. Men zal zich herinnerendat het vooral op dit sprookje is , dat de zonnemythologen hun verregaande scherpzinnigheid uitgeoefend hebben .In Les Fées toont Lang aan , hoc volgens een andere schikking deratomen , verschillende themen ontstonden; bij vele volkeren komt het sprookje van Perrault voor als een eenvoudig incident, in verband gebracht met de geschiedenis der ondergeschoven bruid ( 2. Grimm , 15); of, zooals bij de Kaffers, gaat het over in hetsprookje , waarin de man gedurende den dag een slarg is ( 1 ) .De onderscheidene punten zijner zienswijze, in ons nummer 7uiteengezet , licht bij bier toe door een voorbeeld . Hij had echterniet tot doel een theorie vooruit le stellen; daartoe , zegt hij , is het nog geen tijd . Toch ware het te wenschen, dat hij weldra de uitslagen , lot welke bij door zijn geheel praktische studie van het sprookje gekomen is , tot een overzicht verwerkte . Aug. GITTÉE .FOLKLORISTISCHE KRONIEK.1. Volk en Taal. Maandschrift over gebruiken , geschiedenis taalkunde, enz . , enz . , uitgegeven door de Zantersgilde van ZuidVlaanderen . - Oudenaarde .Nogmaals een folkloristisch tijdschrift, in denzelfden zin opgevatals Rond den Heerd en ' t Daghet in den Oosten . In de 8 bladzijden,welke die heeren «zanters > uit Zuid - Vlaanderen, meer bepaaldelijkuit de omstreken van Oudenaarde, maandelijks willen leveren , gaan zij bijdragen brengen op allerlei gebied: folklore, geschiedenis,taalkunde, enz . , enz. Men ziet , cen taalparticularistischen hutsepot! In het voorwoord, heeft de schrijver meer bepaaldelijk het oogop folkloristische stof . Hij spreekt er in van de «gejaagdheid (sic )! )voor Taal en Volk die geheel Vlaamsch Belgenland door van dag tot( 1 ) Over menigen trek aan het sprookje eigen bevat dit werk zeer gewichtige bijdragen: het zij genoeg te wijzen op de volgende punten: de rol van het jongste kind, dc overblijfsels van cannibalisme en ran lolemisme. Nog een woord over de voorrede: L. is van meening, dat het wel degelijk de zoon was van Perrault die deze sprookjes opstelde, en hij wijst met veel schranderheid op sommige plaat sen , waarin hij bepaald de meewerking des akademiekers meent te herkennen( p . XXXI) .211 C>dag grooter wordt.» Rond den Heerd en 't Daghet in den Oosten worden cervol vermeld , wij worden natuurlijk weggecijterd . Voordeze godvruchtige «zanters» bestaan wij zoomin als voor J. Claerhout van Thorhout (zie Belfort, n’ 7 , p . 56. )2. In het overzicht, dat Prof. Em . de Laveleye en Prof. Paul Fredericq ieder jaar over de letterkunde in België in het A thenæumvan Londen plaatsen , wordt ons tijdschrift aan de vreemde specia listen warm aanbevolen . In dat paragraaf staat een kleine dwaling:Sabbe en Vermast's Vertelboek is niet «een verzameling van oud Vlaamsche sprookjes» , zooals in ' t Atheneum gezegd wordt, maar cen keus van vertaalde sprookjes, meest uit Grimm en Bechstein .3. Het Congrès d'Archéologie op 5 , 6 , 7 , 8 en 9 Augusti 11. teCharleroi gehouden , besprak de noodzakelijkheid die er bestaat ,om eindelijk onze folklore op alle punten des lands te zamelen . Dewensch werd geuit, dat al de locale archeologische en historischegenootschappen in hun jaarboek een vraagboek zouden drukken,dat bij het zamelen tot gids zou kunnen strekken . Het scheen ons ,dat bij de bespreking het kultuurhistorisch belang van de studie derfolklore al te zeer uit het oog verloren werd , en dat deze nog voor velen schijnt te bestaan alleen in sprookjes , sagen en rijmpjes.Op de lijst der te behandelen punten kwam een voorlezing voorover les Nutons et les Sotais. Spreker moest zijn Prof. G. Kurth vanLuik . Deze voorlezing werd niet gehouden. Ze zal waarschijnlijk in druk verschijnen .4. Heidens. Het populair tijdschrift Vragen van den Dag (Amster dam , C.L.Brinkman)n "7 brengt een opstel over de Heidens . Schrijver,II . TILLEMA van Leiden , geeft interessante beschouwingen over den oorsprong en de omzwervingen van dezen volksstam . Zij beweerdenvroeger niet zelden uit Egypte te komen, op welken grond veelalde naam berust dien zij in verscheidene talen dragen: gypsies in ' t Engelsch , gitanos in ' t Spaansch; ook bij ons landvolk Djipten ( omstreken van Eecloo) en de vrouwen Djippenessen ( Land van Aalst) . In 1417 , zegt Tillema, treft men ze aan in Moldavië,Wallachije, Transsylvanië, Hongarije en daarna in Saksen . > In1420 vertoonden zij zich het eerst in Noord -Nederland en wel leDeventer; het is niet onwaarschijnlijk dat het dezelfde bende was,die in 1419 in Vlaanderen vertoefde. (2. Fr. De Potter , Gesch . v .Aalst, I , 293) .Reeds dan , zooals blijkt uit dit artikcl , gingen de Heidens voor demenigte «met den duivel om» , a Ze wendden voor dingen te welen ,212welke voor gewone menschenkinderen diep verborgen waren enhielden zich bezig met waarzeggerij en met meer zaken , die in de mogen van min ontwikkelden een bovennatuurlijken oorsprong hadden. ) Nog heden is hicraan niets veranderd: vele onzer waarzegsters of kaartlegsters behooren mede tot de Heidens.Dit wonderbaar karakter , dat de incnigte aan dezc zwerverstoeschreef, droeg niet weinig er toe bij om menig bijgeloof staandete houden of aan te kweeken . In Holland als in Vlaanderen schijnthet volk eenstemmig te zijn om te verklaren dat «de Heidens legenhooi en korenschelven vuur aanlegden, zonder dat deze daardoorin brand geraakten .» Deze herinnering is nog heden in Vlaanderenlevendig. Jaak Van de Velde teekende ze op te Auwegein bijDendermonde (zie Wodana, p . 36); en nog onlangs hoorde ik ze teBurst. Hetzelfde feit wordt (Wodana, p . 155) toegeschreven aan deLaplanders, d . i . de Kabouters op sommige plaatsen; toch schijnthet mij dat hier verwarring heerscht en dat hier meer bepaald vanZigeuners spraak is .De Djippenessen of Jippenessen ( uitgespr. met Fransche;) waren een soort van tooveressen . Hoe zij er uit zagen weet men niet meer,Te Burst woonden zij «toe Fliepe's» d . i . op het hof van Flips .Zij waren wasschersen; op zekeren dag mocsten de lieden van het hof hun lijnwaad drogen , doch dat was wegens den hevigen regen niet mogelijk . De Jippenessen zegden: «laat dat maar aan» . Ze namen het lijnwaad mee, en hangden het boven in de schuur; en inderdaad , ' s anderdaags morgens was alles droog.Na een zekeren tijd wilde men die gasten op het hof niet meer dulden: de pachter zei hun dus dat ze moesten verhuizen . De overste van de Jippenessen zegde dat zij zouden weggaan indien zij zooveel hesp en brood meckregen als zij noodig hadden . Toen hierin toegestemd werd , graafden de Jippenessen een put achter de schuur, en kropen daarin , de overste het laatst met de hesp en het brood . Zoo zijn ze dan naar hun land teruggekeerd .»Over de zeden en levenswijze der Heidens bevat het opstel vanTillema nog belangrijke bijzonderheden . Het is voor ons mede een gelegenheid het tijdschrift Vragen van den Dag in de aandacht desVlaamschen lezers aan te bevelen . A. G.Ons over213 ->BOEKBEOORDEELINGEN.Mr. L. A. J. W. Baron Sloer. De Dieren in het GermaanscheVolksgeloof en Volksgebruik. - ' s Gravenhage. Mart. Nyhoff.1887. 478 p.Wie maar eenigzins zijn jeugd en haar onschuldige vermakengedenkt, zal tevens onmiddellijk begrijpen , waarom het kindtot de dieren wereld een stap nader staat dan de volwassenmensch . Met de dieren hebben wij allen inderdaad in onzekinderjaren intiemer omgegaan dan thans het geval is .Wie herinnert zich niet de rijmpjes, waarmede wijzekere dieren begroelten , de vogels vooral en sommigeinsekten? Terwijl wij onzen meikever of «meuleneer» aanzijn koordje lieten vliegen , hebben wij allen vroeger hetbekende deuntje gezongen of eenig rijmpje opgezegd. Wie onzer riep niet eens tegen de kraai, «dat haar huisjeafbrandde»? Wie beloofde niet eens aan de slak dat «zij eenkluitje boter zou krijgen» , indien zij haar horentjes uitstak? —De heer Sloet wilde in dit boek de plaats bepalen welke dedieren in de Germaansche folklore innemen . Heden is van hetengere verband , dat tusschen onze voorouders en de dierenwereld bestond , nog slechts weinig over: de rijmpjes en wreedespelen bij de kinderen , de spreekwoorden en vergelijkingenbij alle standen bekend, de gebruiken en de bijgeloovigheden welke zoo vaak aan alle wetenschap weerstaan . Het tot nog tocniet uitgestorven geloof aan den weerwolf kan het geluigen . Dit alles bistorisch behandeld , werd door Sloet zooveel mogelijkuitgelegd en in verband gebracht met de mythologische voor stellingen, de sprookjes en sagen , waarin de dierenwereld han .delend verschijnt. Niet zelden lieten zij in de volkstaal sporenna , waarvan de beteekenis ihans duister is . Dit boek werpt een helder licht op het maatschappelijk en verstandelijk leven vanden middeleeuwschen mensch . In zijn geest werd het dier opdenzelfden rang gesteld als de mensch: de Maatschappij lerbescherming der Dieren bestond in de middeleeuwen reeds feitelijk , althans op sommige punten . Zoo kende men tot in 1780 le Zurich hei Katzenrecht, volgens hetwelk de mishandelingen>214van den mensch een tegen de dieren bestraft werden; vanandere zijde is het, zooals men weet, niet zelden gebeurd , datde dieren voor hun toegeschreven misdaden moesten boeten .Zekere dieren behoorden tot het huisgezin der goden; deveranderingen van deze in vogels komen dikwijls voor . Dedieren bezitten zelfs een hoogere wetenschap dan de menschen:de proeven in het sprookje worden veelal volbracht met behulpvan dieren , welke ook niet zelden voorspellend optreden . Nogheden is het gehuil van een hond of het geschreeuw van eenkerkuil voor velen een teeken van dood of van ongeluk . Deoverblijfsels van de vroegere denkbeelden op dit punt zijn nogtalrijk. Sloet verzamelde ze met veel vlijt en benuttigde eenmenigte werken van vreemde folkloristen . Zijn boek legt getui genis af van degelijke studie, en is een zeer interessantebijdrage tot het goed verstand onzer hedendaagsche ontwikkeling . Aug. Gittée .Felix LIEBRECHT . - Zur Volkskunde . Alle und neue Aufsätze.Heilbronn, Gebr. Henninger . 532 p . ( 12 mk . )Met spijt vernemen wij , dat Felix Liebrecht, de bekendeDuitsche folklorist die sedert lange jaren te Luik verblijft,onlangs zijn bibliotheek aan een Duitschen boekhandelaarK. F. Koehler te Leipzig, zoo wij wel ingelicht zijn , bij wien de katalogus eerlang zal verschijnen verkocht heeft. Dezemaatregel vindt zijn grond in den slechten gezondheidstoestand ,waarin de grijsaard , die zich geheel zijn leven aan de studie derfolklore wijdde, sedert een paar jaren verkeert . Hiermede is hij voor de folklore afgestorven . Hij die weet, hoe grondig zichLiebrecht op zijn lievelingsgebied als meester onderscheidde,zal het verlies beseffen , dat onze wetenschap door zijn verdwijnen ondergaat. Naast Reinhold Koehler van Weimar genietniemand meer gezag dan hij; en dat is ook ten volle verdiend:want hij bezit niet slechts de letterkunde der oudheid , ook vande middeleeuwsche letterkunde is bij doordrongen , en onder demoderne werken , door de folkloristische beweging voortgebracht, is er wellicht geen hem vreemd gebleven . Verba zend mag men de belezenheid heeten , welke Liebrecht steeds- 215-aan den dag legde; alsook het geheugen waarmede hij zijnveelomvattende lezingen wist le pas te brengen . Hij leest benevens de classieke , al de Germaansche en Romaansche talen ,niet zelden met hun dialekten en middeneeuwsche vormen . Hijleverde in 1846 ceri vertaling van Basile's Pentamerone uit hetNapolitaansch; in 1851 ecn vertaling van Dunlop's History of Fiction, rijkelijk met aanmerkingen vermeerderd; in 1856een keus uit Gervasius van Tilbury's Olia Imperialia, dat bijeveneens met de vrucht zijner uitgebreide lezingen verrijkte.Sedert lange jaren leverde hij bijdragen in vele' Duitsche tijdschriften . Zijn werken behoeven geen aanbeveling; alleen voorhem , die er mede mocht onbekend zijn, geven wij hier deninhoud zijner verzamelde opstellen , die hij in 1879 te Heilbronn bij de gebr. Henninger uitgaf.A. Sagenkunde: Der Mäusethurm . – Romulus und die Welfen. -Zu den Nugae Curialium des Gualterus Mapes . Dic Todten vonLustnau . --- Die Ragnar Lodbrokssage in Persien . GermanischeMythen im alten Amerika . – Neugriechische Sagen . - Arabische Sagen über Aegypten . Sicilische Sagen . Aus Nordindien .Godiva . Robert der Teuſel. Juan de los Tiempos. Zu Maricde France .B. Märchen und Fabeln: Zu den Avadanas . Eine mittelhochdeutsche Fabel .C. Novellistik und Schwänke: Die drei Frauen . Der verstellteNarr . · Zum Decameron .D. Volkslieder: Neugriechische Volkslieder. Ein SicilischesVolkslied . Ein Schweizer Volkslied .E , Mythologie, Religionsgeschichte, Volksglauben , Sitten und Gebräuche: Amor und Psyche . — Zeus und Semele . -- Purůravas und Urvaci. Tammûz- Adonis Ein Fuchsmythus . Diegeworfenen Steine . - Die vergrabenen Menschen . - Einc alteTodesstrafe. - Der hegende Faden . - Norwegischer Aberglaube. -Deutscher Aberglaube. - Schottischer Aberglaube. - Isländisches. Portugiesisches. Einige Sitten und Gebräucheverschiedener Völker: Maibaum; Kiltgang; der Frauenabend;Mitbegraben; Speerritzung; Grashalm im Munde; Skimmington;Real, Real!; Kinderspiele; Parallelen zu Sitten und Gebräuchen deralten Griechen und Römer. Italische Mythen. Der Humor imRecht. - Rechtsalterthüiner: Diebstal; Jüngstenrecht; Adoption;.--..216Frauenprärogativ; Brücke . Der auſgegessenc Gott . Einarabisches Recept .F. Allgemeine Literaturgeschichte: Die Quellen des Barlaam undJosaphat. - Zur Literaturgeschichte des Wolfdietrich. ZuSchillers Braut von Messina . Zum Parzival? Zur englischenVolksliteratur. Ein Curiosum .G. Sprachliches, Redensarten , u . s . w.: Das Verlorene Hufeisen .Englische Redensarten . - Et celera Bundschuh . Einegimpelhafte Frage. — Unverwissen . — Fander , fanner, gooseberry .Erkyin . Gernde Leute in Schweden .Dit boek is een rijke arsenaal van inlichtingen in alle vakken der folklore en mag in geen goede bibliotheek ontbreken,evenmin als Grimm's Mythologie .Wanneer men in de bronnenlijst een gedeelte der werken opgesomd ziet , welke Liebrecht's bibliotheek uitmaakten , zalmen begrijpen waarom wij diep betreuren dat zijn boekenkast,die ware schatten bezat, niet tot eene der Staatsbibliothekenoverging . Nog lang zal met betrekking tot deze over armoedeop folkloristisch gebied geklaagd moeten worden .Aug. GITTÉE .VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.26. HUWBAAR.. -— Als een eigenaardig gebruik in Limburg, vermeldt de Limburger Coerier ' t volgende: Wanncer een jong meisje huw baar is, blijft zij des Zondaags namiddag t’huis. De jongelingen , die cen goed oog op haar hebben , verzamelen zich in eene herberg , die ' t dichtst bij, liefst tegenover hare woning ligt . Wie ' t eerst komt,mag ' t eerst het aanzoek wagen. Hij begeeft zich naar haar huis,en kan zeker wezen , dat de moeder de deur opent . «Mag ich de partie hebbe?» moet hij vragen . De moeder gaat naar binnen, envraagt hare dochter, of zij den aanzoeker wil ontvangen . Wordt hij toegelaten , dan praat hij over het weer, over de bezittingen der ouders, de paerden , de koeien , enz .. Brengt hij het zoo ver, dat hij met het meisje cene wandeling door het dorp mag doen, dan is het huwelijk geklonken . Wordt hij afgewezen , dan keert hij terug naar de herberg, en is de beurt aan nummer twee.( Weekblud . van leperen , 50 Juni , '88 . )217Het Mannetje in de Maan.>Een der legenden, die in den ouden en nieuwen tijd , in oost en west, in noord en zuid , bij beschaafde en onbeschaafdevolken , het meest verspreid zijn, is wel die van een man in de maan . Laten wij eerst eens zien , wat van die legende in Nederlanden elders al zoo verteld wordt, om daarna haar genealogie na tegaan .In Groningen verhaalt men, dat, toen een groentenverkooper eens een onwaarheid sprak ten opzichte van zijn koopwaar, erbijvoegende, dat hij met juk en groentenmanden naar de maan mocht varen indien hij geen waarheid gesproken had , hij opstaanden voet met al zijn rommel naar de maan werd verplaatst (! ) .In andere streken van Nederland houdt men zich echter meeraan het algemeene verhaal van een man , die den zondag ontheiligde door een takkebos le stelen en toen voor straf in de maangeplaatst werd . Zoo vertelden het mij o . a . een jongetje van8 jaar uit Utrecht geboortig en een ander ventje van 9 jaar hieruit 's-Gravenhage. Bij de geldersche boeren pleegde hij den diefstal op Kerstnacht; ook had hij toen een hond bij zich , die volgens hen zeer duidelijk in de maan zichtbaar is .In ' t Graafschap Mark vertelt men: Een man wilde stelen ,doch de maan scheen en hinderde bem. Toen vervloekte hij demaan en riep: «Wil je weg gaan!» Toen God dat hoorde,liet hij den man de keuze in de zon te verbranden of in de maante bevriezen . Hij koos het laatste en nu zit hij nog in de maan (2 ) .Op andere plaatsen in Duitschland – ook hier en daar in Neder land is ' t een man met een bosje hooi op den rug . Deze persoonhad zich op zekeren avond naar een boer begeven om een bosje hooi te vragen . Toornig gaf de boer ten antwoord: Loop naarde maan, met je hooi! , welke verwensching oogenblikkelijk invervulling ging en zoo zit hij nog tot den huidigen dag toe daarboven . Een andere lezing is , dat de man een bosje dorens of zoo( 1) Navorscher's bijblad 1855 p. xxvi.(2) J. W. Wolf. Die deutsche Götterlehre, Göttingen und Leipzig, 1852 ,p .101 .18- 218iets op den rug heeft, doch hoe hij daaraan komt meldt men niet .Te Salzwedel verhaalt men , dat het een meisje is , dat daarbovenin de maan zit te spinnen . De oorzaak is deze: In een dorp uitde buurt , woonde een weduwe met een dochter, de beste spinsteruit den omtrek. Zij verdiende daardoor voor zich zelve en haarmoeder de kost. Maar het meisje had een gebrek: zij hield veelvan een pretje, en dat werd haar ongeluk; want op een Mariafeest (waarop naar het volksgeloof, de ongehoorzame kinderendadelijk na eene overtreding van het vierde gebod gestraft worden )was zij gaan spinnen en had haar moeder beloofd vóór middernacht thuis te zijn. Onderweg naar huis hoorde zij echter, datergens muziek gemaakt en gedanst werd; zij bleef daarbij totverre na middernacht. De moeder werd eerst ongeduldig, toenongerust en zeide: «Ik wou dat het ongehoorzame kind in demaan zat en daar spinnen moest!» Dadelijk werd deze wenschvervuld en nog heden zit zij in de maan , waar zij de fijne dradenspint, die in den herfst op de aarde vallen ( 1 ) .Volgens een andere sage lag op zekeren keer een dronkaardtegen de helling van een heuvel , met zijn hoofd op een takkenbos te slapen , toen de opkomende maan , die juist sikkelvormig was, met de punt van haar benedensten hoorn zoowel in hettouw van den takkenbos als in den broekzak van den dronkeman haakte , beiden van den grond lichtte en met zich naar dehoogte nam. De man werd in die hangende positie wakker envreesde naar omlaag te zullen vallen , waarom hij zich opwerkte ,de tak kenbos op zijn nek nam en hoopte, als de maan over eenuur of wat onderging, er weer bedaard af te stappen . Tot nogtoe is hem dit echter niet gelukt en tot afschrik voor alledronkaards moet hij ten eeuwigen dage in de maan blijvenpronken (2) .Anderen zeggen , dat het de eerste tabaksrooker is , die tot( 1 ) Wij hebben deze legende eenigszins uitvoeriger dan de andere mede gedeeld , omdat daardoor het ontstaan der zoogenaamde herfstdraden door het volk verklaard wordt . Zie verder over deze legende: Temme, Volkssagen der Allmark nach den Akten des Altmark . Verein für Geschichte, n° 49.(2) Cf. Van Lennep en Ter Gouw, De Vilhangteekens II , p. 19.219straf door den schoorsteen naar de maan vloog , omdat hij zelf van de menschen schoorsteenen maakte ( 1 ) .Volgens eenige nederlandsche dichters is de man in de maan niets anders dan het begeerlijke voorwerp, waarnaar jongemeisjes, die geen vrijer hebben , zoozeer verlangen , en dat zij haast wel uit de maan zouden willen wegkijken ( aan haar zijnatuurlijk ). Volgens Breeroo is het een aardig meisje ( Angeniet),dat de hoofden van alle mannen op hol bracht en daarom doorJuppiter in de maan geplaatst werd. (Mededeeling van VAN Lennep en Ter Gouw. )Volgens sommige Zweden zijn er kinderen in de maan , die een gevulden emmer dragen; andere zien er een man met eenhond in; weer andere kennen den diefstal van takkenbossen opzondag.De bewoners van Indië zien een haas in de maan en de Chineezen beelden dit hemelteeken nooit af zonder er een haas inle plaatsen , die rijst fijn stampt . Zelfs in de chineesche lettergreep, die maan beteekent, kan men duidelijk den omtrek derhalve maan , den haas en den stamper waarnemen . De aandoenlijke legende , die hieraan ten grondslag ligt, wordt ons medegedeeld door Hioen- Tschang, die ze in 648 uit het Sanskriet in zijne taal overbracht ( 2).En hiermede nu zijn wij op het gebied der historie aangeland .Wij vinden verder , dat de legende , de man met den takkenbos ,reeds heel vroeg in Europa bekend was . Immers, men heefteen zegel uit de XIVe eeuw ter sprake gebracht, dat een manvoorstelt, die een takkenbos van dorens in de maan draagt,met het zeer ondubbelzinnige randschrift: TE WALTEREDOCEBO CUR SPINAS PHEBO GERO (3 ) . Ook Necham uitde Xile eeuw spreekt van dien man in de maan .Op twee plaatsen heeft Dante over den man gesproken; bij.( 1 ) Ibid . (2) Cf. JULIEN, Mémoires sur les contrées occidentales, vol . I , p. 374. Lemagasin pittoresque XXVII, p. 311 . Navorscher X, p . 273.( 3) Cf. de beschrijving en af beelding van dit overmerkwaardig zegel in het Journal of the Archeological Institute, March 1848, p. 66, 67 (mede in het gemakkelijker toegankelijk boek van S. Baring-Gould, Curious Myths of the Middle - Ages, p. 198. – A. G.) .220.hem is het Kaïn , die daar huist. Ook hij vergeet de dorens nieten zegt:e tocca l'onda ,Sotto Sibilia , Caino , e le spine (1 ) .Op eene andere plaats herhaalt hij nog eens hetzelfde ( 2 ).Een talmoedische vertelling meldt ons , dat het Joseph is , diezich in de maan bevindt . CHAUCER (3) en SHAKESPEARE (4) kennenook legenden van den maanmensch .Plutarchus reeds heeft een verhandeling geschreven: Trepiτου TO εμφαινομένου προσώπου τώ κυκλώ της Σελήνης(over het verschijnsel van een aangezicht en kringen van demaan) (5) en Clemens van Alexandrië zegt ons, dat in de maanzich de ziel eener Sibyl bevindt ( 6) .Ten slotte kunnen wij nog mededeelen, dat er dikwijls verband is gezocht tusschen deze legende en het bijbelverhaal ,Numeri XV, 32-36 , waar verhaald wordt , dat een man, die opzondag hout gesprokkeld had , gesteenigd werd . Wij gelooven echter, dat er oorspronkelijk geen verband bestond , dat de oor sprong der legende diep in de Oudheid verscholen ligt en eennatuurlijk gevolg is van ' s menschen waarnemingsvermogen dat in de maanvlekken een menschelijke gestalte meende teherkennen – maar toch ook , dat sommige en daaronder de inEuropa meest verspreide lezingen bepaald Abarten moeten zijn van het Bijbelverhaal. N. G. K. de BAZEL.-Ter gelegenheid van het hierboven gegeven opstel , wil ik niet nalaten over dit onderwerp een uittreksel mede te deelenuit een werk , dat, hoewel door een landgenoot geschreven en inons land uitgegeven, veel meer de aandacht van het publiek tot zich trok in den vreemde dan in België . Ik bedoel de Bibliogra phie Générale de l'Astronomie door J. C. Houzeau en A. LAN(1 ) Inferno, XX. 125, 126 .( 2) Parad. II , 51 .(3) Test of Cresseide, 260; Troilus I , Stanza , 147.( 4) Tempest II , 2; Midsummern . Dream III , 1 .( 5) Cf. Plut. Opera, Paris, 1624, II , p. 910.(6 ) Sibyllina oracula, Parci. 1607 , p. 97 , 98.- 221>CASTER. Wat voor een niet- speciaal publiek hierin gewichtoplevert, is vereenigd in de geleerde inleiding, door wijlenJ. C. Houzeau vooraan dit werk geplaatst. Het is zeer te betreu ren , dat zij niet ook afzonderlijk werd uitgegeven; onder alleopzichten is ze den oud-bestuurder van het Observatorium teBrussel waardig. Ik kom later nog op het werk terug, doch wilvoor als nog niet nalaten de aandacht onzer lezers op de vermelde inleiding te roepen . Zij vormt op zich zelve een uitgebreid boekdeel , 310 bl . gr . 8° , waarin de schrijver eengeschiedkundig overzicht gaf van de astronomische voorstellingen bij de onderscheidene volkeren . Op menig punt raakte hijaldus de volksbegrippen op dit gebied aan , en zijn werk bevatderhalve veel , wat tot de folklore der astronomie behoort enons belang kan inboezemen . Houzeau behandelde dit zijnlievelingsvak met zijn bekende encyclopedische wetenschap, enik moet mij waarlijk geweld aandoen om hierover niet in bijzon derheden te treden en over zijn verdienste als ethnograafen folklorist uit te weiden , in plaats van te spreken van .... het Mannetje uit de Maan.Houzeau beschouwde de verspreiding der voorstellingen , en na de algemeenheid van deze te hebben vastgesteld, onderscheidthij twee voorname typen , welke een zekere geographische ver deeling hebben .a Zoo, v zegt hij ( p . 40) , «is in Oostelijk Azië de gemeenevoorstelling die van een haas of een konijn . Het is klaarblijkelijk,dat zij zich voortplant van mensch tot mensch en van geslachttot geslacht . Bepalen tot welk tijdperk zij behoort, wareonmogelijk; maar, indien men de taaiheid van dergelijke indrukken in aanmerking neemt, zoo is er veel grond om te denken ,dat zij tot een zeer hooge oudheid opklimmen .De Japaneezen en Chineezen zien in de maanvlekken eenkonijn op zijn achterpooten zittende , voor een mortier, en in zijn voorpooten een stamper houdende, waarmede het op oosterschewijze rijst fijn stoot . De Hindoes zien er een haas in , wat nage noeg hetzelfde is , waarom zij de maan haasdrager noemen .Soms is de haas vervangen door een ree , dat vreedzaam op hetgras weidt, van waar de naam reedrager. De Siameezen plaatsen(>222>mede in de maan de gestalte van een haas , hoewel eenigen ereen man en een vrouw in zien , die een veld bewerken . Dochwat zeer merkwaardig is, dat is , dat voor bijna al de Indiaanschestammen van Noord- Amerika , de haas het zinnebeeld is van demaan . Met deze beteekenis vindt men hem steeds bij de Toltekische volkeren terug (1). De haas stelde de maan voor, evenalsde tijger of jaguar de zon verbeeldde. De Mexikanen beweerden zelfs dat er in de maanschijf een konijn zat , waaraan zij eenhunner mythen vastknoopten . In Midden- Amerika eindelijkvindt men op sommige gebouwen de maan voorgesteld onderde gedaante eener kruik of eener schroefschelp , waaruit eennaas komt.Het beeld van den haas of van het konijn strekte zich evenwel niet aan de andere zijde van den Amerikaanschen isthmusuit . Dit feit is zooveel te gewichtiger, daar de analogieën metden Mongoolschen dierenriem , die men bij de Azteken waarneemt, eveneens niet over de engte van Panama gegaan zijn .Nochtans, lerwijl wij vaststellen wat de localisatie van den typusdes knaagdiers , van den Indus tot Nicaragua, merkwaardigsheeft, zoo moet men niet uit het oog verliezen , dat deze afbakening niet heel en al uitsluitelijk is . De Namaguas, een volkuit het zuiden van Afrika, zeggen dat de maanvlekken voort komen van de schrammen, welke een haas aan de maantoebracht, terwijl zij samen vochten .Gaat men van Noord- tot Zuid- Amerika over , zoo ondergaathet beeld , door de volkeren in de maan geplaatst, een volledigeverandering. In Zuid-Amerika is het een menschelijk gelaat datals grondvoorstelling verschijnt. De Inca's vertellen dat eenlichtekooi , in het maanlicht aan ' t wandelen , op de schoonheidder maan verliefde en ze wenschte te bezitten . Zij vloog op haartoe om ze te omhelzen; doch de maan , toen zij haar zag naderen ,omsloot haar met kracht en houdt ze nog terug. Het begrip dermenschelijke gedaante is overigens niet tot Peru beperkt; dochin zijn geographische verspreiding ondergaat het wijzigingen .>2( 1 ) Oorspronkelijke volksstam waarschijnlijk in Mexiko, Gualemala en Nica ragua gevestigd . ( Peschel, Völkerkunde, p. 458) , A. G.- 223>Voor de Potowatomies van den Orenoco stellen de maanvlekkeneen oude vrouw voor , onder den last der jaren gebukt; enhier dient bijgevoegd, dat eenige volkstammen uit het Noorden ,namelijk de Ottowa's, hetzelfde zeggen . In den Samoa Archipel ,oudtijds onder den naam van «Zeevaarderseilanden» bekend, is het een vrouw en haar kind die in de maan zijn overgegaan , waarmen ze duidelijk onderscheidt . Op de Eilanden Cook ziet mener mannen in; op het eiland Timor, een oude bezig met spinnen .De type van de menschelijke gedaante schijnt eveneens bijde voornaamste Afrikaansche volkeren te bestaan, vooral die uit het Zuiden . De Hottentoten , bij voorbeeld, zien zeer duidelijkin de maan de trekken van een gelaat.De oude Scandinaviërs, verder ontwikkeld dan deze volksstammen , hechtten aan de maan een wezenlijke sage vast .«Mani» , zegt de Edda, «regelt den loop der maan en hare onderscheidene kwartieren . Op zekeren dag stal hij twee kinderen ,Bil en Hiuke, toen zij van een bron met een emmer terugkeer den , die aan een stok ophing. Deze twee kinderen verlaten demaan niet , zooals iedereen het nog kan zien .» Bij de Eskimoozenvan Groenland vervolgde eens Anninga , de Maan , zijn zusterMalina, de Zon , en was op het punt haar in te halen . Malinakeerde zich om, en wreef hare met roet bedekte handen overhet gelaat en de kleederen van Anninga , die er nog de teekensvan dragen .De Khasia's in het Noord- Westen van Indië, welke de maanbeschouwen als elke maand door de zon verbrand , zien in harevlekken de asch , die van deze verbranding voortkomt.Onder de anthropomorphische voorstellingen is de Griekschegewis die , welke de boogste uitdrukking bereikte: zij zien , zooals hooger reeds voorkomt , het gelaat van een meisje in de Maan .Zij bleef bestaan bij de Latijnsche volkeren . De Germaansche volkeren , zonder buiten de figuren met menschentypus te gaan ,hellen meer over tot het beeld van een klein mannetje ondereen last gebogen . Shakespere vermeldt meermalen een man,nevens welken men een hond en een doornstruik ziet .Men mag dus twee groote verdeelingen aanbrengen , onder welke zich de onderscheidene volkeren der aarde kunnen rang224>schikken, met betrekking tot het beeld dat ze in de maan zien .Het grootste gedeelte van Azië en Noord-Amerika kent den typusvan het knaagdier , een haas of een konijn; de overige gedeeltendes aardbols de menschelijke gedaante. Deze verdeeling is gewiseen merkwaardig feit, dat in een geschiedenis der endemischeafdwalingen der verbeelding voorzeker een hoog gewicht moethebben . Het feit dezer verdeeling mag evenwel niet alte streng opgenomen worden: hier en daar bestaan figuratiesdie van de beide typen afwijken , doch ze zijn geographischbeperkt. Zoo meenen de Perzen in de maan den weerschijn vanhun land te vinden; op de eilanden Fidji zien de inboorlingenratten in de maan; in Utah , ontdekken de Indianen er eenkikvorsch in . Wilde men overigens bij onze beschaafde volkerentot de gansch locale zienswijzen afdalen , zoo kon men het getalder voorstellingen bijna onbepaald vermeerderen . Deze uitslagis geheel natuurlijk , daar er spraak is van willekeurige en doorde verbeelding gebouwde teekeningen .Doch als een groot feit blijft over , dat niet alleen demenschen in de maatschappelijke kindsheid , doch ook die welketot de verlichte standen der beschaving behooren , de eenenzoowel als de anderen een kunstmatig beeld in de maan zien , en dat dit visioen zich door overlevering voortzet. Geleerde personen , die de gelegenheid hadden photographieën of teekeningenvan onzen satelliet te onderzoeken , kunnen het oog op de maanschijf niet werpen , zonder door de macht der traditioneelebegoocheling overwonnen te zijn . De oogen , de neus , de mondvan het menschelijk gelaat teekenen zich voor hen met eenonweerstaanbare macht af, zooals zij zich aan hunne vooroudersuit het steentijdperk konden voordoen . Die personen wetenwel is waar, dat de fantazie hen bedriegt . Doch te midden onzervooruitgestreefde maatschappij, hoevelen onder de menigte komen , met betrekking tot dit punt, niet boven het peil deswilden , en bij de fabelachtige sterrekunde blijvende staan ,nemen nog den schijn voor een werkelijkheid?»A , G.228VERTELSELS.13. De bekwame Waarzegger .Krekel en zijne vrouw hadden beiden een zelfde gebrek: zijhielden van snoepen . De man lustte boven al het andere een bor relken klaren» , en zijn wijfken was ongemeen verlekkerd op eenhutsepotteken . Zij hadden malkander niets te verwijten: hield hijaleens een stuiverken achter, wanneer bij graan of aardappelen terinarkt bracht, ook zij hield er een potjen op na , en bespaarde voor hare lievelingspijs menig centje van den verkoop van eiers of boter.Eens had Krekel zijn vlas naar den koopman gedragen. Toen hijde stad weer verliet , zongen de schijven zoo pleizierig in zijnenbroekzak, dat zijn hertje van vreugde popelde... Hij had eenen goeden prijs bekomen, en nam het besluit, zijne vrouw eens aangenaam te verrassen: onderweg zou hij bij eenen beenhouwer het noodige vleesch koopen voor een hutsepotteken ... Dan zou zijnTrientje stellig niet durven kijven, indien hij, te huis komende,soms een klein «sterreken» op had!Doch de weg was nog lang; het was in het heetste van den Zomer , en daar stonden zooveel «kapellekens , langs de baan .Krekel, die voor meer dan eenen heilige devotie toonde, sloeggeen enkel kapelleken over, zonder er een stuiverken of twee achter te laten . En zoo smolten zijne schijven zoo zeer, dat hij, eerhij het zelf wist, nagenoeg alles kwijt was!Nu bleef hij verbaasd staan, stak zijne hand in zijnen broekzak ,en haalde er de laatste stukken uit ... Vijf centen: ' t was alles, wathij nog bezat! Krekel wreef zich de oogen uit , overtuigd, dat hijniet goed gezien had; doch, wat hij telde en hertelde, en in al zijne zakken zocht en herzocht, geen duitje werd hij meer gewaar.Daarbij begon hij zich zoo raar te gevoelen! Het scheen hem , dat destraat allerlei sprongen maakte, en de boomen in de ronde dansten .Hij meende te vallen , toen hij gelukkiglijk een huis bemerkte: inzijnen nood liep hij er heen , en zie , ' t was weer een «kapelleken ,»en de vijf centjes lagen weldra in den offerblok van den baas .Wat nu gedaan? Naar huis gaan zonder het noodige voor het hutse potteken zijner vrouw? Oei , oei , oei! Daaraan viel niet te denken! Hij klapte zoo «belebberd» , dat Trientje zeker seffens het«sterreken» zou bemerkt hebben, en – wat zou er dan gebeuren?Reeds dacht hij er aan , den herbergier om een nachtverblijf te vragen, toen deze hem vertelde, welken grooten diefstal onbekende19226>>schurken op een nabijgelegen kasteel begaan hadden . Men had den«diamanten ring - der edele vrouw ontstolen , en deze had eene belooning van honderd dukaten beloofd aan dengene, die haar denschuldige zou doen kennen. «Honderd «patotterkens» , jongens,dacht Krekel, terwijl hij zijn ledig borrelglaasken bekeek, «dat ware juist een kolfken voor mij... Als ik den dief eens kon ontdekken! ... Komaan, voor Trientje's oogen komen zonder geld of hutsepotteken ,daartoe heb ik geen moed genoeg! Spoedig naar het kasteel... Ik kan er in elk geval den nacht doorbrengen!»Zoo gezegd, zoo gedaan! Krekel liet zich bij de edelvrouw als waarzegger aandienen, en verkreeg toelating, om op het kasteel teverblijven. Kon hij na drie dagen den schuldige niet aanwijzen, dan zou hij schandelijk weggejaagd worden!Het eerste , wat Krekel op het kasteel uitrichtte, was, op allevoetpaden en bloembedden van den tuin gaan zoeken naar den verdwenen ring. Daar hij deze handelwijze voor de knechts wildeverborgen houden, bekeek hij hen, in het voorbijgaan, met schuween wantrouwige blikken . Dezen, dit bemerkende, geloofden , dat dewaarzegger hen verdacht van den diefstal, zoo. hij al niet metzekerheid wist , dat zij de schuldigen waren .... Intusschen snuffelde Krekel onder alle struiken en bloemgewassen, scharrelde hier en daar met zijne tien vingeren in het zand,bad «vader-ons» op «vader- ons» ter eere van den heiligen Antonius, patroon van alle verloren voorwerpen , doch het eenige,wat hij uit den grond haalde, was een glimmend keiken hier, een kronkelend pierken daar...Toen het avond werd, beval Mevrouw eenen der knechts, denhooggeleerden vreemdeling naar zijne kamer te brengen . Krekel was niet weinig neerslachtig; zuchtend en ontmoedigd zakte hij op eenen stoel, en overwegende, dat reeds een der drie dragen zonder eenigen uitslag verstreken was, mompelde hij zoo half binnensmonds, juist toen de dienstbode zijne kamer verliet: «Ja , ja , Krekelken, dat is nu al de eerste! • Toen de knecht dit hoorde, werd hijdoor groote vrees bevangen . Bij vieren liep hij de trappen af, verga derde zijne medeknechts in eenen duisteren hoek , en zegde hun,bevend van ontsteltenis: «Wij zijn verloren! Die vreemde kerelweet alles» . En hij vertelde hun, wat hij zooeven gehoord had. Van dit oogenblik af durfden zij zich nog nauwelijks voor Krekels oogvertoonen .Den tweeden dag bracht deze voor een goed deel op de zolders en>.227 .-in de kelders van het kasteel door. Hij moest daar, zegde hij,bezweringen doen, ... maar eigenlijk liet hij geen enkel hoekje,geen enkel hoopje stof ondoorzocht . Van den kostelijken ring ontdekte hij natuurlijk geen spoor! Dien avond weigerde de eersteknecht, hem naar zijne kamer te vergezellen . En zie , toen nu detweede, op bevel zijner meesteres zulks deed , zuchtte Krekel, dienog dieper ontmoedigd was dan daags te voren: «Nu opgepast,jongen, want dat is nu de tweede reeds!»Nauwelijks had de knecht deze woorden vernomen, of hij ging zijne makkers vinden , en deelde hun het gebeurde mede . Nu vieler niet meer aan te twijfelen! Die drommelsche vreemdeling hadwel degelijk hun vergrijp ontdekt! ... Tien tegen een zou hij morgen alles aan hunne meesteres verraden, en 200 zij er dan alzonder galg of gevang van af kwamen , zouden zij toch stellig hungemakkelijk postje voor altid verliezen .Wat nu gedaan? Na lang beraadslagen , vonden zij het nog geraadzaamst, den geleerden waarzegger te voet te vallen , en hem desnoods met al hunne spaarpenningen het stilzwijgen af te koopen .«Ziet ge nu wel , ongelukkigen» , zoo berispte hen Krekel , toenzij hem alles verteld en ook den ring toevertrouwd hadden , «zietge nu wel, hoc geen enkel schelmstuk kan verborgen blijven? Mijnekunst is zoo groot, dat ik , nauwelijks op het kasteel aangekomen,met zekerheid wist, dat een uwer den ring gestolen had . Voor dit maal echter wil ik u sparen!» En , terwijl hij de duurgewonnenschijven der arme sukkels in zijnen broekzak liet glijden , wees hij hun, met streng gebaar, de deur.Nu schafte de looze vos zich een bolletje koekdeeg aan, verborghet juweel in hetzelve , en gooide het op het binnenplein , te middenvan eene schaar kalkoenen en ganzen . «Ik-kik , ik- kik!» zei eengroote kalkoensche haan , en met opgestroven staert joeg hij zijne gezellinnen weg, en «slok!» het bolleken was reeds binnengespeeld .Op Krekels aanduiding werd nu het gulzige dier gedood, en , tot groote verbazing niet alleen van Mevrouw, maar ook van al de knechts, ontdekte men het gestolen juweel in den krop van het dier!Toch zou Krekel de beloofde honderd dukaten niet zoo gemakkelijk opstrijken. Mevrouw scheen niet al te gerust over de eerlijkheidvan haren waarzegger, en zij besloot , hem nog op eene tweedeproef te stellen . a Gij zijt waarlijk een groot kunstenaar,» zeide zijmet hare zeemzoete stem, «en ik kan uwe geleerdheid niet genoeg228 -bewonderen . Ook zou ik het geheel mijn leven beklagen , zoo ik u liet heengaan , zonder dat gij mij nog een bewijs van uwe kunst gegeven hebt . )waKrekel , die begreep, waar zij zijn wilde, was geenszins op zijn gemak . Hij vermande zich echter, en vroeg, met geveinsde kalmte:a Gij hebt maar te spreken, Mevrouw . Een toerken min of meer,daar zie ik geenszins tegen op!»Stout gesproken is half gedaan , dacht de vent! Doch welkezijne vreeze niet , toen de edele kasteelvrouw voor hemtwee op elkaar geplaatste tellooren op tafel zette , en hem , methet onnoozelste gezicht der waereld , vroeg , wat zij wel bevattenmochten. . Luister» , voegde zij er bij, «ik wil niet, dat gijvoor niet zult werken. Daarom doe ik u een voorstel: vindt gij hetantwoord op mijne vraag , dan geef ik u vijftig dukaten meer! Vindtgij het echter niet, dan krijgt gij honderd zweepslagen in stede vande andere honderd dukaten! ,Was me dat een gezicht, dat onze waarzegger nu opzette! Men zou gedacht hebben , dat hij eene pad had ingeslikt, met zulke wanhopige oogen bestaarde hij nu de kasteelvrouw , dan de tellooren .- Reeds had hij wel een geheel uur aan tafel gezeten , en zich het hoofd gekweld met Honderd veronderstellingen, en nog zag hij er geenen dag door... Wat kon dan wel tusschen die borden zitten?Eene bloem? Een stroopijltje? Een oortje? Eene vlieg of spin? Hij had wel gaerne , zoo maar op goed valle ' t uit, als een blinde naar een ei slaat, een of ander dier genoemd, maar ' t moest zoo eensmis zijn ... Wat dan! Honderd slagen en geen arm dukaatje! En het hutsepotteken van zijne vrouw , dat er dan stellig niet zou komen?Neen, dan zweeg hij nog liever; wie weet, of Mevrouw zich niet eenoogenblik zou verwijderen , zoodat hij gauw gauw een der telloorenkon oplichten. -- Eindelijk echter werd het den armen duivel al te onhoudbaar. Het zweet brak sappelings uit al zijn ledematen , enhij. bibberde, waar hij zat . En zie , eer hij er aan dacht, liet hij zichmet eenen zucht ontsnappen: «Och ... Och... Och ... Arme Krekeltoch! Arme Krekel!» Hij meende om te vallen , toen hij vanMevrouw tot antwoord kreeg: «Ik ben verloren , vriend , ik benverloren!» En de bovenste telloor wegnemende, hield zij hemcenen dooden krekel voor.Krekel ontving zijne honderd -vijftig dukaten , liep zoo snel hij konnaar huis, en een heele week lang werd er niets meer gedaan dan ...borrelkens gedronken en hutsepottekens gegeten , alles - omdat hij.zulk een knap waarzegger was! P. d . M..229 -14. Janneken en Mieken ,Daar waren eens twee kinderen , dic heetten Janneken en Mieken .En de moeder kon Janneken niet lijden; maar zij was zot van haar Mieken .Zekeren dag zei ze tot de kleinen: «Gaat naar het bosch , om hout te rapen!» En Mieken kreeg een lekkeren, wit- tarwen boterham,terwijl Janneken , och arme, niets bekwam dan een droge snederoggebrood.Dat was me goed; maar onderweg kwamen zij een oud vrouwkentegen: het was Deezekens moeder.«Krijg ik van uliê geen stuksken brood, kinderen? , vroeg zij.Micken was een gierig stuk, en zij ging verder, zonder haar iets tegeven; het ventje echter schonk haar van harte de helft van het beetje dat hij zelf bezat ( 1 ) .Als nu de jongen en het meisje naar huis keerden , had Mieken bijna al het doode hout geraapt, en had een vollen schoot, terwijl Janneken bijkans niets had kunnen zamelen .Moeder gaf Mieken , als zij dat zag, een schoonen blozenden korpendu (2) , maar aan Janneken niemendal .«Krijg ik nu ook geenen appel?» vroeg hij, tristig.«Gij?!... • riep de moeder, met nijdigen blik . En zich bedenkende: «Allo toe, ja , ga dan maar op zolder naar de kist, en haal er' nen appel uit . )Maar het leelijke wijf volgde Janneken loozekens op haarsokken de trap op, en als de jongen het scheel van de kist had opgeheven, en zijn hoofd er juist instak , boef! sloeg zij uit al haar macht de kist terug toe , zoodat de kop af was, en met een harden bons neerviel ....Nu kapte het slecht mensch haar kind in stukken , om er soep vante koken, en de beenderen liet zij Mieken onder den noteboom in den hof begraven .-( 1 ) Dit eerste gedeelte komt vrij wel overeen met de andere zeer talrijke vertelseltjes, waarin Janneken en Mieken de twee onvermijdelijke typenvan kinderen in al de echt Nederlandsche sprookjes – de hoofdrol vervullen .Cfr. b. v. het door Pol de Mont te Leuven opgeteekende Mieken en Janneken, in Jong Vlaanderen , jgg. 1882, bl . 572, waarin echter Janneken het gierige en Mieken het milde kind voorstellen.( 2) Court- pondu ( appel).250.Als de vader 's noenens van zijn werk thuis kwam, vroeg hij,Waar zijn Janneken was, want hij zag het knaapken heel gaerne.«Het is hout gaan rapen» , zei de vrouw .Maar, wat aardigen smaak heeft die soep toch! , merktede man eenige oogenblikken daarna weer aan .- Och , ' t is nikske: alleen een beetjen aangebrand.»Als hij geëten at, ging de vader in zijnen hot, en toen hij onder den noteboom kwam, begon opeens daarboven een vogeltje te zingen:Mijn moeder heeft mij vermoord,Mijn vader heeft mij geeten (lees: geëten) ,En mijn zuster heeft mijn beentjes al Onder den noteboom gesteken ...En, roef! daar viel een volle zak met geld voor vader zijn voetenneer .Dadelijk liep hij naar binnen , en vertelde, wat aardig geval hemnu overkomen was.En Mieken ging ook in den hof zien . Weer begon het vogeltje van:Mijn moeder heeft mij vermoord,Mijn vader heeft mij geeten ,En mijn zuster heeft mijn beentjes al Onder den noteboom gesteken ...>En zie, daar viel uit de lucht een schoon blauw satijnen kleed,vlak voor Mieken haar voeten .Eindelijk ging ook de moeder eens zien, of zij ook van datvogeltje geen geschenk zou krijgen . Maar pas was ditmaal hetliedeken ten einde, of: krak! viel er een zware zak met kareel steenen recht op de slechte moeder haren kop zoodat zij mors dood bleef liggen .En daar kwam een varken met ’nen langen snuit,en ' t vertelselken is uit .En. K. DE Box.Vgl. met Grimms «Van den Machandelboom», n° 47 van Kinder- und Haus märchen . Hun sprookje is vollediger en moet ik het zeggen? — honderdmaalþetér' verteld .- 231KAARTSPELRIJMEN .(1).1. Op den boer of zut:«Boer, boer, houten bak,Met de pijp al in den zak,Met de pijp al in den mond,Boer, boer, gij rijdt altijd rond!Morgen komt de boer naar stad,Met zijn ' loete, met zijn ' loete ,Morgen komt de boer naar stad,Met zijne pijp al in den zak!Och! Wat leelijke(n) boer is dat!»2. Op den haas:«Haas, haas uit ' t land van Waas,Waar dat de jonge meisjes loopen,Om rotte( n ) kaas te koopen!»3. Op den heer:«Heer, mijnheer,Sla (at) drie keer,Sla(at) maar hard , het doet geen zeer,Sla( at) maar eenen keer te meer,Voor mijnheer uit ' t Grave(n )kasteel!»4. Op de vrouw:Vrouw , vrouw , katteklauw,Hondebeten, vlooeischeten!»Het Spel van de Schrapjes.( Zie Volkskunde, 1888, n° 4, bl . 88.)7. Eiken-- en beuken- en berken hout ( spreek: aat) ,in mijn stoksken zit er geen smout (spreek: smaat ).Wilde wedde veur ' en vliege,dat ik nie en liege?Wilde wedde veur ' nen spaan,dat er vijf- en - twintig schreefkens zulle (n) staan . (9)(Gont.)( 1) Opgeteekend te Gent door den heer F.... Uit de verzameling van P. de M..(2) Meded. van den heer Verkest .- 2328.9.10.leke, bieke, berkenhout,in den Winter is ' t zoo koud,in den Zomer is ' t zoo warm!Wille (n) m'is wedde( n) voor ' nen zwarm ,wille ( n) m'is wedde(n ) voor ' en zwaan,dat er vijf- en - twintig streepjes staan?(Wickovor st.)Eentje, beentje, Borgerhout,is er eene' man zoo stout ,die zal zeggen, dat ik lieg?Wille (n) m'is weddeín) voor ' en vlieg,Wille (n) m'is wedde(n) voor 'en zwaan (of: voor e zwijn ),dat er vijf- en - twintig schrabbeke(n )s staan (of: zijn )?( Borgerhout.)lēken, bieken, bälleken, bout,zij- de nog zoo stout,van te kappen in mijn hout?Wilde wedden voor een zwaan,dat er zēs- en- twintig schrabbekens zullen staan?( Hekelgem .)Een , twee , drij,nikke, nikke, nij,nikke, nikke, nikke, nij,nikke, nikke, nij!Mijn Mieke kan geen twintig tellen,of twintig staat er bij,( Antwerpen .)Dingdong ding dong dene gedaan,moeder, laat mij slapen gaan!Slapen gaan is gauw gedaan!Dat er vier- en - twintig staan .( West - Vlaanderen .)Mof, mof, waar ga je naar toe?Ik ga naar mijn Moffenland toe.Ik wil wedden om een' zwaan,Dat hier zestien streepjes staan . (1 )( Utrecht, Rotterdam , enz . )P. d. M..11 .12.15. .( 1 ) Meded. van den heer H. van Kuyk.233BOEKBEOORDEELINGEN.. VICTOR FOURNEL. – Le Vieux Paris. Fétes, Jeux et Spectacles.Tours. Alfred Mame et fils, 1887. 527 p. gr . -8° .In dit boek , welks titel nauwkeuriger kon gekozen zijn ,heeft de schrijver, die zich gunstig op het gebied der geschiedenis en vooral op dat der littérature oubliée heeft doen kennen ,een tafereel geleverd van het gezamenlijke leven op onzeEuropeesche fooren . – Het historisch gedeelte, dat men , teoordeelen volgens den titel , als een gewichtig gedeelte van ditwerk zou beschouwen , blijft wat al te zeer in de schaduw; debeschreven zaken worden meestal slechts vervolgd tot de vorigeeeuw; sommige zelfs, zooals het laatste kapittel over dierentemmers en «vliegende mannen» , behooren uitsluitelijk tot onzeeeuw en moesten niet in het oud Parijs een plaats vinden .Daar ligt echter niet het gewicht van dit boek: het berust veelmeer in de beschrijving van een zoo merkwaardig bestanddeelder maatschappij als de omzwervende fooren , en in de veleinlichtingen omtrent de aldaar uitgeoefende beroepen; en opdit punt is het hier opgehangene tafereel volledig .Een uitzondering op de hierboven geopperde opmerkingmaken de twee eerste hoofdstukken , waarin wij een opvoeringvan een mysteriespel , alsmede het leven der studenten gedurendede middeleeuwen geschetst vinden . Dit laatste bevat talrijke historische aanwijzingen omtrent ontstaan en verdwijnenvan sommige gebruiken; het schildert ons verder heel het levender middeleeuwsche studenten , vooral der Universiteit te Parijs,lot de gekke optochten waaraan zij deel namen . Ook bespreektFournel de privilegiën , waarmede zij ruimschoots begunstigdwaren; getuige de plaat op p . 33, waar de boetedoening derParijzer stadsoverheid tegenover de overmoedige studeerendejeugd voorgesteld wordt .De zeer talrijke platen dragen niet weinig er toe bij , om de234waarde van dit reeds door zich zelfschatbare werk te verhoogen:vooral daar waar het vroegere kleederdrachten geldt , zooals bijde beschrijving van het Longchamp, die algemeene wandelingop woensdag, donderdag en vrijdag der Goede Week, waarop al de pracht en buitensporigheid der nieuwe modes zich tenloon spreidde . Zonderling genoeg, dat modefeest vindt zijn oorsprong in een beevaart naar een wonderdadig graf, nl . dat van Isabelle de France , zuster van St- Louis , wier gebeente zichdoor mirakels deed kennen . Voor de geschiedenis van het kostuum is dit hoofdstuk zeer gewichtig: van den werkmantot den modejonker vinden wij hier de kleederdracht, vooralin de vorige eeuw, afgebeeld, tot de gekste uitvindingen der «Incroyables» en der «Merveilleuses.Vooral zal de lezer zijn belangstelling gewekt voelen doorbet bonte leven der «a fooremannen» , die de schrijver in alhun verscheidenheid ten tooneele voert, van op de oude foorenaf, zooals die van St-Germain , welke vermaak en handelszakenin zich vereenigde . Hier ligt de kiem onzer wereldtentoonstellingen; want de fooren vooral te Parijs, waren «le raccourcide toutes les merveilles et délices du monde»; benevensde eigenlijke jaarmarkt, waarop al de nijverheidstakken verte genwoordigd waren en waarheen zich de kooplieden uit alle hoeken van Europa begaven , was de foore «le paradis dessaltimbanques , farceurs, opérateurs, bateleurs , montreurs deraretés et de curiosités , diseurs de bonne aventure et de toutela confrérie de Bohème , >>Over al deze vakken der menschelijke scherpzinnigheid treedtFournel in vele bijzonderheden , die zijn boek tot een hoogstgewichtige bron voor de kennis van alle volksleven maken . Ikmoet mij vergenoegen , alleen met een woord op de talrijke interessante onderwerpen , hier behandeld , te wijzen . Vooral wil iknoemen: het charlatanisme der tandentrekkers en operateurs,waarbij veel over de oude geneeskunst medegedeeld en gewezenwordt op den onuitputtelijken voorraad grappen en kwinkslagen ,welke deze volksdokters in hun marktdiskoursen steeds wistente mengen; de goochelaars en buiksprekers, de waarzeggers,(deze evenwel al te oppervlakkig behandeld ); nog verdienen235genoemd de hoofdstukken , die de marionetten , de koordendansers en equilibristen , de afgerichte dieren tot onderwerphebben .Hiermede kan de lezer zich een denkbeeld vormen van denovervloed der hier gegeven inlichtingen . Dit boek verdient tenvolle de aandacht van allen , die iets over het leven der Heidenswillen kennen, welke wij ieder jaar op onze fooren te zienkrijgen . Aug. Gittée .ALBERT Dubois. -- Types et costumes . — Bruxelles, Lebègue . 137 p .Dit boekje vereenigt in een gering getal bladzijden al watons land sedert drie eeuwen typisch opgeleverd heeft . Het eerste hoofdstuk is vooral historisch; het bespreekt de beroemdepersonages uit de zestiende eeuw . In het volgende wordt ons deoude maatschappij voorgesteld , met de typen die men er inonderscheidde: den laat , den boer , den gegoeden burger , deleden der gilden , enz . Ook de vrouwen , met hun kleederdrachtvan den tijd , vinden een plaats in deze bespreking. Voor ons heeft vooral het derde hoofdstuk: Types populaires belang . Hetweinige, dat ons land nog bewaard heeft van zijn oude eigenaardige kostumen , treft men hier aan , in een levendige voorstellingtot een geheel verbonden: benevens een paar oude personagesnog uit den Spaanschen tijd, onze visschers, onze karakteristiekemelkboerinnen , vooral te Antwerpen en te Brussel , een vrouwmet kapmantel uit Brugge, de Waalsche bottresse, een boerin zijn zondagspak , een mijner, enz . – De nette plaatjes,die den tekst verduidelijken , zullen gewis helpen om heteigenaardige , dat nog onder het volk schuilt, te leeren opmerken .Aug. GITTÉE.236VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.27. TooVeRESBROOD. - Hetergste bijgeloof is datgene, dat alle spoor van zijn duisteren oorsprong, al zijne betrekkingen tot duivel of geestenwereld sedert lang heeft afgelegd, en ons slechts als onschul dige levensregel of algemeen erkende eenvoudige meening te gemoet treedt.Een zoodanig bijgeloof is omtrent de paddestoelen, verspreid .Om te onderscheiden of ze vergiftig zijn , legt men er een zilverenlepel bij: wordt hij zwart, zoo zijn zij niet eetbaar.Chemisch is dat verschijnsel op de volgende wijze te verklaren:Het is een gansch onbeduidend feit, dat elke paddestoel kan te weeg brengen en bijzonderlijk wanneer hij oud en reeds bedorven is .Dan ontbinden zich de in iederen paddestoel bestaande eiwit stoffen , en ontwikkelen zich tot zwavel-waterstofgas, dat zich in vrijen toestand met het zilver tot een zwart produkt verbindt.Giftige jonge paddestoelen heeft men reeds met een zilveren lepelgekookt, zonder dat deze in het minst zwart werd .Bijgeloof is het evenwel , en wel bijgeloof van de ergste soort. Die keukenregel berust op niets dan op middeleeuwsche voorstellingenvan den duivel en zijn uitwerkselen . In die onwetende tijden vermoedde men in alle den mensch schadelijke verschijnsels hetwezen en den invloed van den vorst der duisternis . Men waser dus steeds op bedacht, zijn booze listen in tijds te ontdekken . Vooral was zwart de kleur, die hij droeg en dikwijls aande voorwerpen voortbracht; vooral wanneer de zwarte kleur eens ergens plotseling te voorschijn trad, had men op zijn hoede tezijn . Wanneer nu een zilveren lepel , in een spijs gelegd , zwart uitsloeg , moest dan niet de duivel er klaarblijkelijk in gemengdzijn? Zulke paddestoelen golden dan ook voor giftige satanspaddestoelen , want alle gif zoowel als ziekte en hagelslag kwam van denduivel voort.Daarom worden ook nog nu , op grond der toenmalige volksopvatting, eenige der meest bekende giftpaddestoelen , aangeduid als:Teufelspilz, Teufelsei, Satanspilz, Speiteufel, Hexenpilz. ( In Vlaanderen heeten ze zonder onderscheid: Tooveresbrood. ) Van die aan schouwing uitgaande, merkte men later elke verandering op, in omhet even welke stoffen , die met de paddestoelen gekookt werden; en237iedere verandering werd aangezien als een bewijs van de giftigheid der meegekookte paddestoelen . Zoo ontstonden onder vele andere,de eveneens zeer verspreide en even zoo ongegronde recepten, dat de ajuinen onder giftige paddestoelen zwart worden en dat eiwit eenloodkleur moet aannemen.(Gartenlaube 1885, p. 563. ) A.G.28. De DOOP VAN EEN SCHIP IN OLDENBURG. In Das Neue BlattI Bd . p . 215 vinden wij over deze plechtigheid de volgende bijzonderheden:«Nadat het schip in het water gerold was geworden , roeiden de genoodigden tot bij het vaartuig en bestegen het. Zoodra iedereenaan boord was, nam de eigenaar van het schip eene flesch met rood wijn, en stelde zich voren aan den boegspriet. Dan, de flesch bovenden waterspiegel houdende , sloeg hij ze vaneen op den scheepsrand ,met de korte en bondige woorden: Ich taufe Dich auf den NamenElise! Dit was de naam zijner vrouw.Gedurende deze daad en de daarmee verbonden wijnstorting, dieaan Neptunus en zijn nixenschaar gewijd werd, bliezen de muziekanten een levendig stukje, en de aanwezigen zwaaiden hun hoeden en zakdoeken en brachten aan «Elise» een donderend Hoch!Nadat den eigenaar de verschuldigde gelukswenschen aangeboden waren , ging het glas rond, terwijl de muziek zich lustig liet hooren .Intusschen naderden tot den heer vier feestelijk gekleede en , alsgewoonlijk, met oorringen gesierde matrozen, en verzochten om deeer, hem te mogen in de hoogte heffen (högen ). Glimlachend volgde hen de heer tot een midden op het dek gestelden stoel .Nauwelijks had hij zich hierop neergelaten of vier krachtige vuisten hieven hem driemaal in de hoogte, terwijl een driemaligHoch! weerklonk .Na deze plechtigheid drukte de heer een der matrozen een geldstuk in de hand , waarop de jonge zeelieden de onderscheidene familieleden van den scheepsbezitter bij haalden en ze op dezelfde wijzein de hoogte staken .Hierop trokken zich de matrozen onder dankbetuigingen terug ,om de ontvangen fooien tegen borrels te ruilen , terwijl onder de jonge lieden spoedig een bal op het dek ingericht werd . ,Op deze beschrijving hebben wij alleen op te merken , dat dezinspeling op Neptunus en zijn nixenschaar , klaarblijkelijk slechts in de verbeelding van den Duitschen schrijver bestaat.238Zouden onze zeelui , en ook die in Duitschland wel wat weten overden classieken zeegod en zijn omgeving? Het schijnt betwijfelbaar.De gebruiken en begrippen, die zich hechten aan het schip , zijn wijding, doop , enz . wezen hiermede in de aandacht aanbevolen vandiegene onder onze lezers, welke op de goede plaats zijn om ze gadete slaan . A. G.29. De hooge ouderdom van den eersten Duitschen Keizer, zoowordt aan Le Temps uit Duitschland geschreven , heeft in Beieren ,het leven geschonken aan eene sage , welke algemeen door het volk geloofd wordt .Keizer Wilhelm bezat, zoo verhaalt men, een toovermiddel, dat hem alleen bekend was, een levens - elixir, dat dengene, die hetgebruikt, zoo al niet onsterfelijkheid , dan toch een buitengewoon lang leven verschaft. Wie hem dat middel gaf of leerde bereiden,weet men niet .De Keizer heeft aan von Moltke en von Bismarck eenige druppels van zijn elixir gegeven . Verscheidene soevereinen vroegen hem ,hun het middel ook mede te deelen, maar Keizer Wilhelm, die vastbesloten was, het alleen voor zich zelven te houden, sloeg al die aan zoeken af. Ook de Czar ontving herhaaldelijk zulk een weigerend antwoord, en daarin moet eigenlijk de reden liggen van de bewuste,voormalige onaangename verhouding tusschen het Duitsche Rijk enRusland.>30. DERTIENDAG. – Driekoningen is ook al niet meer, wat het in oude dagen was, toen het, als heksluiter van eenen twaalfdaagschenfeesttijd , «Dertiendag» werd genoemd . De waereld was kleiner engezelliger vroeger; het leven tooide zich met meer feestelijkheiden volksvreugd. Het protestantisme en de moderne beschaving,die de waereld wijder maakten en het leven inrichtten op grooterschaal , hebben ons die kleine weelden ontnomen . Het laatste , wat er bij zijn ontbinding van gezien is , is juist datgene, wat er waar schijnlijk het oudste bestanddeel van uitmaakt: het Driekoningen brood; want het is niet onwaarschijnlijk , dat deze eerzame broodbol niet anders is dan een gekerstende heidensche offerkoek , en dat deboon, die in een hoekje er van verborgen werd ( of mag ik zeggen wordt? ), en haren vinder voor den avond tot koning of koninginverhief, het teeken eener oude superstitie is , en in lang verloopen tijden aan Donar gewijd was . Misschien ook bestaan hier en daar239 -nog andere gebruiken , van jonger dagteekening, en overgebleven uitde middeleeuwen, zooals het zingen bij de ster. In der tijd was diteene kerkelijke vertooning, die met de noodige plechtigheid en eenekluchtige naïeveteit op 6 Januari gehouden werd. Langs het dakvan de kerk werd eene vergulde ster voortbewogen, en beneden reden drie ruiters, als koningen verkleed, de kerk binnen ,stegen af bij het koor, en vonden daar eene vrouw, die OnzeLieve Vrouw moest voorstellen, met een kind op haren schoot,dat niemand anders dan Onze Lieve Heer was. De drie koningen éen was er zwart gemaakt, om voor eenen Moor tekunnen doorgaan , — naderden eerbiedig de gebenedijde maagd en het kindeken, gaven geschenken , en vertoonden de Aanbidding der Wijzen uit het Oosten , die , naar Psalm 72, vaers 10, tot koningen verheven , en Casper, Melchior en Balthasar, of Ator, Sator en Perator gedoopt waren . Soms kwam Herodes er bij te pas . In een oud lied vraagt deze deelnemend:-a Hoe komt den jongsten van de dry zoo zwart?waarop de bedoelde persoon , niet zonder zekere gevoeligheid, ja>,met edele verontwaerdiging, antwoordt;» Al zijn ik zwart, ' k ben wel bekant,Ik zijn de koning van ' t Morialand,mooier,> dan 't noodig was, willende zeggen, dat hij uit het Mooren land kwam. Het is uit met die vertooningen . Langzaam zijn ze inhanden gevallen van lager volk en eindelijk in die van bedelaars,die tot voor korten tijd , misschien hier en daar ook thans nog, in havelooze vermomming bij de woningen rondgaan, en eene papierenster met een lichtje er achter laten draaien, onder het aanheffenvan liederen zonder zin , aan het Kerstfeest en het Nieuwjaar gewijd .Deze koningen met oude lakens bekleed , met vergulde papierenkronen op, soms bij gebrek van eenen derden man door eene verkleede vrouw begeleid, komen noch goud brengen, noch myrre,noch wierook, maar terwijl de sneeuw een zwaarmoedig aanziengeeft aan de daken en de grauwe mistige avondlucht eenen rossen gloed krijgt door de walmen de kaers, staan zij met de slechtgeschoeide voeten in het dikke wintertapijt, vochtiger naarmate het dikker is, en draaien hunne ster. Zij zien onverschillig rond, enhet arme gehavende driekoningenlied, dat zij op eene eentonige- 240 -wijs al mompelend voor u opdreunen , schijnt allerminst uithunnen geopenden mond voort te komen. Maar als de deur in beweging komt, zien een paar hongerige oogen u aan met scherpen blik,en neemt eene langzame hand uwe gave, als eene belasting, aan. Heteen en het ander heeft de bekoring van het leelijke en sombere, hetbiologeert u, brengt u in de stemming van eene spookvertelling, hetomzweeft u als iets wonderbaars, en de woorden zelven hebben ietsverwarrends en verbijsterends, als behoorden zij tot eene andere waereld, en voerden zij u daar langzaam en droomerig in .u0, sterre, je moet er zoo stille niet staan ,Je moet er met ons na Bethlehem gaan .In Bethlehem, in die schoone stad ,Daar Maria met haar klein kindje zat .Hoe kleiner kind , hoe grooter God,Een zalig nieuwjaar verleen ' ons God .Na dezen snellen , verrassenden overgang verstomt het geluid, enstaat de ster stil . De nieuwjaarsgift klinkt in de spookachtig uitgestoken hand, het vizioen verdwijnt... en zwakker en doffer klinkthet straks uit de verte:Wij komen getreden met onze starre ,Wij zoeken Heer Jezus, wij hadden hem gaerne .Wij kwamen den hoogen berg opgaan ,Daar zag men de star zoo stille staan .O , sterre , je moet er ....en zoo verdwijnt het geluid in de verte,> en de rosse gloed van dekaers in den winternevel , en alles is weer sneeuw en mist en stilte,of er nooit drie koningen waren geweest ....Intusschen – wij hebben onzen nieuwjaarwensch uit hunnenmond ontvangen, en uit zulk eenen koninklijken mond zal hij gewiszijne vervulling niet missen . ( Eigen Haard).241De Wilde Vespers.>Wie eenigszins bekend is met het buitenleven , weet ook, datde gezellige samenkomsten , na afgedanen arbeid , nog niet doorde steeds meer om zich grijpende stadsbeschaving verdrevenzijn. Deze wordt, ja, gekenmerkt door een meer litterarisch ,derhalve ook in schijn verhevener karakter; wat haar echterontbreekt, en een gemoed , nog voor natuurindrukken vatbaar,aangenaam ontroert , is die spontane hartelijkheid, dat inniggenoegen aan alles wat natuurlijk, eenvoudig en onvervalscht is ,welke een samenkomst tusschen dorpelingen voor den ethnograafaltijd tot een feest maken .Zulke verzamelingen zijn voor den folklorist een uitgebreid studieveld . Een eerste vereischte is echter, dat de aanwezigenonder elkander op een goeden voet van intimiteit staan en datde man uit de stad hun vertrouwen heeft gewonnen , althans geen hinderpaal voor hen is , om zich onder hun waar uitzicht tevertoonen . Toch , zoo zij wisten , dat hij met open oor hun minstegedachten opvangt , hun gebaren bespiedt, en tot hun spreekwijzen toe in zijn geest prent om ze daarna in druk te geven ,het is buiten kijf of hij zou hun steeds een verrader schijnen . Isdie vereischte nu vervuld , zoo zijn de vergaderingen tusschenbuitenlieden van aard , om voor de kennis der hedendaagschebeschaving schatbare documenten te leveren: immers, daar zijn nog steeds de vermakelijkheden uit vroeger tijd in hooge eer, de vertellingen van Grootmoeder, de raadsels die tot eenonbepaalbare oudheid opklimmen; daar komen nog immerallerhande voortbrengselen van de populaire fantazie te voor schijn . Op een dezer wensch ik thans de aandacht te roepen , dathet mij, dank aan de welwillende medehulp van eenige dienstvaardige dorpsonderwijzers, gegeven was te hooren .Het stuk dat ik bedoel is – algemeen , denk ik — bekendals De Wilde Vespers.Twee dorpelingen nemen elk een rol op zich, die van pastoor en die van koster . Geheel het stuk wordt gezongen volgenskerkwijs. Of deze geheel en al getrouw is , doet niets ter zake;van het landvolk mag men zulks , meen ik , wel aannemen . Bij>>20242het algeheel ontbreken van litterarische kultuur, terwijl de pastoor vaak de eenige beschaafde is van de gansche parochie enóp sommige gemeenten zelfs de burgemeester met een kruisteekent , is het weinig betwijfelbaar of de dorpeling kent geheel de muziek der mis van buiten. Een kerkboek is niet zelden zijngansche bibliotheek , en (een karakteristisch feit, voorwaar! ) in onze Oost-Vlaamsche volkstaal kreeg lezen de engere beteekenis van bidden . De heilige muziek is overigens bij De WildeVespers slechts een soort kruiderij, die een scherp kontrast tevoorschijn roept met de weinig heilige woorden . - De goedwillige lezer neme bij het doorloopen van het stuk een weiniggeduld .De pastoor begint: Koster van lirum , koster van lorum,Koster van Lambrecht!De koster: Ja, Mencer, ' k ben uwen dienaarsknecht!Pastoor: Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie(t) en komt van Sint Jakob.Kosler: Ja, Meneer, z ' hên mij wel bedacht , ( 1 )Z'hôn mij daar nen haan gebracht.Den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!Pastoor:Koster:Pastoor:2.Koster van lirum, koster van lorum ,Koster van Lambrecht!Ja , Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht.Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen ,Of dat er niemand nie( t) en komt van Sint Jakob.Ja , Mencer, z ' hên mij wel bedacht,Z' hên mij daar een zwaan gebracht .De zwaanKoster:Was aan,En den haan was over ' t waterke ,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!( 1 ) Mijn zegsman zong bedankt, klaarblijkelijk een vergissing.293Pastoor:Roster:Pastoor:3.Koster van lirum , koster van lorum,Koster van Lambrecht.Ja , Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht.Zie ne keer , naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie(t ) en komt van Sint Jakob .Ja, Meneer, z' hên mij wel bedacht,Z' hên mij daar een kat gebracht.De katWas nat,De zwaanKoster:Was aan ,Pastoor:Koster:Pastoor:· En den haan was over 't waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!4.Koster van lirum, koster van lorum,Koster van Lambrecht.Ja , Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht.Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie(t) en komt van Sint Jakob.Ja , Meneer, z’hên mij wel bedacht,Z'hên mij daar nen hond gebracht .Den hondWas stront,De katWas nat ,De zwaanKoster:Was aan ,En den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!Pastoor:Koster:Pastoor:5.Koster van lirum, koster van lorum,Koster van Lambrecht!Ja, Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht .Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie( t) en komt van Sint Jakob.244Koster: Ja , Meneer, z'hên mij wel bedacht ,Z'hên mij daar een schaap gebracht.Het schaapWas aaf,Den hondWas stront,De katWas nat ,De zwaanWas aan ,En den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!6.Pastoor:Koster:Pastoor:Koster van lirum , koster van lorum ,Koster van Lambrecht!Ja , Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht .Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie( t) en komt van Sint Jakob.Ja, Meneer, z'hên mij wel bedacht ,Z'hên mij daar een zwijn gebracht .Het zwijnWas mijn ,Het schaapKosler:Was aap ,Den hondWas stront,De katWas nat,De zwaanWas aan,En uen haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium7 .Pastoor:Koster:Pastoor:Koster van lirum, koster van lorum,Koster van Lambrecht!Ja , Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht!Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen ,Of dat er niemand nie en komt van Sint Jakob.245Koster: Ja, Meneer, z’hên mij wel bedacht,Z' hên mij daar een kalf gebracht .Het kalfWas half,Het zwijnWas mijn ,Het schaap Was aap ,Den hondWas stront,De katWas nat,De zwaanWas aan ,En den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!Pastoor:Koster:Pastoor:Koster:8.Koster van lirum, koster van lorum,Koster van Lambrecht!Ja, Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht!Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie (t) en komt van Sint Jakob.Ja , Meneer, z'hèn mij wel bedacht,Z' hên mij daar een veelen (veulen ) gebracht.Het veel(en)Was eel,Het kalfWas half,Het zwijnWas mijn ,Het schaapWas aap ,Den hondWas stront,De katWas nat,De zwaanWas aan ,En den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!246Pastoor:Koster:Pastoor:Koster:9.Koster van lirum , koster van lorum,Koster van Lambrecht!Ja, Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht.Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie (t) en komt van Sint Jakob .Ja, Meneer, z' hên mij wel bedacht,Z' hên mij daar een koei gebracht.De koeiWas moei,Het veelWas eel,Het kalfWas half,Het zwijnWas mijn,Het schaapWas aap ,Pastoor:Den hondWas stront ,De katWas nat,De zwaanWas aan ,En den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!10.Koster van lirum, koster van lorum,Koster van Lambrecht!Ja , Meneer, 'k ben uwen dienaarsknecht.Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie( t) en komt van Sint Jakob.Ja , Meneer, z'hên mij wel bedacht ,Z'hèn mij daar een peerd gebracht .Het peerdWas ' t weerd,De koeiWas moei,Het veelWas eel ,Koster:Pastoor:Koster:247Het kalfWas half,Het zwijnWas mijn ,Het schaapWas aap ,Den hondWas stront,De katWas nat,De zwaanWas aan ,En den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!11 .Pastoor:Koster:Pastoor:Koster:Koster van lirum , koster van lorum,Koster van Lambrecht!Ja , Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht!Zie ne keer naar den OostenEn zie ne keer naar den Westen,Of dat er niemand nie( t) en komt van Sint Jakob.Ja , Meneer, z’hên mij wel bedacht,Z'hên mij daar een mot gebrachtDe motWas rot,Het peerdWas ' t weerd,De koeiWas moei,Het veelWas eel,Het kalfWas half,Het zwijnWas mijn ,Het schaapWas aap,Den hondWas stront,De katWas nat,De zwaan,Was aan,248En den haan was over ' t waterke,PikatoriumSeevan directionemPine sestigKlink klank klorium!2De lezer zal waarschijnlijk vinden , dat ik zijn geduld op eenharde proef gesteld heb. Tot deze meening bestaat wel eenige grond, doch het stuk komt hierboven voor met de volledigheiddie het bij onze buitenlieden heeft, en de getrouwheid mijnernoteering is gewis genoegzaam , om mij bij hem, die het volk wilkennen in zijn volle waarheid , verschooning te doen vinden . Defolklorist is een photograaf, meer niet. Op deze wijze gebeurt het wel eens dat hij zijn lezer verveelt: immers , hij moet hemsoms zoutelooze dingen opdisschen , of langdradig schijnen,zooals het hier gegeven stuk door velen zal aangezien worden .Onder de klassen der folklore loopt goeds en kwaads om:tusschen de tarwe woekert licht wat onkruid, bij het korenmengt zich ook kaf.Indien het onderhavige stuk door den lezer soms in de laatstecategorie geschikt wordt , zoo zal ik bijvoegen, dat het veel wint,wanneer men het hoort voordragen; het is buiten twijfel, of hetzou ook den op fijner vermaak verlekkerden stedeling een glimlach afpersen, wanneer hij den «koster» zijn tong hoortinspannen om den bij elk koeplet terugkeerenden «rimram»snel en zonder haperen op te dreunen . Het mag zonderling heeten , inderdaad , hoe de ongeletterde die woorden zonderbeteekenis getrouw in zijn geheugen bewaart , zonder ooit eenwoord of een lettergreep te missen . Het feit werd intusschenvaak reeds bij de menigte opgemerkt: het folkloristisch materiaal is meestal het eenige, wat hun geest stoffeert.Het is bekend, dat wij, die onzen geest met zooveel vreemdsoortige dingen volproppen , ook een veel minder getrouw geheugen hebben: ik ken vele personen , mannen van studie ,die den gang van een sprookje, den tekst van een lied niet zonder veel zoekens en aarzelens konden opgeven .Met deze opmerking heb ik ook een der redenen aangewezen ,waarop de populariteit van De Wilde Vespers steunt: het is een der berijmde stukken , berekend om de tong in verlegenheid te249

brengen. Het valt dus , met vele rijmpjes, of would - be rijmpjes,in het vak der spreekoefeningen . Wie op het gebied van hetvolksleven geen volslagen vreemdeling is , kent ook de gunst waarin zich de spreekoefeningen algemeen verheugen . Wij allen ,arm en rijk , oefenden onze tong wel eens met kortere of langerevolzinnen , waarin de moeilijkheid meestal bestaat in de ophoo ping van dezelfde of verwante medeklinkers (bv . Rood leerrekt wel; Kobe knoopt zijn koperen knoopen enz . ) en die dan bij het snel uitspreken , tot koddige , soms vette verwarringen aanleiding geven . Met het oog op deze laatste , zal ik vermeldende Waalsche spreekoefening: On colon ( = une colombe) , deux colons, treus colons ..., waarbij de tong vaak coïon voortbrengt.In ' t voorbijgaan wil ik een woord zeggen over de oudheiddezer volksvermaken . In dit tijdschrift werden reeds menigvul dige dergelijke volzinnen uit vele hoeken van Vlaanderen medegedeeld . Bij alle volkeren treft men ze aan; vele der nog hedenbekende woordenkoppelingen vermaakten reeds de middeleeuwen; zoo komt een nog heden in Vlaanderen verspreidespreekoefening met m nagenoeg met denzelfden vorm voor bijFischart, den zestiende -eeuwschen Duitschen bewerker vanRabelais . In zijn voortreffelijk boekje over de kinderspelen in deDuitsche middeleeuwen , bracht Prof. I. ZINGERLE er eenigesamen . Ware de folklore niet nog steeds een voorwerp vangeringschatting van wege de oud - philologen , zoo zou men dezesoort van volksvermaken zonder twijfel ook bij Grieken enRomeinen terugvinden . Immers , wij weten dat zij ook raadselsen charaden kenden, zelfs volzinnen met verkeerde punctuatie uitgesproken , zooals nog heden onder ons bestaan . Over dezezijde van het leven der Ouden leverde D: K. Ohlert een zeermerkwaardig boek ( 1 ) , dat eens te meer bewijst, hoe zeer debronnen van genoegen steeds dezelfde zijn geweest . Ik sprak hooger van de populariteit van dit stuk . Ik hoormenigeen verwonderd vragen: «Is dit inderdaad het geval? Is het werkelijk populair?» Dit kan ik bevestigen; althans op denbuiten is het zeer bekend . Doch ook in de steden krijgt men het( 1 ) Rätsel und Gesellschaftsspiele der alten Griechen . Berlin , 1886.250soms wel te hooren , meest bij personen , die van het plattelandstammen , of bij zulke als met de buitenlieden min of meer geregelden omgang hebben . Zoo hoorde ik in mijn jeugd dikwijls van mijn grootmoeder het volgende fragment. De rol verdeeling, nog heden gevolgd , scheen haar ontvlogen te zijn;zij vermeldde ze nooit, en scheen ook het bestaan van andere strofen niet te kennen . Ziehier het stukje, eveneens op kerk muziek gezongen:Kosterke, kosterken Alberecht!Wat blieft er u, Meneer, ' k ben uwen dienaarsknecht.Kijk ne keer uit den Oosten of uit den WestenOf ter (daar, er) niemendalle es ten beste!- Ja, Meneer, der es een lijk .Es't een arm of es ' t een rijk?' t Es een rijke vrouwe,Want iedereen es in den rouwe.Requiescat in pace ( 1 )'t Es al geld veur de paster zijn kasse!Dit fragment schijnt tot een lezing te behooren , die zeerafwijkt van de hooger opgegeven . Zij stammen overigens uit twee verschillende gedeelten van Vlaanderen; de brok moet mijn grootmoeder te Kortrijk, haar geboortestad , of te Deinze,waar zij haar jeugd doorbracht, geleerd hebben; de volledigelezing hoorde ik te Iddergem in het Land van Aalst. Elders zijn waarschijnlijk nog andere varianten in omloop (2) . In Limburg hebben de Wilde Vespers weer een verschillenden vorm; ikwil ze hier nog, volgens ' t Daghet ( I , 187) mededeelen; dochgeen nutteloozen schrik, vriend lezer , ik geef het stuk ditmaal beknopt weer:Köster, köster, mijne knecht .Menheer Pastoor, ' k ben uwen dienaarsknecht.Gaat van den Oosten naar den Westen ,De boeren brengen ons altijd het besten .Ze hebben ons zeer wel bedacht.Ze hebben ons nen beugel met geld gebracht .En dat geldeke van klink klank kloria ... Klink... klank... kloria ...-(1 ) Deze regel werd steeds vermoord tot: Requies kom - d - in pace! zooals nog heden onder de kinderen.(2) Zie nog een ander fragment uit West-Vlaanderen Rond den Heerd III ,p. 32. Van waar het stamt, wordt niet aangegeven.2512.Köster ... enz.Ze hebben ons een vette hin gebracht.En dat hinneke van tikke takke toria ,En dat geldeke enz.3.Köster... enz.Ze hebben ons ' nen vetten haan gebracht.En dat haneke van kraaie kraaie kraneke,En dat hinneke van ...4.Köster ... enz.Ze hebben ons nen vetten os gebracht.En dien os met zijnen bos,En dat haneke enz.5.Köster... enz.Ze hebben ons een vette gans gebracht.En die gans met heure zwans,En dien os met zijnen bos,En dat haneke van kraaie kraaie kraneke,En dat hinneke van tikke takke toria ,En dat geldeke van klink klank kloria...Klink ... klank ... kloria ...Toen dit stuk voor een paar jaren in het bladje der Limburgsche particularisten verscheen , schoot mij onmiddellijk eennummer uit Hoffmann von FalleRSLEBEN'S Horae Belgicae tebinnen , dat van al het hooger gegevene een oudere variante is .Ook deze moge hier een plaats vinden:Priester: Waar bistou , Lambert mijn knecht?Koster: Hier ben ik, heer, uw getrouwe knecht.Priester:Gaat in ' t westen, gaat in ' t zuiden:Wat brengen ons de kerkeluiden?Koster:De kerkeluiden hebben ons welle bedocht,Zij hebben ons een penningje gebrocht.Alle zingen:Een belletje klincklancklorum .Ora pro nobis! Morgen eten wij stokvis ,Overmorgen labberdaan,Zondag zullen wij te gast gaan.Even als hooger worden de vragen telkens herhaald; telkensnoemt de koster iets anders , dat door de parochianen gegevenis , en de priester herhaalt den naam der nieuwe gift en voegtdaar steeds de andere reeds genoemde achter. De laatste strofe,252die de vorige, zooals men heeft kunnen zien , in zich bevat, luidtaldus:Koster:De kerkeluiden hebben ons welle bedocht ,Zij hebben ons een koe gebrocht.Pricster ';Een koe, loopt toe!Een kalf, vreet half!een zwijn een quijn,een gans een quans,een eentje queckorum,een hoentje kaacketorum!waarna het koor het refrein herhaalt.En hiermede basta met de teksten!Deze «Zamenspraak tusschen een Priester en koster enandere zingende Persoonen» ( n' 164 bij Hoffmann H. B. II )komt eerst voor in een verzameling uit het begin der 18 eeuw;doch zij moet ouder zijn.De vorm bistou (bist du) , zooals Hoffmann doet opmerken , wijst op een Duitschen oorsprong, en hier was het lied reeds in het begin der 16e eeuw bekend. Hoffmann drukt drie Duitschevormen , waarvan een tot den aanvang der 16° , en een ander tot de 17° eeuw opklimmen . Het lied , zegt hij , leeft nog in denmond des volks .In Noord-Duitschland bestonden die inzamelingen nog inhet begin dezer eeuw. In Vlaanderen op sommige punten nog heden (1 ) .Zonder moeite heeft iedereen in dit stuk een spotlied herkend ,tegen de geestelijkheid gericht, en wel met het oog op huninzamelingen . «Op vaste tijden , als Nieuwjaar, Driekoningen of Vastenavond placht de pastoor in gezelschap van den koster de belasting te innen . Deze bestond grootendeels in levensmiddelen ,als: brood , eieren , kaas, spek , ham, worst , allerlei gevogelte ensoms wijn!»Het geheel is een parodie van een mis. Parodieën van gebeden en kerkzangen vormen in de folklore een afdeeling, welke bij het volk zeer talrijk vertegenwoordigd is . Alle kinderen kennen

( 1 ) Z. P. de Mont's Folkloristisch Paaschei (Nederl. Mus., 1888 p. 188) .253 -ten minste de parodie van het Vaderons, dat weer volgens degewesten verschillende vormen aanneemt.Al deze voortbrengselen van den volksgeest behooren in demiddeleeuwen te huis . Men weet hoe vaak in de letterkunde vandit tijdperk satirische zinspelingen tegen de geestelijkheid voor komen; ik wil alleen den lezer aan den Reinaert herinneren .In het onderhavige stuk wordt vooral de inhaligheid der kerkluigegeeseld , evenals in vele andere onzer liederen .Meestal bevatten de parodieën van gebeden of heilige zangenook Latijn , dat door het volk verdraaid of verzonnen wordt .Nogmaals een zeer oude trek . In vele middeleeuwsche voortbrengselen komt zoogenaamd makkaronisch Latijn voor. Reedsdoor het gebrekkig Latijn door Grimbaert in de biecht vanReinaert (ed . Martin vs. 1817) gemengd, stelt men de onwetend heid der middeleeuwsche geestelijkheid aan de kaak; zulk Latijnwordt meer bepaaldelijk keukenlatijn genoemd . In de folklorislische stof vindt men ook niet zelden makkaronisch latijn .Hierdoor verstaat men met Latijnsche uitgangen verbogenwoorden eener andere taal . In Volière's Malade Imaginaire is geheel het derde intermezzo in zulkdanig Latijn geschreven .In den geest des volks zijn inderdaad de Latijnsche uitgangen ,welke door de gebeden onder het volk eenigszins bekend zijn,genoegzaam, om welke woorden ook tot Latijn te maken: JuliusWolff voert in zijn Wilden Jäger een reizend muziekant tentooneele, welke voor de vereenigde jagers een preek houdt:Et dum Spelmanni upblasunt trumpumTollunt laetissime Kannem et humpum,Quartum semper excipit quintusAd infinitum dum nihil est intus,Danzant super mensas et benkias,Turbant tabernas, cauponas et schenkias ... enz .Een Latijnsch woord of citaat , zelfs onder volkspreeken geslopen, was steeds een goed middel om zand in de oogen testrooien . De kostelijke preek van den Kapuziner in Wallenstein'sLager van Schiller mag als model van het genre gelden .Te dezer gelegenheid wil ik een sprookje mededeelen , datgeheel en al op deze begrippen gegrond is , en in den cijclus van het «Volkslatijn» behoort .(254)EEN PASTOOR , DIE GEEN LATIJN KENT.Er was eens een pastoor, die in zijne sermoenen nooit een enkelwoord Latijn sprak . «Hij kent geen Latijn» , zegden de boeren , «datis zeker, want anders zou hij ' t wel laten hooren . Geen Latijnkennen , de parochie uit!» was hun slotwoord . De pastoor was daarmee bekommerd. - Op zekeren dag ging hij met den koster , dieeen doortrapte kerel was, een toerken doen . Daar liep een haasvoor hen uit: «Hazera loopa» , zegde de koster. «Dat is toch wel Latijn,» dacht de pastoor, «'k zal het onthouden .»»-«Ekstera booma» ,,sprak de koster, toen hij een ckster op 'nen boom bemerkte.«Goed , weeral Latijn!» dacht de geestelijke, «' k en zal ' t niet vergeten .» Daar viel , niet verre van hen , een kalf in ' nen diepen grachten gaf ’ nen plats in ' t water: «Kalvera kwakka» klonk het uit den mond van den koster. Nu ken ik al veel Latijn , ' peinsde de pastoor,«wacht tot zondag .» Thuis gekomen, schreef de pastoor nauwkeurigalles op, wat hij van den koster geleerd had . En twee dagen nadienging hij zijnen koster roepen , om nog een wandelingsken te doen .Voorbij een pachthof gaande , bemerkten zij een hen onder eenhaag, bezig met een ei te leggen: «Hoendera legeira ,” zei de koster,en de pastoor prentte zich die woorden in ' t hoofd . Verder bij eenvisscher komende, was het «visscherel vangdel.» En in ' het terug keeren voorbij een hoog kasteel trekkende, zei de koster: «kasteelahooga.» En geen enkel woord van den koster zijn Latijn ging voorden pastoor verloren . Nu kende hij wel Latijn , en goed Latijn boven dien, want de pastoor wist heel goed dat de koster buitengewoon geleerd was. Den volgenden zondag, fier als een haan op den preekstoelstappende, begon de pastoor zijn sermoen: «Beminde parochianen ,hazera loopa, ekstera booma, kalvera kwakka, hoendera legeira ,visscherel vangdel, kasteela hooga.» Al de menschen in de kerkbegonnen te lachen en nu was elk tevreden;; immers, niemand enkon meer zeggen , dat de pastoor geen Latijn kende.Een ander sprookje, dat ik mede in Vlaanderen hoorde, dochniet volledig bezit ( 1 ) , komi hierop neer: Een boer zendt zijnzoon naar een school in de stad om Latijn te leeren , doch de jongen hangt den luiaard uit en komt na drie jaar even wijsterug als bij zijn vertrek . De vader vraagt hem opvolgenlijk denLatijnschen naam van verscheidene voorwerpen , welke de zoon>( 1 ) Kent geen onzer lezers een volledige lezing ervan?- 255vertaalt door het Vlaamsche woord met een Latijnschen uitgang,us, of um, of a. Zoo wordt de tafel tafela, de stoel stoelus, destok stokkum , enz . Doch de vader, die zoo dom niet is «als zijnmuts staat» , vat den stok en geeft den zoon een geduchte rammeling, terwijl hij de gehoorde Latijnsche woorden op zijn beurt aanwendt.Over den vorm van ons stuk zegde ik reeds hooger eenwoord. Het is gedeeltelijk een «spreekoefening» geworden;daarbij nam men evenwel acht op een andere afdeeling, diemede zeer verspreid is: het is het zoogenoemde «ophoopend sprookje» . Hierbij wordt, zooals bekend is, op het einde vanieder koeplet een staart gevoegd, welke telkens het vorig koepletherhaalt. Het is een der weinige vakken der folklore, welke ingunst staan ook bij andere dan de lagere standen en de kinderen .Men zal mij toelaten een woord over het ophoopend sprookjete zeggen .Het meest bekende voorbeeld bij ons is het sprookje van Tippen , die niet naar school wil gaan.» Men haalt den hondom hem te bijten , maar hij wil niet. De stok wil den hond nietslaan , het vuur wil den stok niet branden , het water wil hetvuur niet blusschen , enz. Overal zijn dergelijke vertellingen in zwang: geen kind in Frankrijk of het kent Biquette ne veutpoint sortir du chou; elkc jonge Engelschman kan u The Housethat Jack built opzeggen; iedere jonge Duitscher Der Herr derschikt den Jockel aus.In Henegouwen is de meest geliefde vertelling van dit soortde geschiedenis van Jean et Jenne qui cachent à fourdrennes (die naar sleepruimen zoeken ) of Potet et Frazet. Soms bestaat eendergelijk stuk uit een bloote opsomming, welke alsdan hetgeheugen des te gemakkelijker in verlegenheid brengt, als deopgenoemde voorwerpen minder in onderling verband staan .SNELLAERT (Oude en Nieuwe Liedjes, Gent, 1864) geeft p . 128een lied op , dat in deze laatste categorie valt . Het is nog onderhet volk bekend, ik meen onder den naam van «het Lied vanden Visch die bedriegelijk is.» Maar, dat het hooren van eendergelijk lied een der grootste «attractions» kan zijn voor eentalrijk publiek, zal wellicht den lezer verwonderen , doch is niet256>។overdreven . Vele personen te Gent kennen wel de maatschappijde Lamberts, buiten de Dampoort gevestigd ( 1 ) , welke jaarlijkseen paar dansfeestjes geeft. Wanneer de bekende schilderijontrold wordt, dringt men zich rond den zanger , die met eenstok uitlegging geeft over de onderscheidene tafereelen , metbetrekking tot «het Manneken dat dronken is.» Een geschiede nis is het niet; de zanger noemt een groote menigte voorwerpenop , die onder elkander geen de minste betrekking hebben, en waarbij soms een ietwat gepeperde kwinkslag komt (2) .Van een andere zijde drong het «ophoopend sprookje» in devolksdansen door. Een der populairste Luiksche crâmignons ishet lied van Le joli Bois, mede in Duitschland bekend (3) , terwijlook in Frankrijk het hooger geciteerde lied Biquette tot eenkinderdanslied werd .Soortgelijke voortbrengselen van den volksgeest moeten zeer oud zijn; zonder de verwantschap op ontleening te willen terug.voeren , zooals slechts te vaak gebeurt, zal ik als het oudste totnog toe bekende voorbeeld van het vak wijzen op een lofzang uit den Talmud (4 ),Ik laat hier het stuk in vertaling volgen:1. Een bokje, een bokje dat mijn vader kocht voor twee zilverlingen;2. Dan kwam de kat, die het bokje opat , dat mijn vader kocht voor twee zilverlingen;3. Dan kwam de hond , die de kat beet die ...4. Dan kwam de stok, die den hond sloeg, die... 6. Dan kwam het vuur, dat den stok verbrandde, die... 6. Dan kwam het water, dat het vuur uitdoofde, dat ... 7. Dan kwam de os, die het water opdronk, dat...>( 1 ) Ten minste voor eenige jaren, toen ik nog te Gent vertoefde.(2) Zou een onzer Gentsche lezers den tekst van dit lied niet kunnen bezorgen?(3) Zie SIMROCK, das deutsche Kinderbuch, ze uitg. , nr 1037 .(4) De Talmud is de titel van een werk, dat onder de tegenwoordige Joden in hooge eer staat, als bevattende een volkomen stelsel van den joodschen canon (kerkekelijke voorschriften ) en van de burgerlijke wet. Hij bestaat uit twee deelen: deMishna of tekst, en de Gemara, de verklaring of commentair. Deze vormen tezamen de Talmuden , van welke er twee zijn: de Jerusalemsche T. , die tegen het einde der derde eeuw in Palestina voltooid werd , en de Babylonische T. ,omtrent 500 n . C. in de scholen van Babylon en Perzië samengesteld . Het doelvan den T. is de mondelinge of ongeschreven wet te verklaren die volgens de Joden eerst door God aan Mozes werd medegedeeld en na hem bij overleveringvan eeuw tot eeuw werd voortgeplant. (Z , J. GARDNER, De Geloofsbelijdenissen der Wereld, bew. door J. G. R. Vos) .2577(>8. Dan kwam de slachter, die den os slachtte, die ... 9. Dan kwam de engel des doods , die den slachter doodde, die...10. Dan kwam de Heer , gezegend zij hij! die den engel des doods doodde, dieden slachter doodde , die den os slachtte , die het water opdronk , dat het vuuruitdoofde, dat den stok verbrandde , die den hond sloeg, die de kat beet, die hetbokje opat, dat mijn vader kocht voor twee zilverlingen ( 1 ) .Deze lofzang is een zinnebeeld van de vervolgingen welke hetJoodsche volk te lijden heeft, totdat God het verlost . Het bokje stelt de Joodsche natie voor, de twee zilverlingen Mozes enAaron; het overige bevat metaforische aanwijzingen van de onderscheidene den Joden vijandige volkeren, van de Assyriërstot de Turken , wier macht (de «engel des doods» ) door God zal vernietigd worden ( 2).Ten gevolge der verspreiding der Joden , geraakte deze lofzanggeheel de beschaafde wereld door bekend . Men neemt tamelijkalgemeen aan , dat hij langzamerhand zijn godsdienstigkarakter verloor, en een eenvoudige vertelling werd: «onderdezen vorm, meent men , bleef hij in leven» . Dit laatstebeweren is intusschen aan veel twijfel onderhevig; ik ben overtuigd dat dergelijke sprookjes overal , ook zonder een voorbeeld ,konden ontstaan . Ik leid hun ontstaan liever terug op een spelder fantazie, dat wegens de eenvormigheid van den menschelijken geest , op verschillende punten tot gelijke uitslagen konkomen . Het is mij voor heden genoeg, deze mijn zienswijzehier uitgedrukt te hebben; het zou mij te ver leiden zoo ik zemoest staven , doch ik behoud mij voor omtrent dit punt overkorten tijd in bijzonderheden te treden .Het zelfde genoegen , dat de klassen der folklore aan «ophoopende sprookjes» vinden , smaken zij aan de Wilde Vespers,waarbij zich verder de vreugde voegt, zich in ' t geheim lustig te maken ten koste van personen , onder wier ijzeren vuist zij,vooral op den buiten , geklemd liggen. Daarin berusten deredenen van de populariteit van dit zonderling stak , dat den lezer, indien hij deze beschouwingen niet zonder belangstellinggelezen heeft, thans gewis meer de aandacht waardig zalschijnen . Aug. Gittée .>( 1 ) Z. SIMROCK , Das deutsche Kinderbuch or 1040.( 2) Z. voor het detail Clouston , Popular Tales and Fictions I , p . 294.21258KINDERSPELEN .Boer, boer, houtenen Bak!Volkskunde deelt op p . 231 eenige Kaartspelrijmen mede. Zonder eenige uitlegging gegeven , moet de lezer denken, dat zij zich bijieder soort van kaartspel, op boer, heer, aas en vrouw moetentoepassen. Zij kunnen tot voorbeeld strekken van de onvolledige wijze, waarop vele zaken , die tot de folklore behooren, nog steedsgenoteerd worden . In mijn Vraagboek drukte ik op de noodzakelijkheid eener «getrouwe en volledige noteering»: aan beide ver eischten wordt in de bedoelde rijmpjes te kort gedaan .Zij maken namelijk deel van een kinderspel , dat ik hier, zoo goed mijn geheugen het mij toelaat , wil beschrijven . De ontbrekende punten, ook die waar mijn herinneringen onjuist zijn , zalwel een mijner lezers kunnen en willen aanvullen .Dit spel werd in mijne jeugd te Gent, ten minste buiten de Dampoort en op Sint Amandsberg, gespeeld onder den naam van Boer, boer, houtenen Bak! Al mijn makkers kenden het onder diennaam . Wat hij betekent, weet ik niet. Een berichtgever oppert dezienswijze, dat het wel Boer, boer, uit DEN BAK! kon zijn; wijspraken wel degelijk houtenen bak, met Gentschen ijklank als inhout. Te Gentbrugge heet het frieten .Dat het elders dan te Gent en in de omstreken gespeeld wordt,geloof ik niet . Ik heb zelfs kunnen vaststellen , dat het heden in devoorsteden van Gent minder voorkomt dan vroeger .Bij mangel aan geld , spelen de kinderen en boerenknechtengewoonlijk voor dulten. Hierdoor verstaat men een vuistslag op den rug. Om eentonigheid te vermijden wordt het slachtoffer op maat en rijm , zelfs met accompagnement van deuntjes, door zijn beulenafgetrommeld . Dit is het geval in het zeer eigenaardig spel in kwestie .De spelers nemen naar goeddunken een, twee, drie, of meerkaarten van den boek, d. i . het pak kaarten . Iedereen tracht zich heteerst van zijn kaarten te ontmaken. Komt men echter een soort te missen , en wordt deze uitgespeeld, dan is men verplicht bij zijnebeurt al de uitgespeelde kaarten op te nemen. Dit heetten wij,indien mijn geheugen niet faalt, fretten . Zoo gebeurt het niet zelden ,dat men met écne kaart begint en eenige stonden later er een twaalftal in zijn bezit krijgt. Wie het laatst kaarten houdt, verliest .259De verliezer heeft nog kans zich vrij te koopen: een der spelersneemt namelijk een zwarte en een roode aas , . legt ze met debinnenzijde op elkander, en terwijl hij ze achter den rug houdt,draait hij ze eenige malen rond , zeggende:Ronke ronke -l - aas ,Wa (t) kiesde gij voor een aas,Rood al onderOf zwart al boven ,Zwart al onderOf rood al boven?Raadt de verliezer juist , zoo is het spel uit, tot groot spijt van debende; is hij ongelukkig, dan bestaat nog een kans van verlossing,die echter zeer zelden goed uitvalt . Men mag het zij gelijk welkekaart noemen en ze onder of boven aan in den «boek» veronderstellen . De kaarten worden omgekeerd, en er wordt nagezienhoeveel de verliezer mis was. Tot zoover moeten al de kaarten metadulten» bekochtworden .Het slachtoffer, dat volgens de Vlaamsche spreekwijze den bas ligt, legt zich met zijn hoofd op zijn handen plat ter aarde neder,en de speler die de kaarten houdt , keert ze een voor een om . Nu begint de pret.Bij iedere kaart krijgt de verliezer van al de spelers vuistslagen opden rug; voor elke figuur hebben de bengels een rijmpje gereed enbij iedere heffing in hetzelve wordt een klop gegeven.Bij een gewone kaart, die veelal een flurre genoemd wordt ( flumpe te Gentbrugge) , roept men pas! of bas! en houdt zich met een enkelen vuistslag tevreden; doch nu komt een aas, en nu zeggen zijalle gelijk, immer kloppende:Aas, aas,In 't Land van Waas,Waar dan de meiskes loopen Mee vurte kaas te koopen.Te Gentbrugge luidde dit versje:Aas, aas!Uit ' t Land van Waas,Waar dan de boeren loopen Om vorte kaas te koopen .Keert men een heer om, dan zingen zij:Meneere, meneere,Drij keere,Sla maar hard, 't en doe( t) gee(n) zeere,260Nog ne slag te meer Veur Meneere van ' t Gravekasteel ( 1 ) .Te Gentbrugge:Heere, hee re!Sla maar honderd duzend keere(n) ,Op deze( n) jongen heere,' t En doet hem nog gee(n) zeere .Doch , treft men een zot , d . i . een boer, aan , dan schatert hetjonge volkje het uit: aller gezichten stralen , en met verdubbeldekracht klinkt het, terwijl ook de slagen crescendo gaan:Boer, boer, houtenen bak ,Mee de pijpe in de( n) zak ,Mee de pijp al in de(n) mond ,Boer, boer, moorde stront ( 2) .En zijn de spelers goed met het spel bekend, zoo zullen zij eronvermijdelijk een gezongen rijmpje laten op volgen . Bij onsheette het:Morgen komt den boer naar stad ,Mee zijn loete , mee zijn loete ,Morgen komt den boer naar stad ,Mee zijn loete al op zij ( n) gat.Te Gentbrugge heeft het rijmpje wat meer zin:Morgen komt den boer in ' t land ,Mee zijn hoedje, mee zijn hoedje,Morgen komt den boer in ' t land ,Mee zijn hoedjen in zijn hand.Ook de vrouw geeft stof tot nieuw vermaak . Het rijmpje luidtals volgt:Vrouwe, vrouwe!Katteklauwe,Hondebete,Vleueschete!De zoo wanluidende Gentsche è voor ouw of auw klinkt in ditrijmpje in al zijn akeligheid . Te Gentbrugge kent men nog het vol gende bijvoegsel, dat bij ons niet in gebruik was:Hâ( d) ze nog meer gebete( n) ,Z'ha( d) nog meer geschete( n) .( 1 ) Menheere van ' t Gravekasteel . Wie schuilt onder dezen naam? – DeBeul? Immers, hij staat in de akten genoemd «Monsieur» de Gand.( 2) Zoo zongen wij . Dikwijls stelde ik mij de vraag wat dit woord in het rijmpje mag beteekenen . Een berichtgever uit Gentbrugge denkt dat m. een wijziging is van merde en stront.- 261Zoodra een vrouw volgens den term uit het spel, gebliktd . i . omgekeerd wordt, houdt hij die den bas ligt, zichgereed; want als het rijmpje gezongen is , mag hij al wie niet fluit bij het oor vatten . Een zeer aantrekkelijke episode in het spel ,daar men dengene, die vastgeknepen zit , doet lachen; terwijl hijhet gezicht verwringt om iets als een gefluit voort te brengen, heeftde basligger hem eens ferm de ooren gerekt; dit , waarschijnlijk alseen verzachting van zijn eigen leed .Hiermede is het spel ten einde, tot groot genoegen van het slachtoffer, dat gewillig moet blijven liggen , en alleen dan het recht heeftzich aan de liefkoozingen zijner makkers te onttrekken, wanneer dezeop t't kruis van zijnen rug slaan . Dit is een der «regels van ' t spel.Het is waarschijnlijk dat de hier opgegeven rijmpjes op andereplaatsen varianten tellen; ook dat mijn geheugen niet heel en al getrouw is: het is zoo lang, dat ik geen Boer, boer, houtenen bakmeer speelde, vriend Lezer! Voor elke mededeeling of terecht wijzing, ook voor alle inlichting , welke tot de verklaring van ditzonderling spel kan bijdragen , ware ik zeer verplicht .Aug. Gittée .(>SPOTRIJMEN( ).( Vervolg). Zie Volkskunde, 1888 , blz . 84-86 .1. De Walen; - Vlaamsche Steden en Dorpen (2).Eerst en vooral eenige aanvullingen op de ns 1 en 17 .1. Tegen onze Waalsche landgenooten:c) Wallon , cochon , béle ,Koeie (n ) stjeet!d) Waar ' ne Waal sh..t,Geen gers gedijt! ( Schepdaal.)Men weet, dat dit laatste gewoonlijk eenen gansch anderen vorm aanneemt, en wel dezen: «Waar een Waal sch..t, groeit geen grasmeer» . Thans vernam ik het voor de eerste maal berijmd uit den mond van eene oude bloedverwante uit even genoemd Brabantseh dorpje.4.a(1 ) Uit de verz . van P. d. M ..( 2) Zie Wegener, bl . 249-256, en Haltrich , Z. V. d. S. S. , bl . 128-140 .262Vooral het volgende is eigenaardig:e) Ik kwam daar in een huisken — maison!En ik zag daar eenen Waal — wallon!Ik nam al gauw eenen stok - bâton!En ik sloeg hem op zijn ' hespe – jambon!Te Quaremont hoort men:Walekop,Erweetsop ( erwtensop ),Hij loopt al sch .....den steenweg op ( 1 ) .17. Op de Antwerpenaars:d) Antwerpsche slak ken ,Ze komen om snakken (versta, verklaart mijn zegsman: sneden brood) ,Ze komen den Balderschen toren aflakken . ( Berlaer ).Ongetwijfeld vooral tegen bedelaars gedicht en gericht.e) Sinjoor,Met zijn g.. in ' t spoor,Met zijn g .. in ' t slijk!Sinjoor heeft groot gelijk!Opgemerkt dient , dat deze laatste lezing uit Antwerpen stamt!Buiten de stad houdt men het omgekeerde vol .. , zooals nog blijkt uit:f) Sinjoor,Met zijn g. , in de voor,Met zijn ' beenen in ' t slijk ,De Sinjoor heeft nooit gelijk , ( Wijneghem ).Soms treft men deze verandering in den laatsten regel:Strak(s) in de mollepijp. ( Vremde).De Antwerpenaars beantwoorden deze rijmpjes meestal aldus:9) Boer,Met uw g .. in 't stroei,Met uw g.. in 't hoei, Den boer heeft nooit gelijk!Niet alle even karakteristiek zijn de volgende zeven nummertjes:18. Op die van Wommelghem:Die van Ommelegom!Hunne broek viel af, en hunn' trominel, die gong. (Wijneghem ).Ofwel , ditmaal volop episch (:):D'r kwam ' nen boer van Ommelegom,Z'n broek viel af, en z'n trommel, die gong.D'r kwam 'en begijntje geloopen,Ze vroeg: Boer, wilde da' trommelke verkoopen?- Zedde gij { zal of zedde gij { zat??'tIsgeen trommel, maar ' t is megat!’ ne prot!( Antwerpen ).zot( 1 ) Volgens die van Quaremont stammen de Walen af van... een verken.- 26319. Die van Ranst 22. Die van SchootenKwamen afgedanst. ( Ibid .) Komen af op hunn' pooten . ( Ibid .)20. Die van Wezel 23. Die van Sint - JobRijden op ' nen ezel . ( ibid .). Rijden op ’ nen ezel zonder kop.21. Die van Schil (Schilde) (Ibid. ) .Komen af met ’ nen dikke( n) bil . 24. Die van Deuren (Deurne)( ibid .). Willen hun eigen verscheuren .Die van Deuren, zijn befaamd om hunne echt oudgermaanschevechtlust.25. Beter is het volgende , uit het Land van Aalst (zie o . a . n' 10,blz . 85, hooger):Nieuwerkerken, dom geboren!Ze hebben een' kerk , maar geenen torėn!Ze hebben de klokke van Aalst gestolen ,Ala , ala , ala!Deelt een lezer ons mede, waarop hier gedoeld wordt?26. Aan n": 7 en 9, blz . 85 , doet denken:Herselt, de macht!Westel , de pracht . ( Ibid .).Men beweert, dat te Herselt vele rijke boeren , te Westerloo echtervele kale pronkers wonen.27. Op 3 en 4 heeft het onderstaande betrekking:Tusschen Nederzwalm en Synghem vloeit de Schelde. Toen -niet zoo lang geleden beide oevers nog door geene brugvereenigd waren , plachten de koewachters van Synghem hunne waerde Overscheldsche collega's aldus uit te jouwen:Overscheldsche brakken,Vlooien mee zakken,Luizen meê hoopen,Ze loopen er mee te koopen .Dan lieten die van Nederzwalm niet na te antwoorden:Overscheldsche(n ) Uitepatuit!Ze rijen mee koeien voor paerden uit,Koeien meê bonte plekken!Den duvel zal ze komen lekken ( 1 )!Als opheldering diene, dat de koeien, tot nu toe , te Synghem vrij algemeen als trekdieren gebruikt worden .--( 1 ) Meded . van den heer R. de Marelle.264Op de boorden der Moervaart, in Oost-Vlaanderen , hoort men de schippers tegen de koejongens roepen:Halli , hallo ,Halli , hallo,Koeterken , ho!G'hebt zoo lang de koeien gewacht,En nog geenen boterham g'had ...Halli, hallo ,Halli, hallo ,Koeterken, ho! (Stekene, Moerbeke, Sinni , enz . ).28. Zeer schilderachtig may, in dezelfde streek ,> dit karakteristiekevierlingje heeten:Asper turre ( toren ),Gaver zulle (d .' i . zuile ),Kapelleke ten - As( t):Is waterpas! ( 1 )Als spotrijm werd mij - wellicht ten onrechte — het volgendeopgegeven:29. Te Meyghem, te Meyghem,Daar wonen twee zottinnen!De eene bijt haar klossen in stuk ,En de andere en wil niet spinnen! (Nevele).Zouden wij hier niet veeleer een fragment voor ons hebben van een lied , in den trant van mede het onderstaande:30. Te Maldegem, te Maldegem,Daar zat een wijf en spon,Hillegillegom ,Rittomtom!En dat wijf had geen boter,Maar dat wijf had str....Hillegillegoter,Rittomtont! ( Nevele).Ik bezit toch den volledigen tekst en ook de wijze van het in OostVlaanderen welbekende pandlied: Daar kwam een' vrouw van Maldeghem, enz . , waaraan deze vaersjes ontegenzeggelijk ontleendzijn . Of worden — zooals een briefwisselaar mij meldt -- deze regels wezenlijk ook als spotrijm gebruikt? Voor inlichtingen aanbevolen!>-( 1 ) Meded. van den heer Pr. Stijns. De zuil van Gaver- kerk ligt op dezelfdehoogte als Asper- toren , terwijl ook de plaats, waar ' t Kapelleken ten- Ast ( Huise ,wijk Ast) staat , nagenoeg even hoog is . Immers Asper ligt veel lager dan Huiseen Gaver.265>. •. ..31. Nog een lofzang op Geeraardsbergen , een tegenhanger van hethooger staande, n" 1 , e , bl . 252 en ook van bl. 86, n° 13 , 1 ):Te Geeraardsbergen Grammont,Woont ' nen dief . larron .’ k Joeg hem uit mijn huis .maison ,Met ’ nen grooten stok .bâton;Want hij wou pakken mijn verken cochon,En dan joeg ik hem bij den baronVan Strijlom . (lees: Strijthem ) (2) . (Denderleeuw ).32. Op Denderhautem , gemeenlijk Hautem:Hautemsche takken (?) ,Luizen met zakken ,Vlooien met hoopen ,Om den duivel zijn vel af te stroopen . ( Ibid .)33. Iddergem , Eeregem in de volkstaal:Eeregemsche troeljen ,Ze sch..ten in cele ( hunne) moeljen .Ze verkoopen eelen (hunnen) str...Tien oordjes van ' t pond. ( Ibid .)34. Iddergem , Welle, Denderleeuw, Liedekerke.Die van EeregemGaan naar den hemel;Die van WelleGaan naar d'helle;Die van ' Lee ( uw)Gaan naar de zee;Die van Liekerk gaan naar huisMet eelen houten kruis. ( Ibid. )35. Appelterre, Appelteeren in den mond des volks .Ga-de mee? Waar? - Naar AppelteerenStr... vergaeren ,Ik met mijn handen En gij met uw' tanden? ( Ibid .; ook te Wambeke).36. Op Ter - Alphene:In Brussel zijn zoo veel paleizen ,Te Ter - Alphene is geen een ( en ) wijzein ).Is dat niet waar? Is dat niet waar?Op eenen pletskop en staat geen haar. ( Ibid .).DeTer -Alphenaars zijn algemeen onderden naam van zotten bekend.(1) Nr. 31-35 werden mij medegedeeld door den heer a . de Cock.(2) Zie ook , in verband hiermede, v. Vloren, ze uitgave, bl. 168; «Daar kwam een dief... lurron , – Al in mijn huis ... maison; Ik nam een stok ...En sloeg den dief... larron, Al uit mijn huis ... maison, - OmdatEen' ketel ... chaudron .»bâton ,hij hadgestolen ,26637. Op de Hootondenaars (1):Hootondsche brakken,Luizen met zakken ,Vlooien met hoopen,Ze moeten ze naar Quaremont komen verkoopen .( Quaremont).Op de inwoners van Lamont wordt integendeel deze lofzang aangeheven:Vivat Lamont (2) en Lamont mag er zijn , zijn , zijn .en Lamont mag er zijn .En is ' t niet waerd, dat Lamont leeft ,Lamont, dat al die die drinkers ( vechters) geeft!Vivat Lamont en Lamont mag er zijn .( Quaremont.).38 .QuaremontHoud uw mondPas maar op, als Ronse komt! (Ronse ).39. Om de Temschenaren te bespotten , plegen die van Sint Niklaas te zeggen , dat de azijn - pissers van Temsche , bij den beroemdenommegang ter eere van de H. Amelberga, het volgende rijmgebedopzeggen:Sinte Amelberga's kapelleken ,Dat hebben wij gebouwd,Al van ons eigen geldeken ,Maar meest van gestolen hout .(St. Niklaas) .40. Als Belgische jongens zich over de grens wagen , die NoordNederland van Oost-Vlaanderen scheidt, worden zij door deZeeuwsche kornuiten aldus verwelkomt:Hip, hip, Oranje boven!België in den oven!Vivat Zillem drie!Waarop onze Belskens dan antwoorden:Vivan Potter en ' t Hatenbeen ( Houtenbeen)!Zes kanonnen op een kasteel!( Stekene , Moerbeke, Koewacht, enz . ).41. In de provincie Antwerpen kent men:Hollanderke,Bollanderke,Kaaskop!( 1 ) Hootond, wijk van Ronse.(2) Wijk van Quaremont.. 267Als toemaatje, een paar rijmpjes ter eere van uitheemsche bezoekers onzer gewesten! Op de Engelsche toeristen doelt42. Kijk maar, gek ,'Nen uil op stek!Schiet hem er af,' Nen stuiver op zak ,een rijmpje, dat enkel eene verbastering schijnt van het hooger op blz. 84, onder n' 17 medegedeelde spotdeuntje tegen de Antwerpenaars.43. Op de Italiaansche bedelaartjes, die eene marmot vertoonen:Scheel marremotje,Spring(t) in ' t kotje,Drij keeren veur ' n oordje.(Antw.).2. Standen , Stielen , Wapens, Partijen ( 1 ) .1. Op de schoenmakers:Schoenleest,Vuil' beest!Hij kraakt zijn ' luizenOp zijnen leest.( Gent ) (2) .Te Antwerpen , minder rhythmisch gelukt, doch karakteristieker:Pek en garenverkwister,Schoen en leerbederver .2. Op de bakkers:a ) Bekker, b) Bakker,Schijt lekker, Oliekakker,Schijt koek , Mastellen bijter,Haal(t) den duuvel uit den hoek . Zeemschijter!( Leuven . ) (Gent) ( 3 ).Te Antwerpen bestaan tal van varianten; eenige volgen:c) Bakker , d) Bakker,Schet lakker, Schet lakker,Schet koek,Schet koek ,In den duuvel zijnen hoek .Peper in de broek .( 1 ) Cfr. WEGENER, bl . 241 , nes 829-830-831 .( 2) Meded. van den heer D. de Groote . Cfr . v . Vloten, 2e uitg. , 1 , bl . 50, rijmpje op eenen smid, II , bl . 6 , rijmpje op eenen schoenlupper, bl . 51 , id . op eenen klikspaan of verklikker . In de ze uitg. ook op snijder en op dief.( 3) Meded. van den heer D.de Groote268Aan een of ander populair lied ontleend schijnen:De bakker van den hoek ,Die (80ms: en hij) eet zoo gaeren vlaaien ,De bakker van den hoek,Die (of: en hij) eet zoo gaeren koek, ( Antwerpen ).Alsook:De bakker van den hoekHeeft dezen nacht geblazenDe zemelen uit zijn broek ,Hij hangt ze voor de glazen .Gelijk 'nen peperkoek . ( ibid .)Te Amsterdam zegt men van eenen bakkerszoon , zinspelende opde gelijkluidendheid aldaar van b en p:Mijn vader pakt de balletjes en mooie meisjes pak ik .4. Op de schareslijpers:a) ScheëresliepHadt der gekomen, as ich oech riep ,Toen ha'ch gäld , en nou niet. ( Hageland ).b) Scheren, scherensliep, c) Scharesliep Hadde gekomen, as ik a riep, IJzeren riep,G’hadt ' n tarwe (n ) boter(h)am g'had , Die gaat in ' t rond,En na en krijg -de -niet.Voort , bond!(Lokeren , Zele , enz. ) . ( Alphen, in N. Ned. )5. Op de baardscheerders:Naart, Naart,Scheer mijnen baard!Scheer hem schooneVoor een' krone!Scheer hem netVoor een plakket!Scheer hem rondVoor ' nen verkensstr ... ( Nevele).5. Op den lantaernman:Hij komt aan ,Hij zet neer ,Hij gaat op,Hij steekt in ,Hij trekt uit,Hij komt af,Hij langt ( d. i: neemt) op,Hij gaat aan ( weg) .( Omstreken van Brussel).269Te Tienen zegt men:Ik kom aan,Ik zet neer,Ik kruip op,Ik steek aan ,Ik ga neer,Ik neem op,>Ik ga heen . ( 1 )Eene fraaie en volledige lezing staat in Rond den Haerd, 1879-80 ,blz . 111. Men merke op, dat elke verrichting van den lantaernontsteker door den spot-zanger herhaald wordt, zoolang zij duurt:Hij komt aan, hij komt aan, enz. ,Hij stelt neer, enz. ,Hij klimt op, enz. ,Hij doet open, enz. ,Hij ontsteekt, enz . ,Hij doet toe, enz . ,Hij komt af, enz. ,Hij pakt op , enz. ,(En dan hcel luid:) Hij moet rijen, hij moet rijen , enz.. (Gent).De eerste lezing wordt, 0.a. le Wambeke, als raadsel aangewend.Dan voegt men er bij: Raad, wat is dat?6. Op het eerbaar gilde der koewachters:Koewachter, dikvel ,Hoe hoog zit de zon wel?Drie uren in ' t ronde!Pas op! Als gij liegt, is ' t zonde. (Gent).De laatste regel luidt soms:Leêg zijn is groote zonde .Te Nevele verandert men de vaerzen 3 en 4 aldus:Drie uren en half.Een koewachter is een kalf:7. Op de schapers(2):Scheeper , scheeper LoerentopVanwaar komt de maan op?Van tusschen Bergen en Henegouw ,Waar de scheeper hangen zou!De scheeper hangt aan een lalteken,Hij piept gelijk een katteken,Hij piept gelijk een vleêremuis .s'Avonds komt de scheeper thuis . ( Zie Het Pennoen, deel 3, 1880 bl.171).( Wambeke, Merchthem, enz . ) .(1 ) Meded. van den heer A. Ausloos .(2).Cfr. Wegener, bl . 222, nr 747 . 7270Te Mechelen:Scheeper, scheeper Langebeen ,Raap( t ) uw keuteltjes al bijeenIn een houten schoteltje,Dat is de scheeper zijn botertje. (Zie Het Pennoen, ibidem) .8. Op gendarmen en pompiers:GendarmLangenarm!Pompier,Lange(n) nier (!?). ( Antwerpen ).9. Op eenen soldaat:a. ) Soldaatje,Kameraadje ,Soldaat ,Kameraad!b. ) Soldaat,Kameraad,In de Peper- (soms: Winkel - ) straat,Met de pijp in der mondEn de broek vol str.... ( Antwerpen ).c. ) Soldaat,Kameraad,In de Peperstraat,En hij pakte zijo geweer,En hij schoot ze omveer. ( Ibid .).d . ) Soldaote ,Kammeraote,Geef me ' ne pataote ,' k Zal op m'n heufd staone! (Oost- Vl.).10. Op eenen politie- beambte:Gardevil met zeven rokkenEn zes holleblokken . (Antwerpen ).GardevilKattenbil ,Kiekenbil,Twee katten voor 'nen gardevil. ( Ibid .).De laatste regel luidt soms:Twee katten voor ' nen dooden gardevil.Te Denderleeuw zingt men den veldwachter of sjampetter na:Sjampetter,Op a gat staat 'en letter,Op a gat staat ' en o,Vivan de(n) merteko!271 -a) Ora11. Op eenen koster:pro nobus! b) De koster van Capellen ,De koster heet Jakobus. Die (of: en hij) eet zoo geren mastellen,Hoe heet zijn ' vrouw . Hij bijt er altijd be ( e ) tjes van,Mieke de vuil mouw. Hij laat er altijd sche( e )tjes van,Hoe heet zijn kind? Prit , prat, zei ze gatHolleken - bolleken snotvink . Gelijk een houten botervat . (Wambeke).( Leuven , en Antwerpen ).12. Op pastoor:Mijnheer Pastoor,Met zijn belleken aan zijn oor,Met zijn wierookvat ( elders: p.. pot) aan zijn g .. ,Och! wat vuile mijnheer Pastoor is dat. ( Antwerpen ).13. Op eenen smid:Smidje Verholen,Zonder kolen ,Smidje Verholen,Zonder brood,Smidje Verholen is nog niet dood . ( Antwerpen ).Smid ,Je gat ziet wit,Je gezicht ziet zwart ,Foei , wat vuile smid is dat! (Bergen op Zoom) .14. Op den klepperman:Klepperman, klepperman,Uw geratel maakt ons niet bang. ( Amsterdam ).15. Op eenen apotheker:Smeerzalf verkoop - je,Dat weet ik zeker.Het is niet voor mij of mijn ' maat,Maar voor den schurfkop , die achter de toonbank staat .(Amsterdam ). 16. Op eenen schouwveger: ( 1 )Zwartsnoet , zwartsnoet ,Onze schoorsteen is vol roet . ( Ibid .).17. Op beenhouwer:Beenbauwer ,Worstenknauwer,Hondenbeet,Vloeienscheet! ( Antwerpen .)geuzen:Geus, geus,Lange neus,Korte kin ,Daar kruipen de duivelkens in! ( Casterlé) ( 2 ).

18. Op de(1) Cfr. Weingaertner, Das Kind u. s . Poesie..., bl . 28.( 2) Meded, vanden heer P. Leflot.2723. Voor- en Familienamen( 1 ) .1. Pier,Blaas het vier,' t Vier en wil niet veinzen ,Pier loopt al keinzen!Pier loopt achter de mijt En daar krijgt Pier het sch..t! ( Nevele) .Te Wambeke:Pee ( scherplange ee)Va(n) Lee,Zijn' broek vol snee,Zijn neus verwaerdIn ' nen koeie ( o )staert.Pier,Blaas het vier,De pap staat in den mezier ( d. i.: mazieregat of -kot, gewoonlijk in de schouw ) ,( Nevele).PietValt in 't riet,Dat men hem niet meer ziet . ( Antwerpen ).2. Karel 3. MertenVan Barel ( d . i . Baerle, bij Gent) , Van PertenDe mammekensbijter, Zat in de slooren .De p..potsch..ter, Daar kwam ’ nen puit,Ging tegen den keuning vechten , Hij riep er hem uit.Met al zijn' knechten ,Daar kwam een ' ratitse (d.i. eene hagedis) ,En hij was zoo voos, Om Merten te pitsen .Dat hij zijn ' broek verloos! Daar kwam een’slange ,(Nevele). Om Merten te vangen.Sjarel,Daar kwam een schorpioen,Sjarel,Om Merten van PertenDen barel (?) , Zijn vel af te doen.Kwak, kwak, kwak . (Antwerpen ). (Nevele.)4. Mathijs,Uw haar is grijs.Van ouderdomIs uw koddeken krom. (Mullem ) (2 )Dit is blijkbaar eene verbastering van het gekende kinderdeuntje:Jantje van Parijs,Zijn ' haarke( n )s waren grijs,Zijn' beentjes waren krom,Da ( t) kwam van ouderdom, ( Wambeke).( 1 ) Cfr. Fronius , Sächs. B. , bl . 36-37, Wegener, V. L. a . W., bl . 266, nr: 890 911 , en v. Vloten, 2e uitg. , I , bl . 32, een rijmpje op Jan Piet, 34, Ouwe Jan en jonge Jan , 37, Jaap, 41 , Kees, 42, Louw. In de 3e uitg . ook op Douwe ( Edward )en op Frans.(2) Meded. van den heer R. de Marelle .- - 27375. Jeppen ( d. i . Jozef).Saropenteppen,Saropenbrood,Jeppen moet dood!Of ook:Saropenmastel,Sjeppen naar d'hel! (Wambeke).6. Alexander,Alles voor mij en niets voor cen ander. ( Antwerpen ).7. Sus is zat , Sus is zat ,Hij heeft van den bezem g'had . (Antwerpen ).En ook:8. Sus.Is een aardige musch.Hij mag zoo gaerne kwak!Sus! Rik , rak! ( Ibid .)8. a) Ansjelik , lik , lik , b) Ansjelik , lik , lik ,G'hebt ’ nen vogel ingeslikt, Heeft nen vogel ingeslikt... G'hebt'nen mutten binnengeslikt, Zij is geborenHoud , wat gij hebt, tik , tik! Op den toren ,( Denderleeuw ). Zij is gedoopt al in den hoekVan madamn Korentenkoek.(Ibid. )9. KarolientjeKoopt een kindje .' t Is geborenOp den toren .' t Is gedept ( gedoopt)In de zep (straatgoot) .' t Staat in den hoekBij madam Korentenkoek. ( Ibid .)De vijf volgende rijmpjes ( 10 , 11 , 12 , 13 , 14) ontleen ik aan een artikel van den heer Leflot over «De Folklore van Casterlé» ,Vlaamsche Kunstbode, bl . 224, enz . , 1888:10. Jan kwik , Jan kwak,Jan haver in den zak,Jan pijp in den mond,Jan paerdenstr....Ik zelf teekende te Antwerpen op:JanKoekepan ,Met 'nen spijzen (soms grijzen? ) boterham .De derde regel luidt soms ook:Die niet meer eten kan.>22274>Te Alphen (Zuid -Holland) zou het volgende bekend zijn:Jan,Brandt de lamp an?– Moeder, als een lier— Ha, maar wat doe je dan?Ik zoen de meisjes hier.11. Peer, mijnheer, de tafelstek , 15. Frans,Die eet zoo gaerne gebraden spek; Kattekendans,Gebraden spek in ' t panneken!Vier en licht,Peer is moeders manneken! Kattengezicht! ( Antwerpen ).12. Jan Huigen in de ton 16. Koben heeft zijnen hoed verbrandMet een reepken herom! Van colère , van colère ,Jan Huigen , Jan Huigen , Koben heeft zijnen hoed verbrand ,De ton die viel in duigen!Van colère in het vie( r ) gestampt.( Wambebe ).13. Jaak , Jaak , heb- de geenen vaak? 17. Jan Ba ( p) tist ,- Neen, moeder, niemendallen Boter in de kist,Jaak is van de leer ( lar / der) .gevallen Vleesch in de( n ) pot ,Op nen blauwen steen , Jan Ba( p) tist is ’ ne zomerzot . En heel zijn ' portefoelie ( of: koren ( Brugge).(tegat) van een .14. Sus, peper in de bus ,Peper in den pot ,Sus is zot! ( Ook te Antwerpen ).18. Klaas,Wat schoone naamVoor ne' man van spikkelaas!19. Louw, Louw;Leelijke Louw ,Hedde ( heb-de) geen geldVerkoop uw' vrouw .Waarom zou ik m'n vrouw verkoopen ,Waar ik zoo lang heb mee geloopen!( Antwerpen ).20. Henri , Heuri,En als ge aan dat koordeken trekt,Dan speelt de harremonie . ( Ibid .)21. Mie - KatrientjeKocht een kindje ,Ho la la!De keroris zal zij vieren ,Zoolang zij leven zal!Nu heeft zij haar' plezierenHier en overal . ( Denderleeuw ).22. Wanne- Marie, waar is de kat?Op den zolder , op den zolder .Wanne- Marie , waar is de kat?Op den zolder, bij de rat. ( Ibid .).727523. Toontje, mijn zoontjeWanneer zal ' t kermis zijn?t'Avond in den maneschijn;De hond zal springen ,De kat zal zingen ,En Toontje, mijn zoontje Zal de speleman zijn. ( Ibid .).24. Toontje, mijn zoontje,Zat in de slooren;Hij wou niet hooren .Er kwam ' nen puitVan het Landuit (gehucht van Denderleeuw) ,En hij beet Toontje, mijn zoontje,Zijne oogen uit .(Ibid. ) .25. Op Domien zingt men , te Antwerpen, volgens men mij verzekert ik zelf kreeg het nog niet te hooren:Minnekepoes, ge moet verhuizen ,G’hebt mijn katteken kwaad gedaan .Of is dit soms onvolledig?26. Trien, Trien , zotte Trieu,G'hebt den zot (of: heb-de geenen zot) mee bellen gezien!Zoo te Antwerpen . Te Wambeke echter:Trien, Trien, zotte Trien ,Die voor ' nen stuiver heur' bil laat zicn!27. Op elkanders voornaam plegen , te Antwerpen , de schooljongens rijmpjes te dichten in den aard van:Frans,Pirrewans,Pirrewokselkandans!Pirrewokselkandoksel,Verrumpelde Frans.Ofwel:Jan ,Pirrewan ,Pirrewupselkandan,Pirrewupselkandupsel,Verruinpelde Jan!En zoo op alle namen .Men vergelijke van Vloten , zº uitg. , 1874, bl . 90, n° 14:Jantje,Wide, wadde, wantje,Wide, wadde, winkel , tinkel , tantje;«Hip,» zei Jantje!276Spotrijmen op familienamen zijn voor ' t minst even talrijk als die op voornamen. Onder de thans volgende nummers halen wij eenige voorbeelden aan:28. Giele van Lier,De boter is dier,De kees is platSteekt aven neus in ’ t minnekensgat .29. Peet de Vrieze 31. Nachte (r )gaele,Steekt de bieze Wiewale,Al (d. i.: langs) Moldegem- kouter ,Witstaert, [ haerd!Al Leê rond ,Pak( t ) den bessem en vaagt den Om 'nen vorten paerdenstr...! ( Ibid .)(Mullem ). 32. Hanske Smet,30. Stien van de Kouter,Uw bil is vet,Hoe ouwer, hoe slouter, Hij zou zoo gaerne trompen!Hoe verder op den dag, Hij spoelde zijn gat ,Hoe meer enkel' maatjes, dat hij mag. Het koordeke brak ,(Synghem) .Hij was zoo naar verdronken .( Heurne).Te Wambeke is een dergelijk liedje, doch rhythmisch veel fraaier,als roets-, d . i . touter- liedje in zwang:Machiel-MachuitZat in de schuit ,En hij meende gaan leeren le pompen!De pomp brak afEn Machiel was nat ,En hij was bijkans verdronken .33. Merten Verkwijten zat in de slooren,Merten Verkwijten en wou nie( t) hooren .Daar kwam ’ ne puit van Sint -Antooren.Daar kwam een schorpioen ,Om Merten Verkwyten zijn vel af te doen .( Denderleeuw ).34. Pitje Verdoemd zat op den toren,Speleman speelde op zijnen trompet;Z' hebben zijn baardeken afgeschoren ,En op Sinter-Goelen ( Sinte Gudula-kerk) gezet .( Ibid . ).35. Van Dijk ,Potteke slijk ,Potteke vet,Tien pataten op een vorket . ( Antwerpen) .36. Menheer VerbistLag in de kist,Zonder dat vader of moeder het wist.37. Jan VerhagenDraagt zijn ' beste broek alle dagen .27739 .38. Van den Abeel ,Sch... een teel;Hij sch ... er drij,Hij was zoo blij;Hij sch... er negen ,Hij was verlegen;Hij sch ... er honderd,Hij was verwonderd . ( Antwerpen ).Mijnheer de WeerdtMet uwen langen staert,Gij maakt al de kinderen vervaerd! ( Ibid. )40. Menheer van Tichelen , da’schelmke, dat diefke,Dat eet alle dagen zijn buikske zoo vol,Dat hij rolt van de trappenLijk 'nen suikeren bol . ( Ibid .)41 . Fransken de Klep,De soep zal seffens koken!Fransken de Klep,De soep is ingeschept.Wacht een bitje! Wacht een bitje!De soep is ingeschept! ( Ibid. ) .Is dit laatste wel volledig?4. Mismaaktheden , Gebreken , enz ..1. Rosharige of goudkop (1):a ) Rosten ,Hoeveel moet- de kosten?' k Zal u koopen,Om achter mijn ' hielen ( elders: vessemen , elders nog: flankaarts) te loopen!( Synghem ).Te Lokeren: achter mijn' slippen . Te Antwerpen: achter mijn ’kiekens.b) Rostekop, e) Rostekop,Erweetsop ( erwtensop), Leef -de gij nog?Meê zijn tuitje in d’helle gedopt . Ja , papa , God zij gelo( o ) fd .( ibid . )( Lokeren) .c) Rostekop ) Ros haar, ros bloed ,In d’helle gedopt, Zelden goedAfgespoeld ( Antwerpen ).Met kafiezop. ( Mullem ). g) Ros bloed ,Zelden goed ,d) Rostekop, Die de menschen den kop afdoet (soms:In d'helle gedopt, vloeken doet) .UitgewrongenIn kafiesop. ( Eerneghem) .( 1 ) Zie A. Joos, Schatten uit de Volkstaal , bl . 149.278eh) Vosken,Op 'en haten stoksken,Me' moeder heet e kind gekochtEn ' t was deen nog e vosken .( Denderleeuw ).Stelt het volk zich (volgens rijmpje g) , evenals dichters en schilders zulks plegen, den beul als rosharig voor?2. Scheelziende.Schelewip, schelewap,Schele- koekenbak . (Antwerpen ).Het volgende rijmpje, vollediger dan het pas aangehaalde, deed eertijds, blijkens verscheidenen , te Synghem, Heurne en in andere Scheldedorpen , als spotliedje onder de koeiers dienst:Schelewip, schelewap,Waarvan maakt-e gij uw pap?Van water en blomme,Van brood en meel!Daarvan ziede gij zoo scheel . (Heurne ).Te Mullem en te Synghem:Schelewip, schelewap,Waarvan maakt-e gij uw pap?Van water en meel!Daarvan ziede gij zoo scheel .Te Antwerpen:Schele Piet,Ge ziet voor niet ,Ge zijt zoo zot als zotte Rik.Te Alphen:Ik heb een vogeltje gevangen,En het beestje kan niet zien .Schele Pauwelien' ,Schele Pauwelien '!3. Langgeneusde.Neus, neus, ljoektjoektjoek!Voor zeven cens ' nen (of ook: zeven cens ' ne( n) ) peperkoek! (Antwerpen .)4. Bult:Bult-Karkas, ' t Is den bultViool en bas , Zijn eigen schnld,Viool en fluit, Dat hij zijn kas nu dragen moet.Trek( t ) er maar uit. – Maar, dat hij er zijnen alaam in doet.( Antwerpen ). ( Denderleeuw ).279Schier gelijkluidend is het volgende uit Noord- Nederland:' t Is den bult Aan de kerk lag eene vrouwZijn eigen schuld , Met twee kromme poolen!Dat hij de kast moet dragen! Bult- karkas , viole en bas,Als hij mij niet gelooven wil , En cen kofferken met geld ,Dan moet hij ' t maar gaan vragen! Waar de bult zijn geld op telt!( Alphen ). ( Antwerpen ).Eene andere Denderleeuwsche lezing luidt:Bult, karrekas,Viool op den bas,Een kofferken meê geld,Waar dat den bult op spelt ( speelt).Te Antwerpen nog gehoord:Bult , bult , bult karrekas,Twee violen en ' nen bas,En ' nen strijker, waar geen haar aan was.5. Op eenen witharige:Witten ,Met uw' billen vol pitten ( putten ),Met uw' hespen vol bleinen (blaren) ,Waar dat de zonne komt op sehijnen . ( Denderleeuw ).6. Op eenen met eenen spitsen neus en eene dito kin:Spitse neus en spitse kin ,Daar zit de duivel zin . ( Amsterdam ).7. Op eenen blinden straatmuzikant:Blinde Dries,Je spel is vies .5. Verscheidenheden .1. Als een kind weent, om 2. Idem , om het te beschamen:het te paaien:Duiineken, Duimeken, hoogen loren , a) Djoenke, djoenke , de veèle ( vedel) gaat an ,Als ons kinneken Duimeken ziet , ' t Avend komt de speleman .Dan moet ons kinneken lachen! De speleman zal roenken(Antwerpen ). En ons Janneken zal djoenken!( Eerneghem, W.-Vl. ) .b) Rik , tik, tik ,Het kieken rust!Heintje ,Kom ijntje,Bombijntje,De schreeuwer!( Antwerpen ).280c) Rintjinjiere, de soep brandt aan , d) Jantje de Grijzer,Wil-de ze nie elen? (bis ). Tien pond ijzer,Rintjintjiere, de soep brandt aan, Tien pond stroot (strooi) ,Wil.de ze nie elen, laojt ze staan . Is Jantje de Grijzer nog niet dood?(Wambeke). ( Oost -Vl .).3. Wie «aaszak speelt» of zijnen maat iets ontfutselt, heet onmiddellijk:Dief, dief,Dobbele (n ) dief!J'hêt gestolen en w'ên ' t gezien! ( Ibid .)4. Kijvende kinders zeggen tegen elkaar:Wat wilde gij tegen mij kallebouten?Uw' moeder heeft boter met luizen gezouten. (Gent).5. Op eenen eerste - communicant:Eerste communicant,Goed gebakken en niet verbrand . ( Nevele).6. Op eenen , die voor de eerste-communie werd afgewezen:Uitgebuigeld breudje,Twee cents vurte kaas. (Nevele.)7. Als twee kinders elkander iets toevertrouwen en een derdepoogt het af te luisteren , klinkt het weldra:Liever ’ nen dief aan mijn' klinkDan ' en luistervink , ( Antwerpen ).8. Voor ' t huis van gierige lieden zingen , als zij op de gebruikelijkezingersdagen , als b . v . den dag voor Kerstmis, voor Nieuwjaar, of ook op Drie- Koningen rondgaan, de bedelaartjes:a ) Achter de deurDaar hangt ne' zakMet zemelen,ledere zemelKost een'duit;Bier hangt de(n) gierige(n) duuvel uit.b) Jaag den gierigen duuvelDe deure uit . (West- Vl.).c) Daar hangt ’ nen zak mee zemelen uit,Elke zemel kost een duit ...Daar zit ' en gierige pin in huis!d) Leeg (d. i.: laag) huis,Hoog huis ,Daar zit ' nen gierigen duuvel in huis!e) Daar is e gotjen in de deur,En dor zit ’ nen gierigen duuvel veur.281In ' t algemees , van eene gierige:Ze zee zoo en ze sprak nie( t);Ze schoot in heuren zak en ze gaf nie(t) . (Antwerpen ).9. Te Gent loopen de kinderen , die straatschenderij plegen, eenenwinkel binnen, en roepen dan heel luid:Is ' t er iemand?Sch..t in uw hand,Loopt er mee naar Holland!10. Op eenen heer, wien de hoed op in ' t oog springende wijze ophet hoofd staat:HoedStaat goed,Of ik sla u in de boet . ( Antw. ) .11. De steedsche meisjes tegen de boerendochterkens:Boerin ,Zottin ,Hoeveel voor uw' hin?12. Waarop de andere, naturalistisch genoeg , antwoorden:Juffer van de stad ,Kust mijn g..Ik heb voor de ander zestien- en halven g'had .( Beide uit Hoegaarde).13. Om met het soldatenfransch den spot te drijven:Quelle heure est-il , skilwact?»«Halver huit , Madam' .»«Vous parlez bien de français, skilwact?«Oui, hier en daar een peu , Madam '.»( Antwerpen ).14. Op eenen, die altijd knort en bromt, zegt men in W. Vl .:Ruttelare,Pruttelare ,Pijpenkasse,Nooit van passe!15. Op eene kwezel:Kwezel,Bij gebrek aan ezel,Bij gebrek aan ' nen man,Omdat ze er geenen krijgen kan.16. Tegen eenen boerenknaap, die met zijne moeder van demarkt komt:Heb-de met uw inoeder naar de markt geweest?() gij leelijkaard! ( bis).Heb- de met uw moeder, enz. ,O gij leelijke beest! ( Antwerpen ).28217. Met dit apocalyptisch-onverstaanbare rijmpje tracht men de kinderen naar omhoog te doen kijken, soms wel om hunne marre bollen te < starren» ( stelen ). Het wordt echter ook eenvo nvoudig als kinderdeuntje gezongen .Starren in de luchtIs koperen draad;Trekt met het koordekenDat ' t opengaat. (Antwerpen ).>BOEKBEOORDEELINGEN.C. Baissac. Le Folklore de l'Ile Maurice. Paris . Maisonneuve et Ch. Leclerc . 1888. 466 p .( Les Littératures populaires de toutes les Nations, Tome XXII. )De titel van dit boek belooft meer dan het houdt: het brengtslechts sprookjes en raadsels . De uitgestrektheid van het begrip «folklore» stond gewis den auteur niet klaar voor den geest,en meer dan eens bemerkt de vakman in de korte aanmerkingenachteraan de sprookjes gevoegd , dat de schrijver slechts eenzamelaar is; van daar ook de mangel aan orde onder de sprookjes. Waarom b. v.de dierensprookjes van de andere niet gescheiden?Dat deze sprookjes van zeer verschillenden oorsprong zijn ,is een feit dat het Eiland Mauritius gemeen heeft met allegekoloniseerde gewesten; iedereen bracht wat mee, en hierwaren het vooral Franschen , alsmede de zwarten uit Madagascaren van de Oosterkust als slaven overgevoerd . Het ware te wenschen geweest, hadde Baissac , een geboren Mauritiaan die zichdoor studiën op het gebied der philologie van zijn dialekt deedkennen, den Europeeschen lezer meer ingelicht omtrent het volken het leven op het eiland . – Schrijver beperkte zijn opzoekingen tot de kreolen , d . i . de gemengde bevolking gesproten uitverbintenissen tusschen zwarten en Europeanen .Deze sprookjes zijn vergezeld van den kreoolschen tekst . Degedachte is gelukkig: wie den geest van het volk bestudeert,heeft op die wijze de onvervalschte oorkonden ter hand .283De dierensprookjes, in dezen bundel genoteerd, schijnenmeer tot een ander vaderland te behooren dan tot Europa: zijhebben althans een zeer eigenaardig uitzicht , en gelijken weinigop de onze . Ze zijn ten getalle van acht. ( Het thema is gewoonlijk, evenals bij ons , de list van een dier tegenover een ander,' t zij uit loosheid , ' t zij uit nood om den honger te verzadigen;de «strijd om het leven» is een gewichtige trek in de folkloreder dierenwereld . De haas neemt veelal de plaats in van onsReintje: de slak of couroupas ( 1 ) doet hij de klok luiden , wijwater drinken , en tot zijn rijpaard dienen , waarbij zij telkens zich over haar lichtgeloovigheid te beklagen heeft. — De haas delftsoms wel het onderspit, en wordt namelijk door de schildpad inlist overtroffen .De grens tusschen menschen- en dieren wereld is geheel uitgewischt: de schildpad wordt badknecht bij den koning, hetdier velt oordeel tusschen den mensch en het dier. Deze laatstegeschiedenis ( n . 23) stamt echter zonder twijfel uit Europa:Een man redt een dier , dat zich daarna tegen zijn verlosserkeert, het geschil wordt aan verscheidene dieren onderworpen ,van welke het laatste het geredde dier weer in den gevaarlijkentoestand doet brengen , ten einde zich van de zaak goed reken schap te kunnen geven: eens den ondankbare buiten gevaar,zoo laat men hem aan zijn lot over. In Europa is het een wolfof een beer in een strik gevat , op het Eiland Mauritius eencaiman die in een zak gestopt wordt. ( Z. Schreck, Finn. Mär chen, p . 216, 7) .Het meest gevreesde wezen is intusschen Loulou, d . i . de wolf.Hij heeft zelfs het menschenetend monster van het Europeeschsprookje vervangen . De vertellingen waarin hij voorkomt zijnvan Europeeschen oorsprong. - N 4 is een aardig «ophoopend sprookje.» --- N 5 is ons thema Jaaksken en Jakelineken;; ookde ketel die alleen kookt komt hier voor,. -- N. 7 is de geschiedenis van den domoor die naar de markt gaat en niet een zaak( 1 ) Een der weinige inlichtingen welke schrijver geeft over de zaken , die tot het Eiland Mauritius behooren .284-kan uitvoeren zoo als 't zijn moet. — Nr 8 is onze Koning vanZevenbergen; het slot ontbreekt, daar de moeder zich laat verteederen . – In nº 99 wordt een kind voor zijn geboorte aan denwolf beloofd1;; het vindt gelegenheid om zijn vader in zijn plaats te leveren . -- Nr 11 is Peau d'Ane met Cendrillon verward . -N: 12 behoort tot de Amor- en Psyche-formule. – N: 15 is hetthema van de Hinderpalen gedurende de vlucht, soms als episode voorkomende als bij ons . —N- Nr: 17 is Klein Duimpje, doch zeermerkwaardig; de proeven waarin de twee mededingers hungroo tere kracht moeten toonen , zijn heel en al in den aard van hetIn 18 wordt een man met stroop bestreken en in depluimen gerold , en zoo verschalkt hij een machtiger wezen; ookin Vlaanderen is het bekend . - N 24 is een variante van hetMeisje zonder Handen; - nr 28 van den Reus zonder Ziel.Het boek bevat mede eenige raadsels ( sirandanes), en eenigemeest onvolledige liederen en rijmpjes, zonder veel belang.Aug. Gittée.volk.- J. MOURIER . Contes et Légendes du Caucase, traduit parParis . Maisonneuve et Ch. Leclerc. 1888. 112 ( prijs 3.50 fr .)Deze kleine verzameling heeft wellicht een hoog belang voorhet vraagstuk van de verspreiding en den oorsprong dersprookjes, wegens de afzondering waarin de behandelde volkeren tegenover de beschaving staan . Zij brengt ons negen vertel lingen uit Georgië, zes uit Mingrelië en zes uit Armenië. Geenonzer of hij voelt zich verplicht zijn geographisch woordenboekop te slaan , wil hij over nationaliteit, taal en geschiedenis dierstreken eenigszins ingelicht zijn.Mingrelië en Georgië zijn twee gewesten , thans onder Russisch gebied, die ten zuiden van den Caucasus liggen , met deZwarte Zee ten Westen , en de Kaspische ten Oosten; bezuidenstrekt zich Armenië uit . De daar wonende volkeren behooren totden Caucasischen stam; toch is men er tot nog toe niet in gelukt,hunne talen te rangschikken: noch in de Indo- Europeeschenoch in de Semitische groep hooren zij te huis. De Georgiërs,285 .onder welke men ook de Mingreliërs moet verstaan, hoewel langonder de heerschappij van Arabieren en Turken, belijden de orthodox-grieksche kerkleer. Wegens de afgezonderde plaats die deze volkeren innemen , moest de lezer noodzakelijk ingelicht zijn over den oorsprong der hier geleverde bouwstoffen .Dit punt laat de vertaler geheel ter zijde. Bij den tegenwoordigen stand onzer wetenschap, kan men zulke nalatigheid niet dan betreuren , daar zij ons niet toelaat eenig oordeel te vellen over de waarde van het gezamelde .Uit een absoluut oogpunt beschouwd, zijn deze «Contes et Légendes» (het onderscheid tusschen beide schijnt voor denvertaler niet te bestaan ) van zeer ongelijke waarde. De eerste afdeeling bevat vooral vertellingen , welke ter wille van een levensregel uitgedacht werden; geschiedenissen van koningenmet hun vizirs , welke als zedepreekers voor hunnen heer optre den , om hem de onstandvastigheid van het geluk hier op aarde te herinneren , of iets dergelijks; het wonderbaar element blijft hier geheel buiten . Eenige dezer vertellingen zijn onbeduidend ,en verdienden niet uit de vergetelheid gehaald te worden . Onder de Georgische stoffen, wil ik toch wijzen op de fraaie dierenfabel nr 4, waarin de vos bij andere dieren den biechtvaderspeelt, en ze natuurlijk fopt, tot hij op zijn beurt wordt beet genomen . De aanvang is die der Bremer Stadtmusikanten . -N: 7 is Schiller's Gang nach dem Eisenhammer, mede in Egypte verspreid . Nog verdient vermeld , de vertelling op p . 30, waarin een koopman er door list toe geleid wordt, zijn eigen schoonevrouw in handen van een medeminnaar te leveren , zonder hette weten . Deze geschiedenis komt reeds voor in de Zeven WijzeMeesters, en is een der meest gewone themen der volkslitteratuur .De twee andere afdeelingen zijn meer in den aard onzersprookjes, en leveren varianten voor eenige dezer: de SlimmeDief (n? 3) , de Reus zonder Hart in het Lijf ( nr 4) , SterkeJan ( n° 5) , de Dankbare Dieren ( n' 6) . Onder de Armenischedienen genoemd: nr 1 , een variante van Asschepoester, dienochtans overgaat in het thema van het Meisje dat met een Puittrouwde; nf 4 is ons Weerwolfgeloof, met de huid die verbrandwordt, waarbij alsdan de weerwolf gedwongen wordt te verschij>286nen. De weerwolf is in Armenië immer «een vrouw om haarzonden door God voor zeven jaar in een wolvin veranderd .»Onder de begrippen , welke als samenstellende deelen in deze sprookjes voorkomen , moeten sommige nog kort aangegevenworden; jammer dat wij hun oorsprong niet in het minst kunnen nagaan , om welke reden ik mij tot eene bloote opsomming moet bepalen . De macht van den uitgesproken wensch, dedierentelende koningin , het getal zeven , een onwrikbaar geloofaan het fatalisme, de booze stiefmoeder, het glazen kasteel, hetdriebeenig met wonderbaar vermogen bedeeld paard, het waterdat de afgehouwen handen weer doet aangroeien, en meer andereideeën aan ons Europeesch sprookje gemeen , vinden wij ookhier terug. In de Caucasische mythologie is de menschenetersteeds een Démi, d . i . een wezen , halfmensch en halfduivel ,doch slechts met een zeer beperkte macht begaafd .Aug. Gittée .FOLKLORISTISCHE KRONIEK.1. Wegens de vacancie bleven de ons interesseerende tijdschriftenonopgesneden . Thans herstellen wij dit verzuim en wijzen met eenkort woord op de artikels die met onze studiën in verband staan .De Vragen van den Dag ( Amst. Brinkman) bracht in n' 9 merk merkwaardige bijzonderheden omtrent den eed onder de dievenop Insulinde (z . C. J. Leendertz, Schetsen uit het volksleven op Insulinde, p . 744 en vlg. ) .The Archaeological Review (II , n" 1 en 2 ) bevat een uitgebreidstuk over de ethnographische musea in Europa , uit het Deenschvertaald van Dr Kristian Bahnson . Behalve bijzonderheden omtrentontstaan en inrichting, levert hij een beschrijving der voornaamsteethnographische musea, en inlichtingen omtrent de aldaar geza melde voorwerpen , met hun gewicht tot de geschiedenis van denmensch . Bij het lezen van dit stuk kwam bij ons de spijt op,omdat in ons land niets in dezen aard bestaat . De zetel van een der .gelijk museum ten onzent is op voorhand aangewezen . Antwerpen,met zijn vele betrekkingen op talrijke punten der aarde , ware best geschikt tot het inrichten van een museum voor ethnographie.De uitgebreide handel,> die Antwerpen tot een der eerste haven- 287 -steden maakt van Europa, brengt ons in aanraking met vele volkeren , bij welke nog met het oog op hun maatschappelijk leven kan gezameld worden , en wier kennis van gewicht is voor de geschie denis der menschheid in het algemeen. Hoewel wij nooit zouden mogen hopen met het reeds bestaande te kunnen wedijveren, toch is dit geen reden , omdat bij ons niets zou tot stand komen , vooral wanneer men nadenkt , welk machtig middel tot onderwijs een ethnographisch museum voor het volk aanbiedt! Hoe gering ook,zou het reeds nut stichten . Zelfs zou het, dank aan onze betrekkin gen met het Afrikaansche binnenland, een zekere volledigheid met het oog op deze kunnen bereiken , even als koloniale staten zich voor de ethnographie hunner koloniën een specialiteit wisten te vormen . Dit is b . v . het geval met het Rijksmuseum te Leiden,voor wat den Indischen Archipel , en voor Kopenhagen, voor watGroenland betreft .In hetzelfde n' komt van Alfred Nutt een goed artikel voorover de bronnen en den ouderdom der Keltische mythische sage . Opdit gebied is men nog tot weinige positieve uitslagen gekomen; Nutttracht op de figuren der voornaamste Keltische goden eenig licht tewerpen , waarbij hij zich te recht' zeer omzichtig toont.>2. Een onzer Waalsche vrienden houdt zich bezig met een statistiekder bijgeloovigheden . Aan de leerlingen zijner klas— hij is onderwijzer in een volksschool — stelt hij daartoe de talrijke vragen, betrekke lijk het volksgeloof, in ons Vraagboek opgesomd, vooreerst om eenantwoord uit te lokken , waarna hij nota houdt van het getal kinderenwien het verspreide begrip bekend is . De gedachte op zich zelvebeschouwd schijnt een gelukkige te zijn; een dergelijke statistiekzorgvuldig opgemaakt , kan inderdaad tot zeer merkwaardige gevolg Trekkingen leiden over de uitgebreidheid der macht, welke vele verouderde begrippen over den geest der menigte nog uitoefenen . Toch meenen wij , dat de kinderen eener volksschool niet de beste sub jekten zijn voor een dergelijk onderzoek: volwassen personenbezitten den door traditie voortlevenden gedachtenschat veel vollediger dan de kinderen , die ze eerst na een zeker getal jaren van hun ouders leeren . De bijgeloovigheden zijn meer in ' t bijzonderde folklore der volwassenen: daarom meenen wij, dat deze statistiek beter kan opgeinaakt worden in een school voor volwassenen .Onderwijzers die avondschool houden, of bekwaamheidskiezers drillen , konden veel tot het doel in kwestie bijdragen .2883. Verschenen: Duik- Almanak voor 1889 door GUIDO GEZELLE.Gent, S. Leliaert en A. Siffer. 1 fr .Onder den vorm van scheurkalender citeert deze uitgave dag voordag feiten , welke vooral betrekking hebben op volksgeloof en volksgebruik . Wij vinden aldus veel herinnerd wat tot de folklorevan bepaalde dagen behoort, zooals de volksnaam van den dag, de( meest godsdienstige) feesten welke alsdan plaats hebben, de traditioneele spijzen , het geloof aan dien dag verbonden enz. Totvoorbeeld schrijf ik 1 en Januari af: «Achtste nacht . Oude geboortedag van 0. L. V. 1 ° Dag van ' t jaar, sedert 1575. Eeuwday.Eeuwigdag. Jaarmesse. Jaardag. Nieuwdag. Nieuwjaardag. Gypten dag . Stryncdag (?) . Lukken . Strenen . Leefkoeken . Kneebouten .Spletruiten . Kerstzeelen . Vollaards . Nuwelen . enz . ' t Eerste Gemoet.Nieuwjaarwenschen» . Er zijn gewis, wegen den vorm dezer aantee keningen ( een bloote opsomming zonder eenige verklaring) sommige zaken die onverstaanbaar zullen schijnen; andere integendeel roepende aandacht tot zich, en zullen tot opzoekingen aanmoedigen .Elke dag brengt verder een spreuk, spreekwoord of gezegde , welkegewoonlijk onder het volk in zwang zijn. Door hun boertigheid roepen zij vaak een glimlach op onze lippen, vooral waar hetaangehaalde gezegden geldt. «Deugd voor eere,» zei Belle .Vetters,en ze reed op het zwijn naar de kerke . a Ik ben uit het kleiland ,en ' k houde van de kluiten,»» zei Maaie Mestdachs. - Het boekjeverdient aanmoediging . Aug. GITTÉE .CVRAGEN EN AANTEEKENINGEN.Baas Kimpe. — Te Gent zingt men het volgende rijmpje, op de wijs Moeder(e) doet open , zulde mij nie( t) slaan...:Hedde gij nie g'hoord van Baas Kimpe mee zij (n ) peerd,' t Hee en blauwe mane en eene (n ) grijze steert.Var.: Hedde niet gezien Baas K.....Baas Kimpe is de titel van een oud Gentsch dagblad ( 1 ) . De naam is waarschijnlijk die van een populairen held, die met Titalo,Kokedie en meer andere tot de Gentsche straattijpen moest behooren .Kan een onzer lezers daar inlichtingen over bezorgen? A. G.( 1 ) Uit de jaren '87 tot '89. Is dit juist?289VERTELSELS,15. Het Vertelsel van Slimmen Jan.>Slimme Jan moest op zijn dorp een klein misdrijf boeten , enging daarom bij den Burgemeester , om te zien , op wat manier hij daar kon van afgeraken . Te dien einde gaf de Burgemeester Slimmen Jan bevel, drij zaken te verrichten, en , als hij daar wel ingelukte, dan wierd zijne straf hem ten volle kwijtgescholden .Ten eerste moest hij bij den Burgemeester het beste paerd bij nacht kunnen uit den stal halen . Hij moest, ten tweede, het hemdvan de vrouw des Burgemeesters zien te krijgen , en eindelijk den Pastoor der parochie al zijn geld ontnemen , en den man zelven op den toren der kerk opsluiten .Wat deed mij nu Slimme Jan? —· Hij verkleedde zich in ' nen kluizenaar, nam eene flesch met slaapdrank, en ging daarmede tegenavond op des burgemeesters staldeur zitten . Hij dronk dikwijls, zou men gemeend hebben , aan zijne flesch , zoodat de dienstknechten ,die last hadden , de paerden te bewaken , hem nieuwsgierig vroegen ,wat hij toch zoo lekkers dronk . a Ja , dat,» zegde Jan , «dat is eeneaangename likeur. Wilt gij er ook wat van proeven?» De knechtenstemden toe , en Jan gaf hun de flesch. «Daar, o zegde hij , «drinkt ze maar uit .» Maar zoohaast de gasten allen gedronken hadden ,vielen ze in eenen diepen en vasten slaap . Ondertusschen reed Jan met het beste paerd weg , en ' s anderdaags, in den vroegenmorgend , stond de «slimaard» voor het huis des Burgemeesters,en zeide lachende: «Ziehier, heer! Dat is nu al éen!» Men kandenken , hoe verwonderd de Burgemeester was!Nu moest hij het hemd der Burgemeesters- vrouw kunnen krijgen .Wat deed hij? ' s Nachts ging hij op het kerkhof het lijk van eenen man ontgraven , die in den dag begraven was, ontkleedde het doode lichaam , bond het op eenen staak , en begaf er zieh mede tot onderhet venster der slaapkamer van den Burgemeester. Daar heſt hij hetlichaam in de hoogte, en tikt er mede op de ruiten . De vrouw desBurgemeesters, ' nen vreemden kerel aan het venster ziende, ver schrikte niet weinig, en zegde tot haren man: «God! God! Man! Erwillen dieven inbreken! Toe! Schiet algauw!» En de Burgemeester sprong recht, greep zijnen tweeloop , en paf!... Slimme Jan liet hetlijk met groot gedruis vallen , en verborg zich achter de haag . a Ach!man, ” zegde de Burgemeesters -vrouw , «gij hebt hem gedood . Ga hem23290>aanstonds begraven , of gij zult met het gerecht af te rekenen heb ben!» De Burgemeester was nog maar vertrokken , als Slimme Jan alin het huis was, en , veinzend de Burgemeester zelf te zijn , van op dentrap de vrouw tocriep: «Vrouw! Geef mij al gauw uw hemd, opdat er Slimme Jan niet mede weggerake! Ik heb hem zien loopen! (1 )»De lichtgeloovige vrouw doet haastig haar hemd uit, werpt het naar beneden , en Jan daarmee weg! Jamaar, als de Burgemeester komt,en vraagt: «Ewel vrouw, is Slimme Jan bij u niet geweest?»«Neen,man, ” zei deze, «en al was hij gekomen, hij kost immers tochmijn hemd niet meer hebben, vermits gij er al mee weg waart!»«Wat? Zijt gij dan uw hemd al kwijt? Dan hebt gij het aan SlimmenJan gegeven? Zoo zijn wij al tweemaal door hem bedrogen»!Nu moest de fijnaard nog eenen toer spelen , en dan was hij gewonnen. Wat nu uitgepeisd? Wacht maar... Slimme Jan laat zich 's avondsin de kerk sluiten , en als het geheel nacht geworden is , doet hij alde kaersen branden , die in de kerk te vinden waren , kleedt zich inwit pastoorsgewaad, neemt ’ nen kandelaar met eene kaers in handen ,en gaat zoo aan de pastorij bellen . De dienstmeid , dit hoorende,ontsluit haar venster, en ziet vol verwondering eenen engel voorhet tuinpoortje staan , die vraagt, om mijnheer Pastoor te spreken .... — , Ik ben een engel uit den Hemel,» zei Jan (2); «God heeftmij gezonden , om den braven ouden Pastoor naar den Hemel te geleiden .» De Pastoor, den engel bemerkende, en de kerk vol licht enklaarheid zicnde, geloofde aan het mirakel , en wilde aanstonds medegaan . Doch de Engel zei: «Een oogenblikje , cerwaerde herder!Onze LieveHeer heeft bevolen , dat gij al uw geld zult mededragen .»De Pastoor ging weer naar zijn huis, en zegde: «Trien , nu moetik al mijn geld mededragen .» Daarop begon de meid te weenen ente kermen: «Ach! Mijnheer Pastoor, wat zal ik dan gaan doen? -Zwijg, zwijg, Trien ,» zegde de Pastoor, «er ligt nog eene kous vol kronen boven op mijne kleerkas .» -- Maar de geveinsde Engel had alles stillekens afgeluisterd , en als de Pastoor terugkwam , zegdehij: Mijnheer Pastoor, gij hebt al uw geld niet medegebracht; erligt nog eene kous vol kronen boven op uwe kleerkas . Foei , foci,eerwaerde herder! Gij kunt immers tegen Gods Engel niet liegen!»Aanstonds keerde de Pastoor terug naar de pastorij, en zeide aan>>( 1 ) Andere lezing: «Vrouw , vrouw! De arme duivel , dien ik gedood heb, is200 naakt als een pier ... Geef mij gauw het hemd , dat gij aan hebt ... Ik kan ’ nen christenen mensch toch zóo niet begraven!»(2) Elders: «Ik ben de Engel Gabriël ....»291-(>Trien: «Och Trien! Trien! De Engel weet alles! Ik moet de kous metkronen ook hebben!» Waarop Trien begon te lamenteeren: Ach,mijnheer Pastoor, wat ben ik ongelukkig? Ik ben nu arm als Job»!- «Zwijg, zwijg,» zeide de Pastoor, «in den hof onder den kriekelaaris een p..pot vol goudstukken begraven! Dat is voor u , Trien! ► Maarde Engel , die weer alles afgeluisterd had, vroeg aan den Pastoor bijhet terugkomen in de kerk, of dat nu wel alles was? «Ja Engel!» zeidede oude man , a ja ,dezen keer is er alles!» -«Hoe, v antwoordde Jan ,«gij durft nog liegen? Wanneer de goede God u naar zijnen schoonenhemel doet halen, om er eeuwig gelukkig te zijn , durft gij zijnen afgezant bedriegen? Weet goed, mijnheer Pastoor, dat God alles zieten hoort! Gij hebt onder uwen kriekelaar nog een pot vol goudstukken .... Spoed u, dat gij er hier mede zijt! Wij moeten onmiddellijk vertrekken naar den hemel!» De Pastoor keerde terug naarde pastorij, en zei aan zijne meid: «Ach, Trien! God weet alles ,kind! ' k Moet den pot goudstukken ook mededragen!» Nu begonTrien te kermen en te jammeren, dat zij verloren was, en zich in den uitersten nood zoude bevinden , waarop de Pastoor haar zijnen heelen wijnkelder en zijne kleerkas in vollen eigendom beloofde.Zoohaast nu de Pastoor bij den Engel kwam , zei deze: «M. Pastoor, kruip stillekens in dezen zak . Wij gaan de groote reisbeginnen! Ik zal u dragen ....!» Stevig knoopte hij den zak toe ,maar, verre van den aanstaanden heilige te dragen , trok hij den Pastoor met eene koord den torentrap op .... Ja maar, daar begon dePastoor te huilen en te schreeuwen , als hij zoo met lijf en ziel tegendie harde trapsteenen gestooten wierd . «Zwijs,» zeide de Engel,zwijs, M. Pastoor! De weg des hemels is moeielijk! Maar het zal niet zeer lang meer duren . Wij zijn reeds aan de Helle! En Jantrok en sleurde, dat de Pastoor meende, dat hem armen enbeenen gebroken wierden . «Och , Engel Gabriël ,» riep de braveman in zijnen zak , «zijn wij er nog niet?» Patientie ,M. Pastoor,» zei Jan , «wij zijn al aan het Vagevuur!» -- Eindelijkwas men tot aan de klokgaten gekomen . Jan maakte den zak , metden Pastoor erin , vast aan den klepel der klok , liet hem daar hangen , en vertrok met al zijn geld , spottende: «Nog een beetjepatientie , mijnheer Pastoor! Ik ga eerst den poortier spreken .»' s Anderdaags,, wanneer de koster ging «morgenlicht luien» ,gaf de klok geenen klank . «Wat is me dat» , zei de man , en hij naar boven . Als de Pastoor de trappen hoorde kraken , riep hij uit al zijne macht: «Och , Engel Gabriël , wat hebt ge mij lang laten292 .wachten! Ga ik nu nog niet binnengelaten worden?» «God!God!» zei de koster, «dat is precies de stem van onzen Pastoor;» en op een twee drie was de zak open , en stond de oude sukkelaar daarte sidderen en te beven van kou en angst, gekneusd aan handen en voeten , en met zijn hoofd deerlijk bebloed .Alzoo bad Jan zijne drie proefstukken volbracht . Als de Burge meester vernam , wat Jan met den Pastoor gedaan had, deed hij hemvangen en door twee mannen in eenen zak steken, om buitende stad in de vaart verdronken te worden . De beulen trokkenmet Jan op , maar, daar de vaart verre buiten de muren lag,gingen zij, vermoeid zijnde , in eene herberg een weinig rustenen een glas bier drinken , en zetten den zak , met Slimmen Janerin , aan de deur van de herberg neder. Juist ging daar een schaapherder met honderd schapen voorbij . Nauwelijks hoorde Jan het geblaat , of hij begon te schreeuwen: «Och God , Och God! Datis nu toch droef! Ik kan geen A veur eene B! En nu gaat men mijverdrinken , omdat ik geen Burgemeester wil zijn!» - Sapperdeboeren , dacht de schaper, ik kan lezen en schrijven; dat ik eensBurgemeester wierd! -— Zoo gepeisd , zoo gedaan . Hij ging naar denzak , en zei: «Kom spoedig er uit , gij moogt al mijne schapen hebben!Ik zal in den zak kruipen , en in uwe plaats Burgemeester worden!»Of Jan er gauw uit was! «Och ja , o zei hij . «Gij , die geleerd zijt ,kruip gij in den zak , en word gij Burgemeester!» Slimme Janvertrok met de schapen van den onnoozelen geleerde , en hoorde van verre den schaapherder mirar altijd aan herhalen , dat hij geleerd was , en dat hij wilde Burgemeester zijn! Oci , oei ... Daarkwamen de beulen uit de herberg, en de arme man wierd «metkrot en mot» verdronken!Des anderendaags ontmoette de Burgemeester Slimmen Jan metzijne schapen , en zijne eerste vraag was, waar hij die kudde gehaald had . — «Och, heer,» antwoordde Jan , «gij hebt mij willenverdrinken , he? Welnu , in plaats van te verdrinken, heb ik honderd schapen bekomen; en , had men mij twee stappen verder den stroomingeworpen, dan had ik eene koets met vier paerden gehad , en zeer groote schatten nog op den koop toe . Gij moet mij den naastenkeer wat verder doen werpen...!»( Buggenhout) .P. d. M..Van dit zeer verspreide vertelsel bezit ik eene tweede lezing,welke , in hoofdzaak op de voorgaande neerkomende , daarbij nog293de volgende inleiding bevat: «Daar was eens een smid , die drijzonen had , en zooveel tegenspoed en ongelukken onderstaan had ,dat hij zich op zekeren dag genoodzaakt zag, aan zijne zonen tekennen te geven , dat het hem onmogelijk was, hen nog bij zich te houden . De zonen besloten , reeds des anderendaags te vertrekken,en ieder eenen verschilligen weg in te slaan . De twee oudsten hadden het geluk elk eenen goeden post te vinden, maar SlimmeJan, de jongste, was na acht dagen in een bosch versukkeld, alwaarhij, tegen den avond op cene houtmijt kroop, om er den nacht door te brengen. Oei -oei - oei , menschen! Rond middernacht kwam daarcene heele bende roovers, die Slimmen Jan aanstonds wildendooden, tenware dat hij hun wilde beloven , deel te maken van hunne bende, een voorstel , waarop Slimme Jan zonder veel nadenken verklaarde, dat hij zich tot alles in staat achtte, en dat hijdaarenboven, als smid van beroep, zeer sterk was. Aldus wierd Janaangenomen, en de kapitein beloofde hem , indien bij zijn best wildedoen en toonen , dat hij een dappere roover was, dat hij na weinig tijd te huis zou mogen blijven, om er keuken , kelders , kortom alleste beredderen . Nu , Jan deed zoo zijn beste , dat de kapitein hem naeen paar tochtjes zegde , dat hij zijo volle vertrouwen in hem stelde ,en niets meer te doen had , dan ' t huis te bewaren .Dat was me nu wel! Verscheidene jaren lang bracht Jan onder de roovers door, doch eindelijk kreeg hij verlangen naar zijne geboorteplaats, en besloot de plaat te poetsen! Jan verloor zijnen tijd niet!Wanneer des anderendaags de roovers opnieuw vertrokken waren ,nam Jan eenen lijnwaden zak , vulde denzelven met goudstukken ,stak zijne broekzakken ook nog vol , besteeg het beste paerd uit derroovers stal , en vertrok in aller haast! Zoo snel recd hij , dat hij , optwee dagen tijds, in zijn dorp aankwam , en naar zijn oudershuisreed , alwaar hij een oud en kramakkelig vrouwken ontmoette , aan welke hij vroeg, om zijn paerd aan den perelaar te mogen binden,die achter het huis stond . «Welhoe,» zegde het wijfken , a waarvanweet gij , dat daar een perelaar staat?'»D — «Zou ik ,» zei Jan , «zou ikdat niet weten? Hier ben ik immers gewonnen en geboren! Ik benimmers Jan van den smid!» — «Wel, wel, wel , - riep nu het meken ,«maar dan ben ik uwe moeder, jongen! Kom , laat ons binnen gaan! Het is tien jaren , dat gij met uwe broeders vertrokken zijt , en sedert dien zijn uw vader en uwe broeders overleden!»«Godgeve hun de eeuwige rust ,» zuchtte Slimmc Jan; «schep maar moed , moederken! Ik ben rijk , en gij moet voor niets meer vreezen!» Jan leefde nu met zijne moeder op ’ nen grooten voet , ja , zoodanig,>>294dat de Burgemeester achterdocht kreeg, en hem vraagde, hoe en opwat manier hij zoo rijk geworden was! — «Dat is mijne zaak,»zeide Jan , «dat heb ik aan mijne slimheid te danken , en het hangtzelfs maar van mij alleen af, nog rijker te zijn! Voor niemendalle heeft men mij den naam van Slimmen Jan niet gegeven!, – «Ewel,»zeide de Burgemeester, a gij moet mij overtuigen, dat gij het geld gewonnen hebt door uwe slimmigheid , ofwel ik klaag u aan bij hetgerecht! Ziehier! Vooreerst moet gij mijn beste paerd kunnen uitmijnen stal halen , zonder dat men u kan gevangen nemen; tentweede van mijne vrouw het hemd verkrijgen , dat zij aan heeft, enten derde den Pastoor al zijn geld ontfutselen ..., en , indien gij ditalles kunt ten uitvoer brengen , dan zal ik u met vrede laten!» -a Zeer goed , M. de Burgemeester,» zegde Jan; 1 ik wil aan dieproefstukken beginnen , al ware het van morgen al .»Ook zijn in deze versie , van eenen beteren verteller uitgaande,verscheidene trekken , die in de Buggenhoutsche ontbreken . Zoo 0: a . de wijze, waarop Jan des Burgemeesters paerd weet te stelen .Ziehier: «Des anderdaags ging Jan , verkleed als een oud enversleten man en leunende op eenen stok , omtrent den avond naarhet pachthof van den Burgemeester, en verzocht er, den nacht temogen doorbrengen . Dit werd hem geweigerd, vermits de Burge meester streng verboden had , aan iemand slapen te geven . Maar Slimme Jan sprak zoo schoon , dat hij eindelijk verkreeg, om op een busselken stroo in den paerdenstal te slapen ... Zoo, dacht deBurgemeester, kan dat oud ventje ons misschien nog van dienst zijn .Bejaarde menschen slapen zelden vast; vallen mijne knechts in slaap, dan zal dat peken toch zeker Slimmen Jan hooren ....Vooraleer onze oude man ging slapen , gaf men hem eene goedekom pap en eenen «kant koren-do» , en daarmede vertrok hij naar den stal . De Burgemeester beval aan zijne drij knechten , toch wel op te passen , en niet dan elk overhand te slapen; daarmede gingen zij naar hunnen post , in afwachting van Slimmen Jan te kunnenvastgrijpen .Zoogauw als Slimme Jan de knechten in den stal hoorde, begon hijmet flesch en halfscheut te rammelen , zoo dat een hunner hemvroeg , wat hij daar deed? Och ,» zeide Slimme Jan , «ik moetaltijd eenen goeden borrel genever drinken , of anders kan ik geen oog toedoen van de gedurige tandpijn .... Kan ik u plezier doen ,ik zal u elk een halfscheutje geven!» - «Ja , ja , ” zegden de knechten , «zoo'n sloksken is van geen refuus!» Slimme Jan wastevreden , hen te mogen trakteeren , maar .... nauwelijks hadden2295zij het halfscheutjeu uitgedronken , of zij lagen in slaap: in plaatsvan genever had Slimme Jan hun een slaapdrankje ingegeven .... Jan stond nu op, plaatste eenen knecht op den rijfel ofdrasselier,den tweeden op de halfdeur van den stal , en den derden ор devoorpoort van het pachthof. Dan maakte Jan den Burgemeester zijnrijpaerd los , en vertrok er meê . ' s Morgens om 4 uren was de Burgemeester al te been , om te zien , hoe het dien nacht afgeloopen was,maar oei , oei, oei! Toen hij, aan den paerdenstal gekomen, denknecht op de halfdeur zag hangen , en op zijne nieuwsgierige vraag:«Ewel, wat nieuws van Slimmen Jan? , geen antwoord kreeg,schudde hij den armen jongen zoo fel, dat hij er aftuimelde .... Danging hij in den stal , vond den tweeden knecht op den rijfel zittenslapen , en bestatigde .... dat zijn paerd verdwenen en ook het oudeventje niet mcer te zien was ... Zijn derde proefstuk volbrengt Jan bij middel van het nog versche lijk van eenen denzelfden dag opgeknoopten dief . Hij steekt dendoode voor het venster van des Burgemeesters slaapkamer zoo ver omhoog, dat het, voor het rustende echtpaar, den schijn moct hebben , als wou iemand in hunne kamer kijken . Dan klopthij aan , enz . , enz .» Eindelijk, om zijn derde proefstuk te verrichten , doet Jan , na zich in ' t wit gekleed te hebben , de groote klok kleppen , laat zich, aan de toegesnelde pastoor en koster als den Engel Gabriël kennen, zendt met geruststellende woorden den koster naar huis, en vergezelt daarna den herder naar zijne woning. Tot slot van deze lezing vernemen wij nog, «dat Slimme Jan weldra schepen van zijne gemeente is geworden , en dat hij nog langen tijd met allen in vrede geleefd heeft.»Men vergelijke onze beide lezingen met de hierna aangeduide:WOLF, Wodana, bl . 173 , Jan de Dief; Luzel, Veillées bretonnes,1879, Les Finesses de Bilz, van S VI tot X, bl . 232-258; Cosquin,Contes Populaires, het slot van René et son Seigneur, n' X en van Richedeau , n' XX, doch vooral Le franc Voleur, n ' LXX; KRAUSS,Sagen und Märchen der Südslaven , deel I , Vom Burschen , der sichauf Zigeunerstreiche verstand, n' 55, waarvan alleen het slot vanonze versie verschilt; von Haun, Griechische und Albanesische Märchen, von den Schönen und vom Drakos , n' 3, ( 58€ Formel,bl . 60); GRIMM, K. u. H. , het slot van n" 61 , Das Bürle, en , buitenhet begin , den maaltijd en het gesprek met den vreemden heer, hetgeheele n' 192, Der Meisterdieb, enz . , enz.. Men vergete vooral nietde hoogst belangwekkende aanteekeningen van Cosquin op n' LXX uit zijne verzameling , te raadplegen . P. D. M..296TWEE OPROEPJES.I....In 1880 eenen wedstrijd voor ' t verzamelen van vude Vlaumsche liederen uitschrijvende, drukte de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taulkunde zich aldus uit:«Is de godsdienstige liederenakker ( van ons vo met evenveelgeluk onderzocht ( als de waereldsche)? Is het waerelétsch liederenveld ten volle afgeoogst? .... Woont er in uwe buurt nog een moederken,dat bij poozen het spinnewiel laat snorren , ga luisteren; of hoor de knechts bij 't ratelen van den graanmolen, of de meiden bij ' t boteren,en vooral bij ' t wieden van het vlas: Gij zult zeer veeL KUNNENOPSCHRIJVEN .»In hare zitting van 23 November 1879 werd aan de Maat schappij een handschrift medegedeeld, bevattende over de 200meest ONUITGEGEVEN «Geestelijke Liedekens , binnen Doccum vergadert in 1757.)... a Deze verzameling berustie in handen van iemand, die er de waerde niet van kende; zoo het toeval ' t niet verholpen had , ware zij onbekend gebleven .Hoeveel kostelijke stukken van dien aard liggen er nog tusschen oude papieren, op sommigezolders of op de doxalen onzer kerken?»Ik neem de eerbiedige vrijheid deze regelen in de zeer ernstige aandacht van al mijne lezers en vrienden aan te bevelen . Een klein onderzoek van de op onze meeste plattelands-doxalen dikwijls onder driedikke stoflagen berustende gezangboeken, zou wellicht menigen schat doen ontdekken! Met de diepste , oprechtste dankbaarheid zullen alle bijdragen: hetzij oude door mijne lezers ontdekte hand schriften , hetzij teksten van door hen eigenhandig uit den volksmondopgeschreven liederen , door den ondergeteekende ter uitgave aan vaerd worden . Pol de Mont.II .Met bijzonder genoegen zoude ik van de liefhebbers onzer eigen nationale volkskunde of folklore mededeeling ontvangen: a) vanliederen , rijmpjes en spreuken tot lof of bespotting van wevers, spin ners, mandemakers enz . , en hunnen stiel; b) van gezangen , gewoon lijk bij ' t wieden, boekweit- en koolzaaddorschen, vlasslijten, enz. ,aangeheven; c) van vertelsels , waarin de helden om't har Ist liegen, en vanliederen , welke niets anders zijn dan eene aaneenschakeling van leugens; d) van volksliedjes , kinderdeuntjes en vertelsels,waarin dieren allerlei menschelijke werkingen verrichten; e) van spot- sermoenen en spotpsalmen bij 't begraven van 't hespebeen op tden laatsten kermisdag en bij ' t uitrijden van Hans Knap op Verloren Maandag gebruikelijk, enz .. In hertelijken dank en met aandrang aanbevolen!Pol de Mont.heدل . dyel INHOUDad1,,ENWETENSCHAPPELIJKE EN ALGEMEENE OPSTELLEN ..01t.Bladz.De Folklore op de Kinder- en Volksscholen ( Pol de Mont) .1Ons Programma (Aug.GITTÉE). 37 De Folklore als Wetenschap (G.L. Gomme, vertaald door A. Moortgat) 65, 97 Spreekwijzen: Zich generen gelijk de Vier Heemskinderen ( Meert, H. ) . 111 Van waar komen onze Sprookjes (Aug. Gittée) . 154 EenvergetenFolklorist Sleeckx). 169Aftelrijmen ( Aug. Gittée) 193Andrew Lang en de Sprookjes van Perrault ( Aug. Gittée) . 209Het Mannetje in de Maan ( C. N. K. de Bazel en J. C. Houzeau) 217De Wilde Vespers (Aug. Gittée) .241 Hoe onze Volksvertelsels eindigen (Pol de Mont en Aug. GITTÉB) . 20, 81, 1837e.VERTELSELS.. 7 , 94 .M.)8454870711051211511751. Adjendodderken en Anneken - Tooverheks ( P. D. M.)2. Hoe ' t Manneken zijne Koe verkocht ( P. n . M. )3. Brave Petrus en zijn Zak . (P. d . M. ) . 4. Van hetMeisje, datmet een Puit trouwde ( Aug. Gitte)5. Duimke ( A. G. )6. Slim Volk (P. D.7. Barrik Barrak ( P. v. M.)8. De Koning van Zevenbergen ( Aug. Gittée ).9. Van den Halven Haan ( Em. K. de Bom) .10. Duimken ( J. VAN DE Venne)11. Van de schoone Schildersdochter, van de Booze Zwarte Griet en van Kokodeike ( EM . K. de Bom )12. Vetmoleken ( J. VAN DE VENNE)33. De bekw meWaarzegger (P. D. M. ).14. Janneken en Mieken (Em . K , De Bom. ) .15. Het Vertelsel van Slimmen Jan ( P. D. M.)175200225229Ꭰ 289Verspreid in andere opstellen , ongenummerd:' t Vischken uit de Roode Zee (P. d . M. ) .Vertelsel uit Kortrijk ( P. D. M.)Van de Koningsdochter (P. o . M.)Vertelsel van deDoodals Peter ( . d. M. )Vertelsel uit West Vlaanderen ( P. D. M.)Twee Kwel- vertelselkens ( P. d. M. )Een Pastoor, die geen Latijn kende (Aug. Gittée )22222756588925424298BOERSCHE GRAPPIGHEID .Het slimme Siesken ( P. D. M.)De Vrijage van Pierken Poeleken ( P. D. m. ) .Hoovaerdige Sies (P. D. M.)Volkshumor ( A. G.).Neem ' nen Man ( P.D. M.) .SSD28Bladz.1717174276. ..SAGEN.1RGSKD..S.1. De Pastoor van Calcken (P.D. M. )2. De Waterduivel ( P. D. M.) 16 3. De Vuurman te Baasrode ( P. d. M.) . 16 4. Karloken ( P. D. M. ) . 16 3. De Trotmeulen van Pollaere,ook geheeten Sint-Amandusput ( A. G. ) -53, 92 6. De Drakenput van Wetleren ( A. G. )53 7. De GoudenMahomet te Wanzele (A. G.) 55 8. De Sint-Aldegondisput (A. G. ) 54 9. De Doodskop (P.D. M ) 72 10. Het verwenschte Kalf (P. d . M. )7311. Kludde ( P D. M.) . 74 12. De zwarte Madam ( P. D. M. ) .7413. Een Kring om de Maan ( P. D. M.) 76 14. Jefken de Speelman (P. D.M. ) 7518. Muziekmakende Tooverheksen ( P. p. M. ) 154 16. Een Weerwolf verlost ( P. d . M. ) .175Verspreid in andere opstellen , ongenummerd:Veelvingerige Familiën 191De Kruiszwaan ( Dr Coremans) .171 6666W昭昭 班 仍 乃 弘化 形 形 格 仍...All:ScHeSc).RijHOSpekaDe..2666GEESTELIJKE LIEDEREN EN VOLKS-LIEDEREN.Kerstlied . Tekst. ( P. d. M.)Drie Koningen . Tekst ( P. D. M.)Bekeering van Maria Magdalena.Tekst ( P. d . M )Van de X Getallen . Tekst ( P. D. M. ) .Het Oude Kerstlied «Maria die soude naer Bethlehem gaen» Tekst enoch, man, geemoet naar huistoe gaan! Tekst en wijze. ( A. De Cock en Poi DE Mont)12131313De.113155BiRoGeeThJouFoDeKrAtKINDERSPELEN .Liedjes en Kinderspelen ( Pol Anrl):DeDeDeHe.1. Mijn schoon Kasteel .2. Suiker Allemieja3. 'k Hê ne ring al aan mijn hand .4. Alomme, alomme 5. En een roo(d) roo(d) roozekc 6. Kruisman, Kruisman7. Naald en Draad .8. Schele Wiep, Schele Wap 9. Baaske, voor twee Cens 10. ' k Roer in mijnen pap 11. Van uw Kasteel .12. Blinde Kalle .13. Mol, Mol , waar zitte .Boer, boer, houtenen Bak ( Aug. Gittée)107108108108109109109109110110110110110258ELSta..>. 299RAADSELS.Bladz,Verspreide raadsels over allerlei onderwerpen . • .18 , 90 , 93, 205...139...88, 231RIJMPJES, WOORDSPELEN EN SPREEKOEFENINGEN, ENZ.Woordspelen en Spreekoefeningen ( P. D. M.) 9, 202 Rijmen over Wêer en Wind (P. d. M.)11 , 181 Gebeden: De Vrijdaagsche Paternoster (P. d. M.) 14 Spreekoefeningen (A.G.) 54 Kinderrijmpjes (A. G.). 55 De Dieren in de Volks- en Kinderrijmen ( P. d . M.):I. De Vogels en hunne Taal 77 , 157, 178 II. Eenige kerfdieren III . Andere Dieren 180Spotrijmen ( P. D. M ):1. Þe Walen; Vlaamsche steden en Dorpen 84, 261 2. Standen, Stielen , Wapens, Partijen 267 3. Voor- en Familienamen 272 4. Mismaaktheden , Gebreken, enz .277 5. Verscheidenheden.Als de Melktanden uitvallen (P. D. M.) 87, 162 Schommellied ( A. G. )87 Het Spel van de Schrapjes ( P. D. M. en Å. G.)Schelmsche Vragen en Antwoorden ( K. E. D. B. ) 111 Rijm -remedies tegen den Hik ... ( P. D. M. ) 162, 205 Hoe onze boeren kerkzang verstaan (P. d . M.) 185 Spreekwoorden uit «Baas Gansendonck» ( E. K. d. B. ) 186 Kaartspelrijmen ( P. o . M.) Zie ook bl. 258 231 De wilde Vespers ( Aug. Gittée) 242KRONIEK EN VERSCHEIDENHEDEN .De folkloristische Schat ecner gegeven Stad of Streek ( P. d . M.) 35«Kletsen op Sint Pietersavond (P. d . M.) 22, 59, 90 Bijzonderheden over volkshumor in Noord- Nederland 96 Rouwgebruiken in de Zaanstreek . 96 Geene Sage (G. de Lattin) .138The Archeological Review ( A. G. ) 166, 187 , 286 Journal of American Folklore . 167 Folkloristisch Congres in 1889 167 De exempla in de Sermones Vulgares van Jacques de Vitry ( A.G.) 168 Kruptadia IV (A.G.)187 AnnuairedesTraditions Populaires ( 1888) (A.G.) 187 Jüngsten - Recht bij de Hebreeuwen ( A.G / 187 DeSimsonsage (Gids artikel) door G. A. Wilken ( A. G.) 188 Volk en Taal, tijdschrift . 210 De Folklore op het Congrès d'Archéologie te Charleroi. 211 Heidens; hun eerste verschijnen in Vlaanderen , en sagen die aan hen herinneren (A.G.). 211 Ethnographische Musea 286 Statistiek der Bijgeloovigheden 287 Duikalmanak voor 1889, van Guido Gezelle ( A. G. ) 288.. ....VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.1. Kletsen op Sint Pietersavond .2. Hunsberg te Merchtem 3. Sprookje uit Kortrijk .22, 59 , 902222300leo

ܫܣܗܝܚܗܝ..•Bladz.4. Vertelsel van ' t Vischken uit de Roode Zee. 22 5. Vertelsel van de Dood als Peter . 56 6. Van ' t jaar Een als de Uilen preeken ( fragment van een lied ) . .57,92 7. Kozakken ( fragment van een lied ) 57 8. Geestelijk Liedje uit Brugge 58 9. Sprookje uit West- Vlaanderen ( fragnient) 58 10. Ritsel-Fritsel (Vermelding van dentitel ) 58 11. Rijmpje. -Smidje Verholen 58 12. Bijgeloof op het Platteland in Denemarken .13. Blauwe Maandag: 59 14. Koewachterdeuntjes 15. Kinderspel uit West-Vlaanderen . 89 16. Kwel - vertelselkens 17. Spreekwijze 18. Handgiftspreuken .9019. Raadsel . 9020. Chineesche Spreuken 14121. Het «Bestvat» in Friesland 168 22. Misteltakken 191 23. Veelvingerige Familiën ( Sage uit Luik) .191 24. Galgemaal 191 25. Vampier. 192 26. Huwbaar 216 27. Tooveressenbrood (Bijgeloof) . 23628. De Doop van een Schip in Oldenburg 237 29. Levenselixir van Keizer Wilhelm 238 30. Dertiendag 238 31. BaasKimpe (volkstype) 288BOEKBEOORDEELINGEN.COMTE DE PUYMAIGRE. - Folk- lore ( Aug. Gittée) .23Vertelsels van Jan IEDERMAN 26C. F. LAUCKHARDT. Tausend und Eine Nacht (M ..) 61 Dr H.C.Rogge --Sproken en Vertellingen uit de Middeleeuwen ( Aug. GITTÉE) 119 Th. Fr. Crane. · Italian popular Tales (Aug. Gittée ) . 142 Dr E. LAURILLARD. -Sprokkelhout, geschiedkundige en letterkundige bijzon derheden ( Aug , Gittée) - 163 Gustav Meyer. – Essays und Studien zur Sprachgeschichte und Volks kunde ( Aug. Gittée. ) 164H. WELTERS. - Feesten , Zeden, Gebruiken en Spreekwoorden in LimburgEd. De La Fontaine , - Luxemburger Sitten und Bräuche ( Aug. Gittée) . 189Mr L. C. J. W. Baron Sloet DeDieren in het Germaansche Volksgeloofen Volksgebruik ( Aug. Gittée ).213Felix LIEBRECHT . Zur Volkskunde. Alte and Neue Aufsätze ( Aug. Gittée) . 214 Victor Fournel. Le Vieux Paris . Fêtes , jeux et spectacles (Aug. Gittée) , 233ALBERT Dubois . Types et Costumes ( Aug. Gittée ),235C. BAISSAC. Le Folklore de l'Ile Maurice ( Aug. GITTÉE) 282J. MOURIER. Contes et Légendes du Caucase ( Aug. Gittée) . 284.....FOLKLORISTISCHE KRONIEK.Verspreide aanteekeningen op bl . 32, 61 , 94 , 166, 187, 210, 286 .OPROEPTwee OPROEPJES .. 96.296VOLKSKUNDE1Gent, drukkerij C. Annoot- Braeckman, Ad Hoste, opvrVOLKSKUNDETIJDSCHRIFTVOORNEDERLANDSCHE FOLKLOREONDER REDACTIE VAN& AUG. GITTÉE 1POL DE MONTLeeraar aan het koninklijk Athenæumte ANTWERPENLeeraar aan het koninklijk Athenæumte CHARLEROI26 JAARGANG«Ken u zelven«Sie werden gar nicht gemacht;sie wachsen , sie fallen aus der Luft,sie fliegen ueber Land wie Mariengarnhierhin und dorthin , und werden an tausend Stellen zugleich gesungen ... "TH. STORM.!«Si Peau-d'Ane m'était conté ,J'y prendrais un plaisir extrême! ♡GENTALGEMEENE BOEKHANDEL VAN A D. HOSTEBOEKDRUKKER-UITGEVERVeldstraat, 491889Coro1.VOLKSKUNDEBurton's Duizend en Een Nacht .Lady Burton's Edition of her Husband's ARABIAN Nights translatedliterally from the Arabic, prepared for Household Reading byJustin HuntLY McCarthy . M. D. London . WATERLOW AND SonsLimited . London Wall . 1886. 6 vol' , met 2 portretten .Weinige werken in de algemeene letterkunde genieten een vermaardheid als de Duizend en Een Nacht; weinige verheugenzich in zoo talrijke overzettingen in alle talen . Zeggen wijoverzettingen, zoo bedriegen wij ons: wij moesten zeggen bewerkingen , adaptaties , en indien ergens , zoo is hier hetspreekwoord: traduttore, traditore volle waarheid . Ieder volk ,Inderdaad , meende zich het Arabische werk te mogen toeeigenen; niet éen , dat van die wonderbare fantasmagorie niet een volksuitgaaf wenschte te bezitten , en niet een kind , dat zichniet liet medesleepen door hel tooverachtige in het sprookje van Aladdijn en zijn wonderbare Lamp, of Sindbad niet met dehoogste belangstelling op zijn tochten volgde .Niettegenstaande die groote populariteit, en wellicht juistwegens die groote populariteit, bestaat er geen boek , welksorigineel minder bekend is , zelfs bij de mannen van studie.Ten bewijze daarvan, verzenden wij naar hetgeen Larousse in zijn Encyclopédie du X7Xe Siècle er over zegt , en geen twijfelof men zal bekennen, dat het hoogst onbeduidend is; zelf watwij er in den «grooten Meyer» aantreffen, getuigt van hetweinige, dat de belangstellende over dit boek kan te wetenkrijgen in zulke werken, als berekend zijn om voor velen een bibliotheek te vervangen .De Duizend en Een Nacht bestaat in twaalf handschriften ,en vier gedrukte teksten . Alles wat tot hiertoe onder dien titelin vertaling geleverd werd , zijn slechts uittreksels uit het volledige werk, populaire uitgaven, uitgevers- speculaties in eenwoord . Uit een wetenschappelijk oogpunt hebben zij weinig ofgeen waarde. De eerste en nog meest verspreide vertaling isdie van Prof. Antoine Galland ( 1704-1717) , welke aan veleonzer nieuwere uitgaven ten grondslag ligt . Tot heden bleefzij in hooge gunst, en de uitgever Jouaust gaf er nog in 1881een smaakvol uitgevoerden herdruk van in 10 deelen .GALLAND's werk is niets dan een verkorting . Onze eeuw zag verscheidene vertalingen verschijnen , alle onderling zeerverschillend: immers, de vertalers werkten meest alle naarverschillende handschriften , en zoo zeer wijken deze vanelkander af dat men ze wel voor afzonderlijke werken zou beschouwen . De kern , aan alle gemeenschappelijk, komt zelf op een zeer klein getal vertellingen neer . De Duitsche vertalingvan Habicht, von der Hagen en Schall ( 3. Aufl. 1840 , 15 Bde) ,de zoogenaamde «Breslauer uitgaaf» , is niets dan Galland in een Duitsch gewaad; zelfstandig naar een origineel werktenWeil (4e Aufl. Stuttgart , 1871-72, 4 Bde), Lane en Payne. Deze laatste zijn op het vasteland nagenoeg onbekend , gedeeltelijk omdat ze slechts voor «private circulation» arbeidden . Deze laatste vertaling alleen schijnt waarde te hebben . Meest allennamen met hun origineel groote veranderingen voor: de verdeeling in nachten lieten zij weg, en ook in de keus der vertellingen veroorloofden zij zich groote vrijheden . Zoo werkte Lane naar het handschrift van Balak , en liet op de twee honderd daarin voorkomende vertellingen ongeveer een derde weg.Galland laschte er sommige in , onder andere het sprookje van Aladdijn , dat niet in zijn handschrift stond . Payne geeft vier maal zooveel als Galland; bij hem bleef weer de vorm niet getrouw aan ' t origineel , hoewel de critiek zich over zijn werkzeer gunstig uitte . Over geen van allen echter en over weinige werken in het algemeen , werd eenstemmig een zoo gunstig oordeel geveld, als over de onlangs verschenen vertaling,gegeven als zijnde een letterlijke, door Sir Richard BURTON .Sir Richard Burton leverde , volgens de getuigenis derberoemdste Arabisten , een definitieve vertaling van het Arabischemeesterwerk: hij vergenoegde zich tegenover zijn origineel?. 3eenig of>veleleef881zagzeernaar- vanzouellEnge),inenzeikals photograaf op te treden , het boek weergevende zooals hetvoorligt met zijn hoedigheden en zijn gebreken: met zijn langdradigheden , zooals met zijn fijn gestijleerde passages,met zijn schilderachtige uitdrukkingen en metaphoren als met zijn vrije , volgens den smaak onzer eeuw te vrije, bewoordingen . Sir Richard Burton maakte van zijn arbeid tevens een prachtwerk , dat , even als met de Engelsche boeken vaak hetgeval is , slechts tegen ponden sterling opgewogen wordt: deoplaag werd op twee honderd vijftig exemplaren beperkt,en kostte ( 200 ik mij niet bedrieg ) bij haar verschijnen,tien pond . Thans staan de — tamelijk zeldzame - exemplaren in de katalogussen der Engelsche boekhandelaars niet minderdan het dubbel , zegge vijf honderd frank , geteekend . Hetwas dus een zeer gelukkige gedachte van Lady Burton, omvan het werk haars echtgenoots een uitgaaf te bezorgen ,welke tegen den betrekkelijk zeer lagen prijs van 3 L 3 sh . , alde voordeelen der primitieve vertaling aanbiedt . Daar zij voor een uitgebreider publiek , ook voor de huiskamer, bestemd is ,scheen het noodig , enkele vrije plaatsen weg te laten . Niemandzal dit «noodzakelijk kwaad» zeer betreuren , bij het overzicht van al het goede en degelijke, wat het daardoor mogelijk werd tegen matigen prijs toegankelijk te maken . De weglatingenbepalen zich overigens bij 215 bladzijden op de 3,215; ze zijnbij het lezen zoo merkbaar, zoo zeer steken die passages af bijden algemeenen toon , dat de lezer het geschrapte zonder veel moeite weer kan samenstellen .Het goede , waarvan ik hooger sprak , bestaat in de grondige wetenschap, welke dit boek over de Mohammedaansche middeleeuwsche wereld bevat . Voor deze is Sir Richard Burton devoornaamste der nog levende autoriteiten . Lange jaren brachthij in Arabië door en was op die wijze in staat , menige bijzonderheid , in de Duizend en Eenen Nacht voorkomende , met kennis van zaken te verklaren , daar waar zijn voorgangerseenvoudig de moeielijkheid wegmoffelden . Het moet ons voor heden genoeg zijn , op het onderhavige boek als een hoogstgewichtige bron voor de ethnographie van den Islam in demiddeleeuwen slechts met een enkel woord te wijzen: wijzeNer+>2- 4komen er later op terug , om eenige der aldus gewonnenresultaten in het licht te stellen .Een en ander over het ontstaan en de letterkundige geschie denis der Arabische sprookjesverzameling , bracht Burton samenin zijn Terminal Essay, alsmede een opstel over de politieke middeleeuwsche toestanden , de metriek en de bibliographie van het werk. Een vergelijkende tabel der hier gegeven vertellingen , met die in de bestaande bewerkingen vervat, toont aan ,hoe veel uitgebreider deze vertaling is dan de overige .Zij weze dus ten slotte warm aanbevolen aan folkloristen inhet algemeen; aan hen, die het werk in zijn waren vorm wen schen te kennen , is zij onontbeerlijk. Aug. GITTÉE .VOLKSGENEESKUNDE.1 .Zwangerschap. Geboorte . Kraambed .1. Onvruchtbaarheid .Eene vrouw, die niet wenscht moeder te mogen worden , is zekereene zeldzame uitzondering . Doorgaans hebben jonggetrouwden geen vuriger verlangen dan hun echt «gezegend» te zien . Wordthun wensch niet spoedig genoeg verwezenlijkt, dan ondernemenze bedevaarten , om van den hemel te bekomen wat ze natuurlijkerwijze half wanhopen te verkrijgen .0. L. Vrouw van de Goede Hoop te Vilvoorde , 0. L. Vrouw vanLAKEN en vooral 0. L. Vrouw van Hal worden te dien einde doorde kinderlooze echtelingen aangeroepen . Hoe druk het wijdver.paarde , zwarte Mariabeeld van Hal bezocht wordt, weet eenieder;inzonderheid met de Sinksendagen , is de toeloop ontzaglijk . Danis ' t wat men noemt «Halle Ganging» . De Vlamingen en de Brabanders van onze omstreken vertrekken gewoonlijk ' s avonds,reizen den ganschen nacht door, wijl ze den weg te voet afleggen ,en keeren dan ' s anderdaags, in den morgen, naar huis . Geenebedevaart is zoozeer in de volkszeden doorgedrongen als deze; zijbehoort zelfs tot de dagelijksche spreektaal «Als ' t niet waar is ,5>.wil ik barrevoets of achterwaarts naar Halle gaan,» is eenegewone zegswijze in den mond onzer boeren . En men bemerke't wel dat zijn geene woorden in den wind . Niet zelden ontmoetmen hier lieden , die den langen pelgrimstocht in zulke voorwaarden ondernemen . Voor zoo'n boetedoening zijn ze zeker, de goedhartigeMoeder Gods gunstig te zullen stemmen . Te Hal , gelijk op ettelijke bedevaartplaatsen, bestaat een groote en een kleine ommegang. Menschen, die er enkel uit devotie heengaan , en vooral jongelieden , die er een plezierreisje van maken ,leggen slechts den kleinen beêweg af . De groote wordt schier alleen gedaan door personen , die de genezing van cene of andere kwaalafsmeeken . Op dezen ommegang vindt men eene menigte kapelletjes en heiligenbeelden , voor welke de bedevaarder telkens in aanbidding neerknielt . – Somwijlen ziet men , op de markt te Hal, een domoor de knieën buigen voor het standbeeld van den violoncelspeler Servais, in de vaste meening nogmaals met een vermaarden heilige te doen te hebben!Ook te Laken is een mirakuleus Mariabeeld . De kerk , waar hetberust, dagteekent van de 13d. eeuw. Volgens de legende , werd hetplan, even als te Lebbeke en te Hakendover, bij middel van eenzijden draad , door de Moeder Gods zelve aangewezen . Die draad -zegt Reinsberg -Düringsfeld - wordt heden te Laken nog bewaard ,en schijnt het vermogen te bezitten om een gelukkig kraambed tebezorgen ( 1 ) . Dat 0. L. Vrouw aldaar door de kinderlooze echtgenooten aangeroepen wordt, blijft bij den geleerden schrijver onver meld . Menige bedevaarder prevelt , bij den driemaal herhaaldenommegang, dit beteekenisvol gebed:Onze Lieve Vrouw van Laken,Laat ons toch een kindeken waken;Niet te grof of niet te fijo ,Gelijk een kindeken moet zijn.Nog andere, algemeen gekende bidplaatsen worden te dier intentiebezocht; noemen wij enkel Lede ( bij Aalst ) en SCHERPENHEUVEL ,waar even vermaarde 0, L. Vrouwebeelden , voor velerlei zakenvereerd worden. Te Scherpenheuvel is de plechtige begankenis ophet Pinksterfeest, en te Lede ruim een 10-tal dagen later ( 2).( 1) Reinsberg-DüringsPELD. Calendrier belge. Bruxelles, 1861. Tome I , p . 258 . (2) In Duitschland hangt men onvruchtbare vrouwen den mantel om derH. Geertruid .6 --Zeer lichtgeloovige vrouwen maakt men wel eens diets, dat ze ,om verhoord te worden, de broek huns mans moeten aantrekken .De raad wordt gevolgd , en zoó gaan ze dan , in volle vertrouwen,naar Hal!In ' t Luikerland is St- Remaclius de groote schutspatroon vanongezegende huwelijken . < En foulant une roche, ce saint y laissamiraculeusement l'empreinte de son pied . Cette empreinte se montre encore actuellement, sous le nom de Pied de St-Remacle . D'après latradition , ce serait depuis qu'elle a été bénite par le dit saintque l'eau de la Sauvenière guérit la stérilité ( 1 ) .» De bedevaartgangster komt 9 dagen lang van dat wonderbaar water drinken ,zich telkens in den voetstap van St-Rem aclius plaatsende. Welkverband er echter bestaat tusschen dien heilige cn de vruchtbaarheid der vrouw, kunnen we niet verklaren . Niet zelden althans gebeurt het, dat de wateren eener rivier , door in aanrakingte komen met het lichaam van een heilige , zonderlinge eigenschappen verkrijgen . Zoo geneest het water der Dijle de oogziekten , sindshet lijk der H. Margaretha er in gesmeten werd ( 2 ) .Een ander punt verdient hier onze aandacht. In de oude en middeleeuwsche tijden , hechtte men groote waarde aan sympathe tische huren . Uit den vorm , de kleur , den aard of den naam dernatuurwezens, wist men hunne geneeskracht af te leiden (3) . Eenvoorbeeld: eenig lichaamsdeel van den muilezel bij zich dragen ,maakte onvruchtbaar; omgekeerd, iets innemen dat met de voort teling in regelrecht verband stond , maakte de vrouw vruchtbaar.Dat verklaart het zonderling gebruik, waarvan Schayes gewaagt( bl . 237) , en dat als een laatste overblijfsel van den phallischen eeredienst der heidenen moet aanzien worden . «Entre Mons et( 1 ) Aug. Hock . Croyances et Remèdes populaires au pays de Liége, I , p.154.(2) A. G. B. Schayes. Essai hist. sur les usages , les croyances ... des Belges anc.et mod . Louvain, 1834, p . 210.( 3) De Franschen noemen dat • signature» . Hedendaagsche toepassingen vandeze theorie, in onze inleiding breedvoerig uiteengezet: de knobbelachtige wortel deelen van het speenkruid (Ficaria ranunculoïdes Monch . ) genezen de aambeien;een eidooier en saffraan dienen voor de geelziekte (ook de geelbuikige zeelt );bloed drinken van de maandstonden eener vrouw , om die bij zich zelve te verwekken; – pieren op de borst dragen , om de wormen bij de kinderen te ver drijven; — de roos (huidziekte) wegnemen , bij middel van de roos ( bloem);marentakken (Viscum album L. ) in den veestal hangen , om de mare of nacht merrie te verwijderen, enz. enz.- 7 -Bruxelles zegt hij se trouve une chapelle où l'on honore uneimage de l'enfant Jésus, sous la forme d'un priape et portant le nomde la Ste Broquette . Les femmes stériles , ou qui désirent avoir desenfants raclent avec un couteau la partie la plus apparente del'image . Elles mettent cette raclure dans un verre d'eau et avalentle tout, fermement persuadées qu'elle fera son effet.»M. Gittée gaf hierover de volgende terechtwijzing ( 1 ): «Près deNivelles se trouve une chapelle dédiée à St -Pierre , dit St-Pierre à -Broquette . Les femmes stériles , ou celles qui craignent de l'être ,viennent luioffrir une petite broche en bois ( en wallon broque); de là le nom du saint , qui a succédé, dans la mythologie chrétienne, auPriape des anciens. La broche doit figurer le phallus . •Ook in Frankrijk zijn , volgens H. Gaidoz ( 2) , nog dergelijke volksgebruiken aan te wijzen .Dranken, kruiden of iets van dien aard , hebben we tegen deonvruchtbaarheid nooit weten gebruiken . Dodoens, de beroemde Mechelaar, noemt nochtans menig gewas , hetwelk eertijds daartoebenuttigd werd . Een afkooksel van prijwortels , van bingelkruid( Mercurialis Tournef. ) , of het zaad van wilde marjolein zijn , volgenshem, geschikte middelen en a maecken de vrouwen bequaem om te ontfanghen» . Zoo prijst hij «water van Pareye wortelen ghedistilleert in Braeckmaendt, twee oncen treffens ghedroncken, tsavonts ende smorghens(3 )» . En «het saedt van Patich , Patientie endeSurckel ( drie soorten van Zuring of Rumex) aen den slincken armghehangen , wordt ghelooft seer goedt te wesen om de vrouwen vruchtbaer te maecken»o ( bl . 1015) .Dat men in Dodoens' dagen en vroeger zulke remediën nietongebruikt liet , zal zeker niemand betwijfelen .Om eene kinderlooze vrouw te zien moeder worden, volstaathet, volgens Albertus Magnus, haar , buiten hare wete, merriemelk te doen drinken . Hertshoorn , tot poeder gestampt en metkoedrek vermengd , bij zich dragen , heeft dezelfde gevolgen ( 4) ..( 1 ) In zijne recensie van La Rage et St Hubert , door H. Galdoz ( zie Revue de Belg . Juni 1887 ).( 2) La Rage et St Hubert, p . 210-211 .( 3) Cruydt-boeck van Rembertus Dodonaeus . t’Antwerpen bij Balthazar More lus, 1644, bl . 1077.(4) Les admirables secrets d'Albert le Grand (Lyon , chez les héritiers de Beringos. Zonder jaartal) . p . 106-107. Albertus Magnus is een beroemdwijsgeer en natuuronderzoeker uit Zwaben. Hij stierf in 1280, zijne gezamenlijke- 8>Benevens planten , die de onvruchtbaarheid genezen , geeftDodoens andere kruidsoorten , die aan de conceptie der vrouw voor.of nadeelig zijn, en ze zelfs beletten . Steenvaren , klimopbeziën en wilgenbladeren nl . zijn in dit laatste geval . «Sommighe zijn vangevoelen schrijſt Dioscorides dat men met Steenvaren oftMilt -cruydt ( Ceterach officinarum Willd . ) de vrouwen belet swan gher te worden oft te ontfanghen , ' t zy alleen , ' t zy met de miltevan eenen muylezel acn ' t lijf van de vrouwen ghehangen; ende dat dit cruydt, om ' t selve te doen , ghepluckt ende vergadert moetworden , des nachts, als de mane niet en schijnt ( 1 )» .Theophrastus zegt nagenoeg hetzelfde: «Het loof van Ceterachwordt ghelooft de vrouwen onvruchtbaer te maecken; ende daertoe raden sy , dat men wat van de muylen- klauw ende muylen -saedt oft muylen- vel daer by moet vermenghen» . Plinius raadt onsook «dat men dit cruydt de vrouwen nimmermeer en gheve teghebruycken ( 1 )» .Aan de wortelen van het «Varen -cruydt Wijſken» (Asplenium Filix femina Bernh .) schrijft Dioscorides niet alleen de kracht toe«het misvallen van kinde» te veroorzaken , maar ook de vrouwenonvruchtbaar te maken , a selfs als sy daer maer over en treden (2)» .Enkele planten, als de wijnruit ( Ruta graveolens L.) , de munt(Mentha L. ) en de peterselie , werden beschouwd als den man onge schikt te maken tot de voortteling . Ook een glimworm bezat ,volgens Alb . Magnus, deze eigenschap ( blz . 110) .Bijna al die oude volksbegrippen schijnen thans bij de massa uitgestorven . Slechts te Wieze ( bij Dendermonde) hebben we nog ietsgelijkaardigs aangetroffen; daar denkt men dat het genoeg ispioenbladeren ( 3) in de kousen of schoenen te steken , om de ont vangenis te voorkomen; jonge meisjes, die met ondernemende1.1· schriften werden in 1681 te Lyon uitgegeven (in 21 dl . ) - ( Dit volksboekje is eigenlijk geen werk van Alb . Magnus zelf, maar enkel een samenraapsel van fragmenten uit zijne geschriften Zie NISARD, Livres Populaires, I , p. 193.)( 1 ) Cruydt-boeck van R. D. bl. 766 .( 2) Idem. bl . 758.( 3) Sommige planten , oudtijds in de godsdienstige en andere plechtigheden gehruikt , en later door de heksen aangewend , behoorden tot de zoogenaamdelooverkruiden . Allerlei bijgeloof hechtte zich daaraan vast . Noemen wij enkel de marentakken, de wijnruit, den wilg, de vlier, de donderblaren , de pioen en de brandnetel ,>- 9minnaars ter kermis gaan , vergeten nooit, als ' t doenlijk is , zichvan dergelijke blâren te voorzien .Ook in Duitschland zijn hiervan overblijfsels te vinden . «Zaad van maankop of Papaver , op den trouwdag in den schoen eenerHongaarsche bruid gedaan , maakt haar huwelijk onvruchtbaar ( 1 ) .»Even onl'eilbare , doch min aangename middelen werden oudtijds met hetzelfde doeleinde aangewend: muilezelinnen- ofschapenpis , of hazen bloed drinken; ofwel zich hazendrek, uitgevallen kindertanden , of den poot eener wijfjeswezel, levend uit gerukt, aan den hals hangen ( 2) .( Wordt voorgezet). A. De Cock .brood» .VOLKSZEDEN ,1. Eerbied voor het Brood .Ik was dikwijls in de gelegenheid op te merken , dat het bij debuitenlieden als een groote heiligschennis aangezien wordt, brood weg te werpen of het over het algemeen noodeloos te bederven . Deeerbied dien zij voor het brood hebben, is zeer groot; klaarblijkelijkberust die eerbied op het geloof, dat het een gave is van God , en bidtmen tot dezen om iets , dan is het meest van al «om het dagelijksch- «Met veel boter op» , voegde immers de kleine er bij,in Andersen's Prentenboek zonder Prenten . Ge moogt nooit met T'jeeseke's ( d . i . Jezusken's) brood morsen , is een gedragsregel die steeds aan de kinderen ingeprent wordt . Het brood wordt derhalve bij het opensnijden , bij middel van een kruis dat de huismoedernooit nalaat met het mes op den onderkant te maken , onder de bescherming der Godheid gesteld . «Hiermede ,) zoo legde mijmijn oude grootmoeder uit, «hebben de heksen er geen macht op» .In het Land van Aalst spreekt men daarbij nog de volgendewoorden uit: «God zegent ( lees: zegene) het brood en degenen dieer van eten» . Het brood maakt, bij deze gewoonte, uitzondering( 1 ) BARON Sloet . Het Volksgeloof aan het bovennatuurlijke in het rijk derPlanten. - ( Zie De Gids. Juni 1881. blz . 426 . Vergelijk hiermee het gebruik derheggerank ( Bryonia L. ): «De wortel verwekt liefde . Meisjes leggen daarom,els zij ten dans zullen gaan , er een schijfje van in den schoen, zeggende, den wortel een der verschillende namen gevende:Korſchenwurzel in meinen Schuh,Thr Junggesellen lauft mir zu.»(2) Les adm. secr . d'Alb. Le Grand, p . 100 et 101 .(10nevens alle andere spijzen , welke nooit speciaal aan de Godheid gewijd worden .Als een der eerste voedsels , en lang het bijna uitsluitelijk voedseldes menschen , dat overigens in zijn ontwikkeling een uiterst gewichtige rol gespeeld heeft ( men zie hierover HENNE AM RAINVan Holbewoner tot Koning, 1 , p . 4) , kon het niet anders, of hetbrood moest in hooge eer staan . Van daar de plaats , die de meelspijzen in de feestgebruiken innemen: komt er bezoek , viert men feest, of wil de moeder de kleinen eens genoegen doen , dan maakt ze brij, of pannekoeken, of wafels, of koekjes (galettes). - Depannekoek, nog zeer in Vlaanderen in gunst, is gewis in zijn een voudigheid , een der eerste vormen der lekkernijen . Van lieverlede ontwikkelde zich de smaak, en trachtte men het gebak te verfijnen .Doch in onze Vlaamsche sprookjes, wordt er meestal , in sommigestreken uitsluitelijk , van den pannekoek gesproken. De soldaat ,die in Conscience's Geest, van den «Marmittenoorlog , komt ,,brengt in het verwenscht kasteel den tijd door met pannekoeken tebakken; gaat de held op reis, dan zegt hij tot zijn moeder, als in het sprookje der Koninginne van Mississipi:Moeder, bak mij nen koek En lap mijn broek,Ik ga naar ' t land van MississipiDe koninginne winnen.Ook zoo elders( 1 ) , tot in Rusland toe . In het Russisch sprookje,(z . SICHLER p. 219, 220) moet de jongste zoon drie nachten bij ' t graf zijns vaders waken; hij neemt de eerste maal een mik mede, de tweede een gruiskoek ( gâteau de gruau) , de derde een galette .De slang, die bij de oude Grieken als de schutsgeest van het Akropolis gold , genoot elke inaand honigkoeken .De voorbeelden kon ik licht vermenigvuldigen .Brood moest natuurlijk, wegens zijn goddelijken oorsprong, eenwerkzaam geneesmiddel zijn: en onze huismoeders denken inderdaad , bij gezwellen of zweren , als een der eerste remediën aan hunonfeilbaren broodpap tusschen twee doekjes, «om er den brand uitte trekken»Zonder er een ander verband in te willen zoeken , dan het gelijkevoortbrengsel van gelijke voorstellingen op verschillende punten des aardbodems bij verschillende volkeren, herinner ik hier aan den( 1 ) J. W. Wolf, Deutsche Märchen und Sagen . ( Die schöne Königstochter imGarten, p. 39) .- 11eerbied , dien , zooals bekend is , de Arabieren voor het brood hebben .Het feit trof iederen reiziger . Zij beschouwen het brood en detarwe als een gave Gods en als een der klaarste bewijzen zijnergoedheid jegens den mensch. Op het punt een brood te beginnenof het aan den mond te brengen , laten zij nooit na deze woordenuit te spreken: «In den naam van den weldadigen God!» Valt een stukje brood op den grond , hij die het ziet , haast zich om het op te rapen , immer met zijn rechter hand , kust het , raakt er even zijnvoorhoofd mee aan , en gaat het op een muur of een steen leggen ,opdat het niet verloren zou gaan , en de vogels der lucht er zichmee zouden voeden . Het ware een heiligschennis , het in het stof te laten liggen en er op te treden . Zoodra een Arabier met eengast het brood gebroken heeft, gelooft hij zich door vriendschapsbanden met hem verbonden , en is van dan af zijn dienaar ( 1 ) .Vele begrippen hechten zich nog vast aan het brood, en gedeel telijk bestaan de aangehaalde feiten ook in Vlaanderen: verscheidene volkeren kennen toover spreuken om het broodbakken wel te doen gelukken; wordt het brood in den oven gestoken, zoomaakt men op het eerste een kruis . Het kruis op het te beginnen brood bestaat ook in Noord- Duitschland; volgens een werkje vanFRISCABIER ( Hexenspruch und Zauberbann, Berlin 1870, p . 124) ,wordt in Pruisen eveneens het stukje brood dat men van den grond opraapt, gewoonlijk gekust.Onze boeren zegenen den oven bij ' t broodbakken; eer zij hem toedoen , nemen zij een tak palm met wijwater, en maken daarmedeeen kruis over den oven (omstreken van Dendermonde en van Dixmude) .Bij ons verbieden de huismoeders steeds zorgvuldig aan dekinderen, het brood met zijn verkeerden kant naar boven teleggen: dat is «ruzie zoeken» ofwel «dat zou ruzie in het huisbrengen» (Hasselt); in Vlaanderen gelooft men, dat «er de heksenalşdan macht op hebben» . Ook zoo in vele gewesten van Duitsch land ( Wuttke, Aberglaube $ 457 ) .Ten slotte zal ik nog aan een meellekkernij herinneren, welkeop een bepaalden dag, doch volgens de plaatsen op een verschil lenden dag, gegeten wordt . Ik meen het zoogenaamd heet brood.Om half vier, vier uren in den morgen wordt alsdan door de bakkers met getoet aangekondigd , dat het heet brood te krijgen is: dat( 1 ) Zie Magasin Pilloresque, 1888, p . 8.- 1211noemt men te Gent heetebrood trompen . Dat hierdoor menige slechte spijsvertering veroorzaakt wordt, daarover bekommert men zich allerminst, terwijl men zeer warm brood als een lekkernij aanziet . Te Gent gebeurt zulks op Sinterklaasdag; te Aalst opVerloren Maandag, d . i . den eersten maandag van October, dochhier wordt niet getoet . Te Brugge en te Dixmude is het als te Gent .Aug. GITTÉE .BOEKBEOORDEELINGEN.Louis D. Petit. Bibliographie der Middennederlandsche Taalen Letterkunde. ( met de gouden medaille bekroond en uitgegeven van wege de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde) . Leiden . E. J. Brill . 1888 , XVI en 298 p.gr . 8' , f 4 .Op onzen tijd heeft de Midden nederlandsche philologie een zoo groote uitbreiding genomen , dat men ze als definitiefgevestigd mag aanzien , en met eere nevens hare Germaanschezusters noemen . Juist daarom is het zoo moeilijk, heel hetgebied van het reeds verrichte met éénen blik te overzien .Immers, niet slechts werden de teksten in groot getal uitgegeven; ook aan hun verklaring, zoowel onder het opzicht vanden inhoud als van den vorm, alsmede aan hun geschiedeniswerd vlijtig gearbeid. Zoo ontstond een heele litteratuur, verspreid in talrijke afzonderlijk verschenen werken en in allerleitijdschriften , welke laatste wegens hun ontoegankelijkheid vaak aan de aandacht van den belangstellende ontsnappen , en aldusstudiën van waar gewicht begraven. Alleen door werken als hethier aangekondigde , wordt men er alsdan opmerkzaam opge maakt. Dat is ook het groot nut van bibliographieën: en vooriedereen die, om welke reden ook , wenscht op het gebied derMidden nederlandsche philologie op de hoogte te zijn , is hetwerk van Petit totaal onmisbaar.Ook voor de beoefenaars onzer wetenschap is het van hethoogste gewicht: het is voor den ernstigen folklorist een nood zakelijkheid, zich vertrouwd te maken met onze folklore uit demiddeleeuwen . De folklorist is onvermijdelijk een mediaevist .Wat is geheel onze gesproken letterkunde anders dan de heden>13(daagsche vormen der stoffen welke , in de naïever middeleeuwen nog niet door den spot der «beschaafderen» achteruitgedrongen , ingang vonden tot bij de hoogere standen toe? Hoemenigen trek vinden wij niet terug in onze ridderromans; hoemenige vertelling , nog heden onder het volk verspreid , staatniet reeds aldaar opgeteekend? Hoe vele onzer oude boerden en sproken leven niet nog heden als anecdoot of als gekruide grap,als «Schwank»? - Deze beschouwingen stellen genoegzaamin het licht , hoe zeer ook de folklorist met deze bibliographie vanPetit zijn voordeel kan doen . Vooral met het oog op de hoogergenoemde vakken zal zij hem van dienst zijn, en hem aanwijzenwat van het folkloristisch materiaal der Nederlandsche middeleeuwen reeds uitgegeven werd . Een goed boek onder dit opzichtis het Uebersicht der niederländischen Volksliteratur älterer Zeit,door F. J. Mone (Tübingen 1838) nog heden bruikbaar , dochdat vooral op het in handschrift berustende betrekking had .Dit wordt door Petit thans merkelijk aangevuld . Enkelezaken , en dit is een der groote verdiensten van dit werk ,werden hier voor de eerste maal behandeld: het is mij genoegde Maria -legenden en de Levens der Heiligen, als ons interesseerende, te vermelden . - Daar het weinig te verwachten staat ,dat deze eerste proef niet zou kunnen volledigd worden, zaliedereen wel doen , zijn exemplaar met wit papier te laten doorschieten . Zoo werd b . v . onder de bibliographie van hetVolkslied de verzameling van Lootens en Feys niet opgenomen ,mogelijks op dezen grond , dat ze slechts achttiende-eeuwschevormen brengt van middeleeuwsche liederen; doch men kanmet recht tegenwerpen , dat vele bij Willems gegeven liederendoor hem in hedendaagsche vormen uit den mond der zangersgenoteerd , of van betrekkelijk nieuwe vlugschriften afgedruktwerden . Toch werden beide verzamelingen door Kalff benuttigd in zijn boek over het Lied in de Middeleeuwen . Verdermag van ons speciaal standpunt betreurd worden , dat Petitde studie onzer middeleeuwsche wetenschap opzettelijk buiten den kring zijner opzoekingen sloot . Wij wenschen zeer dathij ook de bibliographie van dit vak weldra moge behandelen .Aug. Gittée,14ezenMelkportrDebescholks!helide 1геріJe deOPOtherInderbienestwordtTisteERNEST FALIGAN . — Histoire de la Légende de Faust. — Paris.Hachette 1888. XXXII en 474 p .Geen sage , onder den overgrooten sagenschat , is zoozeer bijde menigte in heel het Westen ingedrongen dan de geschiedenisvan Doctor Faustus . Bij de betere standen mag zij haar populariteit wel verschuldigd zijn aan het lief opera van Gounod ,dat de geniale schepping van Goethe , hoewel verminkt, dan toch in hare hoofdtrekken, een ongemeene gunst verschafte. Hetvolk put zijn kennis van de Faustsage uit het volksboek , datnog heden in Vlaanderen herdrukt en gelezen wordt , hoeweldit genre zijn gothische letter afgelegd en zijn afschuwelijkpapier op de hoogte der nijverheid gebracht heeft. Over deoude uitgaven , mede over den inhoud der sage, leze menSchotel , Volksb. I , 152, waar ze beknopt weergegeven wordt .Een synthesis van al wat over de Faustsage bestaat, - en de Faustlitteratuur is thans bijna zoo omvangrijk als de Shaksperelitteratuur verscheen onlangs van de hand van een Franschgeneesheer, D: E. Faligan . Zonder veel gewicht te hechten aanzijn streng katholische rechtgeloovigheid , welke hem tot inonze eeuw van verlichting het bestaan der tooverij als eendaadzaak doet aannemen , en zijn goedkeuring hechten o . a . aan de heksenprocessen , zullen wij zijn boek een ernstige studienoemen van alles wat op de Faustsage betrekking heeft, waarbijhij steeds zorg droeg de bronnen door eigen onderzoek te leerenkennen.Behalve een levensbeschrijving van zijn personage , gaf hijeen vertaling van het oudste Duitsche volksboek door Spies( 1587) en volgde dit laatste door zijn onderscheiden vormenheen, te beginnen met het poppenspel , tot Goethe's grootscheschepping, die zooals bekend is , in het a marionettenspel»haren oorsprong vond . Onder de letterkundige stukken , op desage gegrond , liet Faligan – en in dezen heeft hij recht op onze goedkeuring diegene ter zijde , welke niet uit de volksbronputten . Op denzelfden grond begreep hij in zijn onderwerp alhet populaire , dat op Faust betrekking heeft , o . a . de liederenwaarin de beruchte toovenaar een rol vervult: zoo bespreekt hijdrie Duitsche liederen en een Engelsche ballade. Ook geeft hij1. C> eeht,munkingenDityUmtreolgeiwiMarmoreLowaVer- 15S.DUlezenswaarde inlichtingen omtrent de schilderijen en etsen , totwelke Faust aanleiding gaf; Rembrandt o . a. vervaardigde een bij / portret van Faust .Enis De Faustsage moet, zooals schrijver met veel recht uiteenzet ,beschouwd worden in haar verband met de andere sagen enod. volksbegrippen , waarin de overeenkomst tusschen een menci schelijk wezen en den duivel hoofdzaak is . De grond dezerdet sage wijst met volle zekerheid terug op een middeleeuwschenda! oorsprong, dat tijdstip , welk zoozeer aan demonomanie leed.el De dorst naar hooger kennis deed deze sage ontstaan , zooalsj vroeger de Prometheussage en de Bijbelsage; het kan evenwelbij niemand opkomen tusschen deze onderscheiden vormen eener zelfde gedachte eenig historisch verband te zoeken .Onder deze vormen heeft de Faustsage meer bepaald een godse dienstig karakter, wat haren oorsprong , zooals door FALIGANwordt aangetoond, in de bewogen tijden der godsdienstige twisten plaatst.be Aug. Gittée .en1.n1]VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.1. (32.) In een der dokken van Antwerpen was een lichter, een tijd al geleden , plotseling aan het draaien geraakt, tegen den boegvan een Hollandschen kotter geloopen , en zou , met zijn kostbarenlast, waarvan een deel reeds in het water was gevallen , geheelgezonken zijn , als bij niet was blijven hangen op de ankerkettingen van het Hollandsche schip .Dit voorval is niet zeer merkwaardig, maar wel de oorzaak , wijl eruit blijkt, dat ook wat havens aangaat, «elk huis zijn kruis heeft.»Omtrent de oorzaak toch berichtte het Handelsblad v. Antw. hetvolgende:«De duivel in 't water . Onze lezers , die aan de dokken wonen,of wier bezigheden hen aan den waterkant roepen, zullen ongetwijfeld weten , dat, wanneer de vloed gedaan is , er een oogenblik in ' t water eene seheering ontstaat, eene soort van draaiende beweging,waartegen de grootste schepen niet bestand zijn , ( ja , waardoor zij)meegesleept worden . De jongens van den havenkant noemen dat«den duivel in ' t water.»«Dezen morgen nu , te 5 uur , werd de lichter Energie, patroonLowage, door den duivel gepakt .»Verder volgt dan het hooger vermelde voorval.-- 16 -2. ( 33.) SIRENEN . – Reizigers op het eiland Borneo spreken metzekere bewondering van den Sirenenzang, dien men daar aan deinonding der rivieren kan vernemen . Men hoort welluidende tonenuit de diepte opstijgen , nu eens vol en lang aangehouden , daneens scherp en kort. De bewoners van Borneo beweren , dat zulks het bruiloftslied is bij het huwelijk van de zee met de rivier; metandere woorden: de muziek zou ontstaan door het uitstroomen vanhet rivierwater in de zee . Het is waar , dat bij vloed en hoog waterde muziek het krachtigst is . Het is niet noodig te onderstellen , datuit soortgelijke verschijnselen het geloof aan Sirenen zou zijn ont staan . Er is in het ruischen van de golver al muziek genoeg, om defabel te verklaren .3. (34. ) HuwelijksGEBRUIK IN LIMBURG . Onder de oude ge.bruiken , die nog in Noord - Limburg in zwang zijn , doch allengs zeldzamer worden, behoort ook de volgende eigenaardigheid bijhet aangaan van een huwelijk.Zoodra de dag voor de plechtigheid is vastgesteld , wordt aan twee jonge mannen uit de buurt de vereerende last opgedragen ,de familieleden en vrienden ter bruiloft te noodigen . Bij aanvaardingder uitnoodiging wordt door ieder der gasten eene bloem aan den wandelstok der jongelieden gehecht . Naarmate nu het getal van hen , die de uitnoodiging aannemen , vermeerdert, neemt ook het aantal bloemen toe , die niet zelden tot eenen reusachtigen pyramidalen ruiker aangroeien . De jongelui zijn trotsch op hun schat, want zij weten , dat de hartelijke ontvangst bij hunnen terugkeer naar de lengte van den ruiker wordt afgemeten .Bruid en bruidegom beschouwen den bloemenlast als het voor teeken van een gelukkig huwelijk .4. ( 35) . Wij herinneren ons lang geleden een vertelsel gehoordte hebben , waarin een vogeltje voorkwam , dat zong:«En ga niet verder deur ,of daar zal u iet ( s ) overkomen!»Bericht aan onze Antwerpsche lezers en lezeressen . Em. K. de B..5. ( 36.) Wie bezorgt ons het volks- of straatlied , waarvan hiereen paar regels:«Ik ben de wereld rondgerezenAl in een jaar of tien' nen pispot met een voëring in,Wie heeft dat ooit gezien?»Em. K. DE B..VOLKSKUNDEVERTELSELS.>( een1. ( 16. ) Van 't Schoenmakerken .Daar was zoo eens een schoenmaker, en die at zoo gaeren koekebakken .a Ja maar, zei zijn vrouw altijd , als hij er van sprak , wij hebben geen pan!»«Wel, ontleen er dan een hiernaast!» zei de pekker.Dat deed zij dan ook, en nu maar gebakken! Maar ' t schoonstevan al , zij bakten zoo lang tot de pan kapot sprong!Geen een van de twee, natuurlijk, die de pan weer a naar huis»wou dragen . Was me dat een ruzie!a Hoor eens» , zei de schoenmaker op den langen duur,akkoord: laat ons malkanderen goed verstaan . Een van ons tweeënmoet zich met die vuile commissie belasten: daar is geen uitkomenaan . Maar wie? Komaan: al wie het eerst , tegen wie het ook zij,al was ' t maar een enkel woordeken spreekt, die drage de pan naarhuis!»«Dat is zoo overeengekomen ,» was het antwoord .Den dag nadien , kwamen de menschen van neven de deur aan kloppen , hun hoofd in huis steken , en vragen: «of ze nu nog haast hun pan niet terugkregen?,Maar er kwam geen antwoord .Als zij zich tot de vrouw wendden , begon deze vlijtig haar spinnewiel te doen draaien , en zei niets dan: «sjip, sjip, sjip, sjip, sjip,- sjip , sjip, sjip, sjip, sjip!En spraken zij tegen den man, dan begon deze zoodanig te kloppen en te fluiten, dat de menschen er alras moesten van door trekken .Kwamen er nu kalanten of koopers op den winkel , dan herbegon dezelfde comedie .Op den langen duur moesten de geburen wel gelooven , dat deschoenmaker en zijn vrouw betooverd waren .Niet langer mocht er gewacht worden . En ze liepen naar denpastoor en naar den koster, die de «kwade hand» moesten lichten ,218IJverig begonnen de kerkdienaars kruisen te slaan , gebeden te lezen en wijwater te sprenkelen .Dat had nu zoo al een heelen tijd lang geduurd, en nog haddenze uit de twee betooverden niets kunnen bekomen dan: sjip,sjip, sjip!» en (de verteller fluil) altijd hetzelfde eentonig gefluit.Eindelijk greep de koster een heelen eemer met wijwater en wierp hem de vrouw , die het hardnekkigst bezeten scheen, in ééngeut over het godgansche lijf!a Heeft - het - nu - lang - genoeg - geduurd?!!» borst opeens het pekkerswijf los , die zich niet langer bedwingen kon .«Gij draagt de pan naar huis!» zei de schoenmaker.( Antwerpen .) Em. K. DE B.Hiervan bestaan een menigte varianten . In gewijzigden vorm is het vertelsel heel ons land door bekend . Het slot luidt soms aldus:«Een der heeren van de wet nam dan den baaien rok van de vrouw,waarop deze uitriep: «Dat ' s 't mijn! Handen thuis! , waarop zij ook de pan mocht naar huis dragen , enz .- --2. ( 17. ) De zeven Winnaars der Koninginne van Mississipi.Het volgende merkwaardige sprookje meenen wij hier te mogen overdrukken , hoewel reeds uitgegeven; het verscheen in het Vlaamsch blad De Eendracht 1847-1848 ( bl . 9) , dat zeker weinigeonder onze lezers ter hand hebben, om welke reden dit sprookje heel geschikt hier een plaats kan vinden . Het commentaar dat de aanteekenaars, de gebroeders Adolf en Jaak Van de Velde, er achter voegden, laten wij hier weg.Daar was eens een jongen, en die zei tot zijne moeder: Moeder,bak mij nen koek en lap mijn broek; ik ga naar ' t land van Mississipi de koninginne winnen . En zijn moeder bak te ne koek en lapte zijn broek, en de jongen vertrok .Als hij nu al ver gegaan was, kwam hij daar aan een hoogen toren ,en op dien toren stond er een groot kruis , en van onder op dengrond stond er een man met pijl en boog, die naar omhoog keek.De jongen vroeg aan den man , wat hij daar deea? En de man antwoordde , dat hij op ' t kruis van den toren een mugge zag zitten , endat hij haar oog ging uitschieten . Hij spande zijnen boog en schoot den pijl, en de pijl viel weder op den grond met de mugge, diejuist getroffen was in een van hare oogen; want het scherp van denpijl stak er in . De jongen vroeg aan den man of hij wilde meereizen?19->>>Waar naar toe? vroeg de man. Naar ' t land van Mississipi de koninginne winnen . - Ja ik , antwoordde de man. - Zie, zei dande jongen , daar is een stuk van mijnen koek , en zij vertrokken .Als zij nu al ver gegaan waren, dan kwamen zij daar aan een akker, waar vlas op gezaaid was, en te midden op den akker lag ereen man met zijn ooren tegen den grond . De jongen vroeg aan den man wat hij daar deed? Ik luister of het vlas al groeit, was hetantwoord . Wilde gij meegaan met ons , zei de jongen? Waarnaar toe? – Naar 't land van Mississipi , de koninginne winnen . –Ja ik , antwoordde de man . Zie , daar is een stuk van mijnen koek ,en zij vertrokken .Als zij nu al ver gegaan waren, dan zagen zij daar in ' t veld eenman die zijn beenen bijeen bond . En de jongen vroeg hem , waarom hij dat deed? Wel , antwoordde de man, ik zou gaarne dien haas pakken die daar loopt; maar als mijn beenen aan elkander niet ge bonden zijn, loop ik hem altijd voorbij. -- Goed, zei de jongen,wilde met ons meegaan? Waar naar toe? Naar ' t land vanMississipi , de koninginne winnen . Ja ik , antwoordde de man.Zie , daar is een stuk van mijnen koek , en zij vertrokken .Als zij nu al ver gegaan waren, zagen zij daar in ' t veld een man die onder zijnen arm een bunsel van acht of tien dikke boomendroeg. En de jongen vroeg aan dien man , wat hij daar mede ging doen . En de man antwoordde dat zijn moeder geen klein hout meerhad om haar vuurken aan te doen , en dat hij er daarom was gaan rapen , en het nu naar huis droeg. Wilde met ons meegaan? vroegde jongen . Waar naar toe? Naar ' t land van Mississipi , dekoninginne winnen . — Ja ik . - Zie, daar is een stuk van mijnenkoek, en zij vertrokken .Als zij nu al ver gegaan waren , dan zagen zij daar een man metzijnen mond open voor een beek liggen . En de jongen vroeg, wathij daar deed . Wel, antwoordde de man, ik wacht tot dat het wateropkomt om mijnen dorst te lesschen , en als ' t water zoo hoog zalstaan dat de beek vol is , dan zal ik ze uitdrinken . Gaat gij mee?- Waar naar toe? - Naar ' t land van Mississipi , de koninginnewinnen . Ja ik , antwoordde de man . Ziedaar een stuk vanmijnen koek , en zij vertrokken .Als zij nu weerom al ver gegaan waren , dan zagen zij daar in het veld een man die bezig was met aarde te eten . De jongen vroegaan den man: Wat doet gij daar? Wel , antwoordde de man , ikheb zulk een onverzadelijken honger, dat ik al opgeëten heb wat-20 -V-hier te lande te vinden was , en nu ben ik genoodzaakt aarde te eten . Ziet gij daar al die groote hoopen gelijk meulenbergen staan?Die zijn door mijn maag verteerd ct door mijn darm uitgeworpen .Gaat gij mee? vroeg de jongen . Waar naar toe? Naar hetland van Mississipi , de koninginne winnen . – Ja ik, antwoordde deman. Ziedaar een stuk van mijnen koek , en zij vertrokken .En als zij nu al ver, zeer ver gegaan waren , dan zagen zij vanverre een gulden kasteel staan, en rond dit kasteel was een breedediepe wal met water gevuld , en over dien wal was een schoonezilveren brug, en voor die brug stond een gouden poort. Als zijnu aan de poort gekomen waren, toen belde de jongen . Men deedde poort open, en zij trokken over de brug binnen in ' t kasteel envroegen om den koning te spreken . De koning vroeg wat zij kwamen doen . – En de jongen zei dat zij de koninginne kwamen winnen.Het is goed, antwoordde de koning , maar beraadt u goed , wantvelen hebben hierdoor het leven verloren . Dat is niets , zei dejongen , daarvoor zijn we niet bevreesd; laat ons maar beginnen .De koningin kwam te voorschijn, en zei: Gij moet eerst tegendezen man om het meest eten . En zij wees op eenen van haredienaars . Deze plaatste een tafel voor zich , waarop veel spijzen engroote stukken vleesch stonden , en hij verslond geheel den disch .Is ' t anders niet? zei de jongen . Ga maar eens naar den stal,zei hij tot den aardevreter , en haal daar den zwaarsten os . De man vertrok en hij kwam met eenen grooten os weer, dien hij levendigvoor de koninginne opat, met haar en huid .– Ja maar, gij hebt nog niet gewonnen , zei de koninginne , gijmoet nu om het meest drinken tegen eenen van mijn ander knech ten, en zij wees op eenen dienaar, die bij haar stond . Hij deed een tonne wijn brengen, plaatste die aan zijnen mond , en ledigde zezonder adem te halen .- Is ' t anders niet? zei de jongen , dan zal het seffens gedaan zijn .Hij leidde den man dien hij bij de beek gevonden had , tot bijden wal van 't kasteel , en daar gebood hij hem zich op den buikte leggen met den mond aan het water, dat tot boven aan den boordstond . De man legde zich neer, stak den mond aan ' t water, endronk den wal zoo droog uit , dat de visschen op den bodem lagente spartelen .Ja maar, gij hebt nog niet gewonnen, zei de koninginne; gijmoet nu nog om het snelst loopen tegen mijn dienaresse die hier staat . Ziet gij ginder heel ver, daar de zonne moet ondergaan , dien!->121hoogen berg? Daarboven staat er een kluis waarin een oude eremijtwoont. Gij zult te samen loopen, en die mij eerst komt zeggen wat de eremijt begeert, die zal winnen .- Is 't anders niet? zei de jongen . Gauw dan op weg! – En hij wees op den hazenvanger, die nu zijn beenen niet samenbond, envertrok als de pijl uit den boog, en hij was al half weg om weer tekomen toen de loopster der koninginne hem nog maar tegen kwam .Zij sprak hem vleiend aan, en bood hem te drinken uit een fleschken ,dat zijn brandenden dorst zou laven , en hem nieuwe krachten geven .De looper nam zonder achterdocht het fleschken en dronk daarvaneen vollen teug; maar hij had nog zoo haast niet gedronken of hij werd door vaak overvallen . Hij leunde een oogenblik met de tweehanden op zijnen stok , liet het hoofd daarop rusten en viel inslaap . Ondertusschen vorderde de boodschapster der koninginne haren weg.--Mij dunkt, zei de jongen tot de ander mannen , dat onze hazenvanger al weer zou kunnen gekomen zijn . Waar mag hij blijven?- Het dunkt mij dat ik hem hoor ronken, zei de luisteraar . Hijslaapt.- Ik ga eens zien , zei de kijker, en hij klom op het dak.– Kunt gij hem zien? vroeg de jongen.-Ja , ja , hij ligt met zijn oor op zijn handen recht op zijnen stokte leunen, en ik zie het vrouwmensch komen . Gauw boog en pijl.De kijker mikte op den stok van den looper , schoot den stok van onder zijn handen en zoo werd hij wakker . Hij spoedde nu zijnen weg voort, en kwam nog veel vroeger dan zijne tegenloopster op het kasteel, en liet daar aan de koninginne weten dat de kluizenaar overleden was.Wij hebben de drij proeven gewonnen , zei de jongen tegenden koning, en wij hebben dus de koninginne gewonnen . Wijwillen met haar vertrekken .De koning stoorde zich hierover zoo zeer en hij werd zoo wan hopig dat hij hen allen wilde doen vangen. Hij was al naar buiten om zijne soldaten te roepen; maar de jongen gebood aan den machtigen houtraper van het gulden kasteel met de koninginne en al water in was op zijne schouders te plaatsen . De man nam het kasteel op en zij vertrokken .Maar als zij nu al ver gekomen waren, dan zei de luisteraar: Ik hoor van verre iets komen gereden , het is een leger peerdenvolk ,dat ons achterhalen wil om de koninginne weer te nemen .122! - Ja, zei de kijker, het stof vliegt er van in de lucht, ik zie vanhier de wolk .- Laat ze maar komen, zei de jongen . Hij deed den houtraperhet kasteel wat neerzetten en een langen dikken eikenboom uittrekken, waarvan de takken verbroken waren. De houtraper namdien boom aan den top als een rietje in zijn hand, en zoo wachtten zij het leger af.De koning reed vooruit en hij riep van verre: Geeft de koninginne weer of gij zijt allen dood! Maar als hij nu zoo dicht genaderd was,dat de man met den boom hem bereiken kon, sloeg deze den koningen zijn peerd met dien boom zoo plat als een vijg; en de koning was dood . En als de soldaten dit zagen , keerden zij hunne peerden om en gingen aan ' t vluchten .De mannen keerden nu met het kasteel en de koninginne naar' t huis van den jongen , en die trouwde met de koninginne. Hij deelde de schatten , die in het kasteel waren , aan zijne medegezellenuit , en hij bleef met de koninginne en zijn moeder in het gulden kasteel wonen, waar zij een zeer gelukkig leven leidden , tot dat zijzeer oud werden en stierven . A. G.VOLKSGENEESKUNDE.( Vervolg, zie afl. 1 , blz. 4. )D12. Zwangerschap of het «Grootgaan.»1. «Laat u nooit schrik op het lijf jagen» , fluisteren de waan wijze buurvrouwen in de ooren der toekomende moeder; «en wacht u ook wel , vieze , afzichtelijke dingen te bekijken, want , als gij er benauwd van zijt , zal er uw kind de sporen van dragen .»Niets houdt zoozeer de verbeelding der meeste vrouwen bezig,als de hier uitgedrukte gedachte. Geene enkele, mag men zeggen,zou het , in zwangeren toestand, wagen den blik te vestigen op een aap , een beer, een gemaskerden persoon , of soortgelijke wezens.Valt haar, onvrijwillig , iets terugstootends in ' t gezicht, dadelijk wendt zij de oogen af, en toch is die kortstondige aanblik genoeg zaam om haar, vol angst , het verlossingsnur te doen verbeiden: ze huivert, bij de gedachte, een kind met een apen- of berenkop te zullen voortbrengen . Beproef het niet die denkbrelden hersen schimmig te noemen; onmiddellijk weten de vrouwen U eene23>>menigte gevallen afdoende bewijzen aan te halen . «Eenevriendin had een brandtooneel gezien , en schrik gekregen , en zebracht een kind ter wereld , met eene roode streep op den arm,precies eene vuurvlam . Eene andere ging naar den beruchten Dikke van Pamel(1 ) kijken; nu heeft zij een kind «gekochtvan een buitengewonen, kolossalen omvang, maar zeer slap en ziekelijk!Zwangere vrouwen , die vurig naar iets verlangen zonder voldoe ning te krijgen, staan , beweert men, aan gelijkaardige gevolgen bloot.II . «Eene jonggetrouwde -- vertelde men ons — bemerkte ineen vreemden hof wonderschoone, rijpe aardbeziën'; bet gemis aaneen zoo lekker brokje deed haar watertanden en achter het oorkrabben van spijt; op dezelfde plaats van den hals draagt haar kind uu eene geboortevlek , duidelijk den vorm eener aardbezie vertoonende .» Om eene soortgelijke reden schonk eene andere het leven aan een wichtje met een druiventros op de wang.Die volksbegrippen heerschen zoowel in de stad als op den buiten,en bij de burgerklassen weinig minder dan bij de lagere standen.Hetzelfde wordt natuurlijk bij de Walen aangetroffen . «Dans les envies des femmes enceintes zegt Hock ( bl . 273, II) si desuite, elles n'ont pas le fruit, ou la friandise désirée , elles ne doivent pas se toucher à la figure, car l'enfant porterait une tache représentant la chose désirée» ,Ook Alb . Magnus doet uitschijnen , hoe gevaarlijk het is der aanstaande moeder te onthouden wat ze begeert . «Il faut soigneusement observer ce qui suit: savoir, que quand l'on sait qu'une femme est enceinte, de ne nommer jamais en sa présence quelquechose que ce soit , dont elle pourrait prendre appétit, si on ne peutpas le lui donner au cas qu'elle le demande» (bl . 54) .Somwijlen lijden zwangere vrouwen zelfs aan «steelzucht» . Bijde oude Germanen waren zij, volgens een artikel der Salische wet,in zulk geval niet strafbaar . Bij Baron Sloet(2) vindt men dienaan gaande eene lezenswaardige plaats. • Het is algemeen bekend( 1 ) Pamel bij Ninove. Die «Dikke» is onlangs gestorven en woog zoo wat230 kilogr . Beide gevallen werden ons medegedeeld; we zouden de bedoelde ouders kunnen noemen .( 2) Mr. L. A. J. W. Baron Sloet . - De Dieren in het Germaansche Volksgeloofen Volksgebruik, ' s Gravenhage , Mart. Nyhoff, 1888, bl . 363 .- 24schrijft hij – dat sommige vrouwen , wanneer zij in gezegendentoestand verkeeren , belust zijn op de eene of andere spijs of drank.Minder bekend zal het wel zijn , dat in den ouden tijd het openbaargezag het voldoen aan zoodanigen lust in zijne bescherming nam» .En dat bewijst hij door een paar voorbeelden, aan Grimm ontleend.Hieruit blijkt dat in enkele streken van Duitschland, de zwangerevrouwen het recht hadden visch te laten vangen op vijvers en andere wateren , waarvan de toegang aan iedereen verboden was ( 1 ) .Sloet vermeldt ook het geval van zekeren abt van •Villers, metname Willem , die, om aan den lust eener zwangere vrouw tevoldoen , den besten os van het klooster liet slachten (bl . 136) .Menige vrouw bedwingt echter dien lust, in de meening datanders eene onverzaadbare begeerlijkheid zich op haar kroost zaloverzetten .III . Het geslacht en de schoonheid der afgebeden kleintjes bekommeren de gehuwden evenzeer.Voor de geboorte reeds weten sommigen het geslacht der vrucht te bepalen . Voelt de Vlaamsche moeder gestadige en forsche bewegingen in den schoot , zoo verwacht ze zich aan een jongen; meis jes zijn zachter en geruster, beweert ze .Komt een kind ter wereld tijdens het wassen der maan,denken de Luikerwalen , zoo mag men , voor ' t naaste kraambed,een zoon verhopen ( Hock, II . bl . 129) ( 2) .Om het geslacht te onderscheiden , waren er eertijds zekere mid delen in gebruik . In «Die Evangeliën van den Spinrocken ( 3) , )oorspronkelijk in het Fransch geschreven en omtrent 1475 te Brugge verschenen , leest men o . a .: a Als een vrou kint draeght, en menweten wil of sij een zoon of een dochter draeght, soo sal men ophaer hooft wat souts leggen als sij slaept, dat sij 't niet en weet, enden naem die sij ' t eerste noemt, na dat sij ontsprinckt , ist eenMan , soo sal ' t een soon sijn.Bij Alb . Magnus ( bl . 55) vindt men andere kenteekens aangeduid:a ) Neem helder bronwater en werpt er, langs de rechter hand der>(1 ) Hedendaags echter geldt in Beieren voor regel: «zwangere vrouwen zullen geen visch eten , opdat ze geene kinderen baren met vischkoppen . (SLOBT, bl . 364.)(2) Valt eener Oberlandsche vrouw, bij haar eersten kerkgang, eerst een man in ' toog, dan zal heur volgend kind een jongen zijn , en omgekeerd.( 3) Nederl. vertaling van 1662, l'Amsterdam . - Bij M. L. Pa, C. Vanden Bergh.- Woordenb. der Ned . Myth. , bl . 320 .>25.vrouw , een druppel bloed of melk in; drijft dit vocht boven, danis ' t een meisje, gaat het onder , zoo is 't een jongen;b) Is de rechter boezem der moeder meest ontwikkeld , dan zal er een mannetje, – in het tegenovergestelde geval , een dochterken te voorschijn komen.Wellicht is dat volksgeloof niet gansch uitgestorven , want bij deWalen wordt nog iets gelijkaardigs aangetroffen. «Druk met dehanden op de knieën der vrouw, —- zegt Hock ( II , bl. 128); — wijkthet rechter been wat achteruit , dan draagt zij een knechtje; wijkthet linker been , zoo is 't een meisje.»Uit deze aanhalingen blijkt genoegzaam , dat in de volksverbeel ding van vroegere en latere tijden , de mannelijke kinderen aan derechter zijde der moeder geboren worden ( 1 ) . Hieruit leiden som migen dezen practischen wenk af, dat , bij het beslapen , de linker heup der vrouw wat hooger moet liggen dan de rechter.Wordt de echt alleen door meisjes gezegend, zoo zullen de spotvogels den vader weldra een middel opgeven , om jongens te krijgen.«Den naasten keer zegt de eene moet ge te bed gaan metuwe laarzen aan de voeten ,» «ofwel uwe muts op ' t hoofdhouden» spot een tweede . leeſt men een domkop voorhanden ,zoo zal de raad gevolgd worden .Alb. Magnus kent een even onfeilbaar middel tot het bekomen van zoontjes: de baarmoeder en de ingewanden van een haas drogen en tot poeder stampen , en dit , met wijn vermengd , door de vrouw laten drinken ( bl . 53) . Hierdoor kon men tevens de onvruchtbaarheid wegnemen , daar de haas oudtijds voor het zinne beeld der vruchtbaarheid gold . Eene sympathetische kuur, gelijkmen ziet .Vroeger geloofde men dat de krachtigste mannen meest jongensverwekken . Flauw voedsel , visch b . v . , werd dus afgeraden .«Shakespere , zoo goed met de zeden en gebruiken van het volkbekend, laat Falstaff zeggen: «Van geen van al die eerbare knapen ,komt ooit iets te recht, want hun bloed wordt zoo overmatig bekoelddoor dunne dranken en hunne vele vischmaaltijden, dat zij eensoort van mannelijke bleek zucht krijgen , en dan , als zij trouwen,krijgen zij niets dan meisjes ( 2)» .( 1 ) Dit wordt in Duitschland nl . nog algemeen geloofd . Zie De Fossel . Volksmedicin und Medicinischer Aberglaube in Sleiermark, 2e Aufl. -Graz, 1886, p . 50.( 2) Bor Sloet, De Dieren, enz .. bl. 364.26--Volgens Plinius en andere oude schrijvers kan de vrouw, door het drinken van zekere kruidenthee, naar believen, zoontjes ofdochterkens ter wereld brengen . Vooral eene tweehuizige plantwas daartoe uitstekend geschikt: de mannelijke plant van bingelkruidb. v. deed van jongens, de vrouwelijke van meisjes bevallen .Aan de twee wortelknollen der standelkruiden (Orchideeën ) kendemen dezelfde eigenschap toe . De grootste en hardste, door den mangegeten , schonk hem meer levenskracht en maakte hem bekwaamom knechtjes te verwekken; at de vrouw integendeel van het klein ste, rimpelige knolletje, dan bracht zij een meisje voor den dag ( 1 ).– Alles steunt hier nogmaals op sympathie.Heden , denken we, hecht het volk geen geloof meer aan zulkedingen .IV. De schoonheid der kinderen stellen vele moeders niet minderop prijs dan hun geslacht . Eene Aalstersche dame, die in gezegenden toestand was, vertelde ons de heer Gittée had steedshet portret van een beeldschoonen jongeling in den zak . Nu en dan haalde zij het te voorschijn en bekeek het aandachtig , inde vaste meening, dat zij aldus het leven zou schenken aan een zeer mooi wichtje(1 ). — Hier is wederom sympathie in ' t spel . Ook andere volksgebruiken zijn in zwang . Thee van Roomsche Kamille( Anthemis nobilis L. ) , beweert men , maakt malsche , poezelige kinderen . Van zwijnenvleesch moet men zich onthouden; immers, datkleurt de huid der kleintjes geel . Veel boter integendeel, vooral desmorgens , op de eerste bete broods gestreken , geeft blozende wichtjes . Trouwens, de volksmenigte gelooft dat het voedsel , nuchtergenomen , voor den ganschen dag geldt . Daarom , zegt men , mag eene zwangere vrouw, ' s morgens nuchter, geen water drinken ,dewijl hare vrucht dan , dien dag , slechts water tot voedselhecft .Dat men , om een schoon kroost te bekomen , ook zijne toevluchtneemt tot bedevaarten , zal niemand verwonderen , daar het boven natuurlijke immer de hoofdrol speelt.Te dien einde wordt vooral het kindeken Jezus aangeroepen , enin de kerken van Jezukens-Eik (bij Auderghem) en COUDENBERG (Brussel)>1>( 1 ) Cruydt-boeck van R. Dop. bl . 380 en 1028.( 2) Ons is ecne onderwijzeres (! ) bekend , die met hetzelfde doel een schoon portret op hare slaapkamer gehangen heeft.27druk bezocht. In de Kapellekerk ( Brussel) gaan zwangere vrouwen ,met hetzelfde docl , Sto Anna vereeren en hare relikwic kussen .Volgens Reinsberg-Düringsfeld ( II , bl . 346) is de H. evangelist Joannes de patroon der brave landlieden; hij zendt hun lieve kin deren en zegent alles , wat zij op zijn feestdag ondernemen .Bij de Luikerwalen is St Vith ( te AUBEL) de schenker van mooie ,malsche wichtjes. ( Hock , I. bl . 211. ) Dat hij vele bezoeksterskrijgt, hoeft zeker niet gezegd .3. Geboorte .-ze ,De mythische adelaarsteen werd eertijds beschouwd , –- en thans nog, zoo 't schijnt – als een goed middel , om eene miskraam tevoorkomen. Men beweert , dat de arend steeds een paar dergelijke steenen in zijn nest draagt, en bij gemis daarvan , niet broeden zou .«Zulke steenen hebben eene algemeene geneeskracht. Bindt men gehecht in het vel van een geofferd dier, aan een zwangerevrouw of drachtig beest, dan heeft er geene ontijdige geboorteplaats. Zoo lezen wij bij Plinius, en ons volksgeloof, kent hundezelfde kracht toe als de Romeinen deden ( 1 ) .» Ook Alb. Magnus(bl . 79) vermeldt die eigenschap van den arendsteen . VolgensAristoteles doet de rook eener uitgedoofde lamp de merriepaardenen soms ook de zwangere vrouwen misvallen ( 2) .De planten echter verdienen meer onze aandacht .Noemen onze oude kruidkundigen talrijke gewassen, die bij devrouw een misval veroorzaken , ze kennen er ook , die zulks beletten .«' t Hout van marentakken , te zamen met de Bast, aan den armeen zwangere vrouw gebonden, of een daar van gemaakteRing aan de vinger gestoken , zou een misval verhinderen ,»leest men in Abr . Munting's «Nauwkeurige Beschryving derAard - Gewassen» ( 3) , en Van Ravelinghen zegt nagenoeg hetzelfde(Dod. bl . 1295) .Hedendaags weten vele lieden uit de volksklas dat de zavelboomvan( 1 ) Bo SloET. - De Dieren, enz . Bl. 189.(2) Alb . MAGNUS . — BI . 104.(3) ABRAHAM MUNTING . Nauwkeurige Beschryving der Aard -Gewassen .T'Utrecht by François Halna en te Leiden , by Pieter Van der Aa . 2 deelen , 1696.- lcdl . bl . 280. Abr . Munting ( 1625-1683) was hoogleeraar te Groningen, eneen befaamd kruidkundige en geneesheer.-- 28( Juniperus Sabina L. ) (1 )>, de wijnruit, mater ( Pyrethrum Parthe nium Sm . ) en peterselie van Macedonië ( Bubon Macedonicum L.)eene vruchtafdrijvende kracht bezitten . Vooral het eerste diergewassen wordt door zedelooze vrouwen of misleide meisjes aange wend . Ook rozemarijn ( 1 ) en tabaksblaren zijn in gebruik , dochminder. Benevens deze kruidsoorten noemt Dodoens eene menigteandere, die de verlossing der in arbeid zijnde vrouw bespoedigen;b . v . prei, anijszaad ( Pimpinella Anisum L.) , peterselie, de linde,de maluwe (Malva L. ) , enz . «Men seydt oock dat de swangherevrouwen, die omtrent den tijdt van baeren zijn , alle avont sevenBakelaers( 2) etende als sy slapen gaen, den arbeydt veel lichter hebben sullen .» ( DoD. , bl . 1329.)We denken niet, dat die gewassen hiertoe nog benuttigd worden.Thans doet men de vrouw in barensnood, een kopje krachtigekoffie of een glaasje dito jenever drinken , tevens zorg dragende dat ze gestadig warme blokken aan de voeten hebbe .Om eene gelukkige verlossing te bekomen , stelt de vrouw al haar betrouwen op Ste Anna of 0. L. Vrouwe. Ook de H. Luciaschijnt te dien einde aangeroepen te worden ..Te Brussel , in de Kapellekerk , laten vele aanstaande moeders zich door den priester belezen , en zegenen met de relikwie van Ste Anna . Niet ééne vrouw uit de volksklas zal nalaten, tijdenshare bevalling, ter eere van Maria of de H. Moeder Anna, eenkaarsje te ontsteken .Overigens, naarmate de dag en ' t uur der verlossing naderen,wordt menige vrouw door een toenemenden angst bevangen , endoor bedevaarten en velerlei beloften, hoopt zij alle onheil af te weren . De Luikerwalen wenden zich meest tot de H. Margaretha.In de 89 of 9° maand van heur zwangerschap, doet de vrouw eene novene ter eere van die patronesse , en laat den 1en en gen dag eene mis lezen en waskaarsen branden . Daarenboven heeft men steedsgedrukte gebeden ofwel beeldekens van Ste Margriet in huis;andere binden te harer eer gewijde linten of koordjes aan delenden .In de barensweeën gaan dikwijls de naaste bloedverwanten , temiddernacht, 3 maal al biddende, rond de St Lambertuskerk, ter1>( 1 ) Ook in Duitschland daarvoor gebruikt . De Fossel . – Volksmedicin, enz . p . 48.( 2) Bezie van den laurierboom .29wijl de kraamvrouw 5 vaderonzen leest voor de 5000 maagden.(Hock I , blz . 204 en 206) .Om de nageboorte af te drijven , in geval deze zich te lang doet wachten , drinken sommigen thee van den zavelboom . Te Denderwindeke echter, waar, op menigvuldige populieren, marentakkengroeien (daar «slangentong» of «duivelsgras» geheeten) , wordt die woekerplant met hetzelfde doel gebezigd .4. Bloedvloed der Kraamvrouw.Voor deze kwaal is , heel België door , eene souvereine remediebekend, waarvan men ons de goede uitslagen roemt ( 1 ) . Zoowel bijde Walen als in de Kempen, in Vlaanderen en in Brabant , is zijin zwang. Ziehier een voorschrift: neem een bevruchten haas,doop in zijn bloed een lijnwaden doek , dien ge vervolgens laat drogen . Om nu bloedspuwing of cenigerlei bloedloop te stelpen ,is ' t genoeg een stuksken doek in water of Bordeauxwijn te doenafweeken , en den lijder dat vocht te drinken te geven . Ook in het«Handboek» van Rector Vanden Bosch (2) , wordt dat middel aangeprezen, Zelfs dokters schijnen er, in ' t Luikerland , reeds gebruikvan te maken, want Hock zegt (II , bl . 126): «Une femme a-t-ellebesoin d'arrêter le sang, le médecin ( door hem hooger genoemd)fait bouillir un morceau de cette toile rougie , on boit cette espèce de bouillon et tout s'arrête» .Persoonlijk kennen wij een jager een oud-burgemeester en verstandigen man, — die , naar men ons verzekert, reeds meer dan ééne ongelukkige moeder derwijze gered heeft.«Hazenbloed was lang in eere, > schrijft Baron Sloet ( bl . 108) , enhij geeft een recept uit de 12e eeuw, waarin het voorkomt. Oudtijds gebruikte men vooral het vleesch en de hersenen (3) . «De Romeinenkenden aan het eten van hazenvleesch bijzondere gevolgen toe . Men-( 1 ) In Duitschland wordt dit Uterusbloed zelf gedroogd en der kraanivrouw ingegeven (Sympathetische kuur). Dr Fossel , p . 54. .( 2) J. M. L. Vanden Bosch , rector der kapel van Offelken , onder Tongeren.Handboek voor Lijdenden of Genezing zonder geneesheer . 8ste uitg. Leuven,Wed. K. Fonteyn, 1874, bl. 98 en 195 .(3) Hedendaags bezigt men niet alleen de hersenen en het bloed , maar ook zijn haar, tot assche gebrand .30>Dgeloofde nl . dat het 7 dagen aan het lichaam schoonheid gaf.(Sloer, bl . 107. )Veel bijgeloof was over dit dier in omloop, en heden nog, «wanneer een boer in Meklenburg zal zaaien, besmeert hij des morgendsen ' s middags zijn handen met hazenvet, zaait in Godsnaam het korenuit en de vogels doen er geen nadeel aan .» (Idem, bl . 109.)In sommige dorpen bestaan andere remediën voor den bloed vloed . Te Liedekerke legt men de vrouw in het donker, en geefthaar thee van «sinksom» ( Gemeen Kruiskruid - Senecio vulgaris L. )met bruin bier te drinken , of liever thee van «tekskenskruid» ( 1 )( Tasjeskruid = Capsella Bursa -pastoris Mönch . ) , het gezoden kruid tevens op haar hoofd bindende . Te Oultre ( bij Ninove) dient men een afkooksel van a«hondengervel» ( Achillea Millefolium L.) toe;dáár zijn overigens verscheidene kuren in gebruik: natten haringeten; tinnen schotels aan de voeten leggen; een smal beentjevan de achterhesp op het stoofdeksel laten drogen , dit in zoete melk raspen en zoo innemen .Bovenstaande planten de twee laatste ten minste worden,benevens andere, ook door rector V. d . Bosch voor alle bloedvloeiing aangeraden . En , wat merkwaardiger is , sinds eeuwen heeft hetvolk de geneeskracht dezer kruiden gekend en benuttigd; het bewijs vindt men bij Dodoens . «Geruwe oft Millefolium leestmen bl . 137 doet den bloedt- loop ophouden , van waar dat het oock vloedt .» Hetzelfde zegt hij van het «Teskens- oft Borsekenscruydt,» doch Van Ravelinghen voegt er bij: «Het is seer goedt teghen het bloedt-pissen ende alderhande bloedtganck , hoe ende inwat manieren dat het ghebruyckt wordt; ende is daertoe seer krachtigh, alsoo dat sommighe schrijven, dattet het bloedt stelpt,al en wordt het maer in de handt ghehouden , oft over ' t lichaemghedragen .«De vrouwen van Nederlandt pleghen van de bladeren van dit cruydt, kleyn ghesneden zijnde, met eyeren sommighe koeckskenste backen, de welke g'eten zijnde , alle vloedt stelpen konnen .»(bl . 142.)Aan tal van andere gewassen schreef men eertijds dezelfdegeneeskracht toe . Aldus hechtte men , in vroegere eeuwen, veelwaarde aan sympathetische remediën , op de kleur der natuurwezens>D>(1 ) De volksterm is eene verbastering van de oude benaming «Teskenskruid o.De Bursa - pastoris wordt ook in Duitschland hiertoe benuttigd . - DeFossec , p.55.-31>gegrond; planten met roode bloemen , vruchten of stengels, als de roos, de pioen en het Robrechtskruid (Geranium Robertianum L.),achtte men, juist om hare kleur, bij uitnemendheid geschikt voor het stremmen van allerlei bloedvloed . Gemelde kruiden schijnen,in zulke gevallen althans, teenemaal in onbruik geraakt . Doch ,genoeg daarover en spreken we nu van bovennatuurlijke middelen.Twee bedevaarten staan hieromtrent, bij ' t volk , in hoog aanzien:Brugge bij de Vlamingen , en Hoogstraten bij de Kempenaars.Eenieder weet, hoe Brugge , door toedoen van Graaf Dirk vanden Elzas, in bezit geraakt is van eenige druppels van Christus'heilig bloed , hetwelk daar zorgvuldig bewaard en jaarlijks in de plechtige processie ( 1. Maandag van Mei) omgedragen wordt. Grootis de toeloop der vrouwen , welke deze kostbare relikwie gaan vereeren , om de genezing van geheime kwalen te bekomen. Vele dragen ook vingerringen of medaliën , van het H. Bloed gewijd, enlaten zich te Brugge als lid der broederschap inschrijven.De bedevaart naar Hoogstraten berust op de volgende legende . Eeuwen geleden wierp daar een kleingeloovige priester den kelk om , enbloed vloeide over ' t altaar. Hij waschte den rood geverfden doek ineene beek , doch het hielp niet . Thans wordt die gewijde doek,telken jare na de plechtige processic, den geloovigen getoond en teraanbidding voorgesteld . Aan den ingang der kerk verkoopt menroode linten en koordekens, die men om den hals hangt, als eenvoorbehoedmiddel tegen onmatig bloeden ,Volgens Reinsberg- Düringsfeld , is de H. Lucia insgelijks eene bijzondere patronesse tegen allerhanden bloedvloed . ( II . bl . 312) .>5. Moederborsten .Niet zelden heeft de jonge moeder, door eene of andere oorzaak ,eene ontsteking of verzwering in de boezems . Dan belegt zij die metlijnmeelpap of geknabbeld brood; dikwijls ook met boekweitbloem ,kaarsroet en kaasjeskruid ( Malva L. ) , in beekwater tot eene papgekookt . Wittebrood met den heemstwortel (Althæa officinalis L. ) enbloenhoofdjes van ' t gemeene kruiskruid , samen gezoden , vormeneen even krachtig middel . De gebraden knollen van witte leliënworden insgelijks gebezigd.Volgens Dodoens «brenght de wortel van witte leliën alderhandezeeren ende sweeren tot bequaeme heelinghe» ( bl . 503. ) De kernen32 -van de wijndruif «kleyn ghestooten ende met sout vermenghtacht hij niet minder goed «om de herde gheswillen ende ontstekentheden van de vrouwen borsten te doen vergaen .» ( bl . 684.)Alb . Magnus prijst eene andere remedie: «On prendra de la boue du fond de l'auge des couteliers ou rémouleurs , et on enfrottera la mamelle enflammée; il est sûr qu'en une nuit la douleur s'apaisera . ) ( bl . 140.) Dat zekere slijksoorten de ontstekingengenezen, wordt heden nog geloofd; te Wieze nl . gebruikt mena mozegataarde» om de brandwonden te heelen .Nu een woordje over geborsten of afgerekte tepels . Deze bestrijktmen vrij algemeen met olie van oude okkernoten , bij middel van eene gloeiende tang, uit de kernen geperst. Bij Dodoens leest menenkel, dat «drooge Noten met Ruyte ende wat Honighs ghemenght,goedt ghcleydt (zijn ) op de sweerende borsten ... (bl . 1279. )Eertijds werd de akkerkool ( Lampsana Tournef.) als een uitste kend geneesmiddel tegen geborsten tepels aanbevolen , «ende daervan heeft dit ghewas den naem van Tepel-cruydt ghekreghen .»(Dop. 1056.) Sedert is het evenwel in onbruik geraakt .Eene zeer gekende remedie is het varkensvet, dat aan het vlieskleeft, waarmede de lies of «veer» van 't zwijn omgeven is . Onzeboerinnen noemen dat vlies een «liezevelleken .» Ze warmen dit ,en leggen het zoo op de gekloven tepels, ofwel strijken het er over.Te Liedekerke bezigt men ook het vet van een roofvogel, den buizerd nl . ( Buteo vulgaris L. ) , bij ' t volk algemeen «domper >geheeten.Ofschoon men voor de besproken kwalen meest vertrouwen schijnt te stellen in natuurlijke remediën , wordt toch ook de hulpder heiligen ingeroepen . De H. Agatha , bijzondere patrones tegenalle ziekten der moederborsten , heeft op menige plaats vanVlaamsch en Waalsch België talrijke vereerders . Dertien kerkenzijn haar toegewijd ( 1 ) .Om de moedermelk te doen vermeerderen of verdwijnen, wendtmen insgelijks middelen aan.Wenscht de kraam vrouw hare borsten te zien zwellen , dan drinktzij thee van lindebloemen, of zoetemelk met tarwe gezoden; ookwel een afkooksel van haver of anijszaad. Wil ze, integendeel, hare borsten doen slinken en uitdrogen , zoo besehiktzij over twee krach>>(1 ) RBINSB. -Dür. I , bl. 101. – A. Hock, I , bl . 159 en 184 .- 33 -tige middelen: 10) kervelsoep eten, en gekneusde kervelblarenonder hare oksels binden; 2) de boezems met smiswater inwrijven,d . i . met water, waarin de smid zijne heete tangen en gloeiendeijzers steekt ( 1 ) .Bij Dodoens staat de kervel als dusdanig niet bekend: maar van dewijnruit zegt hij , dat ze, in spijs of anders ingenomen «metter tijd dat soch in de borsten van suyghende vrouwen vermindert ende verdrooght.» (bl . 169.)Einde van het eerste hoofdstuk onzer Volksgeneeskunde.- Nota . — De eerste uitgave van Dodoens' vermaard Cruydt-boeckdagteekent van 1554. Doch , wij gebruiken hier de uitg . van 1644.Deze is eigenlijk eene vertaling van zijne Latijnsche Stirpium histo riae...(van 1583) met bijvoegsels achter elk kapittel , door Van Ravelinghen , kleinzoon van Chr. Plantijn . De vertaler heeft echter zooveel mogelijk den Nederl . tekst van Dodoens «Cruydt- boeck > (1554)benuttigd; ook het bijgevoegde over de krachten der kruiden isgrootendeels hieraa n ontleend . Wie, Frans Van Ravelinghen (zoon)of zijn broeder Joost, die overzetting bewerkte , slaat niet vast. (Ziedaarover Biblioth. Belgica, VANDER Haeghen , Arnold et VANDENBERGHE . )Voor de ons toegezonden inlichtingen, hebben we vooral devolgende heeren onderwijzers van herte te bedanken: De Backer( Liedekerke) , Van Wilder ( Denderwindeke) , Steppé Em . (Oultre) ,Steppé Ad . (St. Pieters- Jette ), Kuypers ( Pepinghen) , Deckers (Turnhout) , Verpeylen ( Meerbeke) , De Bruyn (Geertsbergen ), Vervekken (Lembeke) , Van Herreweghe ( Schellebelle) , Van den Eynde (Assche), Vander Gheynst (Hemelveerdegem ), Holvoet (Cachtem ),Van Langenhove (Welle) en Haems ( Lebbeke) . Ook de heeren Louvau(Brussel) en De Wolf ( Wieze) . En niet het minst M. Aug. Gittéevan Charleroi, wien we zelfs de gedachte van het schrijven cener studie over volksgeneeskunde verschuldigd zijn .Denderleeuw . A. De Cock .

>>(2) In Duitschland geldt smiswater als cen onvruchthaar makend middel.Dr Fossel . p. 48.o- 34BOEKBEOORDEELINGEN.Een Raadselboek voor Vlaanderen .? >AM . Joos . Raadsels roor het Vlaamsche Volk , gerangschikt,vergeleken en verklaard . -- Gent , Leliaert , Siffer en Cie 1888,112 p . ( fr.0-80) .Een zeer interessant boekje, waarin de schrijver een goeddeel van onzen raadselschat, althans de meest algemeen verspreide, samenbracht. Het bevat er 515 , vele met varianten , endit getal is slechts een keus uit de 3500 nummers welke hem bezorgd werden . Immers, talrijke raadsels waren met nagenoegeen zelfden vorm bij al zijn berichtgevers bekend; deze behoorentot onze verschillende provinciën, hoewel meer bepaald totOost- Vlaanderen .De keus der hier gegeven raadsels is zeer rijk. Wij vinden erover weer en wind, sterren en luchtverschijnselen , zaken dietot het huishouden of het beroep behooren , natuurvoorwerpen ,dieren en planten , enz . Vele oude kennissen troffen wij aan ,waaronder ik er een paar citeeren wil , al onze Vlaamschegewesten door verspreid:Een ijzeren peerdje,Een vlassen steertje,Hoe rapper dat dat peerdje liep,Hoe korter dat dat steertje wierd .Iedereen weet , dat daardoor naald en draad bedoeld wordt.In Oost-Vlaanderen , le Gent meer in ' t bijzonder, zouden wijdaarachter voegen: Gried, graad, wat is dat?In ' t voorbijgaan zij bemerkt, dat Joos dit zonderling einde nergens aangeeft. Moet men er den Ablaut in zien van raden metprothetische g of is de g een prefix? Wij zullen het niet beslissen .Gaarne ook hadden wij bij Joos eenige opmerkingen aangetroffen omtrent het rijm in onze raadsels: even als in alle populaire voortbrengselen in al de Germaansche talen , zelfs in hetFransch , is het rijm nog vaak het primitieve , de assonantie; degelijke vokaal is genoeg: liep, wierd .33Ziehier een ander , het vlas, dat al onze kinderen kennen:Als ik was jong en schoon,Droeg ik een blauwe kroon;Als ik was oud en stijf,Kreeg ik veel slagen op mijn lijf;Als ik die slagen had verdragen,Wierd ik gedragen van heeren en graven;En als ik tot niets meer docht ,Wierd ik naar kerken en scholen gebrocht.Dit raadsel is zeer oud en verre verspreid; ook dit, van denappel:Groen zijn de muren ,Wit zijn de geburen,Zwart zijn de papen,Die in 't kapelleken slapen.N° 46, het aangezicht, is vollediger als volgt, zooals het teDenderleeuw bekend is:Een bosch vol beestjens ( haar en luizen )Van voren een blinde muur (voorhoofd )Twee bollanteernen ( oogen)Twee vuil straatjens (neusgaten)Twee roten soldaatjes ( tanden )En een rooie kapitein . ( tong )Enkele konden wij op deze wijze wel volledigen; van anderegoede varianten aanwijzen. Van eenige mag hun populairkarakter betwijfeld worden; 29 en 30 zijn in dat geval:29. Een zak was vol en wordt geleegd;Nu vindt men dat hij zwaarder weegtAls zijnde boordevol gedaan .Hoe kan dat zijn? Gij moogt het raan .( Een zak vol wind ).30. Philis, jonge bruid,Gij haalt mij in , gij haalt mij uit;Moest gij mij eene ure derven,Voorzeker zoudt gij sterven .( De adem).Spreekt ons volk zoo maar van Philis? Dit riekt naar derederijkers, naar een tijd toen onze rijmelaars nog van Philis en Chlorinde en andere herderinnen droomden .De raadsels, welke door hun dubbelzinnig karakter , ook welopzettelijk, aan dartele dingen doen denken (Joos heet dat a raadsels welke al te materialistisch zijn» ) opgenomen . Wij-- 36>betreuren het. Wij zijn niet bang voor een uitdrukking die inieders mond is, en welke een bovenmatige preutschheid tochniet uit den volksmond zal doen verdwijnen . Vele soortgelijke raadsels zijn zeer geestig. Voor heden echter lichtenwij dat gordijn niet op . – Liever spreken wij over het verhalend raadsel , is welk vak Joos er verscheidene zeer schooneheeft opgeteekend . Nr 314 werd reeds gegeven in Volkskunde 1888, p . 18. – NrN- 308 in een ander van dezelfde soort:Ik ging en ik kwam,Waar ik vijf levenden uit eenen doode nam;De vijf maakten mijn drij vrij.Weetet, zegt het mij.Zie hier de oplossing:Een moeder had drie zonen, die soldaat moesten worden;maar de koning stelde ze vrij , indien de moeder een raadselwist te vinden dat de koning niet oplossen kon . Ze stelde het hooger opgegeven raadsel , dat zoo uit te leggen is: zij ging naar de kerk, vond in het doodenhuis een musschennest met vijfjongen in een doodshoofd liggen; die vijf musschen , daar de koning dat raadsel niet oplossen zou , maakten haar drie zonen vrij .Het raadsel van den man (tweebeen ) , die op een driepikkel( driebeen) zit naar eenbeen (een afgeknaagd been) te kijken ,en als de hond ( vierbeen ) éenbeen komt opnemen, driebeen naar vierbeen gooit , is mede in aller mond . Men herinnere zichPickwick .Om te eindigen geven wij nog Nr 318:Een jager ging ter jacht met tien van zijn honden;Niemand heeft ooit gehoord dat zij (niet) blaffen konden .Zij hadden op hun kop elk een scherpen hoorn ,Niet door de kunst gemaakt, maar zijn daarmee geboren .Al wat de jager vond heeft hij dood geslegen ,En al wat hij niet kreeg, heeft hij meegedregen .( Z. ook Volkskunde I , p . 206 ).Dit raadsel wijst op iemand die met zijn tien vingers zijnluizen vangt en doodt; wat hij niet krijgt , draagt hij weer mee .Joos vond het bekend in de omstreken van Aalst , en in deprovincie Antwerpen; het werd reeds vroeger in Rond den137Aeerd opgeteekend . Zeer verspreid is het wel niet; wij althanshoorden het slechts eens , en dat was in het Land van Aalst .Onze lezing is tot een sprookje uitgedijd , en komt in de kategorie van het raadselsprookje, die bij alle volkeren voorhanden is . «Er was eens een boer , zoo luidt onze vertelling,die drie jaren met zijn pacht achteruit stond . De heer van wiende boer het land huurde, ging hem eens bezoeken . In huis gekomen, zag hij daar een jongen zitten; de heer vroeg: wat doetge daar?>»De jongen zei:Heer , hetgeen ik doe is wonder,Wat boven komt , gaat onder.»(Er stond namelijk een erwtensoep op de stoof te koken . )Dan vroeg de heer: «waar is uw broer?»De jongen zei: «Hij zit ginder onder den hazelaar; hetgeenhij heeft, is hij kwijt; hetgeen hij niet heeft, heeft hij nog.( De broer was bezig met zijn luizen te vangen . )Dan vroeg de heer weer: «waar is uw vader?»Hij is weg, zei de jongen , den duivel in twee klieven .»( Hiermede bedoelde de jongen , dat zijn vader bezig was meteen gracht te delven , door een weide die de duivel heette .)Dan vroeg de heer nog: «waar is uw moeder?»Het antwoord was: «Die is weg brood dragen , dat al zevenweken opgeëten is» . ( Daarmede meende hij brood, dat demoeder voor zeven weken ontleend had , en nu terugdroeg . )Nu ging de heer bij den vader, en zei: «Ik scheld u uwpacht kwijt, hij is betaald door de slimme antwoorden van uw kleinen zoon» .Ter gelegenheid van dit raadsel kan men opmerken , hoe oudvaak de voortbrengselen van den volksgeest zijn: dit raadselkomt voor, zoo wij wel onthouden hebben, onder de grappenaan Uilenspiegel toegeschreven; doch het klimt veel hooger op.Er is in het oude Griekenland een sage , die ongeveer hieropneer komt:De grijze Homerus kwam naar het eiland los; daar zette hij zich aan den oever en zag visschers naderen . Toen hij hunvroeg of zij iets gevangen hadden, antwoordden zij vol ontevredenheid wegens de vergeefsche moeite:.38«Wat wij vingen , is weg; wat wij niet vingen , dat dragen wij mee naar huis. oMen ziet , hetzelfde raadsel als het uit Vlaanderen aangevoerde. Het heeft ook dezelfde beteekenis . De grijze dichterevenwel , dacht aan visschen; hij kon het niet raden en stierf,zooals het orakel voorspeld had , van droefheid (1 ) .Deze sage staat reeds in Herocliet , 500 jaren voor Christus .Nog een woord . Schrijver vermeldt op zijn titel , dat hij de hier gegeven raadsels vergeleken mededeelt. Waarmede? Ingeheel het boekje komt niet een vergelijkende nota voor. Hetis jammer, dat deze vergelijking geen plaats vond ten minstemet Simrock's Rätselbuch , dat in de voorrede geciteerd wordt.Aug. Gittée .Is . TEIRLINCK Teirlinck . Bloeiende Reuzen.. - Roeselare, De Seyn -Verhoughstrate , 132 blz .Hoe dit boekje ook door de letterkundige kritiek beoordeeld werd, en wel vooral op grond van den gebrekkigen versvorm (zie Ned . Mus. 1886, I , blz . 51 ), toch zal niemand het zonder een zeer aangenamen indruk uit de hand leggen . Van dezenwil ik in ons vaktijdschrift met een enkel woord rekenschap geven , juist omdat het werkje van die zijde in ons studiëngebied behoort . Uit Teirlinck's beschouwingen over onze bosch wereld waait ons zoo een frissche geur te gemoet, wegens het aanwenden van volksstoffen , sagen , liederen , geloof, dieschrijver tusschen de ernstiger stukken inlaschte, waarbij hij steeds voor hun poëzie met veel omzichtigheid te werk ging.De gedachte was een zeer gelukkige . Het is te betreuren , dat onze letterkundigen niet vaker de volksmuze het woord verleenen; in de populaire voortbrengselen steekt inderdaad een schat van poëzie, en de ondergeschiktheid onzer dichterlijke letterkunde, vergeleken b . v . met die onzer Oosterburen , heeftgewis haren grond in de schuldige miskenning, welke onze dichters nog al te dikwijls voor het volkstümliche laten doorschemeren .Aug. Gittee .>( 1 ) D: K. Oulert. Rätsel und Gesellschaftsspiele der alten Griechen , p . 40.39VRAGEN EN AANTEEKENINGEN .->6. ( 37) . TOAST EN TOASTEN . Iedereen weet, wat deze woorden beteekenen; ook dat ze uit het Engelsch tot ons zijn gekomen . Hoe dit geschiedde, is misschien niet iedereen bekend .Het woord toast beduidt in het Engelsch geroosterd brood , eenegevierde schoone en eenen gezondheidsdronk. Bij ons alleen hetlaatste .In lang vervlogen tijden, toen men nog meer uit groote koppen ,tassen genoemd, en glazen in den vorm van champagne-roemers ,dronk , legde men in Engeland daar onderin een sneedje geroosterdbrood . Ieder gast dronk om beurten uit die drinkschaal , die daarnabij dengene, die den toast had ingesteld , terugkwam, waarop dezehet sneedje brood opat.Zulke toasten werden op het einde van een maal uitgebracht.Het geroosterd brood is lang verdwenen , maar het woord isgebleven . Voor 1789 schreef de Franschman toste , tostes. Na datjaar schrijft ook hij toast . De Italianen , Spanjaards en Portugeezen gebruiken het woord niet, maar zeggen: sande, santé . De Duitscher gebruikt het bij uitzondering, maar meer het deftige Trinkspruch.De Deen kent het niet , de Zweed wel .>7. (38) . Ons staat nog de vage herinnering voor den geest van een vertelsel , dat ons in onze jeugd verteld werd . Er was spraak in vaneenen Jacob, van eene moeder, die stierf, van eene stiefmoeder envan twaalf kinderen . De kinderen werden door de stierfmoederslecht behandeld .Zij gingen zich dan voor het graf hunner moeder op de knieën werpen . Daar opent zich eensklaps de kuil , en weer zit de moedernevens hare kinderen .«Och , lieve kinderen» , schreit zij , «ik weet, dat gij ongelukkigzijt, maar ik kan toch met u niet meegaan , want mijne beenensteken onder dé (j ) aarde . Maar weent niet langer: hier is voor ieder een boterham met suiker op .... )2>8. ( 39. ) Om «er uit te loten ” , zegt men te Antwerpen 1, dat menzijn hemd moet laten wijden .De bezorgde huisgenooten steken soms , ongemerkt, eenen gewijden neusdoek in den rechterzak van den loteling.- - 40.>>Een klein beeldje in koper bindt men ook soms aan den arm,waarmede men het lot uit de bus haalt.Weet nog iemand van dergelijke middeltjes?9. (40. ) Een stuk van éen centiem heet te Antwerpen eene duit,te Mechelen een siske, te Leuven een halve cent. Hoe nog elders?Hetzelfde voor den halven sou (Antw . ) of halven sol ( Limburg ),elders nog halven kluit (Gent).10. (41 ) GEERAARD DE Duivel. – Te Gent( 1) bestaat het spreekwoord hij sloeg er op als de Duivel op Geeraard» . Hieraanschijnt een sage ten grondslag te liggen , die mij echter tot hedenniemand wist te vertellen . Op welk feit berust dit spreekwoord?Personen , goed in de geschiedenis der stad Gent te huis, wien ikhierover sprak , betwijfelen of de sage werkelijk bestaat. Nergens,zoo ' t schijnt, in kronieken en handschriften , komt ze voor. Kan ikmijn nota's, voor jaren genomen , nog heden genoeg ontcijferen ,zoo is Geeraard , de kastelein van ' t bekende steen op den Reep teGent, een historische personage , die in 1293 te Gent in de Sint Janskerk (?) begraven werd . Als Gerardus dictus diabolus schijnthij zich zelven wel eens genoemd te hebben; hij komt ook vooronder de benaming De Moor of De Zwarte, zooals Steyaertbeweert. Deze namen berusten mogelijks op zijn donkere gelaats kleur. Hij schijnt een goedhartig man geweest te zijn , althans hijheeft zich onderscheiden door vele goede werken . Hij ondernaammede een kruistocht naar Jerusalem . Van een andere zijde werdmij bericht dat Geraard de Duivel en Geeraard de Moor of De Zwarteniet dezelfde zijn; deze laatste leefde in de 14e eeuw.Een en ander moet voorkomen in de volgende werken , die ikechter niet bij de hand heb en niet in de gelegenheid ben te raadplegen . Toch geef ik deze aanduidingen , opdat eenig lezer , die meer weet, er door moge aangespoord worden , dit weinige te volledigen: Lespinoy, Noblesse de Flandre (waar? ); Collin de PLANCY (waar?); Kervyn , Églises de Gand, I , 217; Duchesne, Maison deGuine et de Gand, p . 326 , p . 510 zijn zegel; Van Duyse , III, 38 (welk werk?) Aug. Gittée ..( 1 ) Het spreekwoord bestaat, volgens Schuermans (zie Idiotikon , Bijvoegsel,Geeraard) in Vlaanderen en Brabant . Is dit nauwkeurig? Ik hoorde het nooit dan te Gent .VOLKSKUNDEHet Vertelsel van «De gelaersde Kat. ))Van de wijze, waarop de eens in ' t licht gegeven vertelsels,zij berusten dan al of niet op volksoverleveringen, van de eene letterkunde in de andere overgaan , geeft het volgende, zekerniet onbelangrijke artikel , dat wij, uit het Engelsch vertaald,aan een ander tijdschrift, Eigen Haerd, ontleenen , een treffend en zeer eigenaardig voorbeeld .Vooraf echter een paar opmerkingen, die wellicht voor velenhun nut hebben .Het vertelsel van «De gelaersde Kat,» met Duimken , Asschepoester, De Gauwdief en Slerken Hans een der meest algemeenverspreide , schijnt ons vooral verwant met de vertelsels, welkeJ. G. von Hahn in zijne Griechische und Albanesische Märchen( 1864) aldus tot de 32° formuul terugbrengt:Die dankbaren Thiere.a . Der mitleidige Held rettet mehrere Thiere vom Tode .b . Diese beweisen ihm ihre Dankbarkeit durch ihrenBeistand1. bei der Brautwette2. in sonst gefährlichen Lagen .Ik ontveins mij niet , dat, in het besproken vertelsel , het eerste bestanddeel: ( a) het redden van eenig dier door den held des verhaals , niet voorhanden is . Het is echter geenszins onmogelijk , dat het letterkundige sprookje, zooals Italiaanscheen Fransche schrijvers het ons hebben nagelaten , op eene vroeger volledige oorspronkelijke overlevering berust; de omstandigheid, overigens , dat bij Perrault de molenaarszooner een oogenblik aan denkt, zijn katje op te peuzelen , en zich van hare huid eene moffel te laten maken , een plan , dat hij,op den raad van het dier zelf laat varen , pleit voorzeker tengunste van deze zienswijze.>- 42 .>Ook met de 33. formuul van J. G. von Hahn is de gelaersdeKat verwant, in zooverre als de vernuftige kater, de ziel van het geheele verhaaltje, evenals de typus Duimken , «mit einer winzigen Gestalt Klugheit, Geistesgegenwart und Schalkheit» verbindt.Kat en kater komen in tal van voksvertelsels voor.Wie Grimm's Kinder- und Hausmärchen ( 1886) bezit, kanonder'n ' 106 een vertelsel naslaan , Der arme Müllerbursch unddas Kätzchen , waarin een katje door den derden en dommen zooneens molenaars zeven volle jaren op een betooverd slot gediendwordt, en , na zich eindelijk als eene koningsdochter veropenbaard te hebben, den armen duivel tot echtgenoot neemt.Bij J. G. von Hahn komt een nummer voor: 88, II, VomAlten , dem Kater und dem Hunde, waarin een kater den oude,doch ten koste van eenen waakhond, met duiyen weet te spijzen ,een misdrijf, dat hij - de kaler! — met den dood bekoopt.In eene andere reeks, in Nederland geenszins onbekend,treedt de kat op als gezellin van verscheidene andere dieren,met welke zij op avonturen uitreist, om ten slotte eenen ofanderen gewenschten buit meester te worden. Dit is het gevalmet Kater und Fuchs, nr 39, Krauss, Sagen und Märchen derSüdslaven , II, met Le Chat et ses Compagnons, nº XLV, Cosquin,Contes populaires de Lorraine, II , alsmede met De Waereldvergaat, bl . 361 , Jong Vlaanderen, II . Er dient echter gezegd,dat bij Krauss wilde dieren door de kat en hare reismakkersverjaagd worden , terwijl in de drie ander lezingen , evenals inDie Bremer Stadtmusikanten , n? 27, Grimm, zulks van eene dievenbende gezegd wordt.Aangaande dit n' 27 doet Grimm in zijnen zen band opmerken, dat de oorspronkelijke lezing ongetwijfeld alleen van dierengewag gemaakt heeft, «da auch im dem handschriſtlichenlateinischen Reinhart Fuchs eine Fabel vorkommt, wie Ziege,Bock, Fuchs, Hirsch , Hahn und Gans reisen, sich in einemWaldhaus aufhalten , und den dazu kommenden Wolf anführen .»Deze laatste lezingen beantwoorden alle aan Hahn's 33e formuul.Ziehier thans het bedoelde opstel over de verpreiding, der letterkundige bewerking van De gelaersde Kat.>- 43>In het jaar 1850 verscheen te Venetië een boek , dat evenveel opgang maakte als De duizend en eene Nachtvertellingen .Het boek is onder den naam van Tredeci Piacevoli Notti, ofDertien grapp ge nachtelijke Vertellingen bekend . Het was doorStraparola da Caravaggio geschreven .In het eerste verhaal deelt Straparola iets over eene zeerslimme poes mede, doch deze had geene laerzen aan .Het speelt in Bohemen , en de jongste zoon van eenen armgeworden molenaar vervult er met de kat de hoofdrol in . Dekat heeft geen naam, doch de jonge molenaar is Florentingenoemd .Evenals in het ons bekende sprookje noodigt de kat den molenaar uit , een bad te nemen , en lekt hem , om hare groote liefdete toonen , zoolang, totdat hij geheel van vuil en moddergereinigd is . Verder komt in het verhaal niets meer voor aan gaande de bijzondere slimheid van Florentin's kat.De tweede maal, dat «de kat» ten tooneele gevoerd werd,was in het jaar 1635. Het boek , in genoemd jaar geschreven ,doch eerst in 1674 uitgegeven, had tot titel: Gaglioso , totschrijver eenen zekeren Basile, en was te Napels gedrukt.Evenals in het boek van Straparola had Basile de kat nochnaam noch laerzen gegeven . In beide komt ook geen wildemanvoor. Het verhaal van Basile is vreemdsoortig en cynisch;Gaglioso huwt door de slimheid zijner kat eene schoone enrijke prinses . Uit dankbaarheid belooft de held van het verhaalzijne poes, dat, mocht zij eens sterven , hij voor haar eenegouden doos zou laten vervaerdigen , om haar daarin te begraven , en een prachtig gedenkteeken op haar graf zou plaatsen .Eenige dagen later houdt de kat zich alsof ze dood is , en deondankbare heer en meester geeft bevel , het lijk uit het vensterte werpen . De poes springt op , en verwijt haren doodelijk ontstelden meester zijne ondankbaarheid. Zij snelt weg, en gaat iedereen in den omtrek het verleden van haren heer vertellen .Het boek, door Straparola geschreven, werd in 1860 in hetFransch vertaald . Het droeg den naam van Les Facecieuses>44>Nuictz , en het is zoo goed als zeker, dat Charles Perrault naaraanleiding van dit boek zijne wijd en zijd vermaarde sprookjesbij elkander gekregen heeft.De sprookjes van «Moeder de Gans» werden een jaar later uitgegeven , en men was algemeen van opinie, dat ze doorP. Darmancourt , zoon van Charles Perrault waren geschreven .De waarheid ( 1 ) was echter, dat Charles Perrault wel degelijk zelf de schrijver was , doch , daar hij reeds acht en zestig jaren teldeen als schrijver van vele wetenschappelijke werken bekendwas, zich schaamde, zulke nietige verhalen onder zijnen eigennaam uit te geven . De sombere lange novellen , de ernstige zedekundige boeken, welke tijdens de regeering van Lodewijk XIV uitgegeven werden , maakten al spoedig plaats voor tooververhalen en sprookjes. Perrault had verscheidene navolgers , als: de gravin d'Aulnoy, madame Murat en mademoiselle de la Force .Als de naam van Perrault genoemd wordt, dan is het niet in zijne qualiteit van schrijver van beroemde historische werken ,doch slechts van vervaerdiger van die allerliefste sprookjes, dienu nog als de verhalen van «Moeder de Gans» bekend zijn .Eenige jaren geleden bracht een oorspronkelijk exemplaar van Perrault's verhalen op eene verkooping te Parijs 480 fr . op .Het was opgedragen aan prinses Elisabeth Charlotte van Orléans.In het sprookje van Perrault komt voor het eerst eene kat voor,die om laerzen en eenen zak vraagt; de schrijver heeft dit zeker gedaan, om de poes meer menschelijk te maken . De wildeman ,die hier ook voor het eerst ten tooneele komt, was er waarschijnlijk reeds door bakers en kindermeiden bijgevoegd , omhet verhaal voor de jeugd meer belangrijk te maken . De heeren meester van de kat wordt hier ook de Markies van Carabas( 1 ) Niet zoozeer «waarheid .» De meest bevoegde kenners van Perrault nemen wel degelijk P. Darmancour, zijn zoon , aan als den schrijver der Contes . PaulLacroix , in de inleiding tot zijn uitgaaf bij Jouaust ( Parijs 1876) , kent den zoon het volledig auteurschap toe . Andrew Lang ( zie zijn uiigaaf, Oxford 1888 , p. XXVIIIXXXI) vindt deze zienswijze overdreven; de zoon heeft de Contes wel degelijk uit den mond zijner baker opgeschreven , doch de vader heeft er de laatste hand aan gelegd. Over de plaatsen, waar de meewerking des Akademiekers herkennelijkis, geeft Lang eenige goede opmerkingen. ( AUG, GITTÉE).45 .genoemd. De moraal is in «de gelaersde kat» ver te zoeken,want de twee helden , die in het verhaal optreden , zijn nietsanders dan avonturiers van de ergste soort . Perrault was echtereen te ontwikkeld en weldenkend man , dan dat hij een oud sprookje in een nieuw kleed zoude hebben gestoken , zonder ereene bedoeling mede te hebben . Ziethier, wat een Engelschschrijver daarover zegt:«Naar mijn oordeel was de persoon van den markies deCarabas het beeld van den Franschen edelman d'Aubigny, dietijdens de regeering van Lodewijk XIV de bezittingen derProtestanten aanrandde, hetgeen in verband stond met devervolgingen , welke genoemde secte op het einde der zestiendeeeuw moest verduren .Als dit waar is , dan stelt de kat bijgevolg den persoon vanmadame de Maintenon voor.»Nog eene lezing van de genoemde fabel dient hier vermeldte worden , namelijk een Duitsch tooneelstuk voor kinderen,getiteld: Der gestiefelte Kater.De vervaerdiger , Ludwig Tieck , heeft het in drie actengeschreven , en noemt de hoofdpersonen Gottlieb en Heinze. Hij blijft echter de traditie niet getrouw , doch voegt er vele dingen bij, die men in geen der vroeger vermelde verhalen gelezen bad .In Engeland is het als pantomime herhaaldelijk opgevoerd ,doch zoodanig met andere sprookjes dooreengehaspeld, datmen moeite had , er «de gelaersde kat» uit te herkennen .In het jaar 1818 werd er uit «De gelaersde Kat» een blijspel ,afgewisseld met pantonime, gefabriceerd. Hetzelfde werd inCovent- garden te Londen opgevoerd , en de grootste artisten ,als Blanchard, Liston , Emery, Mrs Davenport en Miss Toote,vervulden er eene rol in , terwijl die van «Puss» door niemandminder dan den grooten Grimaldi werd voogesteld.军 #Dat de eenvoudige vertelsels uit den volksmond zelfsuitstekende geesten tot het voortbrengen van nieuwe scheppingen weten te bezielen , deze scheppingen mogen dan al of niet aan het oorspronkelijke getrouw blijven, blijkt hier eens te46meer uit het voorbeeld van Tieck, over wiens GestiefeltenKater R. König zich als volgt uitdrukt: «in welchem der König das ancien régime vor der Revolution , der Popanz die KurzeVolksherrschaft, Gottlieb die moderne Regierungweise, undder Kater den Genius des Fortschritts darstellt .»Eene Vlaamsche lezing van ons vertelsel deelen wij in eenevolgende aflevering mede. P. D. M..>>SAGEN.1. ( 17) . Gravin Machteld , de ongeloovige .Eens dat Gravin Machteld naar Oost- Duinkerke reed , om er eeneharer hofsteden , de Torrille genaamd , te bezoeken , waren de wegenzoo hobbelig, smal of slijkerig, dat de paerden moeite hadden, om vooruit te geraken .Toen zij eindelijk voor de hofstede stil hielden, waren de dieren zoo afgemat,datde knecht zich niet kon weerhouden te zeggen:Met Gods hulp en Gods wille,Wij zijn op 't hof Torrille.Toen de gravin dit hoorde, zeide zij, met eenen ongeloovigenspotlach:Spijts God en zijnen wille,Wij zijn op ' t hof Torrille .Op hetzelfde oogenblik wipten twee hazen uit de struiken te voorschijn, en , eer de knecht ze kon verjagen, hadden zij de strengen der koets al afgebeten. Als verschrikt gingen de paerden, den lakei meesleepende, op hol , .... en, wanneer de knecht eindelijk ter plaatse wederkeerde, vond hij er niets meer dan een stinkenden diep moeras....De ongeloovige gravin was met hare koets verzonken!(1)P. D. M..92. ( 18) . De Hond van 's Graven -Wezel.Te ' s Graven- Wezel woonde in vroeger tijd een man, die eenengrooten zwarten hond bezat, welke hem zeer getrouw was . De man overleed , en zie , elken nacht brak zijn hond los , en snelde naar het( 1 ) Staat ook, naar men ons verzekert, bij Ad. Duclos, De oude Kuste van Vlaanderen , een boek , dat wij niet bezitten . P. D. M..- 47kerkhof, waar hij tot ' s morgends toe op het graf zijns meesters jankte en huilde .Weldra wist iedereen op het dorp , wat er gaande was ..... Sommigen beweerden zelfs, dat de doode uit zijn graf opstond, om zijnen getrouwen hond tot bedaren te brengen . Doch niemand durfde zich des nachts op het kerkhof wagen, om met zijne eigenoogen te zien , wat er gebeurde.Toen besloot men , den hond met eene zoo stevige ijzeren ketting te binden, dat bij onmogelijk zou kunnen losgeraken.Wonder genoeg, op klokslag middernacht sprong de hond met eenen enkelen ruk zijne ketting aan stukken, en snelde als een pijl naar het kerkhof, waar ditmaal een drietal boeren hem volgden .Toen de hond eenen tijd lang vreeselijker dan ooit op het grafgehuild had, scheurde de aerde open , en in cene zee van vuur en vlammen, kwam de overleden boer te voorschijn . De hond jankte niet langer. Maar des anderdaags vond men het geheimzinnige dier dood op het kerkhof liggen . P. D. M..BOERSCHE GRAPPIGHEID.1. (6) . Spoken te Oud - Turnhout.Te Oud - Turnhout woonde een boerenknecht, welke elken Maandag zijn lijnwaad naar een ander dorp te wasschen droeg. Als hijhet des Zaterdaags terughaalde, viel het wel eens voor, dat hij, bijhet hooren naderen van andere boeren , een wit hemd over zijne kleederen aantrok , om «spook te spelen.» Meer dan eenen voorbijgangerhad hij alzoo den dood op het lijf gejaagd, toen eindelijk een andereboer, die den moed niet zoo spoedig in zijne laerzen liet zinken , opzich nam, om · het spook zelf eens bang te maken .»Wat deed me onze man? Den eerstvolgenden Zaterdag vatte hij,met een wit laken over het hoofd , op de onderste takken van eenenboom , langswaar de boerenknecht gewoonlijk voorbijging, plaats .Na eenigen tijd zag de man , die in den boom zat , den verwachten gezel in het halfdonker naderen . Wie het was, kon hij wel niet herkennen; maar duidelijk kon hij zien , hoe hij , uit een pak , dat hij in de hand droeg, een wit kleedingstuk te voorchijn haalde, en het aantrok .Het spook , want nu was er immers een spook , zette zich op weg,in de richting van den boom . Daar werd het onzen moedigen boerzoo bang om het hert, dat hij de naderende verschijning niet eens meer dorst bekijken .48Wat het spook zelf betreft, ook dit zou zijne beurt wel krijgen .Juist toen het onder de boomtakken voorbijging, viel eene witte massa , met een vreeselijk gekraak en gebrul, uit de takken neder:de boer was van schrik naar beneden gestort....!Doch, het beste komt nog!Het spook, dat het geheim niet kende, maakte beenen , en liep inéenen adem naar huis.... P. D. M...C2. (7. ) De gevonden Schat.Zcker boertje vond eene beurs vol goudstukken. Zijne vrouw,een der grootste praatwijven van het dorp, wachtte niet lang, hetvoorval aan Jan en alleman mee te deelen . Ons boertje, bang zijnde,dat de politie er zou tusschen komen, verzon eene list, om het gebabbel van zijne vrouw alle waerde te benemen .De man , die een ervaren visscher en strooper was, ving eenige náchten later eenen snoek en eenen levendigen haas, stak den laatsten in zijnen fuik , en loste een schot op den ecrsten , en vertelde aan zijne vrouw, met het onnoozelste gezicht der waereld ,dat hij, o wonder boven wonder! eenen haas gevischt en eenen vischgeschoten had. «Waarlijk Trien,» voegde hij er bij , «ik geloof, dat er tooverij in het spel is! Zeg het maar aan niemand! De menschenzouden ons huis kunnen schuwen, en , om u nu de waarheid te zeggen , ” ging hij voort, «die beurs vol goudstukken , welke ikonlangs naar huis bracht, ook die heb ik met mijn net uit het water gehaald , terzelfder tijd als ecnen grooten haas, dien ik echter van schrik heb laten loopen, evenals ik den snoek , welke dien keer inmijnen strop zat , in de rivier heb laten vallen ... )Wat de man gevreesd had , gebeurde: hij werd met zijne vrouw voor den rechter gedaagd , om rekenschap te geven over hetgevonden geld .Toen de vrouw ondervraagd werd , vertelde zij, met eenen vloedvan woorden, dat haar man reeds twee maal eenen snoek in zijnenstrop en eenen haas in zijnen fuik gevangen had , en nu was hetjuist met den eersten haas , dat hij het geld had opgehaald .De rechter stond paf, en deed de vrouw tot drie maal toe hetzelfde herhalen , terwijl de man in tegendeel bleef loochenen , dat hij ooit iets anders dan visschen uit het water en hazen uit zijnen strop hadgehaald ....De vrouw werd voor krankzinnig gehouden , en de boer met rust gelaten . P. D. M..>>49VOLKSLIEDEREN.1. ( 2) . Mijn man komt thuis .I.Hier laat ik het liéd volgen , waarnaar op bl . 16 van Volks.kunde ( 1889) gevraagd wordt. Ik hoorde het te Hasselt, waar hetzeer bekend schijnt te zijn. Te oordeelen naar str . 3, zou menvoor deze lezing een Noordnederlandschen oorsprong mogen aannemen . Zij werd mij althans voorgezongen door een persoondic verklaarde het lied te Maastricht geleerd te hebben . Voor eenalgeheele nauwkeurigheid der muziek kan ik niet instaan; ik geefze intusschen zooals ik ze ken .Mijn man komt laat naar buis , Mijn man komt laat naarhuis, Wat vindt hij op zijn ka - mer? Eenvreemden hoed zag hij. Wie zijn hoed is dat , Wie zijnhoed is dat, Wie zijn boed mag dat toch zijn? Welman dat is ' ne wa - ter- pot dien moe-der stuurt voor mij.尊 法Zoo rei .• zen wij dewe - reld rond AIwel een jaar of tien . Ne wa - ter - pot met een莎莎band - je om dat heb ik nooit ge zien .- 30--1 .Mijn man komt laat naar huis. (bis )Wat vindt hij op zijn kamer (ken)?Een vreemden hoed zag hij.- Wie zijn hoed is dat , (bis ).Wie zijn hoed mag dat toch zijn?– Wel man dat is een waterpot (var. pispot)Dien moeder stuurt voor mij.REFREIN .Zoo reizen wij de wereld rondAl wel een jaar of tien,Een waterpot met een bandje rondDat heb ik nooit gezien.2.Mijn man komt laat naar huis .Wat vindt hij op zijn kamer?Een vreemden jas zag hij.Wie zijn jas is dat ,Wie zijn jas mag dat toch zijn?- Wel, man, dat is een strooizak ,Dien moeder stuurt voor mij.- Zoo reizen wij de wereld rondAl wel een jaar of tien,Een strooizak met twee mouwen in,Dat heb ik nooit gezien.3.Mijn man komt laat naar huis.Wat vindt hij op zijn kamer?Een vreemde broek zag hij.Wie zijn broek is dat,Wie zijn broek mag dat toch zijn?- Wel man, dat is een korenzak,Dien moeder stuurt voor mij.Zoo reizen wij de wereld rond ,Al wel een jaar of tien,Een korenzak met twee pijpen in,Dat heb ik nooit gezien.4.Mijn man komt laat naar huis .Wat vindt hij op zijn kamer?'Een vreemden gilet zag hij.Wie zijn gilet is dat,Wie zijn gilet mag dat toch zijn?- Wel, man, dat is een handdoek,Dien moeder stuurt voor mij.- Zoo reizen wij de wereld rond ,Al wel een jaar of tien Een handdoek met twee koeten (d . i . gaten) in,Dat heb ik nooit gezien .---- 51 ---5.Mijn man komt laat naar huis.Wat vindt hij op zijn kamer?Ecn vreemde das zag hij.Wie zijn das is dat,Wie zijn das mag dat toch zijn?- Wel man dat is een kousenband,Dien moeder stuurt voor mij.Zoo reizen wij de wereld rondAl wel een jaar of tien.Een kousenband met een striksken aan,Dat heb ik nooit gezien .6.Mijn man komt laat naar huis .Wat vindt hij op zijn kamer?Een vreemde leers zag hij.- Wie zijn leers is dat ,Wie zijn leers mag dat toch zijn?- Wel , man, dat zijn twee eemers,Die moeder stuurt voor mij.Zoo reizen wij de wereld rondAl wel een jaar of tien ,Twee eemers met stroppen aan,Dat heb ik nooit gezien .7.Mijn man komt laat naar huis .Wat vindt hij op zijn kamer?Een vreemd hemd zag hij.- Wie zijn hemd is dat,Wie zijn hemd mag dat toch zijn?- Wel, man, dat is een tafelkleed,Dat moeder stuurt voor mij.- Zoo reizen wij de wereld rondAl wel een jaar of tien .Een tafelkleed met twee mouwen inDat heb ik nooit gezien .8.Mijn man komt laat naar huis.Wat vindt hij op zijn kamer?Een vreemden stok zag hij.Wie zijn stok is dat,Wie zijn stok mag'dat toch zijn?- Wel, man, dat is een borstelsteel ,Dien moeder stuurt voor mij.- Zoo reiz wij de wereld rondAl wel een jaar of tien ,Een borstelsteel met een kruksken aan,Dat heb ik nooit gezien.-529.Mijn man komt laat naar huis .Wat vindt hij op zijn kamer?Een vreemden man zag bij.- Wat een man is dat,Wat een man mag dat toch zijo?- Wel , man, dat is een vrijer,Dien moeder stuurt voor mij.Blijkbaar ontbreekt het slot Dit komt voor in een andere lezing,mede uit Limburg, en wel uit Genck afkomstig, die ik hier beknoptwil weergeven:Deze variante bevat slechts 5 strofen; in de eerste wordt de hoedopgevat als een pispot met voering in; in de 2° , de gilet als een schotelvod met knoopen op; in de ze , de broek als een handdoek metzaken in; in de 4 , een bottin als een waschbak met clustiek op zij;wanneer eindelijk in de 50 de minnaar te voorschijn komt, wordt hij door de vrouw voorgesteld als baar zuster. Ditinaal voegt de maner bij:Wel, Mie, als dat uw zuster is ,Zult gij mij nooit meer zien .Aug. GITTÉE,>>ll.Van bovenstaande lied , dat geheel Vlaamsch - België, door bekend isen nog dagelijks gehoord wordt , liggen niet minder dan een tientalafschriften voor mij. Deze lezingen, uit Ninove, Herdersem , Quaremont, Dendermonde, Hoegaarde, Tienen , Zoutleeuw , Over-Hespen ,Wambeke-bij- Ternath en Antwerpen herkomstig , komen in hoofdzaak neer op hetgeen zooeven door den heer A. Gittée ( Hasselt)werd medegedeeld . Dit althans met het oog op de woorden! Watde zangwijze betreft, deze schijnt geenszins overal dezelfde tewezen , zooals ten overvloede kan blijken uit twee muzikalevarianten , waarvan de eerste mij door den heer Hugo van Wilder(Denderwindeke) welwillend werd toegezonden , zooals hij ze, te Ninove, uit den mond ««van eenen twijnder ,» heeft opgeteekend..Ik laat ze hieronder volgen:2Mij - n man kwam t'huis , mijnen man kwaml'huis, Mijnenman kwam zat naar huis . Wat vond hij op zijn ka - mer- ken? Een53vreein - de brvek in huis!-– Wel, vrouw , wal is dit? Wel,vrouw , wat is da? Wel,vrouw , wat mag dat ziju? - Wel , mall ,dat is mijn 季 季 季scho- tel - duek , een scho - lel -doek van mij! –’k Ben de waereld rond geweest Al in een jaar of tien: Een' scho - tel - doek metbee -- nen aan En beb ik nooit ge zien .Ziehier thans de tweede dezer muzikale lezingen , zooals ze mij werd toegezonden door den heer J. Haems, hulponderwijzer te Lebbeke . Zij stamt uit Herdersem , en is - in hoofdzaak op devorige neerkomende - alleen wat sierlijker en bevalliger.

8 Allegretto.

-5-2Mij-nen man komt thuis, mij -nen man komt thuis, mij - nenman komt zat naar:huis. Wat vindt hij op zijn ka- mer- ken? ' Nen5vreemden hoed in huis! - Wien zen hoed is dit, wien zen莎莎莎莎boed is dat? Wien zen hoed mag dat toch zijn? - Dat is er mij -llenwa - ter - pot,-Die toe - be - hoort aan mij? – ' k heb de -waereld rond - ge - reisd ΑΙ wel een jaar of tien , 'Nen2wa - ter - pot met voe(ë) ring in ,-Dien heb ik nooit ge - zien!54.Die van de mij geworden varianten , waarvan de tekst het nauwkeurigst met de Ilasseltsche lezing van den heer Gittée overeenstemt,zijn uit Hoegaarde, Herdersem en Quaremont gedagteekend. Deze tellen echter maar vijf strophen , en gewagen daarin al zij ' t danook niet geheel en al in gelijke volgorde – van 1 ° eenen hoed, 2° eenebroek, zº een gilet of vest, 4º eenen jas of frak, 5° eenen schoen of bottinnen , die daarna elk op zijn beurt met 1 ° eenen geenszinsetruskischen vaas of pot, 2° eene opneem vod, houillezak of kaffeezak,zº eenen schoteldoek of -vod, 40 kinderlappen of opneemvod, en$• kommen of beurzen vergeleken worden .Alleen de Antwerpsche variante biedt eenen eenigszins afwij kenden zinbouw aan:«'Ne vent kwam eens zeer laat naar huis.Zeer laat kwam hij naar huis .Wat vond hij op zijn ' kamer?Een' vreemde broek zag hij .Wiens broek is dit, wiens broek is dat?Wiens broek mag dat toch zijn? –Wel, man lief, ' t is eene opneemvod,Die matantje zond voor mij,» ) enz ...Belangrijker zijn de lezingen van Dendermonde, Quaremont ,Hoegaarde, Ninove en vooral Wambeek .Zij bevatten allen eene zesde strophe ( de ge in de lezing van M. Gittée) , welke mij inderdaad toeschijnt, tot de volledige opvat ting van het lied volstrekt te behooren . Nadat de dronken echtgenootde verschillende voorwerpen, tot de kleedingstukken van eenen.... nog niet ontdekten derden persoon behoorende, een voor een in oogenschouw heeft genomen, kan het wel niet anders of.... hijmoet, ten slotte , den ingedrongene zelven in het oog krijgen .Deze wordt echter, door de gevatte Eva'sdochter, voorgesteld alseen.... zuigelingsken!!!De Wambeeksche en Hoegaardsche tekst , eindelijk , voegt er nogeene zevende strophe aan toe: de vlucht der schuldige wederhelft.... Hiermede zal het lied zeker wel geheel volledig zijn.Immers: Mein Liebchen , was willst Du noch mehr?Ziehier thans den geheelen tekst, zooals wij gepoogd hebben ,hem te herstellen:>55Wel ,wat mag1 .Mijnen man komt thuis ,Mijnen man komt thuis ,Mijnen man komt laat ( 1 ) naar huis!Wat vindt hij op zijn ' kamer staan?' Nen hoed van vreemd gespuis (2 ).vrouw, wat is dit?Wel , vrouw, wat is dat?Wel, vrouw , dat zijn?- Ze sprak: dat is een waterpot ,Dien moeder zond voor mij,' k Heb de waereld rond gereisdAl wel een jaar of tien,'Nen waterpot met voering in,Dat heb ik nooit gezien!2.Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt laat naar huis!Wat vindt hij op zijn' kamer staan?Twee laerzen van kwaad gespuis! ( 3 )Wel, vrouw , wat is dit?Wel, vrouw, wat is dat?Wel, vrouw , wat mag dat zijn?- Wel, man, dat zijn de kandelaars ( 4),Die moeder zond voor mij!' k Heb de waereld rond gereisdAl wel een jaar of tien,Maar... kandelaars met hielen aan (K) ,Dat heb ik nooit gezien!3 .Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt laat naar huis!Wat vindt bij op zijn' kamer staan?' Nen frak van kwaad gespuis .· Wel, vrouw, wat is dit?Wel, vrouw, wat is dat?Wel , vrouw, wat mag dat zijn?- Wel, man, dat is een slapelijf (6 ),Datmoeder zond voor mij!..-(1) Elders: zat. Te Quaremont ook: Hoc laat komt hij naar huis!(2) Elders: 'nen vreemden hoed in huis.(3) Elders: een vreemd paar schoenen in huis.( 4) Elders: twee eemerkens.(8) Elders: eemers met elastieken aan.(6) Elders: een koolzak .

(Video) 12 Little Known Traditional Folk Theatre Forms of India

56'k Heb de waereld rond gereisdAl wel een jaar of tien,Een slapelijt met flankaarts aan ( 1 ) ,Dat heb ik nooit gezien!4.Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt laal naar huis!Wat vindt hij op zijn ' kamer staan?Een vest van vreend gespuis!- Wel , vrouw, wat is dit?Wel, vrouw, wat is dat?Wel, vrouw, wat mag dat zija?· Wel, man, dat is cen schoteldoek,Dien moeder zond voor mij!' k Heb de waereld rond gereisdAl wel een jaar of lien,'Nen schoteldoek met knoppen aan,Dat heb ik nooit gezien!8.Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt ihuis,Mijnen man komt laat haar huis!Wat vindt hij op zijn ' kamer daar?Een' broek van kwaad gespuis!- Wel, vrouw, wat is dit?Wel, vrouw, wat is dat?Wel, vrouw , wat mag dat zijn?Wel , man, dat is een koffiezak,Dien moeder zond voor mij!'k Heb de wacreld rond gereisdAl wel een jaar of tien,' Nen koffiezak met beenen ( 2) aan,Dat heb ik nooit gezien.6.Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt thuis,Mijnen man komt laat naar huis!Wat vindt hij op zijn ' kamer staun?Een' vreenden wan in huis!- Wel, vrouw , wat is dit?Wel, vrouw , wat is dat?Wel, vrouw , wat mag dat zijn?· Wel , man, dat is een voedsterkind (3) ,Dat moeder zond voor mij!.>

( 1 ) Elders: 'Nen koolzak met twee mouwen aan; elders: mel slippen gan .

( 2) Elders: pijpen .(3) Elders:: busselkind .57- ' k Heb de waereld rond gereisdAl wel een jaar of tien ,Een voedslerkind met bakkebaard ,Dat heb ik nooit gezien .7.Mijnen man komt thuis ,Mijnen man komt thuis ,Mijnen man komt laat naar huis!Wat vindt hij op zijn kamerken?Zijn' vrouw met vreemd gespuis!Wel, vrouw, wat is dit?Wel, vrouw, wat is dat?Wel, vrouw , wat mag dat zijn?- De vrouw, die maakte pak en zak ,De deur uit liep ze — zij!-'k Heb de waereld rond gereisdAl wel een jaar of tien,Ken' vrouw gelijk mijne eigen vrouw,Die wil ik nooit meer zien!Deze laatste strooph luidt , te Hoegaarde, als volgt:Daar kwam een man te huis ( bis )!Wat vond die man te huis ( bis )?Hij vond daar zijne vrouw,Hij vond daar zijne ontrouwe vrouw .Wat is dat voor een manier?Wat is dat voor een' vreemde manier?De vrouw pakt pak en zak,En loopt al ras de deuren uit.- Ik ben de waereld rondgerezenAl in een jaar of tien,Een' vrouwe zoo als mijne vrouw,Die heb ik nooit gezien!Deze laatste variante verandert mede den frak in eenen pastoors toog , en den bakkebaard van den ... ongenoodigden derde in ... eene geschoren kruin!Een inzender beweert, dat dit lied destijds door den heer van Paemel , lange Violettenstraat, Gent , in zijne bekende verzameling werd opgenomen . Kunnen meer lezers zulks bevestigen?Onnoodig te zeggen, dat de reeks spotliederen op het huwelijk,waartoe ons stukje behoort, ook in andere talen door talrijke voor beelden vertegenwoordigd is . In het Fransch vooral zijn dezesatyren talrijk, zooals blijkt uit Puymaigre , Chants popul. receuillisdans le pays Messin , waarin ik o . a . , n' CL , Le Cousin , heb aange teekend, en uit Les Chansons pop . de l'Ain , door Ch . Guillon,>5. 58waarvan éen , Petit Dian , bl . 497 , en Le Sabotier, 639, niet geheelongelijk zijn aan het onze .In de Volksthümliche Lieder aus Nord -Deutschland, door Dr Ph .WEGENER uitgegeven , tref ik , in aflev. 3 , onder n° 1042, het volgende:1. Es wollt ein Mann ins Holz rein fahren ,Zidachachach!Und wollt ein Fuder Holz raus holen ,Zidachachach!2. Und als der Mann zu Hause kam,Da sass die Frau am Ofen und spann.3. Und als der Mann nun sass und ass,Da klappert in der Kammer was ,4. Der Mann der sprach: «Was ist denn das?Da klappert in der Kammer was!»8. Die Frau die sprach: «Das ist der Wind,Der klappert mit dem Kamerring. >>6. Der Mann der sprach: «Das ist der Pfaff,Der wohl bei meiner Frauen schlaff,»7. Der Mann der kriegt den Besemstiel,Er schlug den Pfaffen , dass er fiel.Nº 1045 behelst eene Platduitsche bewerking van hetzelfde. Cfr.mede Uhland , Deutsche Volkslieder , II , 1845 , n° 282, bl . 728,Ins Heu, ni 283 a) en b ) enz .. P. D. M.>ANTWERPSCHE KINDERSPELEN( ) .Vrije Spelen. (Zonder Speelgoed .)1. Killemondee ( 2) ,Eene rij meisjes staat op het gaanpad en eene daartoe aangewezen gezellin in het midden der straat, waar de handeling plaats heeft.Hen te gemoet gaande, zingt zij:- Wat doet gij allen zoo laat op straat , killemondee, dee, dee?Daarop gaat de rij hand aan hand vooruit en antwoordt met de verontschuldiging:Wij zijn de meisjes van ' t kasteel , killemondee, dee, dee .Zou ik een van uwe dochters kunnen krijgen , killemondee,dee , dee?Welke dochter zou het zijn , killemondee , dee, dee?Het zou mijn liefste Johanneken zijn ( of een andere naam ,naar verkiezen) killemondee, dee, dee .( 1 ) Uit de verzameling van P. d . M. en E. K. d . B. (2) De redactie ware haren geachten lezers van Oost tot West ten zeerste verplicht, indien zij de varianten van spelnaam, spelrijm en spelhandeling tehunnent, wel wild en opteekenen en mededeelen.599– En ons liefste Johanneken krijgt' e gij niet , kille mondee,dee, dee.- Ik zal ze een roodsatijnen kleedeken koopen , killemondee,dee, dee . ( De stof mag veranderen , als zij maar schoon is . )- Pakt ze dan maar mee , killemondee, dee , dee .Dan neemt de meisjeskoopvrouw het gekochte meisje bij de handen springt ermede in het rond onder het zingen van:Weeral een kanonneken bij van Adam , van Eva , kanonneken!2. Hovenierken .Eenige kinderen zitten in kring en krijgen eenen plantennaam ,bij voorbeeld: de raap, de selder, de porei , de ajuin en de radijs.Nevens de planten zit de hovenier .De hovenier zegt:Ik kwam eens in ' nen hof en ik trapte op ’nen selder . (of een der andere vijf planten naar keuze . )De selder , vol verontwaardiging:Ge liegt er aan!Wie was het dan?De raap .De raap, evenzeer verontwaardigd:Ge liegt er aan!Wie was het dan?De peen .

De raap is gevangen , omdat zij eene plant genoemd heeft, dieniet in den hovenier zijnen hof staat . Tot straf moet zij den hovenieriets in pand geven: een halsdasje, eenen voorschoot, eenen zakdoekof iets dergelijks. Zij zou hetzelfde moeten doen , indien zij eene tovoren genoemde plant had aangewezen of indien zij de parlementaire» uitdrukking: a ge liegt er aan» op de cene of anderemanier wijzigde. Als al de planten door den hovenier zijn afgevangen , roept deze:Pierewierewit, van wie is dit?Van mij, Mijnheer.Wat zal er Mijnheer mee doen?- Al wat Mijnheer belieft.– Mijnheer belieft zooveel: ik den visch en gij de graat , dat gezult loopen langs de straat en drij keeren bij den bakker zult gaan roepen! «Madam , wat uur is het?»En 300 krijgt iedere plant eenen lastpost te vervullen , en goed schiks , kwaadschiks moeten zij de grillen van hunnen hovenier involgen op straffe hunne panden te zien verbeurdverklaren .60D3. Eén Haasken .Eene rij kinderen staat hand aan hand . Datgene, welk zich opeen der hoeken bevindt, plaatst zich met de hand tegen den muur.Het kind , dat op den anderen hoek staat , loopt onder die handdoor, terwijl het de overige kinderen meesleept. Allen zingen ,onder het loopen , het volgende refrein:«Een haaskenDoor ons trosken .En zoo schieten wij onzen vogelEn zoo schieten wij ons konijnMet een glaasken witten wijn .Het kind, dat de hand tegen den muur hield, draait zich om enzet zich met den rug tegen den muur. De aanvoerder van den anderen hoek loopt nu onder de handen , die het eerste en het tweede kind elkander geven , vervolgens onder de handen van het tweede enhet derde kind , het derde en vierde kind, enz. , totdat de veerheel en gansch is opgewonden . Dan geven de beide hoekmannen ook elkander de hand en terwijl allen met de armen de over -en weergaande beweging eener zaag nabootsen , klinkt het in koor:«Zage, zagemanneken «Boter in het panneken (Pisse , pissepanneken) .Eindelijk roept men: «Kip, kap! Kip, kap!» en de armen wordendoorgehakt.4. Krekeltje.Een meisje, dat wij Anna zullen noemen, staat met het hoofd tegen den schoot van een grooter, dat wij met den naam: Mariazullen herdoopen . Een heele hoop speelmakkertjes staat er rond.Maria spreekt:- Wat moeten wij doen: luizen kraken , patatten stampen of ophangen?Antwoordt de aangesprokene luizen kraken , dan pitsen allenhaar licht in den rug. Antwoordt zij patatten stampen , dan mag zijop dezelfde plaats eenen lichten dof verwachten en zegt zij eindelijkophangen , dan steken allen haar in de hoogte.Maria spreekt opnieuw:Waar en waar moet dien man (zij wijst op iemand uit den hoop) staan.Antwoord:Aan de gaslantaarn , aan de poort der school , aan de deur vanden natiebaas, aan den hoek van het pleintje , aan de dakbuis.>-61Zoo krijgt iedereen zijne plaats . Ten laatste wijst Maria op Annazelf én deze kan zich aldus een heel eind wandelen zenden . Indiende stelling tusschen de beenen der ondervraagster verre van aangenaam is, zoo wordt deze onaangenaamheid niet vergoed door kans op gekonkel of aaszak spelen . Onmogelijk is het aan de ondervraagde,te weten, wie zij op den loop zet .Als iedereen op deze wijze in verschillende richtingen is weggezonden , roept Maria: - Krekeltje! Krekeltje! Krekeltje!Die het eerste bij haar is , geniet het onschatbare voordeel op hare beurt de plaatsen te mogen uitdeelen , welke gewichtigeoperatie men met den naam van «staan» aanduidt.(Wordt voortgezet. )J. VAN DE VENNE..BOEKBEOORDEELINGEN.Neues deutsches Märchenbuch von LUDWIG Bechstein. Einund fünfzigste Auflage. Volks-Ausgabe. Mit einem Titelbildund 62 Illustrationen . 18 Bogen Octav. Wien ,A. Hartleben , 1888.-Over een werk, dat sedert tientallen van jaren in ieder Duitsch huisgezin zijne plaats bekleedt, dat daarenboven door minstenseen dozijn Duitsche uitgevers op alle wijzen en in alle vormenherdrukt en in alle mogelijke bloemlezingen voor de jeugd... geplunderd is geworden , thans , bij het verschijnen der een-envijftigste uitgave, — wel te verstaan , de een - en - vijftigste, die het merk draagt der firma Hartleben eene beoordeeling schrijven, zulks ware voorzeker én onze lezers en ons zelvenvoor den gek houden.Zeggen wij dan enkel , dat de tegenwoordige uitgave zich vanalle andere én door den ongemeen lagen prijs én door de voor treffelijke uitvoering op de gunstigste wijze onderscheidt. Degrootere en kleinere teekeningen , welke Ernst Pessler er voorvervaerdigde, verdienen , hoe naïef en eenvoudig ook , of belerjuist om deze bij den tekst uitmuntend passende kunsteloosheid ,niets dan lof ( 1) .( 1 ) Elk ex . kost, gebonden , 70 kr. of 1 M. 20 Pf.62Bechstein's Märchenbuch is voortreffelijk geschikt, hetzij omals prijsboek op onze scholen , hetzij om als geschenk aan jeugdige, Duitsch leerende kinderen , uitgereikt te worden .P 2. M.. 1Henne am RHIN. – Van Holbewoner tot Koning. – Amsterdam.C.-L. Brinkman .Nu deze uitgaaf van den ondernemenden uitgever BRINKMANte Amsterdam haar einde nadert, willen wij ook met een enkelwoord , de aandacht onzer lezers roepen op het werk van dengunstig gekenden Duitschen kultuurhistorieker, dat onder zoo menig opzicht ook speciale lezers kan interesseeren . Degeschiedenis der beschaving hangt immers nauw samen metonze vakstudiën , en ' t zij men zich bezig houde, met de bouwstoffen eenvoudig te verzamelen , ' t zij men zich in het zoekennaar oorsprong en beteekenis verdiepe, in beide gevallen raakt men aan het onderwerp, dat Henne AM Rhijn in hetonderhavige boek behandelde . Enkele deelen , ja , zullen denfolklorist meer aantrekken dan andere, en ik zal hier vooral het derde deel vermelden , dat de middeleeuwen bespreekt. Defolklore is overigens niets dan de studie der overblijfselen vande middeleeuwsche beschaving, welke men , benevens deheidensche en primitieve godsdienstige voorstellingen , hoeft te kennen , zal men de beteekenis vatten van hetgeen wij om onsnog kunnen opmerken . Henne Am Rhijn, die reeds vroeger devolksbegrippen tot onderwerp maakte eener klasseering in zijn Deutsche Volkssage, was dus wel de man om ook de heden alsverachterd geldende beschaving de haar toekomende plaats te geven in een werk van grooteren omvang, dat de geschiedenisonzer ontwikkeling wil behandelen . In het vermelde deel vindenwij vooral beschouwingen over de volkeren , die zich door eeneigen kultuur onderscheidden; zooals Finnen , Russen , Germanen ,Arabieren, Chineezen en Japanners; ook van de Amerikaansche middeleeuwsche rijken wordt beknopt gewag gemaakt. Metbetrekking tot de Westersche volkeren , wil ik vooral wijzen opde bevoegdheid waarmede de overgang van de heidenschebeschaving tot de nieuwere uiteengezet wordt; waarbij de>63geleerde schrijver den sleutel leverde tot het goed verstand vanons volksleven , en een goed gedeelte onzer volksbegrippen ,door de eeuwen heen , vasiknoopte aan hun mythologischebron .Het werk , dat wij dus warm aanbevelen , verdient ondersteu ning: elke aflevering (er zijn er 50) bevat 64 p. en kost nietmeer dan f. 0-23 . De uitvoeringdezer zeer goedkoope uitgaveis goed verzorgd. Aug. Gittée.FOLKLORISTISCHE KRONIEK .1. C. J. LEENDERTZ. Godsoordeelen en Eeden. ( Overgedr. uit hetTijdsch. v . h. Ned . Aardr . Gen. Jaarg . 1888) . Leiden, E. J. Brill .Een uitgebreid opstel, 82 dichte bladz. omvattend, over een geloof, dat ook in onze hedendaagsche beschaving overblijfselenheeft achtergelaten: namelijk de gedachte , dat de godheid,daartoe uitgenoodigd, door zeker feit in een menschelijke zaak onmiddellijk zal tusschen komen . Iedereen zal zich de ordaliën dermiddeleeuwen herinneren . Op dezelfde voorstelling berust de eed:immers, de grondgedachte is , dat de wraak van God dengene zal treffen die onwaarheid spreekt . C.J. Leendertz brengt in zijn hoogstbelangwekkend stuk een menigte bijzonderheden aan , ontleend aan het leven der primitieve volkeren , en wel meer bepaaldelijk die uitNederlandsch Indië, waar hij verscheidene jaren als officier verbleef.De begrippen, behoorende tot onze westersche beschaving, wordenverklaarbaar, beschouwd in hun verband met de meer doorschijnende handelingen der wilden . Zeer terecht huldigt hij de stelling ,dat de kiem onzer ontwikkeling moet gezocht worden in die derwilden , welke dus voor ons een soort van oudheid zijn .2. A. De Cock bracht in ' t Nederlandsch Museum ( 1888, n° 10-11 )twee sprookjes uit het Land van Aalst: De Wonderbare Lamp enOnze Lieve Heer en de Schoenmaker. Hij schreef ze neer in Denderleeuwsche volkstaal. Zijn voorbeeld mag vrij gevolgd worden: bijde nog ongenoegzame vertrouwdheid onzer jonge Vlaamsche verzamelaars zal dit stelsel hun een behoedmiddel zijn tegen heiopsmukken der voortbrengselen van den volksgeest. Tegen ditgevaar meenen wij te moeten waarschuwen .3. De Portefeuille ( 1888 n " 28 en 29) . Hierin bracht M. A. Perkeen belangwekkend stukje getiteld: De Springprocessie te Echter64nach , een folkloristisch Schetsje. Hij gaf de onderscheidene legenda rische uitleggingen omtrent het ontstaan dezer gekke plechtigheid en vervolgde hare voornaamste bestanddeelen tot in het Germaansch heidendom . Toch wordt niet genoegzaam verklaard , hoe de val lende ziekte den H. Willebrord tot specialiteit aangewezen werd .De melodie, met de woorden, waarover Perk slechts een woord zegt, staat bij Boehme, Geschichte des Tanzes in Deutschland(1886, II, p. 181 , nº 311 ).4. Vragen van den Dag (C. L. Brinkman, Amsterdam ), 1888 .Dit voortreffelijk populair tijdschrift biedt ook onze lezers meniginteressant stuk aan. In de 2 eerste nummers van dit jaar zullen wijde volgende vermelden: het geleerd opstel van Dr H. Blink, hoofd redakteur , over Bosschen in Heidevelden in historisch verband( brengt talrijke details over den omgang van den mensch met denatuur in vroeger eeuwen); L. R. De Bijl en hare ontwikkeling invoorhistorischen tijd ( beweegt zich op ' t gebied der beschavings geschiedenis); W. P. Andriessen, de Islam in Afrika ( een beschouwing omtrent den invloed van Mohammed's leer en de oorzaken,waaraan het toenemen van het aantal harer belijders toe te schrijven is; bevat menige merkwaardige bijzonderheid over zeden ,,volksleven en toestanden); Di H. Van Capelle Jr. Iets over erra tische gesteenten in Nederland; en L. R. Dwaallichtjes (bespreekt ook de volksmeening op dit punt) .In de rubriek: Vraagbus, komen mede dikwijls belangwekkende zaken ter spraak . Ni 1 bevat het lied van M. de la Palisse; 01 2nota 's over de volgende punten: de geschiedenis der halve maan als teeken van de Mohammedanen; De oorsprong van den Kerstboom; Een drenkeling moet men met de voeten in het water laten liggen , tot dat de politie er bij aanwezig is . Aug. GITTÉE.-VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.11. (42). SCHUSSKRAUT. - (Das Schusskraut) schliesst die Wunden,wenn sie noch so gross und weit und lief! Wenn der Güssvogel ( der Grünspecht) schreit und zum Nest eintragt und man ueberrascht ihn , und macht dabei Sprüche und Ruf", dass er 's aus'm Schnabel fallen lässt , so hat man's.(Deutsche Hochlunds -Geschichten von A. SILBERSTEIN, I , 1877) .Is iets dergelijks ook bij ons bekend! P. d . M..>VOLKSKUNDEVERTELSELS.1. Vertelsels van «Waarom» en «Daarom» ,3. ( 18) . Waarom de honden onder elkanders staertrieken?In den 'ouden tijd spraken de dieren zoowel als de menschen.Deze werden jaloersch , en verzochten Jupiter (sic) de dieren van de spraak te berooven . Dit werd hun toegestaan; maar nu werdende dieren boos, en droegen eene petitie naar Jupiter, die toen opeen eiland woonde . De hond werd als bode gekozen , en nam het smeekschrift in den muil . Maar, door de bewegingen , die hij verplichtwas te doen, slokte hij het papier in , en .... sindsdien loopen dehonden elkander na, en rieken aan elkanders aars, om dien onge lukkigen bode terug te vinden .(Omstreken van Tienen ).P. de M..4. ( 19) . Waarom de vlooi geschapen werd?Toen Onze- Lieve-Heer en Sint Pieter nog op de waereld wan delden , kwamen zij eens een oud vrouwken tegen , die er erbarmelijk uitzag. Onze Heer deed Petrus gaan vragen , wat haar scheelde . Zij antwoordde, dat zij niets te doen had . Toen Petrus terugkwam , namOnze- Lieve-Heer een handvol zand, en wierp dit op het vrouwken .Het zand veranderde in ..... wel duizend vlooien . En zoo zijn dezeinsecten ор de waereld gezet, om de vrouwen werk te geven .( Omstreken van Tienen ). P. de M..8. (20) . Waarom de beren geenen staert hebben?Het was in den Winter. De gracht was toegevrozen , en de vos,die daar juist hongerig voorbijkwam , zou graag visschen gevangenhebben , om zijnen honger te doen overgaan . Hij maakte eene bijtin het ijs, en zoo ving hij visschen . Toen hij er nu genoeg gevangenhad, trok hij er vandoor. Onderweg kwam hij den beer tegen .«Vos,» zegde de beer, waar en hoe hebt gij die lekkere visschen gevangen?» - «Ha, kozijntje,» zei Reintje , «kom maar met mij><6- 66>

mede, ik zal ' t u spoedig wijzen . En de twee makkers trokkensamen naar de plaats, waar de vos visschen gevangen had . Toen zij daar aankwamen, zei Reinaard: «Zie, kozijn , hier ziet gij dat gaatje, he? Steek uwen staert daarin: dan komen al de visschener aan hangen. ) «Goed , , zei de beer en bleef rustig met den staert in 't ijs zitten . De vos lachte al , en dacht: «Ik zal dien lomperd geen kleine poets bakken . Toen Bruin daar nu lang genoeg gezeten had , en de vos dacht, dat nu de staert sterk genoeg in ' t ijs was vastgevrozen , zeide hij tot den beer: «Trek er nu uwen staert maar uit , kozijn; hij hangt al vol visch .» En de beer, wiens honger nog gescherpt was, wilde zijnen staert er uit trekken , maar helaas, het koddeken brak over, en bleef onder ' t ijs zitten . Het zit er nog!Vandaar komt het, dat de beren geenen staert hebben!(Omstreken van Antwerpen) .P. de M..-26. ( 21 ) . Waarom de kwakkel geenen staert heeft?In den ouden tijd, maar dat is al heel , heel lang geleden , ende keien hadden toen nog eene tong, toen de vogels nog kondenspreken, zagen zij er heel anders uit dan vandaag. De kwakkel hadnog haren langen staeri , de ekster was nog zoo wit als sneeuw, en de kraai nog geenszins zwart . De groenvink was herbergierster, en woonde, daar ievers boven Elshoutbosch , In het Rolleken af.Op zekeren Asschen - Woensdag hadden de kraai , de ekster en de kwakkel, die geburen waren, naar de kerk een kruisken gehaald.Natuurlijk hadden ze er, na ' t verlaten van de kerk, bij Janssensof Susse Greef een half scheutje op gezet, en nu kwamen ze met hun drietjes, met de muts op een oor en arm aan arm, bij de groenvinkook eens «op staminee .»Het jenevertje van ' t vat had hen , scheen het, nog meer dorstdoen krijgen; het ging er dus gelijk in het liedje:«Van een kwamen twee, en van twee kwamen drij,En een vierde, en een vijfde, en een zesde daarbij .....Het Leuvensch en de faro smaakten toch zoo lekker! En tenallerlaatste hadden de drie gezellen zulk een lobbeken aan, dat zegeen pap meer konden zeggen . Daar stond nu madam Groenvink alleen nuchter te midden van al die zatte barmhertigheid, en vroegmaar zonder ophouden om het geld van het gelag.Het scheen echter, dat de vriendjes aan dat oor een beetje doofwaren . De kraai beweerde, dat de ekster moest betalen; de ekster67>hield staan , dat de kwakkel heur meegelokt had; de kwakkelzwoer bij hoog en laag, dat de kraai beiden had uitgenoodigd, en dus ook het duimkruid moest afdokken . Anfing, van betalen kwamer niemedalle!Ten einde raad , greep de bazin den bezemstok , en sloeg erbovenarms of bovenpoots op los! Dat was me daar een spektakel In het Rolleken af!De kwakkel wou de plaat poetsen, en sukkelde schuins weg naar de deur. Maar de bazin was haar te rap: ze kreeg haar bij den staert,trok ....... en hield het meubel in haren poot ... Jankend hinkte dekwakkel het veld in ...De ekster wou door het venster wegvliegen , maar hare vleugelsschenen wel wat slap, en zoo kwam ze te recht in den koolbak,plodderde eenen heelen tijd in de natte houillie , en kwam er uit zoozwart als een negerken.De kraai , die ondertusschen niet weinig lange haver te eten kreeg ,vloog langs de schouw naar buiten , en zag ook al zoo zwart alsLucifer.Sedert dien tijd nu hebben de kwakkels geenen staert meer, zijn kraaien en eksters niet langer wit , en kent de groenvink geenenanderen zang dan:“ Ik wil ' t geld van men bier Ik wil ' t geld van men bier... )De kwakkel eehter roept, als zij dat hoort:u Wat sjert me dit , wat sjert me dat?Gij trokt menen stjaert wel uit men gat!»( Wambeek bij Ternath .) P. D. M..Zooals ik het hier boven mededeel , werd dit lieve vertelsel teWambeek gelocaliseerd, iets wat aldaar o . a . met het vertelsel van Duimken Zoon ( zie Jong. VI. II , 1882) plaats greep . Varianten vandit maarken zijn te vinden in Rond den Haerd, 4° jaar, bl . 212,Veugeltale; aldaar is de gersronkel herbergier, en de vink komt metde kwakkel ter kroeg. In Leopold's Van de Schelde tot de Weichsel,afl. 1 , bl . 3, gaf de Coussemaker eene Fransch- Vlaandersche lezing uit Cappellebrouck , die met de Wambeeksche zeer wel overeenkopit.Ik zelf laat hier nog eene vierde volgen, door mij in jgg. 1882.Jong Vl. , opgenomen , onder den titel: 7 (22) . Drink ' et uit en schinknog éen, en mede in het Payottenland opgeteekend:De musch hield in der tijd herberg, en de weêwaal, die onder68' t hout del, kwam op zekeren dag van de merkt terug, eene pintdrinken , in gezelschap van de merel, die scherensliep dee.«Baaske, tap een' kanne bier!» zei de merel .Tap er drij, en drink een meê,» zei de weêwaal .«De suite , de suite,» zei de musch die in ' t Fransch ( sic)gewoond had.Maar zij kenden zij den baas wel . Noch merel noch weêwaal hadgeld om te betalen , en iederen keer, dat de pint leêg was, zei de merel: «Drink 'et uit, en tap nog een!» «Ga- d- in den kelder enbreek uw been!» zei dan de weêwaal. En dat deden zij zoolang, tot dat de baas, zat geworden , op de keldertrappen viel , en oprecht debeen brak .Sedert springen de musschen , en roepen nog altijd de suite , en de merel en de weêwaal nog altijd: drink ’ et uit en schink nog een ,ga-d-in den kelder en breek uw been .8. (23) . Waarom de haas eene gespleten lip heeft? ( 1 )Metten ( 2) haas, door jagers en brakken achtervolgd zijnde, waszoo bang geworden, dat hij besloot , de biezen te pakken.Hij begaf zich dan op weg, en kwam aan eenen gracht . Daarwipt opeens een puit vlak voor zijnen neus uit het gras, en diepuit schrikte zoodanig, dat hij met éénen sprong terug in het water pladonsde.«Sakkerdekken!» zei de haas , «wie had dat van z'n leven gedacht? Er bestaan dan nog al sukkelaars , die meer vervaerd zijndan ik! .. )En hij begon me daar zoodanig om te gichelen en te lachen , datzijne lip er van openscheurde. Van toen af hebben alle hazen eenegespleten lip .( Oostmalle. )SAGEN .3. ( 19) . Het Begijntje.Een vader had twee dochters, die in den kant werkten. Reeds tweemaal hadden zij hem geld gegeven , om wat vleesch naar den slachter te halen , en telkens had hij het geld in drank verteerd . Hij( 1 ) Uit Ons goede Vlaamsche Volk door Pol de Mont en E. K. de Bom.( 2) Marlen...69>kreeg knaging aan zijn geweten, en besloot vast, het nu de derde maalniet weder te doen . Maar, niets gekort! De stem van zijn gewetenmoest voor de veel welsprekender taal van zijne dorstige keel onderdoen , zoodat hij zich opnieuw, met het geld zijner kinderen,dronken maakte.Op den terugtocht naar huis overwoog de man , ' hoe slecht zijngedrag toch was, en hij pijnigde zich de hersens moe , om aan eeneuitkomst te geraken . Zoo mijmerend, naderde hij het Begijnenhof gat ( 1 ) . Daar zag hij plotseling eene menschelijke gedaante , die tegen eenen der zijmuren geleund was: hij naderde, en bevond, dat heteene begijn was, die zichzelve had verhangen .Een gedacht! peinsde de vader, en hij sneed eenen bil af van het begijntje, gam hem mede, en gaf hem als a ' nen lekkeren schenkel»thuis af.De meisjes aten smakelijk van den zoogezegden schenkel.Maar toen zij des nachts te bed lagen , kwam , op slag van twaalfuren , het begijntje op hunne kamer spoken , gedurig roepende:«Geeft mijnen armen bil , bil , bil!«Geeft mijnen armen bil!»Na twee nachten verklaarden de dochters, dat zij voor geen geld ter wereld nog in een huis wilden blijven , waar het spookte, endadelijk werd er verhuisd .Maar nu geviel het ongelukkiglijk , dat men den handvleugel inhet verlaten huis had vergeten . Niemand durfde hem gaan terug halen , tot de vader er eindelijk zelf toe besloot.In dronken toestand kwam hij tegen middernacht aan zijne oude woning, en als hij binnentrad, en juist de hand uitstak, om denhandvleugel te nemen , sprong opeens de geest van het begijntje van achter eene gordijn op hem loe, en huilde op verschrikkelijkentoon (2 ): «Gij hebt mijnen bil!...»En zij maakte hem kapot.E. K. DE Bon.( 1 ) De doorgang van de sinds 1867 gesloopte Antwerpsche Kipdorppoort, waar het akelig donker was!(2) Ik herinner mij nog, dat , toen de vertelster — mijne moeder op dit punt was gekomen, wij, zeer jonge toehoorders, die haar reeds lang met strakke blikken aangaapten , eensklaps doodsbleek werden en vreesachtig bijeendoken!- 70VOLKSLIEDEREN .2. ( 3) . Van de vier Weverkens.Niet te snel.81. P vier we- ver-kens zag men ter bo - termerkt gaan , En debo ter, die was er 200 die - re . Zijhad -den geen duit - je in hun ne tasch , En - zeSneller.koch - ten een pond sa vie - ren . Schiet- spoe- le, sjer -re - bekke, spoelAls vroeger.za! Djik - ke - djak - ke, ker - re - kolt- jes, klits klets!En zekochten een pond sa vie-ren.2. En als zij dat boterken hadden gekocht ,zij en hadden nog geen plateelen .Zij spraken dat vrouwken zoo vriendelijk aanom hun boterken te deelen .33. «Dat zou ik nog wel geren doen ,ja, zoowel als een vrouwken vol eeren ,maar ik weet wel , wat er de weverkens zijn.en de weverkens zijn geen heeren!»4. a Wat zouden de weverkens heeren zijn ,zij en hebben noch goed noch erven!En kruipt er een muisken in hunne schapraai.van honger zoo moet het er sterven.»- 715. «En als dat beestje dan is dood,waar zullen zij dat begraven?Al onder de weverkens hun getouw,en het grafken zal rooskens dragen!»3. (4) . Meiplanting .Langzaam .31. Schoon lie ve - ken, waar waarde gij den eer -- stenmei - en - nacht, Dat gij mij gee-nen mei en bracht.Deneer-sten mei- en nacht, Schoon lief, dan was ik ziek! SchoonVeel vertragen . Vroegere maat.-lie - ve- ken, ik kon er van mijn bed - de - ken - niet.-2. Schoon lieveken , waar waarde gij den tweeden Meiennacht,dat gij mij geenen mei en bracht? -Den tweeden Meiennacht zocht ik eenen eglantier,schoon lieveken , sta op, en uwen mei is hier.3. Ik en sta er, voorwaar, voor uwen schoonen mei niet op,of en zal er mijn venster niet ontsluiten .Uwen mei die komt te laat! Plant vrij hem op de straat.Schoon lieveken, plant uwen mei daar buiten! -u4. En als ik mijnen mei hier buiten planten zal ,en zal het u dan niet verdrieten?Neen! zijt dan maar verblijd! Met den lieven Meientijd,met den Mei zal hij wederom schieten.Deze beide liederen , Van de vier Weverkens en Meiplanting,mocht ik , kind zijnde , honderden malen op mijn geboortedorp hooren . Tot heden toe zijn zij, al thans onder de bejaarde lieden,aldaar bekend .- 72Blijkbaar zijn de woorden , vooral die van Meiplanting, erg verminkt. De laatste strophe van het lied der Weverkens schijnt aaneen ander ontleend , misschien wel aan de Meiplanting, door Willems, onder CXXXVI, bl . 328, Oude VI. L. , medegedeeld , en waarvan de 4 strophe luidt:- «Schon lief, laet hy ( d. i . de Mei) zyn bloeijen staen ,Wy zullen hem begravenOp 't kerkhof by den eglantier;Zyn graf zal roosjes dragen.»of ook aan De doodelijke Wond, xcix, blz . 237>, ib ., waar ik lees:10. «Nou is de vader van mijn kind dood;Begraeft hem al onder roo roozekcns rood .11. Begraeft hem al onder den egelentier.Dat grafje zal dragen roo roosekens fier .»>Dat de woorden der verschillige strophen van onze Meiplantingrhythmisch niet op elkander passen , zal de lezer zelf bemerkt hebben . Toch kan ik verzekeren , dat men het lied aldus zingt, enwel zonder de wijze zelve merkelijk te veranderen .Opmerking verdient het, dat er in onze lezing , in tegenstelling met die van Willems' reeds gemeld ni CXXXVI, van geenenegelentier gesproken wordt.Wat betreft het meiplanten, dat deze dichterlijke gewoonte totheden toe in onze gewesten voortleeft, zal ook de lezer zelf welreeds hebben kunnen bestatigen .Ziehier, wat in den Zuid-westhoek van Oost-Vlaanderen nog steeds in zwang is:Op Meiavond en de negen volgende dragen de jongelingen aan dejonge dochters eenen mei , d . i . eenen tak of eene plant, waaraan eene of andere zinnebeeldige beteekenis, verschillende van persoontot persoon , gehecht is .Ziehier enkele dezer zinnebeelden:Een palmen mei, d. i . een buksboomtakje, eeuwig groen:eene jonge dochter, die altijd even frisch blijft.Een paaschen mei, d . i . van wilgenhout, — het te vroeg uitbotten of uitloopen: eene, die te vroeg verkeert.Eene zaadplant: cene, die voor zaad overschict, d. i . die geenen man kan krijgen .-73->Een doornen mei , ongenaakbaarheid, een zedig, onbesprokenmeisje.Een notelaren mei , a't trekt er al aan»: eene malle deerne.Een populieren mei, - nooit stille, nooit zwijgend: eene langetongEen ker selaren mei, elk schudt er aan: cene van verdachtezeden .In het Payottenland brengt men eene sloor of jonge koolzaadplantaan meisjes, welke voor zeer lichtgeloovig en naïef doorgaan, en doornen of distels aan hen , die als boosaardig bekend staan.Eenen strooman of mahomet hecht men vast aan het vensterdergene, dic óf in het jaar moeder werd óf op het punt is het teworden .Volgens Rond den Haerd, 1880-81 , blz . 204, is de beteekenis van den mei als volgt: «Een doorntak bediedt een slecht boos meisje;een populierentak eene, die draait met alle winden; een elzentakeene kommeere, een vliendermei eene van slecht gedrag, een kezelarenmei eene, die meegaat met Jan en alleman; een heukel braam (?) eene hageweêwe of cene zoo verre te wege; eene wijn gaardrank eene, waar iedereen mag aan plukken; een berkenmeieen eerzaam en deugdzaam meisje, enz ...»Uit ons lied mag men afleiden , dat de eglantier, d . i . de honds-,wilde- of hageroos, als zinnebeeld der liefde werd opgevat, enniet alleen, zooals Willems, op blz . 238 zijner 0. VI . L. zeide, als zinnebeeld van den doodslaap.De zangwijze van beide stukjes - en voor de echtheid daarvan kan ik instaan – is zeer fraai. De nabootsing van het eigenaardigegeluid des weefgetouws is ongemeen gelukkig . De muziek van hettweede lied overtreft ook verre die van Willems'n' CXXXVI.Beide wijzen werden, naar mijne eigen en getrouwe voordracht,genoteerd door den hcer Joris de Bom , te Antwerpen .POL DE MONT..-74ANTWERPSCHE KINDERSPELEN.Vrije Spelen ( Zonder speelgoed. ) ( Vervolg .)5. Tooverheksken .Een kring van kinderen staat rond éen , welks kleed zij metbeide handen aan den pand vastbebben en omhoog houden. Aldusverbeelden zij eenen brouwers-ketel ( 1 ) , waarin door eenen samen loop van omstandigheden eene tooverheks is verzeild . De brouwerloopt er rond , onder het zingen van «Wie zit daar in mijnen brouwersketel?Die kan naaien ,Die kan spinnen,Die kan alle poppekens winnen. (winden)Los, los, laat maar eenen poot los!De brouwer slaat de maat van het lied op de wanden van zijnen ketel . Het kind, dat op het woord: los! op den rug getikt wordt,laat eene zijoer handen vallen; gebeurt dit ten tweeden male , dan neemt het den rondloopenden brouwer bij de slippen en zoo doen achtervolgens allen , die het kleed van de tooverheks vasthouden .Hangt nu eindelijk het kleed bij gebrek aan handen heel en gansch omlaag, dan wordt het opnieuw boven het hoofd bijeengebracht,zoodanig, dat degene , waaraan het toehoort, in de onmogelijkheidis te zien .Er heeft nu in het spel eene verandering in ' t zicht plaats gehad,net als op den schouwburg, zooals blijken zal uit hetgene gaatvolgen .Een kind , dat als moeder dienst doet, vraagt:Haal me het brood en het mes eens uit den kelder?Antwoord:Ik durf niet.Waarom niet?Er zit eene tooverheks in de schapraai.Och, ' t is vader zijne slaapmuts. Wacht, ik zal zelf eens gaanzien .Op ' t oogenblik , dat de moeder de deuren der schapraai, ' t is te zeggen het kleed, opendoet, springt de tooverheks te voorschijn enloopt achter de kinderen om ze een voor een te grijpen en ..... (stel u gerust , slechts in spel ) het hoofd af te snijden .--( 1 ) Misschien is het ook «blauwen ketel» , vermits men te Leuven zegt«blauwen toren» .- 75-- 06. Schaar, Hamer of Mes .Door schaar verstaat men in het onderhavige geval den vooruitgestoken middel- en wijsvinger, door hamer de gebalde vuist en door mes den opgeheven wijsvinger.Ziehier hoe dit spel wordt uitgevoerd.Eene partij knapen staan «kalf ken vet» tegen den muur. Deeerste ruiter slaat met de rechterhand op den rug van zijn paard , vragende: Schaar, hamer of mes?» Op het laatste woord steekt hij dehand achter het lichaam . Raadt het paard goed , dan is het aan debeurt der ruiters om te «slaan .» Raadt het slecht, dan klopt detweede ruiter op den rug van zijn paard en men gaat voort, tot dat eindelijk een der paarden juist raadt. In dat geval worden – 0wonderlijke gedaanteverwisseling! - de paarden ruiters en de rui-,ters paarden.7. Jan Aas.Dit spel steunt op de uitbating van het aap- en papegaaiachtige,dat den mensch kenmerkt, anders gezegd van den geest van navolging, dien wij ( neem de proef met het spel , lezer; gij zult Uovertuigen! ) al ruim zooveel bezitten als het schaap .Men verbeelde zich eenen cirkel van kinderen , waarvan een pronkt met den naam: Jan Aas . Deze zit met de rechterknieomhoog. Allen , ook Jan Aas, leggen daar den vinger op.Jan Aas roept: «Jan Aas , Jan Klaas, Jan Vet» . Op «Jan Vet heft hij den vinger omhoog. Wie het nu in het hoofd krijgt Jan Aas na te doen moet iets in pand geven . Ook zoo , indien men op:«Jan Aas» en op «Jan Klaas» den vinger niet oplicht. Jan Aas steunt ook op de verstrooidheid zijner omstaanders:menigeen laat zich aan een plotseling: «Jan Vet» vangen .Heeft Jau Aas nu iedereen beet gehad, dan herhaalt hij het slot van «hovenierken .»8. Is de Steenenbrug gemaakt.Eene rij meisjes ( vader, moeder en kinderen) houden elkandersvoorschoot vast en loopen rond onder het geroep van:«Tiék , tiek , tiek , tiek , tiek!«Tiék , tiek , tiek , tiek , tiek!Twee meisjes staan met het gezicht naar elkander gekeerd , terwijl zij elkanders handen vasthouden . Het zijn de hoekzuilen van desteenenbrug . De vader, dat is te zeggen het meisje dat de rij aanvoert, komt er bij en vraagt:>- 76>- Is de steenenbrug gemaakt?Antwoord:- Neen , wij zullen ze laten maken met twee gloeiende staven;wien moeten wij slaan den vader, de moeder of de kinderen?Luidt het: «den vader» dan krijgt deze eenen dof in den rug onder het geroep van: «Stoute vader!» De moeder en de kinderenintegendeelworden gestreeld onder het geroep van: «Wijze moeder!Wijze kinderen!» Het laatste kind wordt op de woorden: «Knip in den zak!» tusschen de twee handen gehouden .De meisjes, die den zak vormen, anders gezegd de hoekzuilen der stcenenbrug, hebben elkander eenen naam gegeven , bij voor beeld, realistisch: den rotten appel en de rotte peer, of, idea listisch , het gouden kruis en het zilveren, de duivel en de engel.Nu wordt aan het geknipte kind gevraagd:Wat hebt gij liever den rotten appel of de rotte peer?Volgens het antwoord plaatst het zich achter een der knippers.Zoo gaat men voort tot achtervolgens al de kinderen , de moeder en den vader in den zak zijn geweest: De steenenbrug is dangemaakt.Het spel eindigt met eene trekpartij tusschen de twee knippers (op sommige plaatsen altijd , zonder afwisseling, als duivel en engel onderscheiden) en hunnen staart van aanhangers . De overwinnaar smaakt de hooge , onwaardeerbare voldoening: dat al de kinderen ,zooveel als er zijn , hem toebehooren en , tot teeken hunner onderwerping, zich achter hem moeten rijen .9. Kousken bedekt .---De kinderen zitten gehurkt tegen den muur en houden hunnekousen bedekt . Er komt een kind , dat weent. De overste van dengroep vraagt:- Wat zijt gij verloren?Antwoord:Mijn tieksken en mijn haantje.- Welk zou het zijn?Het deze.· Welke kousen heeft het aan?Roode blauweIs het goed geraden , dan mag het kind naar den overkant wordenmedegenomen. Als al de kinderen op deze wijze zijn overgevoerd is het spel gedaan .(Wordt voortgezet.).... , grijzeJ. Van de Venne.enz .- 77--BOEKBEOORDEELINGEN.Kinderdeuntjes en Wiegeliedjes. Leiden , A. W. Sythoff,zonder jaartal.Onder dezen titel zijn door de gevierde firma Sythoff verkrijgbaar gesteld zes kleine deeltjes populaire kinderrijmen ,welke, met lieve gekleurde plaatjes versierd, —– zij werden ook in prachtband tot een enkel deel je vereenigd - in geene enkele -kinderschool , in geen enkel huisgezin zouden mogen ontbreken .Loopt er wellicht een enkel rijmpje onder de vele, dat wij niet gansch orthodox-volksch zouden durven heeten, de over groote meerderheid is ontleend aan de bekende Baker- enKinderrijmen van De van Vloten , waarvan dezelfde uitgever reeds 3 oplagen , in 3 kleine bundeltjes, geheel heeft uitverkocht.Zichier den inhoud der zes geïllustreerde deeltjes: 1. Wiegeliedjes en Kinderrijmpjes, 2. Tel- en Speelrijmpjes, 3 en4. Speelrijmpjes, 5. Raadselrijmpjes, 6. Feestrijmpjes.Voor kleine koruuiten van 8 tot 8 jaar een allerwelkomst geschenkje! P. d . M..>--D ' Is . Bauwens . - Geschiedenis en Beschrijving der Lijkbehandeling en Rouwplechtigheden bij de meeste Volken . - Brussel.. Polleunis,Ceuterick en Lefébure. 1888. 403 p . ( fr. 2-50. )WALDEMAR SONNTAG. - Die Todtenbestattung. Todtencultus alter undneuer Zeit und die Begräbnissfrage. Eine culturgeschichtliche Studie . - Halle . G. Schwetschke. 1878. 292 p. (3 mk. )Dr Bauwens leverde hierin een warm pleidooi in de kwestie der lijkbehandeling. Moet men begraven of verbranden? Wat wordt ons door de geschiedenis geleerd omtrent de behandeling van het lijk bij de meeste volkeren?De kwestie wordt volgens Di B. opgelost ten gunste derbegraving . Gaarne nemen wij aan , dat al de geleerdheid , diehij, met veel omhaal van bronnen, ten toon spreidt, echt is; eenoordeel in het vraagstuk kunnen wij niet hebben, daar zij niet behoort tot onze specialiteit. Op dit punt oefenen wij dus geen kritiek: op voorhand hebben wij vrede met de uitkomsten ,door hem ten koste van lange en ernstige opzoekingen in de zaak gewonnen .Wat ons in de kwestie meer, ja alleen interesseert, is het gedeelte dat betrekking heeft op de rouwplechtigheden. Immers,de titel vermeldt, dat het boek zal leveren «een geschiedenis78en beschrijving der lijkbehandeling en rouwplechtigheden bij de meeste volken» . Di B. had ongelijk de rouwplechtigheden zoo zeer op den voorgrond te stellen in de weinige woorden,volgens welke de kritiek het recht heeft, aan zijn werk zekere eischen te stellen . Volgens den titel mag men van den schrijver op hetpunt der rouwplechtigheden oneindig meer verwachten dan hij levert: aan de geschiedenis derzelve wordt hier niets gedaan; aan de beschrijving, weinig. Schrijver zal ons tegen werpen dat zijn doel was, het oordeel der geschiedenis in teroepen in de kwestie der verbranding: en op de hooger geop perde critiek , die het opschrift aanvalt, dring ik niet aan . Doch ,waarom meer beloofd dan gehouden werd?De gewone lezer die zich aan de rouwgebruiken interesseert,zal intusschen op dit punt een en ander vinden dat verdient gekend te zijn . Dit boek blijft echter hierover in algemeenheden:D' B. beschrijft de lijkgebruiken op beknopte wijze, vele details weglatende. Den specialist moet het toegelaten zijn , dit te betreuren . Dit punt is ten zeerste een omstandig onderzoek waardig: bij de meeste volkeren bieden deze gebruiken een merkwaardige gelijkheid aan , en zoowel bij de moderne volkeren als bij de oude, bij de beschaafde als bij de niet beschaafde. De oorzaak dier gelijkheid trachten te verklaren,behoorde gewis tot Dr Bauwens' onderwerp, en liever hadden wij, in plaats van de wijdloopige geschiedkundige behandeling van begraving en verbranding, een grooter deel gewijd gezien aan een ernstig onderzoek van het punt door onsaangewezen; nu wordt aan historische verklaring niets gedaan.Devolgorde der besproken volkeren diende overigens gewijzigd:de niet- beschaafde of zoogenaamde wilde volkeren , getrouw aan Schrijver's katholische denkwijze opgevat als zijnde tot dien staat gezonken, krijgen hun beurt eerst na de beschaafde volkeren der oudheid . Bij hen moest de kiem onzer voorstel lingen omtrent dood en toekomstig leven gezocht worden , ook van de plechtigheden welke bij begraving of verbranding plaats vinden . Was de gelijkheid der rouwplechtigheden dus zonder den schrijver te treffen? En hoe kwam hij niet op de gedachte om daarvoor een oorzaak te zoeken?De ongenoegzaamheid van het werk van Dr Bauwens springtnog meer in het oog, wanneer men over dezelfde kwestie eenander werk ter hand neemt, en wel dat door WALDEMAR SONNTAG,waarvan hooger de titel voorkomt. Hoewel het ook dezes doelwas, in de geschiedenis een bewijs te zoeken tot het stavenzijner stelling, dat de verbranding een verandering in onze79zeden is die zich niet opdringt, loch verloor hij niet de rouw gebruiken uit het oog bij de onderscheidene volkeren . Hij besprak ze met de uitvoerigheid die toekomt aan zeden , welke een zoo gewichtige plaats bekleeden in het leven des menschen ,en zoo eng verbonden zijn met zijn innigste gedachten, zijn begrippen over de natuur der ziel , over den dood , de geesten ,en zijn voorstellingen over het toekomstig leven . Al deze punten komen bij Sonntag tot hun recht en zoo werd zijn boek een kostbare bron voor de zedengeschiedenis der primitieve,zoowel als der beschaafde volkeren . Wel zal hij , die zich niet vergenoegt met een bloote opsomming van het bestaande,vinden dat het verband tusschen onze voorstellingen en die der wilden niet genoeg aangewezen is , want bij deze moet natuur- .lijk de verklaring onzer ideeën gezocht worden . Toch bevat Sonntag over de kwestie der grondvoorstellingen veel merk waardigs, uit een goed doordracht onderzoek gesproten . Een historische verklaring behoort overigens tot de moeilijkste vraagstukken , althans bij den huidigen stand der wetenschap, die belooft voor onze geschiedenis de merkwaardigste uitkomsten te zullen leveren . Wij meenen de vergelijkende ethnographie.Op het speciaal punt dat ons bezig houdt, vindt men veel interessants in twee opstellen in tijdschriften verschenen: Dr J. G. FRAZER, On some Burial Customs as illustrative of the primitive Theory of the Soul (Journal of the Anthropological Institute,Augusti 1885) en Prof. Dr G. A. Wilken, Veber das Haar opfer und einigeandere Trauergebräuche bei den Völkern Indo nesien's ( Revue Coloniale Internationale, Oct. 1886 , Mei 1887 .Amst, J. H. de Bussy) . Aug. Gittée .VRAGEN EN AANTEEKENINGEN .12. (43) . Kräutl’WIDERTOD. Wie het in den loop zijns geweersverborgen heeft, die kan «schiessen und verwundet nit, aber stelltdas Thier und den Mann , wie angewachsen! Und wenn Du's beiDir hast, schiessen Alle umsonst, sie müssen starr stehen, bis Dusie lösest uud ſortlasst.»(Deutsche Hochlands- Geschichten von A. SILBERSTEIN , I , 1877) .Bestaat dit geloof ook in onze gewesten? P. D. M..13. (44) . Die Lieb' VERGRABEN . Du gehst zu einer Haselstaudeund schüttelst sie ab, dass Haseln herabfallen , am allerbesten ein.80>Haselnussdrilling Haseln musst haben . Dann nimmst ein Blatt vonWegwart und wickelst sie drein . Mit einem Fliederhölzl grabst ein Grüberl, und legst das Ganze hinein und sagst:«Lieb' , ich hab' dich,Lieb ', ich vergrab ' dich ,Vergeh mir vom Herzen,Mit Treuen und Schmerzen. oDu sagst dreimal und verscharrst mit Erden ..... und die Lieb'ist vergraben, wie ein Todtes, und das Herz ist Dir wieder leicht und wieder gesund.»(Dorfschwalben aus Oesterreich, Frischer Flug, von A. SILBERSTEIN, I , 1881 ) .Is dit gebruik ook in onze gewesten bekend? P. D. M..14. (45) . DE SCHOONHEID VAN JOZEF. De beroemde kroniek vanTabari, in het jaar 922 van de Christelijke jaartelling in Arabië geschreven , in 976 in het Perzisch , en in 1836 in het Fransch vertaald , bevat onder een aantal geestige en zinrijke verhalen ook het volgende:«Jussuf ( Jozef) bezat aan schoonheid honderdmaal meer dan alleoverige schepselen gezamenlijk . Rahil, de vrouw van Potiphar,zijnen heer, werd om hare liefde voor hem , vooral om de geschiedenis met den mantel , door vele vrouwen beschimpt en vermeden.Op zekeren dag noodigde zij al die vrouwen op een gastmaal . In dekamer naast die , waar zij aan tafel zaten , had zij Jussuf verborgen . En Rahil gaf ieder der vrouwen eenen oranjeappel, om dien tot nagerecht te eten , en een scherp mes in de hand, omden appel door te snijden . Daar trad Jussuf eensklaps binnen, enzat bij de vrouwen aan , en de glans zijner oogen trof hare oogenen verblindde ze . En de vrouwen hadden alle vijf de messen in de oranjeappelen gezet, maar hare oogen bleven op Jussuf gericht, enzij sneden zich alle vijf in de hand. En het bloed liep er uit, en zij bemerkten het niet. Want zij waren buiten zichzelven , en haarverstand was uit haar geweken door de groote schoonheid vanJussuf. Toen sprak Potiſar's vrouw tot haar: «Ziet, deze is het nu ,om wien gij mij beschimpt hebt!»Waarachtig! Si non e vero ....! Zoet als duifjes, arglistig alsslangen... , niet waar?! P. D. M.VOLKSKUNDEWaalsche Kerstliederen .A. DOUTREPONT . Recueil de Noëls Wallons ( Extrait de la Revuedes Patois Gallo- romans, publ . par J. Gilliéron et l'Abbé Rousselot) .Neuchatel , Attinger frères 1888. 57 pp . ( avec airs notés) .>Een aardige kleine verzameling, vooral bewerkt uit een philologisch oogpunt, om welke reden de Waalsche klankenphonetisch genoteerd werden; doch voor ons mede hebbengeestelijke liederen immer aantrekkelijkheid . Dit boekje bevat 14 nummers , 10 in tongval van Luik , 2 van Verviers en 2 vanStavelot . Zij zijn, zooals in de voorrede bemerkt wordt, nogonder het volk bekend , vooral te Herve; hier vereenigen zichnog de werklieden op Kerstavond in de herbergen , waar meneen kleine kribbe ingericht heeft, en zingen deze liederen , terwijl de bazin koeken bakt ( fait sauter la crêpe): nog een onzeroude gebruiken , overal verspreid .Heel en al in den aard van het volk , met onbetaalbare zettenvan naïeveteit, zijn deze «Noëls» opgevat; door gedachte en vorm beide verraden zij hun afkomst.De personen , die hier in samenspraak voorgevoerd worden ,behooren tot het platteland en dragen namen nog heden algemeen aldaar verspreid . «Nous ne sommes, zeggen zij, que lous paysans» ( VI , 14) .Zij spreken natuurlijk hun dialekt, doch de bewoners desHemels , de H. Maagd, de Engelen , drukken zich meestal in hetbeschaafdere Fransch uit . Ook in ons sprookje hebben Onz’ Heer of Sint Pieter soms in hun jeugd «op de Fransche schoolgegaan» of «een Hollandsche meid gehad» . Zij worden, in deonderhavige liederen , ook uitgenoodigd , zich verstaanbaar uitte drukken:(782P. 54. Je dis, parlez mon langage;J'entendrai votre latin!Si vous avez quelque chose à me dire ,Dites le d'une autre manière!Racontez-le moi en plat wallon;J'entendrai votre raison (1 ) .Wien schiet niet daarbij de biecht van Reinaert bij Grimbaertte binnen?«Oom (zegt Grimbaert) walschedi?Of ghi iet wilt, spreect jeghen miIn dietsche, dat ict mach verstaen . n (Rein . vs. 1455.)De prosodie is die van het volkslied; de conventioneelespitsvondigheden der beschaafdere poëzie , zooals vermijding van het hiatus, onmogelijkheid van rijm lusschen enkelen meervoud , vinden hier geen toegang, zelfs niet wanneer detekst Fransch is . Gelijk bij ons, en overigens in het Franschen Duitsch volkslied eveneens, is het assoneerend rijm voor hetvolksoor genoeg: dme rijmt met âne, zelfs cieux met loi ( VIII, 1 ) .Van de onze verschillen deze kerstliederen vooral door hetbehandelde onderwerp en door den vorm . De Vlaamsche verhalen meest de geboorte van Christus, de vervolging van Herodesen de vlucht naar Egypte . Deze Waalsche «Noëls» stellen bijnaalle de aanbidding der herders voor, waarbij deze aan de goddelijke familie de tot hun eigen leven behoorende zaken meebrengen . De vorm is dus bijna altijd het dialoog, terwijl menonze liederen meestal als «godsdienstige balladen» zou kunnenbestempelen . Onder deze Waalsche is de verhalende vorm deuitzonderingWat ten grondslag ligt aan de kostelijke naïeveteit dezergeestelijke zangen , is de volledige anthropomorphoseering derGodheid; dezen trek hebben de Vlaamsche kerstliederen metde Waalsche gemeen . Het goddelijk wicht, de goddelijkemoeder hebben dezelfde behoeften , gevoelen op dezelfde wijzeals de trouwhartige zangers.Wat deze , in hun kinderlijk geloof, vooral treft , is de ellende ,waarin kind en moeder verkeeren: het laat nachtelijk uur, de( 1 ) De Waalsche tekst is vergezeld van een vertaling in ' t Fransch , volgenswelke ik citeer.83.>>.vinnige koude, de schamele hut, het volledig gebrek aan de in dergelijke omstandigheden noodige voorwerpen . Hierin voorzienzij , in hun goedhartigheid , met het beste wat zij kunnen uitdenken , of met wat zij eerst bij de hand krijgen . Bij ons geeft Jozef«die hosen van den benen syn , die men ons noch tAken lavetsien» ( Hoffm . v . F. Geistl. Lieder des XV. Jh . n . 11 , 5); in 't Waalsche lied offert een herdersvrouw edelmoedig haarcotillon op (II , 7); een andere haren voorschoot ( II , 8); een derde haalt medelijdend een schapenvacht bij (IX, 8) .Behalve op de luiermand , zijn zij vooral bedacht op vuur.en krachtgevend voedsel voor de kraamvrouw. Ongemeen fel woedt de koude, en steeds komt een bemerking daarover voor.Van koude is het wicht (ce mouton V, 4) ««gansch blauw»( IV , 15); de tranen vallen , als erwten zoo groot , uit zijn oogen( IV , 12) . De personages kunnen van koude hun kleederenniet toeknoopen (XIV, 6) . En dan, welke armoedige beschuttingtegen het gure weer biedt de stal aan: a le toit n'est qu'un purtrou» (XIV, 14); ook bij ons:n . 23, 6: Een huusken dat si vonden,dat was seer dunne ghedect.n . 14 , 2: dat huus dat hadde so menich gat...Voedsel brengen zij in groote hoeveelheid aan de lieve kraamvrouw: versche eieren en melk worden telkens vermeld; behalvehet noodige voor kinderpap, bezorgen zij , als volgens hun ideeënhet aangenaamste , zoetigheden: boler, vlaai ( flan ), kaneel,suikergebak, koekjes ( galettes), wafels, tot de nationale doreïeof rijstvlaai , toe (X, 7 ) . Teederlijk zorgen zij voor het kind:«Mettez du sucre dedans , un peu de beurre,Cela lui réchauffera tout son petit cæur.» ( IV, 15) .Een paar malen gewaagt men zelfs van «sucre de canari» ,(VII, 5; XIV, 11 ) kandijsuiker gewis; en volgens landsge woonte , brengt men alles mee in de bekende hotte ( IV , 6) .Voor de schoonheid van den «boorling» hebben zij geen oogen genoeg; men zou meenen , vrouwen uit de volksklasse tehooren: het is een amour d'enfant ( IJI , 18); ce poupon ado rable; ce beau petit gros ( II , 6); ce poupon plein de charmes(V, 3); ce beau monsieur ( VIII , 8); notre bien -aimé gros Dieu!;>>>84.aace gros måle ( sic! ) , mon bien -aimé gros calin (III , 9); hij heeftdes yeux d'étourneau (IX, 5) .Ses yeux reluisent tellementQue vous diriez du cristallin (III , 11).Van liefde zou men hem «opeten» (IV, 9).Zelfs weten zij, volgens de gewoonte onzer huismoeders, aante duiden op wien hij gelijkt:p. 86. Oh! regarde une goutte ( un peu) , Elisabeth,Le bien-aimé petit enfant.Il a la peau un peu brunette,Si a - t- il les yeux riants (- ) .Il a le même visage que sa mère;Il ne ressemble goutte à son père.Il regarde déjà aussi madréQu'un jeune homme à marier.In geen feit, dat met de wonderbare geboorte in betrekkingstaat , vindt de Waalsche Jozef bezwaar. Niet zoo in een onzerVlaamsche kerstliederen , waarin hij als gewaar werd, wien hijlater in de volksmythologie tot patroon ging worden:n. 23. 2. Die maghet wert met kinde ,nie reinre wert ghesien .als Joseph dat versinde ,hi dochte , ic mach vlien.ic wil Marien laten,ic en bin die vader niet,ende gaen heen mijnre straten,eer mi meer schande gheschiet.Van hem wordt overigens in ' t Waalsche kerstlied weinig gerept; een paar malen komt hij voor als «un (petit) vieuxbonhomme» ( II , 12; X, 4) , en zijn ouderdom geeft hun stof tot nadenken ( VII , 9) .Verder verlangen de zangers als een groote gunst , het godde lijk kind te mogen kussen; ook zoo bij ons (p . 68, 8) , waarbijde bezorgde moeder voorzichtigheid aanbeveelt; onder dekussen zouden zij het overigens wel versmachten (V, 4) .Geheel aardsch en gemeen -menschelijk zijn de toestandenopgevat . Wat een kostelijke naïeve trek , bij voorbeeld, in ons-( 1 ) Noteer: reeds in den nacht zijner geboorte!85Vlaamsch lied , wanneer het Kindeken Jezus in het badbeschreven wordt:( n . 14, 6, 7) . Die moeder makede den kinde een bat,Hoe lieflic dattet daer inne sat!Dat kindekijn pletterde mitter hant,Dattet water uten becken spranc.Ook hier zijn de personages echte buitenlieden , en de zanger vermeldt de eenvoudigste voorvallen: «Natalie»verliest onder ' t loopen haren holleblok! ( VI, 4); een anderwordt uitgenoodigd «zijn bril op te zetten» , terwijl hij een vlammetje zoekt ( II , 4); de engel , die deze natuurmenschen inhunnen slaap stoort , wordt vrij slecht onthaald:XII , 4. C'est une furieuse misère;On ne saurait goutte dormirAvec le tintamarreQue vous venez faire ici!Nog slechter «Mareie» , die om dezelfde reden met oorvegen bedreigd wordt, en nog wel door Elisabeth:( n. XIV, 4) . Qu'est-ce que tu me racontes,Maudite tête d'hirondelle?Tu jases toujours plus qu'une autre.Allons dormir encore un peu.Grand Dieu! quel déplaisir Quand on veut dormirEt qu'on vient vous éveiller ainsi!Si tu ne 't en vas, sur ma foi,Sais - tu bien que je te donneraiAu visage un soufflet?In hun eenvoudigheid bevelen zij zich op voorhand bijJezus aan voor de toekomst en voor een plaats in het Paradijs( XIV , 16); ook vragen ze, dat hij hun de zonden , die ze inhun jonge jaren bedreven hebben , moge vergeven:Oubliez tout ce que j'ai fait dans ma jeunesse;Je serai plus sensée dans ma vieillesse (IV, 18 ).En met een slot , dat ons oud tooneel herinnert, wordt in' t lied ingelascht , op welke wijze zij den avond zullen eindigen:( I , 6). Quand nous aurons été à deux , trois messes ,Nous viendrons ici manger des côtelettes;Si mangerons-nous une aune de boudin;N'est-il pas vrai , cousine Marguerite?Et si boirons-nous deux, trois , bons coups .Gloria in excelsis Deo!1 86-Of wel:( XI, 9) . Pour bien passer la nuit de Noël,Buvons un verre à leur santé ,Un verre à Joseph , à Marie,A leur petit enfant une bouteille .La Chandelle, nous l'allumeronsA minuit comme tous les ans . Aug. Gutée,VERTELSELS.1. Vertelsels van «Waarom» en «Daarom»9. ( 24) . Waarom de labboonen een lidteeken hebben ( 1).Strooken en labboontje lagen toevallig bijeen aan den haerd.Op eens springt er een gloeiend kooltje uit het vuur.Kooltje, kooltje! Waar gaat gij zoo al-alleen naar toe?»vroeg strooken.>- Ik ga wandelen, , antwoordde kooltje. «Ik lig hier den god ganschen dag in dien haerd te branden . Als 't er zoo warm niet was, zou ik zeggen: ik ben het zoo moede als kou pap .»«Ik ga mee,» zei strooken .«En ik ook , zei labboontje .De kennis was gemaakt, en onze drie mannen togen op reis. Zegingen , ze gingen , ze gingen , en daar staan zij opeens voor een groot, groot water . Te vergeefs probeerden zij , er over te springen .- «Wat nu gedaan ,» zeiden zij. En ze begonnen te denken en te peinzen ... maar , wat ze vonden? — Niks!a Nu heb ik het vast!» riep op eens labboontje uit . «Hoort!Gij, strooken , legt u op het water, en wij zullen op uwen rug overzetten .» Aangenomen!» meende strooken .Maar nu waren ze het niet eens, wie het eerste over die brug zougaan . Ze deden dan gauw «strooken trek» , en het lot viel op kooltje. Maar als nu kooltje in ' t midden van het brugje was, toenwaaide er een wind, en daar schoot het op eens in brand; strookevatte vlam , brak , en kooltje viel in ' t water en ... verdronk .Op dit gezicht schoot labboon in zoo'nen schaterlach , dat zijberstte .’ t Moet erg geweest zijn , want nu nog dragen alle labboonen er het lidteeken van .Verg . Grimm . , nr 18, Strohhalm , Kohle und Bohne,, dat echter vollediger is . Zie ook van de Schelde tot de Weichsel, aflev. 1 .>( 1 ) Uit Ons goede VI. Volk , door P. d . M. en E. K. DE Bom.- 87 -10. ( 25) . De Oorsprong der Vrouw ( 1 ) .Als Ons- Heer Adam geschapen had, wilde hij ook eene vrouwvoor hem maken . Hij deed Adam in eenen diepen slaap vallen , entrok hem eene ribbe uit het lijf. Hij lei die ribbe nevens zich opden grund, en meende zijn werk te beginnen ... als daar opeens, opden reuk af, een hond kwam aangeloopen, die de ribbe met degauwte in den muil nam, en er de plaat mee poetste .Ons- Heer liep er natuurlijk achter, zoo hard zijne oude beenen het hem toelieten; maar , och armekens, de hond was hem veelte vlug, en kroop door eene haag, zoodat Ons-Heer hem nog slechtsbij den staert kon vatten .De hond, van zijnen kant , porde en trok zoo nijg als hij kon, tot op den duur zijn slaert los geraakte, en Ons- Heer er mede in dehanden bleef staan .«Afcen , posjiënse! , zei Ons -Heer, ik zal daar ook wel een vrouw uit gemaakt krijgen ...» En hij deed het ook .En zoo komt het, dat de vrouw van eenen hondenstaert gemaakt is .( Liedekerke .)Hetzelfde wordt verteld te Westmalle ( Antwerpsche Kempen) .Soms ook speelt een aap de rol van den bond, en daarom, voegt men er dan bij, hebben de apen geenen staert .In Lettonië (Rusland ) treft men letterlijk hetzelfde vertelsel aan .Zic Revue des Trad. pop . , deel II , bl . 485 .2. Van Ons-Heer en St. Pieter .11. (26) . Ieder zijn' beurt maar éen zelfde alles (1).Ons-Heer ging eens op reis, zooals altijd van St. Pieter vergezeld .. Ze hadden al een flink stuk gegaan, en St. Pieter voelde, dat zijne beenen hem terdege zeer deden . Zoodat Ons-Heer, die medelijden had met den ouden sukkelaar, het best vond, maar seffens ergens te gaan vernachterr. Ze kwamen aan eene boerenwoning, en vroe- .gen een nachtverblijf.Goed,» zeide de boer , «komt maar binnen!»Toen ze nu geëten hadden , wees de boer hun eene slaapplaats opden zolder, en liet ze alleen .«Wie ligt voor?» - vroeg Ons-Heer .Wel, leg gij u maar vooraan ,» was het antwoord; «mij is hetgelijk .»>( 1) Vit Ons goede Vi. Polk.88Sint Pieter was nog al rap van tong, en maakte zooveel geruchtmet zijne met nagelkoppen beslagen reisschoenen , dat de boer, helgedruis moede, op ' t laatst met eenen dikken kluppel langs den zolder kwam gekuierd .«Komaan ,» dacht hij , «we zullen met den eerste maar beginnen ,» en hij ranselde Ons- Heer zoo geducht af, dat het wat waerdwas. Toen trok hij getroost terug naar zijn bed .Wanneer ze des morgends opstonden , zei de boer niets over het voorgevallene , en liet ze nog eenen dag blijven . Enkel , toen ze des avonds slapen gingen, zegde hij: «Mond houden , hoor!»Ja maar, wanneer ze boven kwamen, liep St. Pieter ongelukkiglijk tegen eenen hoop leége flesschen , die omvielen , en een lawijdmaakten, alsof de waereld verging . «Oei , oei ,» zei St. Pieter, enkrabde in zijne haren , «we hebben het ijselijk verbrod! Kruip gij maar gauw van achter, anders troeft hij u weer af.»Maar de boer kwam boven, en dacht: «' k Heb gisteren denvoorste wat gegeven , en nu is het den achterste zijne beurt,» enhij sloeg er op, dat het kraakte.St. Pieter lachte in zijn vuistje, zeggen de komeeren ....POL DE MONT.12. (27) Het gebraden Hoen( 1 ) .Op zekeren dag werd Ons- Heer door honger gekwollen, en Hij zei tot Sint Pieter: «Ga, en haal mij naar Jeruzalem een gebraden hoen.» St Pieter deed ,wat zijn meester hem gebood; doch, onder wege, bij het terugkeeren, kreeg hij grooten honger, zoodat hij aan de bekoring niet kon wederstaan, om een billetje van den lekkeren vogel binnen te spelen . Onze Lieven Heer, het eenbeenig dier ziende,sprak berispend: «Wat is dat? Het beest is een been kwijt; waar is dat gebleven?» - «Ik wect het niet, Heer; ik heb het waarachtig zoo ontvangen . Ongetwijfeld hebben de hoenders in deze streekmaar eenen poot . -a't Is niet mogelijk ,» zei de Heer, «allehoenders hebben er immers twee . Daar kunt-de staat op maken!Ik heb ze immers zelf met twee gemaakt!» Hierbij bleef echter de twist; men at en buiksken vol , herteken rust men zweeg.Eenigen tijd nadien gingen Ons- Heer en St. Pieter in den omtrekvan Jeruzalem wandelen . Toen de Apostel nabij eene haag eenemenigte hoenders bemerkte , die alle op eenen poot stonden, riep>( 1 ) Uit Ons goede Vi. Volk.89D9a ophij triomphantelijk: «Ziet- de nu wel , Ons- Heer , dat de hoendershier maar een been hebben! En vroeger scheent gij er aan te twijfelen! - «Wacht eens een oogenblik» , zei de Heer. «Prrr!»klonk het, terwijl hij in de handen klapte . Oei , oei , oci! Terstond zetteden al de beesten het op een loopen , en dat nog al op hunne twee beenen tegelijk . «Wie heeft er nu gelijk van ons tweeën?»vroeg Ons-Heer. «Ja maar,» antwoordde zijn reisgezel ,zoo'n wijze! Dat geeft God u in! Daar is niets wonders bij! Hadtgij dien keer aan tafel ook maar eens prrr gezegd, het gebradenhoen zou ook wel twee pooten gekregen hebben!»Naar mededeelingen van A. de Cock , Denderleeuw .Zie vertellingen , waar Sint Pieter en Jezus op aerde gastvrijheid genieten , in den aard van De 3 Wenschen en Hoentje met een Been, in de Rev. des Trad . pop. , deel 3, bl . 444-445, aflev. 8. Zie vooral over oorsprong en verandering van deze vertelsels, Grimm ., Deut sche Mythologie, vorrede, XXXIV -XXXIX ..DSAGEN.4. (20) . Gypnissen .Te Oordegem , wijk «Kluise» , op de plaats genoemd «HetBeggelken , stond eertijds een kasteel . Het werd opgebouwd inéenen nacht, en ' s morgends verdween het; zoo spreken de oudelieden . Daar woonden de Gypnissen, eene soort van kleine ,wondere vrouwkens.Was er iets te wasschen in eenig huis, dan zetten de bewonersden wasch des avonds gereed , plaatsten er een potje koffie meteenen boterhamn hij, en des anderendaags was alles gewasschen , enboterham en koffie waren verdwenen . De Gypnissen deden niemand kwaad. Eene oude vrouw heeft mij verzekerd, dat hare moeder met deze heksen heeſt omgegaan .Oude lieden zouden overigens zweren , dat het waar is . Een vanmijne schoolmakkers heeft mij verzekerd , dat iets dergelijks heeft plaats gehad op zijne parochie ( Cluysen ) . Daar geeft men eenen anderen naam aan die heksen , naam , dien ik nu vergeten heb .Het Pennoen , 1880, bl . 78 .D.5. (21 ) . Bergmannetjes te Casterlé.Op eene halve mijl afstand ten N.-O. der gemeente Casterlé ligteen heuvel , dien men algemeen den Aschberg noemt, waarschijnlijkom den zandachtigen aard van zijnen grond ,>90Niet verre van dien berg lag vroeger eene weide , waar dagelijkscen koewachter zijn vee te grazen dreef.Om naar dien beemd te gaan , moest hij den Aschberg langs; entelkens hij daar voorbij trok , kwam er eene zeer magere koc uitden berg te voorschijn , die mede naar het weiland toog , en al hetgras zijner koeien afschoor.Dikwijls had het koeherdertje daarover aan zijne meesteresgeklaagd. Wegjagen ging niet. «Wat ge doet» , zegde ze op zekerenmorgend , «als ge vandaag die magere koe weer ziet, pak ze bij denstaert, en loop met haar den berg in .De koeien hoeder trok ter weide . De magere koe verscheen weer.Het wachtertje deed , wat zijne meesteres hem geraden had , en hingaan den staert der koe , die met hem den Aschberg binnentrok .Hoe verbaasd stond de arme veedrijver, toen hij daar in eene schoone ruime zaal wel vijftig kleine kaboutermannekens druk bezigzag met koeken te bakken . De tafel werd opgediend , en de bergmannetjes noodigden den knaap vriendelijk uit, om met hen koekente eten .De jongen liet zich gezeggen; maar nauwelijks had hij een stukgeproefd , of hij viel achterover en was dood .Mededeeling van den heer Lerlot . Pol de Mont.ANTWERPSCHE KINDERSPELEN.Vrije Spelen (Zonder speelgoed . ) ( Vervolg .)10. Oud Peeken .Oud-Peeken komt met gebogen rug en op zijn stokje steunende aangedrenteld. Nu en dan trekt eene «kwapits van een kindhem met de slippen van zijnen frak . Oud- Peeken draait zich omen spalkt de oogen open , maar de spotvogels gaan op den loop .Weldra heffen zij het lamlendig zaagkoor aan:Oud-Peeken , mag ' k mee naar de kerk gaanHebt ge een schoon hemdeken aan?Ja!Hebt ge een schoon slaaplijſken aan?Ja!Hebt ge een schoon broeksken aan?Ja!91-Hebt ge een schoon roksken aan?Ja!Hebt ge een schoon kleedeken aan?Ja!Hebt ge een schoon voorschootjen aan?Ja!Hebt ge een schoon manteltje aan?Ja .Hebt ge cen schoon hoedeken op?- Ja!Hebt ge schoon kouskens aan?Ja!Hebt ge schoon schoentjes aan?Ja!Komt dan maar mee. Puff! (hij laat een wind) Wie doet dat?De hond .Jaagt hem de kerk uit .Puff! Wie doet dat?De kat.Jaagt ze de kerk uit.Puff! Wie doet dat?Oud-Peeken zelf.Dat kan het oud ventje niet verdragen; hij loopt achter zijnebeleedigers en grijpt ze.11. Wolf en Schaap.De schaapherder staat met zijne schapen op den eenen kant der straat, de wolf op den anderen .De wolf roept:Schaapherder , laat uwe schapen uit .Antwoord:De wolf zal ze bijten .Hij heeft geene ijzeren tanden .Op deze geruststelling van den wolf, laat de herder zijne schapenuit, die zich in alle richtingen verspreiden onder het geroep van:Blae! Blae! Schapeken blae!Onnoodig te zeggen , wat de wolf met de schapen aanvangt .12. Ik ben koopman in laken .De koopman in laken komt tot de koopsters met de woorden:«Ik ben koopman in laken , behalve wit , zwart, neen of ja , madam92of mijnheer, en knikkens , welk laken zoudt ge gaarne hebben?Antwoord: ( bij voorbeeld)Rood laken .Rood, Madam? Hoeveel ellen?Zeven .Hoeveel naalden?Zeven .Zeven, Madame , dat is toch niet waar zeker.Zeven .Wat moet ge nog hebben , Madam?Zeven spelden .En ik gebruik er maar twee!Zeven .Hoeveel bobijnen garen?Zeven,Madam , hoeveel kleederen gaat gij daarvan maken? enz .totdat eindelijk de koopster knikt of de woorden wit, zwart,neen , ja, madam of mijnheer uitspreekt.«Pas op je tellen» is hier dus de leus!13 Blinden Hoedeken .Een meisje is geblinddoekt. Men vraagt haar: - Hoeveel vingersstaan hier?Raadt zij het, dan zegt men: Zoek(t) naalden .Zij scharrelt op den grond .Ik vind er geen .Zoek( t ) spelden .Ik vind er geen .Zoek(t) menschenvleesch .Daarop geven de speelsters elkaar de hand en maken eenen rondedans om de geblinddoekte onder het zingen van:Pak( t ) , die gij ziet ,Maar mij toch niet .Deze moet dan een der springers zien vast te grijpen en trach ten te raden wie het is . De ontdekte wordt dan op hare beurt geblinddoekt, als een treffend voorbeeld , dat hier op het onder maansche , «na lijden verblijden komt» en omgekeerd!!( Wordt voortgezet).J. VAN DE VENNE .93EENIGE KINDERSPELEN MET ZANG.1. Van het klein klein Spiegeltje.9'k Heb e klein , klein spie-gel-ke ge von-den; ' k Heb hetIf aan mijn her - te - ken ge - bon - den; Aan mijnher - te - ken met ’ nen draad, Waardat ze - ven jaar op staat. Mie33Jef heet heur al eens om - me - ge - keerd. Dat3heet ze van hour va - der of moe-der ge leerd.De kinderen plaatsen zich in ecnen cirkel, hand aan hand; zij dansen in de ronde, en zingen gezamenlijk:' k Heb een klein , klein .... enz .. Is de zang van den vierden regel gedaan, dan keert zich een der meisjes, Mie-Jef b . v . , schielijk om ,en grijpt de handen harer vriendinnen zoo spoedig mogelijk weer vast; daarna zingt men , al dansende in den cirkel, voort: Mie - Jefheeft haar al ommegekeerd, enz .. Men herneemt zoo dikwijls degeheele stroopli, lot eindelijk al de meespelende meisjes den rug naar het middelpunt van den cirkel gekeerd hebben . Dan kan menóſ het spel afbreken , óf voortzingen, tot weder al de kinderen, alsbij den aanvang, met den rug buitenwaarts hebben post gevat.(Wambeek ).Te Denderleeuw wijkt de zangwijze – die mij overigens zeergebrekkig voorkomt, - merkelijk van de vorige af. Volledigheidshalve deel ik ze hier mede:—94' k Heb een klein klein spie - gel-ken ge - von - den, Ze - ven .jaar in het ron-- de, Acht jaar in het spon -de,Mie-ken, keer u om- me. Mie - ken is al om - ge-keerd,-Dat heeft zij van mij ge - leerd .2. Van den Meiboom .Lustig. Solo.Ik heb ’ uen meiboom in mijn ' hand, Aan wie zal ik dien ge - ven?Aan de doch - ter van Ze - o - land van Ze - e - land en Le - ven .aKiest eens, danst eens, Juf-fers, doet u - wen dans eens rond. Pa- ter, gij moet knielen,SAMEN .迁Pa - ter , gij moet op - staan , Pa - ter, gij moet sla- pen gaan . En3 33't is van Jap-per, den aar - di - gen knapper, En ' t is van Jap - per,> sta stil . En3습 ܐܝܵܐJan heeft onder de trappen ge - le -gen , En daar heeft hij de koorts ge -kre- gen. En953 3Solo ..'t is van Japper, den aar -di- gen knapper, En ' t is van Japper, sta stil. En3 5 SAMEN ..waar -om zou ik stil staan? Ik heb van mijn le-ren geen kwaad gedaan. En3 3 3 3 Da capo.'t is van Japper, den aar-di-gen knapper, En ' t is van Jap - per, sta stil!De meisjes staan in eenen cirkel . Éene vat post in het middenmet een meiken , dat is: ecn masten- of dennentakje, een palm twijgje of iets dergelijks. Na het einde van den dans kiest dete midden geplaatste meespelende eene harer vriendinnen uit , omhaar te vervangen; de eerste plaatst zich nu in de schaar, en detweede , die thans den meiboon in de hand houdt , in het middenvan den kring. Zoo kiest ieder beurtelings hare vriendin , totmen goedvindt, op te houden .Achter het , voor het tweede solo, zwijgt de zang een poosje, tot de keuze geschied zij.>3. Hoe de Boer doet.62 드Hoe zaait de boer zijn ko - re - ke, zijn ko - re - ke?Hoe zaait de boer zijn ko - re ke?Ook dit spel wordt uitsluitend door de meisjes uitgevoerd.Te dien einde geven ze elkaar de hand , en vormen aldus eenenkring of cirkel, in welks middenpunt zich een meisje alleenbevindt , hetwelk er aan is, zooals ze dat schier overal noemen. Dekring beweegt zich rond dit meisje, en zingt het eerste couplet:1. Allen .Hoe zaait de boer zijn koreke, zijn koreke? Hoe zaait de boer zijn koreke?Het meisje, midden in den kring, zingt het antwoord, terwijl zijmet de hand de beweging van het zaaien nabootst. Zij zingt aldus:96Eene alleen .Zoo zaait de boer zijn koreke, zijn koreke; zoo zaait de boer zijn koreke.Op dezelfde wijze, en steeds op denzelfden toon volgen ook de overige vragen en antwoorden .2. Allen.Hoe pikt de boer zijn koreke, zijn koreke? Hoe pikt de boer zijn koreke?Een alleen .Zoo pikt de boer zijn koreke, zijn koreke; zoo pikt de boer zijn koreke .3. AllenHoe zaait de boer zijn haverke, zijn baverke? Hoe zaait de boer zijn haverke?Een alleen.Zóo zaait de boer zijn haverke , zijn haverke; zoo zaait de boer zijn haverke.4. Allen.Hoe pikt de boer zijn haverke, zijn haverke? Hoe pikt de boer zijn haverke?Een alleen .Zoo pikt de boer zijn haverke , zijn haverke; zoo pikt de boer zijn haverke.5. Allen .Hoe gaat de boer naar huis toe, naar huis toe? Hoe gaat de boer naar huis toe?Eene alleen (met de armen overeen op den buik , in den kring rondgaande).Zoo gaat de boer naar huis toe , naar huis toe; zoo gaat de boer naar huis toe.6. Allen .Hoe telt de boer zijn geldeke, zijn geldeke? Hoe telt de boer zijn geldeke?Eene alleen ( met de vingers in de hand wrijvende , alsof ze geld telde).Zóo telt de boer zijn geldeke , zijn geldeke; zoo telt de boer zijn geldeke .7. Allen.Hoe schupt de boer zijn wijveke, zijn wijveke? Hoe schupt de boer zijn wijveke?Eene alleen ( met den voet schuppend of stampend ).Zoo schupt de boer zijn wijveke, zijn wijveke; zoo schupt de boer zijn wijveke.Daarmee is ' t uit , en ' t spel vervolgt met een ander meisje, dat erop hare beurt aan is ( 1 ) .POL de Mont.(Wordt voortgezel.)2BOEKBEOORDEELINGEN.P. BERTRAN Y Bros. — Rondallistica . Estudi de Literal ura popular ab mostros catalanes inédites. Barcelona, Imprempta LaRenaixensa, Xuclá , 13 , baixos .Een der ieverigste en kundigste beoefenaars der volkskunde in het tegenwoordige Europa is voorzeker P. Bertran y Bros , deschrijver van het verdienstelijke werk , dat wij het genoegen hebben aan te kondigen ..( 1 ) Naar opgaven van den heer Janssens , te Oostmalle .97. De goede naam , welken hij op dit terrein heeft verworven ,dagteekent reeds van voor verscheidene jaren , en berust op den stevigen grondslag van een tweetal oudere en zeer degelijke werkjes: Cansons y Follies populars ( Barcelona, Llibrería d'A . Verdaguer, 1885) , eene verzameling van XL godsdienstige en stichtelijke , vaderlandsche en historische, liefde- en kluchi gezangen , vermeerderd door + 220 eenstrophige deuntjes , ditalles grootendeels voorzien van de zangwijze en toegelicht in eenen rijken voorraad aanteekeningen (XII + 325 bl.), en La Poesia popular búlgara, noticia critica al mostros en llengua Catalana par un folklorista rimayre ( Barcelona , la Renaixensa ,1887) , eene merkwaerdige studie over de schoonste Bulgaarsche volksballaden en liederen, met een twintigtal Catalaansche verta lingen in vaerzen verrijkt ( 70 bl . ) .In het onderhavige, op groot formaat gedrukte werk , dat slechts de eerste aflevering uitmaakt van eenen uitgebreiden uit vier dergelijke deelen bestaanden arbeid , laat P. Beriran y Bros ons kennis maken met vijf-en -twintig door hem opgeteekende volks vertelsels , welke tot zeer uiteenloopende rubrieken behooren .Vooraan plaatst hij eene uitgebreide studie, een overzicht van de volkskunde in ' t algemeen en een onderzoek naar het ontstaan en de verspreiding der volksvertelsels bevattende .Wat de vertelsels zelven aangaat, deze brengen ons meer dan éene variante op ook hier te lande bestaande thema's. Zoo o . a .in het vijftal diersprookjes , dat hij mededeelt , spelen wolf, vos ,haan en henne de meest in ' t oog springende rol . In andere num mers treffen wij stiefmoedervertelsels, maarkens met herhalin gen , sprookjes van Ons - Heer en Sint Pieter, en andere meer.Het geheele werk telt 160 bl . , waarvan de voorrede er 50 in beslag neemt.P. Bertran y Bros kondigt tevens de aanstaande verschijning van een drietal nieuwe werken , waarin over de volks gebeden en het volksbijgeloof in Catalonië zal gehandeld worden . Pol de Mont.>aanContes populaires Berbères, recueillis , traduits et annotés par René Basset, prof. à l'Ecole Supérieure des Lettres d'Alger. - Paris.Ernest Leroux, 1887. XXVI en 239 p . ( 5 fr . ).Hiermede roepen wij de aandacht onzer lezers op de folkloristische verzameling die sedert jaren bij den Parijzer uit gever Ernest Leroux verschijnt. Terwijl die bij Maisonneuve zich meest op Fransch gebied beweegt , gaf Leroux voornamelijk sprookjes en volksliederen met betrekking tot den vreemde.898-Noemen wij met een enkel woord de voornaamste der verschenen deeltjes: Grieksche sprookjes door LEGRAND; Albaneesche, door Dozon; Kabylische, door Rivière; Slavische, door LÉGER;Indische, door Feer; Arabische, door Basset; Senegambische,door BéRENGER- FERAUD; Provençaalsche, door denzelfden .In keus verschenen de volksliederen van Portugal, door de Puymaigre, en de Voceri van Corsica , door ORTOLI .Onlangs verscheen het deeltje dat hier aangekondigd wordt.In de laatste tijden hechtte men steeds meer gewicht aan de niet-europeesche folklore. Dit wel ten gevolge der theorie van Lang, die in de gelijkheid tusschen de volksbegrippen der niet arische stammen met die der arische een bewijs zoekt voor zijn thesis der spontane geboorte van vele sprookjesthemen. Hoewel nu , met betrekking tot een zoo sprookjesrijk volk als de Arabie ren , wel veel gewicht dient gelegd op de ontleening langs litte rarischen weg – immers, veel kregen de Arabieren van Perzië en Indië, wat ze op hunne beurt aan Westelijk Europa over leverden , — toch loont het de moeite, om de volksideeën en volksficties na te gaan bij de Semitische stammen , en terzelfder tijd vast te stellen , in hoeverre zij met de onze overeenstemmen.Basset's verzameling uit Barbarije bevat , behalve enkele num mers welke wegens hun onbeduidendheid beter wegbleven ,goede dingen .Zijn boek bestaat uit elf dierensprookjes; zeven godsdienstige vertellingen; vier (ongewichtige) historische sagen; een-en -twin tig wondersprookjes en verscheidene ongeclasseerde, gevolgd door eenige liederen , raadsels en spreekwoorden .De varianten van bij ons verspreide sprookjes zijn niet bij zonder talrijk; in dit opzicht wil ik er alleen een paar vermelden.N: 27 brengt een merkwaardige lezing van het thema der Individuën met wonderbare eigenschappen bedeeld (1).De reiziger heeft hier drie gezellen: een herder die een hooimijt aan den hals hangen heeft; een man met lange ooren, en een man die zich maar immer in den sneeuw wentelt zonder daarvan testerven;Nr 42 is het sprookje Van den Halven Aaan; de Vlaamsche variante verscheen reeds vroeger in een der n " van Volkskunde ( 1889);N: 45 is een geschiedenis met herhalingen .Over de vormen van het animistisch geloof, bij de Mohamme danen uit Barbarije verspreid , vinden wij hier een en ander, vooral>(1) Zie De zeven Winnaars der Koninginne van Mississipi ( Volkskunde 1889,nº 2 ) .99-met betrekking tot de schatten en de begrippen die er zich aan vast hechten . Dergelijke vertellingen schijnen talrijk te zijn .In de voorrede heeft de verzamelaar dit punt goed uiteengezet.De feeën komen voor als wonende in de bronnen;; ook hier plegen zij vaak omgang met stervelingen; de fee die een aardsch wezen tot echtgenoot neemt, bestaat ook hier; zij roept, bij het terwereld brengen van kinderen , menschelijke hulp in , evenals in de Noorsche sprookjes; zij zendt alsdan tot de vroedvrouw een ander harer kinderen , doch onder den vorm eener kat. Dit detail moet in verband gebracht worden met het geloof bij ons verspreid, volgens hetwelk ook de heks in dergelijke omstan digheden steeds onder deze gedaante optreedt .Ook de dierensprookjes dienen nog met een woord vermeld .In deze vervult de jakhals de rol van den vos bij ons . Gelijk bij andere stammen, Zulus , Ouolofs en de negers van het Ile Maurice, is de haas met een listig karakter bedeeld .Voor vele themen of incidenten brengt het commentaar goedeopmerkingen, rijk aan referenties,welke van Basset's uitgebreide kennis op folkloristisch gebied getuigen . Aug. GITTÉE .-De Uithangteekens en het Boek der Opschriften, in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouud door Mi J. van Lennep en J. Ter Gouw . - Leiden, A. W. Sythoff, uitgever.Van dit merkwaerdig werk , door den uitgever op vierboekdeelen beraamd , zijn thans de drie eerste bundels verschenen .Het doel, dat de geleerde schrijvers , MM. J. van Lennep en J. ter Gouw, zich bij de bewerking dezer zoo veelzijdige als moeielijk te verzamelen en te rangschikken stoffen, voorstelden ,blijkt ten duidelijkste uit de volgende regelen , waarin zij de eerste uitgave van hunnen arbeid , thans meer dan twintig jaar geleden , namelijk in 1867, aankondigden .«Elke uiting van het volksleven» , zoo drukten zij het uit ,«is eene bijdrage tot de volkshistorie, en iedere vorm , waarin ' t zich openbaart, is belangrijk. Uithangteekens en Opschriften behooren gewis tot de krachtigste, levendigste en sprekendste uitingen van het volksleven: rijk in verscheidenheid , weelderig van vormen , en in ontwikkeling steeds gelijken tred houdende met bloei, welvaart en beschaving.Eene stad vertoont en vertelt , ook in hare uithangteekens,geschilderde borden en gehouwen steenen , figuren aan luifels en ijzeren stangen , opschriften en rijmen , hare geschiedenis.Gij leest daarop, wat er al is omgegaan, waardoor zij bloeit en- 100gebloeid heeft, wat er gewerkt en gekweekt, zelfs wat er gedacht werd. Op die Uithangteekens kunt gij , al wandelend langs de straten , het maatschappelijk en huiselijk leven der bewoners bespieden , hun bedrijf en hunne welvaart, hunne kleedij en hun huisraad , ja , zoo gij de gave der opmerking bezit , leest ge er hunne gedachten en gevoelens , hunne wenschen en begeerten ,en kunt gij er hunnen ernst en hunne ijdelheid , hun hopenen hun vreezen , hunne deugden en hunne gebreken , hunne wijsheid en hunne dwaasheid, hunne gemoedelijke vroomheid en hunne ondeugende spotternijen gadeslaan .Eene stad zonder Uithangteekens en Opschriften heeft iets ongezelligs en houterigs, iets doods en akeligs: zulk eene stad is als een doofstomme, als een overeindstaand lijk . Pompeji en Herculanum zelfs schenen weer eenig teeken van leven tevertoonen , toen men er ook uithangteekens terugvond. De Uithangteekens zijn de zichtbare getuigen van het leven en werken, van het denken en streven eener bevolking.»Behelzen aldus deze «Uilhangteekens» eenen aanzienlijken voorraad onvervalschte bewijsstukken , uitmuntende en ver trouwbare bijdragen tot de beschavingsgeschiedenis der Neder landen , des te grooter schijnt ons de verdienste van den uitgever, die er niet voor terugschrikte , van een uit den aard der zaak zoo kostelijk werk eene goedkoope volksuitgave te bezorgen .Ofschoon het mij geenszins om eene beoordeeling, maarenkel om eene aanbeveling van De Uithangteekens te doen is ,kan ik toch niet nalaten , al was ' t maar door een vluchtiginkijken van den inhoud, een gedacht te geven van den schat van wetenswaerdigheden , door van Lennep en ter Gouw verzameld .De drie in den handel gebrachte deelen beschouwen beurte lings de Uithangteekens in het algemeen, in het bijzonder,en ten slotte in verband met geschiedenis en volksleven .Deel I handelt over de uithangleekens bij de Ouden,den oorsprong der uithangteekens in Nederland, over degeschiedenis der uithangteekens voor de zestiende eeuw, - over de geschie Tenis der uithangteekens in de zestiende, zeventiende,achttiende en negentiende ecuw , -- over uithangteekens eigen aan notarissen , geneeskundigen, onderwijzers, ambachtslieden ,winkeliers, herbergen en kroegen, kleine neringen ,uithangteekens van bijzonderen aard , b. v. over zulke , als eens bij geboorten, sterfgevallen, pest, gebruikelijk waren , – over nut en invloed der uithangteekens, enz.. In deel Il worden de motieven bestudeerd , welke men hetmeest algemeen op uithangteekens placht aan te brengen ":>overover-1017-->historische figuren en merkwaerdige personen uit alle tijden en landen , zinnebeelden , mythologische voorstellingen , toestanden ontleend aan tooneelstukken , fabels , romans of aan het leven van den eigenaar zelven . Ook over gedenksteenen , heraldiek ,wapens, vlaggen, zegels en merken wordt menige bijzonderheid ten beste gegeven.Deel III is in vier hoofdrubrieken onderscheiden:a) De Mensch EN ZIJN BEDRIJF , menschenbeeldjes,lichaamsdeelen , handel, scheepvaart, lanabouw , enz . , – han delsartikelen , — munten, — werktuigen , — kleeding en opschik,- spijs en drank, enz . , enz .; - 6) Geographie en TOPOGRAPHIE ,- landen , steden , dorpen, – burgen en kasteelen, — zichten en lusten , enz .; c) DeDE NATUUR, —hemellichten, - viervoetige dieren , - vogels, – visschen , -planten, enz . , en d ) OPSCHRIFTENZONDER Beeld- of SCHILDERWERK , enkele namen , spreuken , römen ,aardigheden en diergelijke.Ontelbare weluitgevoerde afbeeldingen versieren den tekst -en helderen hem op . Druk en papier laten , ondanks den uiterst geringen prijs der uitgave ( 1 ) , niets te wenschen .Summa summarum , eene echte volksuitgave van een voortref felijk volksboek, dat geen enkel beoefenaar der Volkskunde nog langer zal willen missen . P. d . M..Deze regelen waren reeds ter perse , toen het vierde deel , Het Boek der Opschriften, het licht zag . Historische opschriften, opschriften vun en in openbare gebouwen, grafschriften, heraldieke-, zinnebeel dige-, bijbelsche opschriften , opschriften heiligen-, den mensch en zijn bedrijf betreffende, berijmde opschriften, opschriften betreffende dieren en planten , zedespreuken, opschriſten van oudheid- en letter kundigen aard, straatopschriften, ziedaar de stoffen , in de 13 eerste kapittels behandeld. Een veertiende spreekt van woordspelling cocographie en onzin; een vijftiende bevat talrijke Varia . Dit deel zet op waerdige wijze de kroon op deze ouwaerdeerbare verzameling.>VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.15. (46).LOCALE Liederen . Vraag: «Bestaan er elders in de Neder landsche gewesten plaatselijke liederen in den aard van Dendermonde's Ros Beyaert en leperen's Lied van den Tuindag ( leper, oleper) , namelijk liederen , die voor de inwoners als eene soort van stadslied geiden? In de Waalsche gewesten heeft men te Bergen betDoudou, te Luik het Valeureux Liégeois, enz . enz ..»PAUL FREDERICO.( 1) 60 cents per ingenaaid , 90 cents per gebonden deel .10216. (47) . Het Vaudoux of VoDoe op het eiland Haïti .. Naaraanleiding eener pas verschenen 2° uitgave van het in 1887 voor ' teerst in druk gegeven werk: Hayti, or the Black Republic, doorSir Spencer St. John , Engelschen gezant in Mexico , deelen de dag bladen eenige bijzonderheden mede omtrent eenen op Haïti voortle venden en hoogst barbaarschen vorm van fetisjisme, bestaande inhet aanbidden eener heilige slang en het offeren van horenloozegeiten , versta: van levende kinderen .De geheele persoonlijkheid van Sir Spencer, die daarenboven niet min dan dertien volle jaren op Haïti als vertegenwoordiger vanKoningin Victoria heeft doorgebracht, is eene waarborg voor dewaarheid zijner onthullingen , welk eenen storm van logenstraffingen deze dan ook van Fransche zijde verwekt hebben .Wat Sir Spencer verhaalt komt overigens nauwkeurig overeenmet de verklaringen van J. A. Froude, den Engelschen geleerde,die slechts een drietal jaren geleden , hetzelfde eiland bezocht ener dezelfde feiten bestatigde.Wat vooral opmerking verdient, is , te hooren, dat het vodoe of vaudoux door de regeering der Haïtiaansche republiek ambtelijkbevestigd werd in een strafgeding, destijds tegen kinder -offeraarsingespannen , en door Sir Spencer bijgewoond.Eene logenstraffing is dus onmogelijk!Ziehier thans eenige inlichtingen omtrent deze ergerlijke survivance . Ik ontleen ze aan een Noordnederlandsch nieuwsblad .• Vaudoux is eene Haïtiaansche verbastering van het Afrikaansche woord «vodoe» , eene niet- giftige slang, welke door verschil lende negerstammen in West- Afrika wordt beschouwdaangebeden als eene buitengewone, geheimzinnige godheid, die hare alwetendheid kenbaar maakt doorde bemiddeling van eigen priestersen priesteressen. De slaven uit die negerstammen, waartoe gerekendmoeten worden de na de afschaffing van den menschenhandel doorEngelsche kruisers gevangen genomen en als vrije mannen op Haïti gelande negers, hebben er deze afgoderij overgebracht. De Franscheheerschappij heeft haar niet kunnen uitroeien, en is er enkel in geslaagd, haren zonderling walgelijken vorm van eeredienst te wijzigen .De beoefenaars van het vaudoux op Haïti vermengen met hunnebarbaarsche plechtigheden uit Afrika het Roomsche rituaal. Nietzelden vindt men in hunne primitieve tempels outers en kruisbeelden , portretten des Heilands en der Moedermaagd , enz .. Depriesters en priesteressen , die in Afrika koningen en koninginnenheeten, maar op Haïti herdoopt zijn in Papalois en Mamalois (waten103 ->eene verbastering is van Papa Roi en Maman Roi) verraden ook in hungegewaden den invloed der Fransche geestelijkheid en beschaving.Voor het overige is de ceredienst van het Haïtiaansche vaudouxheden ten dage precies, wat hij was in de dagen , toen Moreau de St. Méry zijae beschrijving van het ciland Haïti in het licht gaf. Deheilige slang, die tot het slaperige geslacht der nict-gevaarlijke kruipers behoort, en in eene kist in het leven gehouden wordt met behulp van veldratten en dergelijke, schijnt bij de «godsdienstoefening»slechts eene lijdzame rol te spelen . Zij wordt aangebeden en metgeschenken overladen, doch in deze geheime bijeenkomsten , welkegepaard gaan met de gruwelijkste dierlijkheid , krijgt men haarniet eens te zien. Zij spreckt door de priesteres, die op de kist gaatstaan, en daar «bezield , raakt, hetgeen blijkt uit hare spier- en kramptrekkingen. Den geheelen tijd , dat de «bezieling» duurt,spreekt de zwarte pythia. Nu eens vleit en streelt zij, belooft dentrouwen volgelingen vrede , rijkdom en gelukzaligheid. Dan weer overlaadt zij de twijfelaars en de onedelmoedigen met verwijten endreigementen . Zij verkondigt den wil der godheid , en wie nietverdoemd en verdelgd wil worden, moet blindelings daaraangehoorzamen . De aanwezigen zweren trouw , geheimhouding en gehoorzaamheid aan de slang, hetgeen zij bezegelen met nog warmgeitenbloed op hunne lippen te smeren .Dan volgt de heilige dans van het vaudoux, binnen eenen kringdoor den priester getrokken. Met behulp van geestrijke vochten ontaardt hij weldra in eene schaamtelooze orgie, waarbij leeftijd,kunne noch stand in tel koint.Inderdaad heeft het vaudoux zijne aanhangers in alle standen derHaïtiaansche maatschappij . Soulouque was een volgeling dezerafgrijselijke secte, die haar voortwoekeren voornamelijk schijnt te danken aan den geheimen steun van de hoogste regeeringspersonen.Het ergste is , dat er, na de getuigenissen, welke Sir Spencer St. John vermag bij te brengen , hoegenaamd geen twijfel kanbestaan, of sommige althans dezer bacchanalieën gaan vergezeldvan kinderoffers en van het gruwelijkste kannibalisme.In zijn hoofstuk, meer in het bijzonder aan het Haïtiaansche kannibalisme gewijd, toont hij bovendien in het breede aan, dat demenscheneterij zich niet bepaalt tot de ongelukkige kinderen , welke bij de vaudoux -mysteriën worden geslacht, gekookt en gegeten . Zijschijnt tot een nationaal gebruik te zijn geworden . Het verdwijnenvan kinderen is niets bijzonders op Haïti , en sommige vrouwenmaken een beroep van het vangen van afgedwaalde wichten . Ook104het opgraven van lijken wordt menigvuldiger. Het bewijst, hoelaag de Haïtianen , spijts de hen omringende beschaving, gezonkenzijn . Ja , zells moeders worden beticht van het slachten en etenharer eigen kinderen ....» P. D. M ..17. ( 48) . Naar aanleiding van de onder blz . 69 verschenen sage«het Begijntje» , ontving ik van den heer Paul B... de volgende interessante bijzonderheden , waarvoor ik hem dank zeg. Bij hetbetreurenswaerdig wegsterven van al het oude en oorspronkelijke,dat de goede Sinjorenstad eerlijds kenmerkte, loopt het jongeregeslacht nog al eens gevaar, onnauwkeurig historie te schrijven;' t is mij zeer aangenaam , vast te stellen , dat zij , die vaak met eigenoogen gezien hebben, wat wij, jongeren , nu hier ex cathedra pero reeren , een oogje in ' t zeil, en de onstuimige veulens wat in hetrechte spoor houden .«De doorgang van de Kipdorppoort,» schrijft de heer B.. , heette het Begijnengat, en niet: Begijnenhofgat. Zij was niet donker, daar zij in rechte lijn door het gebouw liep , boven en kruiswegs bovende eigenlijke opening der poort, op de hoogte der vesting, en ongeveer 1.50 m . breed , 3 meters hoog en een 10tal meters lang was.«Een ijzeren muuranker verbond , ter hoogte van het welfsel,den eenen muur aan den anderen . Aan die ijzeren staaf hing voort durend een eindje koord , waarschijnlijk de staert van een vliegerdof van een flieremuiske, dat , door den wind gedreven , gedurig over end- weer bengelde. Aan dat koordje had het begijntje gehangen!«Op den grond , vlak onder die koord , was een groote blauwe steen in den vloer gemetseld; deze werd aangewezen als de deksteenvan het graf der begijn .«De kinderen dorsten nooit op den steen trappen: dat ware heiligschenderij geweest , en de begijn badde hen daarvoor onmiddellijk bestraft, met hen in de teenen te nijpen! Daarom sprongen de kin deren immer over den blauwen steen heen , telkens zij het Begijnen gat doortrokken . Tusschen de twee naakte muren en onder het steenen welfsel verwekte elk gerucht een duidelijken weergalm .Nooit mocht er een troep kinderen doortrekken , of zij hieven er een luid geschreeuw aan , wat een oorverdoovend gedruisch te weeg bracht en den algemeenen schrik nog vergrootte . Die zucht naar emotie was het groote genot.«Zoodat eigenlijk het akelige van den doorgang zijn oorspronghad in de opgewonden verbeelding der kinderen, en niet het gevolg was van gemis aan licht , dat veeleer ontbrak in de hersen pannen dan in het Begijnengat zelf .»E. K. de Bom .VOLKSKUNDEDe vernuftige Boerendochter (1 ) .Honderden en honderden jaren geleden was er eens eenkoning, en die had in al de steden van zijn rijk laten uitbazuinen , dat hij geene andere tot koningin zou nemen dan haar,die zich voor hem zou vertoonen niet bij dag en niet bij nacht ,niet gekleed en ook niet naakt, niet te voet en niet te paerd!Zekere boer, die zulks in de stad op de markt gehoord had ,vertelde het aan zijne dochter, en voegde erbij , dat dit nu toch heel en al onmogelijk was.«Peisde gij dat?» zei zijne dochter. «Hewel , ik zal ik het eens probeeren»En met den valavond zette zij zich op eenen ezel , en omhingzich met een net . Die was er!Het stond den koning wel niet erg aan , met eene boerenmeidte moeten trouwen , maar hij kon zijn woord nu toch niet meer eten , en , kost wat kost , hij zou haar dan maar trouwen . Maaréene conditie ten minste wilde hij haar opleggen: dat ze nooithare ouders meer zou weerzien ,In het begin onderwierp de koningin zich aan zijnen wil .Maar ' t verlangen , om hare ouders terug te zien , werd zoo groot ,dat ze , op zekeren keer, haren vader naar ' t hof riep , juist alshaar man op jacht was.De vader kwam, maar dit zoo laat , dat de terugkeer van denvorst al verwacht werd .«Wikkel u in dit net, en ga op den weg langswaar de koningkomt , postvatten,» zei de koningin .Eenige oogenblikken later verscheen de koning , gevolgd door zijnen stoet . Hij kon zich niet houden van lachen, als hij dat net,( 1 ) Uit «Ons goede Vlaainsche Volk» door Pol de Mont en E. K. de Bom .9- 106 .want>>>met ’ nen ouden rekel er in , op den weg zag staan , en hij vroeghem, of hij zijne zinnen verloren had?«Ik heb, waar ik naar visch ,» antwoordde de boer,ik vischte naar uwe stem .» En hij pakte zich weg .«Verdod! Hij heeft me beet!» grijnsde de koning, en hij gafdadelijk wat mee aan zijne vrouw , omdat zij zijn verbod in denwind had geslagen; en hij zei haar, dat ze maar op een , twee ,drie, hare familie kon gaan opzoeken , en dat ze terzelfdertijd alwat van haar was en ook wat ze meegebracht had , haren ezelen haar netteken , in passant kon meenemen .Maar vooraleer te vertrekken , vroeg de koningin aan harengemaal , of hij haar niet bij het afscheid eenen laatsten dronk zoubrengen. De koning stemde toe . Nu wist zij hem, met heurlachen en lonken , heure zeemzoete woordekens en heur zotgeflodder zoo fijn in de luren te leggen , dat de koning ereindelijk niet meer aan dacht, haar weg te zenden , maar altijdopnieuw de bekers liet vullen met schuimenden wijn . Zoodathij eindelijk zelf van zatheid in slaap viel .Nu belaadde zij eenige dienaars met al wat ze bezat aankostbaarheden en prachtjuweelen; liet haren vader roepen , envertrok met haren man en haren schat van goud naar hetouderlijk huis .Daar aangekomen , liet zij den koning in de schuur leggen ,waar hij tot den anderen morgend zoo koninklijk snorkle, dathet een plezier was om te hooren .a Hè! Wat is dat?» pruttelde de man , als hij ' s anderendaags met eenen langen geeuw wakker werd . En hij tastte eens rond ,of hij zijn zacht pluimen oorkussen en zijne satijnen sprei nietvond , maar hij voelde niets dan hoo en stroo .En de koningin , die bij hem stond , antwoordde:«Wel, man -lief, ge hebt me immers gisteren gezegd , dat ikalles moest meenemen , wat van mij was: en ik heb mijnen man ook meegenomen , want die is immers ook van mij?»De koning keek zijne vrouw eenige stonden starlings en stuursch in de oogen , om te zien of ze niet lachte , en als hij zag,dat ze haar goed serieus hield , riep hij uit:«Wel , verdod! ge zijt nog zoo dom niet als uw kap wel staat ,>>107al zijt ge maar eene boerin» , en hij leidde haar en heel hare familie dadelijk terug naar ' t hof,Ze hebben er nog plezierige dagen beleefd , en zijn ze niet dood , dan leven ze nog .(1) ( Antwerpen ).-inDit merkwaerdig vertelsel — een der oudste,, die er onderde volkeren van Germaanschen oorsprong bestaan — is , wat deninhoud betreft, een eigenaardige tegenhanger van het bijGrimm, groote uitgave der Kinder- und Hausmärchen, ondern' 94 medegedeelde: Die kluge Bauerntochter .Aan onze lezing, wij erkennen het gereedelijk , ontbreekt devrij lange inleiding, «hoe namelijk de oude boer door den koningin de gevangenis werd geworpen, omdat hij zijner Majesteit eenen gouden mortier, maar niet den daarbij behoorendenstamper had aangeboden» .Wat de raadsels betreft, door den vorst aan het vernuftigemeisje opgegeven , deze zijn , evenals de dubbele list , waartoezij verder in den loop des verhaals hare toevlucht neemt,beide talen geheel dezelfde , op een enkel punt na . Terwijl , inonze variante , de koning den eisch stelt, dat zij zich voor hem vertoone «niet bij dag en niet bij nacht, niet gekleed en toch niet naakt, niet te voet en niet te paerd» , luidt het in die vanGrimm: «nicht gekleidet, nicht nackend, nicht geritten, nichtgefahren , nicht in den Weg, nicht ausser dem Wege» . Deze 2 laatste voorwaerden vervult zij alsdan op de volgende wijze:«(Sie ) borgte einen Esel fürs Geld und band den Esel dasFischgarn» , waarin zij zelve zich gansch naakt bevond ,den Schwanz, darin er sie fortschleppen muszte, und war das nicht geritten und nicht gefahren: der Esel muszte sie aber in der Fahrgleise schleppen , so dasz sie nur mit der grosze Zeheauf die Erde kam , und war das nicht in den Weg und nichtauszer dem Wege ( 2)» .In zijn geheel beschouwd beantwoordt ons vertelsel – hoewelonvolkomen -aan de tweede der door G. v . Hahn in zijne lijst>«ап(1 ) Naar opgave van eenen mijner leerlingen , Al . D... s, Koninklijk Athenæum.( 2) Zie UBLAND's Schriften , Bd . VII , bl . 501 f.- 108van Märchen- und Sagformeln meegedeelde Brantwettformeln,en wel aan n° 14 , de Turandotformel:Die Werber setzen den Kopf gegen die Braut, deren Erwerbung geknüpft ist an die Lösung von Räthseln .Ik zeg: onvolkomen, immers bij ons is het eene vrouw, aan wic het oplossen des raadsels te beurt valt , en ook is zij metgeene straf bedreigd voor het geval , dat zij aan de gesteldeeischen mocht te kort blijven .In eene variante op n ' 17 zijner Griechische M. deelt v . Hahnons een sprookje mede, waarin zekere Penteklimas eene geheele reeks raadselen , hem door den Drakos (draak) gesteld , weet opte lossen .Van den beroemden Noorschen Skald en Wiking RagnarLodbrok verhaalt men eene epizode, die zich nauwelijks door een enkel bijzaakje van ons en Grimm's vertelsel onderscheidt.Ziehier,hoe X.Marmier dit voorval uit de Saga Regnars KonungsLodbrokar, door Rafn in zijne Fornaldar Saegur uitgegeven ,vertaalde:«Un jour ( Lodbrok) arrive en Norwege . Ses compagnonsdescendent à terre et découvrent dans une miserable chaumièreune jeune fille nommée Kraka et remarquable par sa rarebeauté . Ils en parlèrent avec enthousiasme à Ragnar, et Ragnarleur pose une de ces énigmes dont on retrouve de fréquentsexemples dans les poésies du Nord au moyen -âge. Si cette jeunefille, dit- il , est aussi belle que vous voulez me le faire croire ,amenez- la -moi; mais il faut qu'elle vienne ici sans être habillée,et cependant sans être nue, qu'elle n'ait rien mangé, et qu'ellepas à jeûn , qu'elle n'arrive pas seule , et qu'elle ne soitaccompagnée de personne .Quand on apporte cette énigme àà Kraka , elle la comprendaussitôt, et pour la résoudre, elle laisse tomber ses longscheveux blonds autour de son corps , et s'enveloppe dans un filet de pèche . Elle goûte un peu de poireau et pas un homme nel'accompagne, mais elle est suivie d'un chien .«Le roi , en la voyant, devint amoureux d'elle et l'épousa .Nog in menig ander vertelsel komt een dergelijk raadsel voor.Grimm zelf verwijst in zijne aanteekeningen op n'94, Die klugene soit >- 109>9->Bauerntochter, naar eene klucht uit Pauli's Schimpf und Ernst,waarin iemand kwijtschelding eener straf beloofd wordt, als hij kan komen: «halb geritten und halb gegangen , mit seinemgröszten Feind und gröszten Freund .» De beschuldigde biedtzich daarop aan , houdende eenen voet in den stijgbeugel van zijn paerd, den anderen op den grond , terwijl hij zijne vrouw , diehem voor eene enkele oorveeg van moord beschuldigt, alszijnen grootsten vijand, en zijnen hond, die , door hem geslagen ,hem toch de hand likt , als zijnen grootsten vriend voorstelt .Nog andere plaatsen , o . a . Hans Sachs , ed . 1560, fol. 78,Gesta Romanorum , Latijnsche uitgaaf, hoofdstuk 124, Centonovelle antiche, Torino, 1802 , bl . 163 , en Würdtwein , bl . 488,weet Grimm aan te halen .Voegen wij er nog bij, dat in Herders Volkslieder, I , 95 ff.,een Engelsch lied voorkomt , waarin een ridder aan elke der driedochters eener weduwe drie paar raadsels ter oplossing voorstelt,met het gevolg, dat de jongste en schoonste alle beantwoordt,en door den ridder tot vrouw wordt aangenomen .Vergeten wij , ten slotte , niet melding te maken van het fraaiemaarken , Sémiletka, uit Sichler's Contes pop. russes , bl . 19 .Nadat Sémiletka slag op slag eene geheele reeks raadsels heeft beantwoord , door den woiwode aan haren vader opgegeven ,vernemen wij het volgende slot:«Le voëvod dit au veillard:Va - t -en signifier å ta Sémiletka qu'elle vienne metrouver, et que ce ne soit ni à pied, ni à cheval , ni en traineau ,ni en chariot, ni déshabillée, ni habillée, et qu'elle m'apporte unprésent que je n'aie pas à lui rendre.«Le lendemain Sémileika retire ses vêtements et se rouledans le filet d'un pêcheur tenant dans ses mains un pigeon . Ellearrive en cet équipage chez le voëvod et lui présente son cadeau .Le pigeon aussitôt s'échappe de ses mains et s'envole . Elle asurpassé en finesse le voëvod lui -même, mais elle lui a beaucoupplu aussi . Il voit qu'elle est femme adroite et ingénieuse; il s'éprend d'elle et l'épouse POL DE Mont.>CC- 1102VERTELSELS.3. Dierenvertelsels .13. (28) . De Kraai en de Puit.(')Daar zat eens eene kraai op den boord van eene gracht , en riep:«Puit , kruip uit!»«Neen- ik!» zei de puit, «ge zoudt gij me pakken!»«Maar ' k en doe ,» zei de kraai .De puit laat zich gezeggen , en kruipt uit .«Pakke!» zei de kraai .– ºk Hảo ' t gepeisd! zei de puit .( West -Vlaanderen . )Dit eigenaardige sprookje, geheel West- en Fransch - Vlaanderen door overbekend, is een wezenlijke fabel, door bondigheid en karakterjuistheid beide evenzeer uitmuntend. Onze lezing stamt uit Koekelare. In Van de Schelde tot de Weichsel, afl. 1 , gaf de Cousse maker er eene uit Belle (Bailleul ) . Ook in A. Joos' Vertelsels van het Vlaamsche Volk, komt het voor , nr 76 , De Reiger en de Puit.14. (29) . De Vos, de Beer en het Tobbeken Vet ( 1 ) .In den tijd , als de beesten spraken , woonden de vos en de beeronder een dak .Eens hadden zij bij eenen boer uit den omtrek een tobbeken vetgestolen , en het goed weggeborgen: dat zou hun uitstekend te pas komen , als de slechte dagen aanbraken, wanncer het voedsel zooschaarsch is .Doch , na eenigen tijd , kreeg de vos zoo'n aardig gejeuk aan zijnemaag, en telkens dat hij aan dat lekker tobbeken vet dacht, schoot zijn mond gelijk vol water.Zoo zaten de bondgenooten weer eens bijeen , als opeensaandachtig de ooren spitste , en begon te keffen .• Wat krijg - de gij nu allemaal vandaag? , vroeg de beer.«Wel , daar hebt ge de vrouw van cenen van mijne kozijns, diein het kinderbed komt, en nu word ik geroepen , om peter te zijn.Zoudt-ge . nu niet zeggen , waar of ze ' t gaan halen?»Wel! Daar moet -de gij vast en zeker naar toer , zei de beer,dic van den Prins geen kwaad wist . «Dat is cene eer, datte!»De vos kwam terug thuis.( 1 ) Uit Ons goede Vlaamsche Volk door Pol de Mont en E. K. de Bom.- 111DDD2e«Hewel, alles goed afgeloopen?» vroeg de beer .«Dank u! Heel goed, veel te goed!«Zoo! En , ... hoe heet het kind?»a Begost» , antwoordde de vos.«Zoo , zoo , zoo!» zei de beer. «Dat is al een wondere naam!Wat de menschen toch allemaal uitpeinzen den dag van vandaag!Maar eenigen tijd nadien kreeg de vos weer lust naar het vet .«Ze kunnen toch ' nen mensch nooit met vrede laten, ozei de voslastig . • Nu vragen ze mij weeral , om peter te zijn! Ze meenen zij zeker, dat ik anders niets te doen heb, dan peter te spelen!»Wel, zij daarom niet kwaad, gij! Dat's een teeken , dat ge ergoed voor zijt, jongen!» antwoordde de beer.De beer liet hem gaan , en als Reintje baard likkend terugkwam,vroeg hij weer, hoe zij het kind gedoopt hadden .Halfuit» , was het antwoord .«Zoo, zoo!, zei de beer. «Dat is nu nog al zotter! Halfuit!Maar... waar haalt ge die zotte namen toch?»Nog eene derde maal moest de vos peter zijn , en als hij terugkwam , heette het kind «G’heel- uit» .Da' was me goed .... De dure tijd brak aan , en het voedsel werdal meer en meer schaarsch .a Kom,» zei toen de beer , «we zullen eens naar onzen spaarpotgaan kijken . Wij zijn wij toch slim geweest , hé, een appeltje voorden dorst te bewaren?»- a 'k Geloof het wel!» zei de vos. «Slim zijn wij zeker geweest!Hm! hm!» En hij kuchte, de deugeniet, alsof hij eene valling had ....Wat stond onze Bruin versteld, als hij niets dan het leég geliktetobbeken meer vond! Schuinsweg bezag hij zijnen kameraad , die een even verwonderd gezicht trok.«Wel, vernobbelesjeng, als ik het zoo moet zeggen , waar is onsvet nu naartoe? ... Manneken, ik geloof vast , dat het uw werk is ,hé, G'heel - uit!»- , Wa' blieft?, zei de vos . «Spreekt-de gij Latijn? Zeg het nogcens, asteblieft! Ik versta u zeker niet goed .... Ik? Komaan, nulacht ge er zeker mee: precies , of een beer geen vet zou mogen!..»Zoo gingen ze voort met krakeelen , tot de vos zei:«Wacht! Hoor cens, kozijntje, ik ken ik een middel , om deruzie in eens uit te maken . Wij gaan ons beiden in de warme zon leggen: bij hem , die het tobbeken uitgeëten heeft, moet het vetnatuurlijk door de warmte langs achter uitslaan: 200 kennen wedan den plichtige van zelfs.»>112->?«Dat gaat,» riep de beer . «Nu zullen we eens zien, wie dedieſ is!!Geen twee minuten echter lagen ze in de zon , of de beer begonte geeuwen en zijne ledematen uit te rekken , tot hij in ' t eindzijne oogen niet langer kon open houden van den vaak: het duurdedan ook niet lang, of hij lag hij daar gerekt en gestrekt, en sliepgelijk een kerstekind met een versch doddeken! De looze vos likte ondertusschen het laatste weinigsken vet uit het tobbeken, enbestreek er gansch Bruins' achterste mede.Eenige stonden later maakte hij hem wakker.«Ei! zie nu eens!» grinnikte hij schelmsch. «Nu weten we, wiehet gedaan heeft, hé Bruintje!»De logge beer wreef zijne oogen uit, en hij moest, van armoede bekennen , dat de vos gelijk had .Toch is Bruin nooit te weten gekomen , hoe of, in Gods naam ,in iets het vet, dat er niet inzit , naar buiten kan slaan .... Maar Reintje wist het des te beter.( Denderleeuw . )Van dit merkwaerdig vertelsel mocht ik tot heden slechts twee lezingen ontdekken , de Denderleeuwsche, die hier wordt afgekondigd , en eene uit Welle (0. Vl . ) .In deze laatste, welke in hoofdzaak op hetzelfde neerkomt, bestaat de voornaamste afwijking hierin , dat drie dieren , namelijk de beer, de vos en daarbij nog de wolf er in optreden . Eene zeer fraaie variante treft men bij Emmy Schreck, 2e Aben teuer , 1e Thiersage, Finnische Maerchen, bl . 185. Ook hierin komen slechts twee dieren , wolf en vos , voor. De namen , door den lieven dooppeter aan zijn petekind gegeven , luiden: Erstes Mal, Zweites Mal en Drilles Mal. De slotepizode is echter eene andere: degene uit wiens muil, bij het slapen in de zonne, de boter zal loopen op eene rots , is de schuldige . De opmerking, dat ik tot heden toe ditsprookje alleen in Vlaamsch- België n in de gemelde verzameling van Schreck heb aangetroffen , is zeker niet zonder beteekenis. Pol de MONT.SAGEN.6. ( 22) . Geeraard de Duivel.In Volkskunde 1889, p . 40, stelde ik een vraag omtrent Geeraard den Duivel. Een paar lezers waren welwillend genoeg om mij een enander over het punt in kwestie mede te deelen .Een ongenoemde uit Antwerpen maakte mij opmerkzaam op de plaats , aan Geeraard den Duivel gewijd in C. J. Hansen ' s Reisbrieven uit Dietschland en Denemarken , p. 40. Ziehier hoe schrijverzich uitdrukt:113-Nabij den Reep staan de overblijfsels van een oud en uitgestrektSt een met twee ronde zijtorens. Het hoorde toe aan Geerhard denDuivel , die zoo verleidelijk was, dat de huisvaders hunne vrouwenen dochterlijns naar binnen trokken , als hij aankwam . Zijne slangenschoonheid en de schatten , waarmede hij den krijg tegen Evas geslachtvolhield , kostten Geerhard eene verbindtenis met Satan . Lang wasde bepaalde tijd verstreken , eer Meester Zielengrijp er aan dachtzijne prooi te vatten . Toen er eindelijk ( zegt men) geene onnoozele meisjes noch trouwe echtwijven meer te verleiden waren, en deminnaars er van afzagen om zich van wanhoop der helle over te geven , - eenen zekeren nacht kwam Moentjen hem halen, hief hemmet zich in de lucht, en hield hem zoo hardnekkig vast , dat hetspreekwoord daarvan onstond: hij zit crop gelijk de Duivel op Gecrhard.Het schrijven van D' Hansen geven wij voor wat het is . Waaropberust de sage , zooals hij ze vertelt? Hoorde schrijver ze met dezen vorm, of las bij zulks in eenig boek? Het is mij onbekend . Al wat ikmeen te kunnen verzekeren , is , dat het spreekwoord niet luidtzooals het bij Hansen voorkomt; ik hoorde nooit anders dan: «er op slaan gelijk de Duivel op Geeraard» .Dit spreekwoord is , volgens een schrijven van den heer H. Meert,te Aalst, mede in deze stad bekend; ook te Eecloo. Te Brugge zegtmen: er op slaan gelijk Stoffel op zijn katten .Over Geeraard den Duivel vernam de heer Meert van een 81jarigman de volgende bijzonderheden:a Te Geeraardsbergen woonde in den tijd een man met buiten gewone lichaamssterkte, die daarom bijgenaamd was de Duivel.Deze had zijn geld geborgen in eenen berg, gelijk de menschen het in den ouden tijd plachten te doen; doch een zekere Geeraardhad zulks opgemerkt en was een deel van den schat gaan rooven .Toen de Duivel den diefstal ontdekte, besloot hij op locr te liggen,om den dief te verrassen . Wanneer Geeraard nu tweedemaal kwam , overviel hem de Duivel en sloeg er met een knuppel optot dat de man voor dood bleef liggen . Van daar de uitdrukking: < op iemand slaan gelijk de Duivel op Geeraard» , en van daar ook datde berg , waar zulks plaats greep, later den naam van Geeraardsbergen kreeg. )Is deze sage echt? En in welke mate is zij onder het volkbekend? - Beide punten mogen wel eenigszins betwijfeld worden.In elk geval waren inlichtingen, uitgaande van een geboreneenD114Geeraardsbergenaar, die wat op de hoogte is van de locale sage, zeer gewenscht.Mij schijnt de sage, door den heer Meert opgeteekend, op een verwarring te berusten tusschen de echte sage die aan het spreekwoord in kwestie geboorte gaf, en de sage waaraan het ontstaan van den naam der stad Geeraardsbergen toegeschreven wordt. Deze laatik hier beknopt volgen , naar COOMANS' Richildis, waar zij p. 45-60voorkomt:In de 11 ° eeuw was alles in de omstreken der stad nog woest enwild , en een goed gedeelte der Dendervallei nog met bosch bedekt .Een rijk koopman van Leuven , vergezeld van zijn twee knechtenverdwaalde er eens gedurende een hevig onweder. Plotselings vielenzijn beide knechten die hem vergezelden , door den bliksem getroffen , dood nevens hem neder . In zijn angst beloofde hij, Onze LieveVrouw op dezelfde plaats een kapel te bouwen , mocht hij aan het gevaar ontkomen en zijn huisgezin wederzien . Even onverwachtswas het onweder op eens bedaard; doch hoe verschrikte dekoopman toen hij in zijn geldkistje, dat een gewichtige som in zilver inhield , niets meer dan keisteenen vond . Hij zag hierinechter een. les des Hemels, en keerde terug naar Leuven . Hierwachtte hem niets dan ongeluk: hij vond zijn woning afgebrand en zijn huisgenooten erg ziek . Aan zijn belofte getrouw , niettegenstaande al het onheil waarmede God hem overlaadde , namhij den stok en den bedelzak , om bij middel van aalmoesen het noodige geld tot het bouwen zijner kapel te vergaren . Telkens wanneer hij een zekere som bijeengebracht had , droeg hij die naar deplaats waar het mirakel gebeurd was, en verborg het geld in een holvan den berg. Hij had bijna genoeg, toen zijn schat hem buitenzijne weet ontroofd werd.Het goud was namelijk gevonden geworden door een zekerenGeeraard, broeder van den heer van Vianen . Deze beminde Alix ,de dochter van den heer van Boulaere . Het meisje werd hem even wel niet toegestaan voor hij zelve een slot bezat . Geeraard , omtot dit doel te komen , nam zijn toevlucht tot een broedermoord;op zekeren dag stootte hij zijn broeder in cen afgrond, die zich op een der hellingen van den berg bevond . Doch zijn misdaadmocht hem niet baten: weinig tijd daarna bracht de vrouw des vermoorden een knaapje ter wereld . Geeraard dwaalde eensin de bosschen rond , toen hij bij toeval struikelde, en zijn vocttegen een holte stootte , waarin hij een zonderling geluid meende te115 -9hooren . Hij keek toe en vond den schat . Hij bouwde zich dan ook opde helling van den berg een schoon slot , drong aan op zijn bede bij den vader van Alix , en verkreeg de hand der jonkvrouw; doch,op het oogenblik dat hun huwelijk ging ingezegend worden, zeeg het meisje dood op de trappen van het altaar neder . – Sedertbracht Geeraard het leven eenzaam door op zijn slot . Op zekeren dag kwam de Graaf van Vlaanderen en Henegouwen hem opzoeken , en terwijl zij op jacht waren op den berg , ontmoette Geeraard den kluizenaar, van wien bij de gansche geschiedenis van den schat vernam . Toen bij mede aan den broedermoord herinnerd werd , welke hem door de volksstem loegeschreven werd, voelde hij zich op eens door zulke wroeging aangegrepen , dat hij den kluizenaar beloofde hem het noodige geld te bezorgen . Hij verkocht inderdaad zijn slot aan Boudewijn VI , en behandigde een gewichtige som aan den kluizenaar, terwijl hij zelf zich in een klooster in Italië gingopsluiten. Twee jaren later verhief zich op den berg een prachtigekapel .Coomans zegt , dat hij deze sage gehoord heeft «uit den mondvan een schrander vernuft . «Liever» , voegt hij er bij , «zou hij zeuit den mond van een boer opgeschreven hebben» . Dit ware inder daad een beter bewijs geweest voor haar echthcid . Kan een onzer lezers ons over dit punt inlichten?Ten slotte moet ik , in de zaak van ons spreekwoord en de sage die wij zoeken, nog het volgende knipsel afdrukken , onlangs in eena Causerie» in de «Flandre Libérale» verschenen .La vieille tour carrée de l'ancien burg, qui termine le monumentdu côté de la Rue de Flandre, a été beaucoup plus élevée qu'aujourd'hui . Elle dominait tout le principal corps de bâtiment et existait encore en entier du temps de Lindanus qui en parle dans son Tene raemunda ( Anv. 1612, p . 195): Turris inibi est quadrato opere,cujus meridianum latus magna parte cavum est: ut saepe injecto lapide vel signo expertus sum . Cavum illud ocream vocant . De hacturri longa inter populares fabula est a dæmone structam , quodfigmentum ex dicto Gerardi agnomine trahi peritioribus non estobscurum . Dat is:«Op deze plaats is er een toren van een vierkantigen bouw , welks zuidzijde voor een groot gedeelte hol is: zooals ik er mij dikwijlsvan overtuigd heb met er een steen in te werpen. Dit hol heet men dij- of beenharnas. Deze toren werd , volgens een lange fabel onderhet volk bekend, door den duivel gebouwd; dat deze sage uit den>116bijnaam van Geeraard afgeleid is , is klaar voor hen die van dergelijke zaken meer weten .»Dit uittreksel , hoewel eenigszins duister, wijst wel degelijkop een sage , volgens welke het oprichten van den vierkantigentoren aan den duivel toegeschreven werd. Beslaat de sage thansniet meer, zooals ik denk te mogen verzekeren , zoo is het toch aan geen twijfel onderhevig, of het spreekwoord , nog heden in Vlaanderen in gebruik, is een overblijfsel van een geschiedenis , die ten tijde van Lindanus nog bekend was . Hoedanig deze was, blijft echtertot heden in het duister . Aug. GITTÉE.7. (23) . De Heirnesse te Gent.De Heirnesse (spreek d'Eirnesse), zoo vertelde mij dikwijls mijngrootmoeder, moest wel de Ergernesse ( Ergernis) heeten , wegenshet volgende voorval:Tijdens de regeering van Napoleon was er een groote honger snood onder het volk . Napoleon, onder voorwendsel van de ongeluk kigen te helpen, verzamelde vele armen in een groote a barak» , diehij in de Heirnisse liet oprichten . Toen ze vol was , liet hij er hetvuur aan steken en al die menschen verbrandden daar erbarmelijk .Van daar zou het recht voortspruiten , dat hun afstammelingen hadden, van een koe kosteloos op de Heirnesse te laten grazen .Bij vele oude lieden schijnt deze sage als echt gegolden te hebben .Toch heeft geen hunner, en met reden , verklaard daar ooggetuigevan geweest te zijn , zelfs niet zij, die Napoleon gezien of onderhem gediend hadden . Het schijnt dus een vertelsel te zijn , datouder moet zijn , en op Napoleon is overgedragen geworden . Wienschiet niet onmiddellijk de wreede daad van Hatto te binnen , welketot de sage van den Muizetoren van Bingen aanleiding gaſ?Aug. GITTÉE .8. (24). Den Hoogen Blekker ( 1),Den Hoogen Blekker is , zooals onze lezers wellicht weten, eenzandduin van onzen uitersten westhock . Wie eenige dagen, ' t zij in Nieuwpoort, ' t zij in De Panne , doorbracht, verzuimde gewis niet degelegenheid een uitstapje te doen naar den Hoogen Blekker, zoo genoemd, omdat hij zich eenige meters boven de overige duinen ver heft, en gevormd is uit zeezand, dat men van uit de verte ziet( 1 ) Ik bewaar in dezen naam den steeds door ' t volk gebruikten accusatief.1 117en weer.schitteren of blekken .. Den Hoogen Blekker, evenals talrijke andere duinen, verplaatst zich onder den invloed van windBij de strandbewoners wordt dit feit wel aan iets meer toegeschreven, zooals ik meen te kunnen opmaken uit eenige gezegden , door mij opgeteekend uit den mond eener boerin teCoxyde . Mijn inlichtingen zijn niet volledig; dat een sage aan denHoogen Blekker vast is , laat er zich licht uit afleiden .Den Hoogen Blekker is op eenen nacht door de zee uitgesmeten .Vroeger stond een klooster in de Duinen , de zoogenoemde Duinen abdij, denk ik . Den Hoogen Blekker is daarover «gevlogen» .Tusschen De Panne en Ghyvelde ligt in de zee een «blinde klippe );dat is de «staart» van Den Hoogen Blekker . Den Hoogen Blekkerkomt altijd vooruit; thans is hij rechtover de kerk van Coxyde,}ROWEegiDe Hooge Blekker, naar eene teekening van ARMAND HEINS.doch bij komt op de kerk van Oostdunkerke toe . De pastoor van dit dorp moet eens de toelating gevraagd hebben een novene te houden, waarschijnlijk om den boozen Hoogen Blekker in zijn gang te stuiten , doch dit werd hem niet toegestaan. Op genoemd duin bevindt zich een kapel aan den H. Izebeldus toegewijd; voor die kapel staan twee staken, waarvan de lieden kleine stukjes afsnijden ,die ze in hun beurs dragen . Hier wordt gebeevaart voor de koorts.Uit deze min of meer onsamenhangende nota's meen ik te mogen afleiden dat Den Hoogen Blekker voor de volksverbeelding een soortvan monster zijn moet . Zijn staart en de geheele voorstellingswijzeschijnen daarvoor te spreken . Het was mij echter niet mogelijk , dit punt op te helderen , daar ik over geen tijd genoeg beschikte, ommeer strandbewoners de tong te lossen . Kan een onzer lezers uit Nieuwpoort of Veurne ons niets over Den Hoogen Blekker ter vollediging mededeelen? Aug. Gittée .118-->ANTWERPSCHE KINDERSPELEN.Vrije Spelen (Zonder speelgoed . ) (Vervolg .)14 Mag ik mijn pijpken eens aansteken? Mag ik mijnharingsken eens braden?Een buurman of buurvrouw ( volgens den titel , dien men aan het spel geeft) komt bij de moeder, welke met hare kinderen op het voetpad heeft plaats genomen .Hij vraagt:Mag ik mijn pijpken eens aansteken?(Is het de buurvrouw, dan vraagt zij: - Mag ik mijn haringskeneens braden?) .Mijn vuur is niet aan .' k Zie uw schouwken smooren .' t Is niet waar.Och, ga ziet maar eens .Terwijl de moeder nu weg is neemt de buurman (of buurvrouw )een der kinderen mede en brengt het naar den overkant .De buurman (of buurvrouw ) herhaalt zijn (haar) spel vier, vijfkeeren .Telkens zegt de beroofde moeder: – Baasken (of Madammeken)) ,gij moogt niet meer komen , want gij steelt al mijne kinderen .De betichte bestrijdt natuurlijk die aantijging bij hoog en bij laag.Maar de moeder is eindelijk door de teckens van den hond, die«Boe! Boe! , roept en de kat , die «Mauw! Mauw!» schreeuwt,terwijl zij beiden naar de deur wijzen , tot de overtuiging gekomendat de buurman ( of buurvrouw) wezenlijk de kinderroover( fster) is .Zij begeeft zich naar den overkant en zegt hem (haar):Baasken ( Madam) , hebt gij mijne kinderen niet gezien?Neen , Madam .Baasken ( Madam) , mag ik uw huis eens afzien?- Ja, hier zijn twaalf sleutels , maar den dertienden krijgt gij niel .De moeder zoekt in de twaalf kamers, maar vindt niets . Daaropvraagt zij den dertienden sleutel en krijgt hem na eenig tegenstribbelen .Zij opent de dertiende deur en de kinderen komen naar haar tocgeloopen onder het geroep van: a Moeder! Moeder!»De buurman (of buurvrouw) is middelerwijl gevlucht.( Vgl . Adjendodderken , 1 ° jaarg ., p . 7 en 94.)-11915. Postuurken .-Eene rij kinderen worden een voor een door een grooter bij denarm genomen , eenmaal rondgedraaid en weggeworpen . Zij nemen aanstonds eene houding aan , die den eenen of anderen toestand of bedrijf nabootst . Zoodra al de postuurkens op deze wijze zijn opge draaid , komt eene koopster:- Wat kost dat postuurken?Vijf duizend frank.Och , Madam , zooveel geld heb ik niet .Dit zeggende loopt de koopster weg, maar de koopvrouw roept haar terug, met de woorden:Och, Madam , daar hangt eene beurs met geld aan uwen hiel .Pak ze er maar af .Het postuurken wordt nu met het geld uit de beurs betaald enzoo gaat het voort , totdat al de postuurkens gekocht zijn .16. Boterken .-Eene rij kinderen stellen ponden boter voor.Eene koopster raakt ze aan als om een proefklompje te nemen , en keurt ze af, zeggende: «Die heeft een smaaksken! ik proefpeterool!» enz . Eindelijk zegt zij: Deze ziet er me nog al goed uitHoeveel kost ze?Vijfduizend frank .- Zooveel geld heb ik niet bij mij.En aanstalten makende om te vertrekken , wordt zij opgehouden door de koopvrouw, die zegt: - Madam , daar hangt eene beursmet geld aan uwen voet.Pak ze maar.De koopster en de koopvrouw nemen nu elkanders handen vasten leggen het boterken er op om het naar den overkant der straatte dragen onder het gezang van: Eén pond! Twee pond!Het aantal ponden , dat men bereikt , voor men ter bestemming is ,verbeeldt het gewicht van het boterken .Eene breede straat geeft natuurlijk zwaarder gewicht dan eene smalle!17. Vapeurken .Met elkander de hand te geven vormen de spelers eene ketting ,waarvan de schakels afwisselend naar rechts en naar links zijngedraaid . Het voorste deel der ketting – de kop - moet goed120kunnen trekken en slingeren , terwijl de taak van het achterstedeel - den staart - daarin bestaat van met beide handen aan dehand des laatsten te hangen . Op een gegeven oogenblik roepen despelers eenige malen in koor:Tchoe! Tchoe! A la vapeur!Tchoe! Tchoe! A la vapeur!Daarna als nabootsing van het schrille gefluit des stoomwagens,klinkt het zeer scherp:Oe.....!!!En onder dat roepen houdt de kop de heele ketting in eene slin gerende beweging, die eindelijk zoo geweldig wordt, dat de staartwegvliegt en met een deel der schakels soms zeer onzacht tegeneenen paal of tegen eenen muur te na komt .( Wordt voortgezet) . J. VAN DE Venne .EENIGE KINDERSPELEN MET ZANG.4. Rozen groeien op mijnen hoed.Levendig en vlug.4241. Ro- zen groeien op mij -nen hoed, Alle die heerkens zijn zoo zoet,Ro - za, gij moet wer- ken, wer-ken gaan!2. Rozen groeien op mijnen hoed ,Alle die heerkens zijn zoo zoet,Roza, gij moet knielen, knielen gaan!3. Rozen groeien op mijnen hoed ,Alle die heerkens zijn zoo zoet ,Roza, gij moet kussen, kussen gaan!4. Rozen groeien op mijnen hoed ,Alle die meiskens zijn zoo zoet,Roza , gij moet opstaan, henengaan .( Antwerpen ).Dit liedje wordt bij het kermisdansen rond het kaerskengezongen . Een meisje staat in den kring , en voert regelmatig allesuit, wat de zangers haar opdragen . De great attraction is natuurlijk het derde, het kus- koeplet!121Te Moerbeke- Kruisstraat ondergaan deze woorden eenige wijzigingen . Ziehier deze variante:1. De rozen groeien op mijnen hoed ,Al die hertjes zijn zoo zoet ,Roza , gij moet kiezen, kiezen gaan.2. De rozen groeien , enz .....Roza, gij moet buiten, buiten gaan .3. De rozen, enz .....Roza , gij moet binnen, binnen gaan .4 5 en 6 komen overeen met 2 3 en 4 van de Antwerpsche lezing.Na strophe 1 kiest Roza eene vriendin uit en voert daarna , tegelijkmet deze, alles uit , wat in de loop des lieds bevolen wordt. Na de laatste strophe zal de vriendin in de rol van Roza optreden.Te Utrecht bestaat het volgende hiermee verwante liedje:Rozen bloeien op mijnen boed ,Hadde ik geld , dan hadde ik goed ,Dan zullen we rozen plukken!Kieze, wie je maar wil!Ziedaar, juffrouw!Daar heb je der een voor jouw!En de uren van je leven ,Die beloof ik jou!En dat zoenen en dat vrijen ,En dat kussen tusschenbeien ,Zoo verlaat ik jou ,Zoo verlaat ik jou!De vergelijking met het Rondelied, door Willems medegedeeld ,Oude Vl. L. , bl . 297 , dringt zich van zelfs op .>6Ro - sa , wil - len wij dan-sen? Danst, Ro - sa! Danst, Ro - sa!Ro sa bloe- men op ha - ren hoed, Zij had - de geld, maarwei-nig goed; Danst, Ro sa zoet!2. Rosa , willen wij kussen?Kust, Rosa , kust , Rosa,Rosa bloemen, enz..3. Rosa, willen wij kronen?Kroont, Rosa, kroont, Rosa ,Rosa bloemen , enz ..10122Zie ook Chans . pop . des Flam. de France, rec . et publ. par E. DE Coussemaker, 1856, bl . 330, - Haerlems Oudt Liedtboeck , 27° druk ,Amsterdam , 1716, - Scheltema, Nederl. Liederen, Leiden, 1885,bl . 280, enz ..5. Spel van den Anduit of de Duit ( 1 ) .En een duit, en een duit voor te re - ling, En een duit, eenduit voor Mie-ken heu - ren snuit! En een duit, en een duit, voorte - re- ling, En een duit, een duit voor Mie-ken heu-ren snuit.( Antwerpen ).Dit spel wordt schier uitsluitend des avonds gespeeld .Een der jongens speelt voor de Duit. Deze loopt rond eenenteerling huizen , terwijl zijne makkers hem in de tegenovergestelde richting te gemoet snellen . Zoodra de ontmoeting plaats heeft,tracht de Duit zoovelen der anderen te raken , als het hem mogelijkis . Met dezen te zamen loopt hij voor de tweede maal rond den zelfden leerling, en poogt, door zijne gevangenen geholpen , bij de ontmoeting nog meer andere spelers aan te raken . Zoo gaat het, totslechts een enkele der medespelenden vrij overblijve. Deze moet dan, als Duit, den tweeden toer openen . Indien , in den loop van het spel, de jongens vreezen, dat de Duit schielijk van achter eenen straathoek zal te voorschijn springen , roepen zij: Duit, laat uw 'stem hooren, waarop bij gehouden is, te antwoorden: Duit, vooruit!Terwijl de kinderen den Anduit tegensnellen , zingen zij boven staande deuntje .6. 'Nen zak ter Molen .3Ik heb ' nen zak ter mo - len gedaan, Voor Ja cob , voor( 1 ) Naar opgaven van den heer A. Moortgat .123E 부Ja cob , ' Nen zak vol ko ren ,VoorJa王cob, voor Ja cob! Schokt e wat op, gezuit e - wat ha-len , Breekt de mo- len, ge zult hem be - ta - len!Schokt e- wat op , voor Ja cob!Een zeer aardig, doch bijna geheel verdwenen spel. In mijnekindsheid was het in het Payottenland , althans op mijn geboortedorp , Wambeek , nog zeer bekend . Ziehier het weinige, dat ik ermij nog van herinner . Twee van de sterkste schoolknapen houden,op hunne in elkaar gelegde handen , rechter in linker en linker inrechter, eenen liefst kleineren makker horizontaal in evenwicht.Aldus doen zij hem zachtjes heen en weer wiegen , al zingende:Ik heb ' nen zak ter molen gedaanVoor Jacob, voor Jacob.' Nen zak vol koren ,Voor Jacob!Dan trachten zij den a zak» , of liever den derden persoon in hetspel , bij ' t uitspreken der woorden schokt, zult, breekt , zult, schokt eventjes in de hoogte te werpen , zonder hem - natuurlijk - telaten vallen . Of het spel daarmede ten einde was? Ik geloofhet, maar zou het niet meer durven verzekeren .7. Ruts - lied .Ma - chiel , Ma-chuit , Zat op de schuit, En wil - de lee - renpom - pen . De pomp, die brak: Ma - chiel was nat, Enwas bij - kans ver dron-ken.1241In Klein-Brabrant luidt de tekst:Machiele MachuitZat in de schuit ,Hij waa gon liëre poèmpe;De poěmp die brak ,Zijn bille woure nat ,Hij was bekanst verdroěnke.Te Tienen hoort men eenigszins afwijkend:Machiel Machuit goěnk poěmpen .Oěp ze voares kloěmpe;E viel in de beekEn e liet inne sch ...En e was bekans verdroěnke.Rutsen , zoo heet men , in het Payottenland, wat men in KleinBrabant bijzen , in Limburg schokkelen, te Antwerpen touteren , in' t Land van Waas ( St- Gillis) rijkokeren , en in goed Nederlandschschommelen hect ( 1 ) .Met zijne sterk uitkomende heffingen is dit deuntje inderdaad niet ongeschikt, om het eigenaardige heen en weer- wiegen van deruts, spreek uit: roesj, den touter of den schommel, te begeleiden .Op zekere plaatsen in Oost- Vl . zegt men roekoetsen voor schommelen . Daar zingt men driemaal het volgende eigenaardige lied:Bloedslag;Slaapslag,De botte vereendige ( 2 ) donderslag,Die ' t al vermag.Pol de Mont.>BOEKBEOORDEELING .H. CARNOY et J. Nicolaides . Traditions populaires de l’AsieMineure. - Paris, Maisonneuve et Ch . Leclerc, 1889, 369 p . -( Les Littératures populaires de toutes les nations, T. XXVIII ) .Weder werd de verzameling Maisonneuve met een nieuwenbundel verrijkt, en wel «volksoverleveringen uit Klein - Azië» ..

  • ( 1 ) In - zijn Algemeen Vlaamsch Idioticon teckent Schuermans aan:

Roetsen, o. w . , te Brussel uitgespr .: roeitsen , schongelen, bijzen ( Westbr . en hier en daar in VI . ) is met: roede en roeien verwant. Rutsen ( roeitsen) ,schongelen , touteren. Vanhier: roeits, schongel ( Brussel en omstr. ) . Rutsen, Hgd.rutschen, komt in Reinaert, v . 973 , voor in den zin van: schuiven , voort schuiven, en Kil. vert.: rutsen , rotsen of slibberen door: labi, prolabi.(2) = Groote vreeselijke (??) .

1254Nauwkeuriger hadden de verzamelaars de kusten van Klein- Aziëals het vaderland dezer folkloristische bijdragen kunnen aanwijzen , want licht zou de titel over hunnen oorsprong indwaling brengen . Het hier geleverde behoort tot den Griekschenfolklore- schat; het is afkomstig meestal uit de eilanden Métélin( Lesbos) en Chio , en uit de stad Cesarée .Al de rubrieken zijn door eenige voorbeelden vertegenwoordigd: de bundel bevat sprookjes ( 17); heiligenlegenden ( 13) ,dierenvertelsels (5); eenige liederen , raadsels en spreekwoorden; eindelijk een afdeeling over gebruiken en over het geloofvooral aan geboorte, huwelijken en sterfgeval verbonden .De belangwekkendste gedeelten zijn de sprookjes en de ge bruiken; de overige kunnen slechts interesseeren indien ze in een zekere hoeveelheid aanwezig zijn, de liederen b. v . wanneer zijons toelaten ons van de aspiraties der volksziel; de spreek woorden , van de levensaanschouwing des volks rekenschap tegeven . De voorbeelden , in dezen bundel gegeven , zijn teweinig in getal , ook te onbeduidend in zich zelve, om aanspraak op onze belangstelling te kunnen maken . —Terloopswillen wij er op wijzen , hoezeer de folkloristische wetenschapnog in de luiers is , daar men heden , na een tijdverloop van ongeveer 20 jaar sedert de ernstige ontwikkeling dezer studie ,nog voortgaat met uit te geven alles wat men maar kan machtigworden , zonder dit aan eenige schifting te onderwerpen , en zich steeds aan den plicht onttrekt bij het gegevene een index tevoegen .Wij bepalen ons dus in deze bespreking bij de beidegenoemde rubrieken: zij hadden , vooral de laatste , zeergewonnen , waren zij ten koste der overige uitgebreid geworden .Hier hebben wij eenige sprookjes , waarvan sommige onze aandacht verdienen , vooral de tien eerste . In de voorrede wordtbeweerd dat men eenige nieuwe themen, en tal van merkwaar dige trekken in het boek aantreffen zal . Nieuwe themen, neen;merkwaardige trekken, ja! De geleverde sprookjes zijn slechts varianten voor de overige europeesche; want, niettegenstaandedit beweren der verzamelaars , is ook deze bundel europeesche>126

rrfolklore: de vertellers zijn Grieken , en slechts hier en daar isOostersche invloed te bespeuren! De behandelde onderwerpenkunnen wij licht kenschetsen:Nr 1 is het thema der bruid , gewonnen met behulp der (dankbare) dieren .N: 2: de individuën met wonderbare eigenschappen .Nr 3: de lamp van Aladdijn .N: 4: de uit een onderaardsch paleis verloste Koningsdochter(ons Vlaamsch sprookje van Duizendponderken, dat wij eerlangdrukken) .N: 5: Sneeuwwitje.Nr 6: de ondergeschoven Bruid .N: 7: Amor en Psyche.N 8: de dood als Dooppeter.N: 9 en 11: de bij toeval gevonden schat , terwijl de hoofdpersonage van het eene sprookje «uit het land Gods» trekt;en de andere besluit «de fortuin in zijn bed af te wachten» .Als eigenaardige trekken in deze sprookjes ingelascht zullenwij citeeren: de episode van Whittington en zijn kat, in n' 3;de booze stiefmoeder die in plaats van den spiegel uitSneewittchen , de zon ondervraagt, in n' 5; het bijstaan vande koningin gedurende haar verlossing door drie «nimfen» ,die aan het kind zekere gaven schenken, een herinnering aande grieksche pospas of lotgodinnen , in n' 6; in nr 7 vooral degedaante onder welke Amor zich voor de menschen verschuilt,en wel die van een Hoofd» , dat door een oude gevondenwordt, haar rijkdom verschaften zoo in aanraking komtmet den koniog , tot de koningsdochter het «Hoofd» totgemaal neemt .De rol door de Tziganes, onze Dgipten of Heidens , hiervervuld , is merkwaardig . Het was een Heiden die de nagelsgesmeed bad , waarmede Christus aan 't kruis genageld moestworden: daarom is de Heiden , wanneer hij verschijnt , steedseen kwaadaardig wezen . Wanneer Psyche haren geliefde bijna teruggevonden heeft en zij zich bij het voleindigen der laatsteproef (een ton vol weenen ) door de Dgippenes laat vervangen,verdwijnt deze met den prins en neemt de plaats der rechti.127 -matige koningin . - Verder zal het niemand ontgaan , dat hetgetal veertig in de Grieksche folklore van Klein - Azië een zoogewichtige rol speelt: in eene afzonderlijke studie komen wij hierop terug; daarin zullen wij tevens het gewicht doen uitschijnen van de rubriek gebruiken en geloof, waarvan in deze reeds te lange recensie slechts met een woord kon gewaagdworden . Aug. Gittée .VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.18. (49) . Heet Brood . Nopens «Heet Brood» , vermeld in Gittée's artikel «Eerbied voor het Brood» , vernam ik , wat Antwerpenbetreft , het volgende:Voor zoowat vijf- en - twintig jaar was het kerkelijke voorschrift,vleesch te derven op zekere dagen , veel strenger dan tegenwoordig .Niet alleen ' s Vrijdags, maar ook ' s Zaterdags diende men zich vanvleeschspijzen te onthouden. Later moest men , om ' s Zaterdags vleesch te mogen eten , eene bijzondere dispensatie halen bij denparochiepastoor, en tegenwoordig geeft, geloof ik , de bisschop van Mechelen in zijnen vastenbrief eene algemeene dispensatie.Mijn zegsman vertelde mij, dat in dien strengen tijd nochtans zes Zaterdagen voorkwamen ( hij meent de zes Zaterdagen voor Vasten avond) , waarop het toegelaten was, vleesch te gebruiken , en die daarom van het volk den naam van «vette Zaterdagen s haddengekregen .Op die Zaterdagen nu, wierven de bakkers eenige straatjongensaan , die rond 8 uur ' s avonds , met een reusachtigen ratel gewa pend, de verschillende kwartieren der stad moesten doorkruisenonder het geroep van: «’ eete warrem broeikes!» Wie lust had,ging daarop zich van centen- of tweecentenbroodjes voorzien .In hoeverre nu dat «heet brood , met die «vette Zaterdagen» inverband staat , ware misschien uit de opteekening van soortgelijkegebruiken in andere plaatsen op te maken.Gelijk men ziet, zijn sommige bijzonderheden , in bovenstaandenota aangehaald , verre van stellig en nauwkeurig bepaald .Ook deed het mij genoegen, in het aan folkloristische gegevens zoo rijke werk van baron de Reinsberg- Düringsfeld ««Traditionset Légendes de Belgique,» volgende wetenswaardigheden nopens hetzelfde onderwerp aan te treffen .- 128>Ik vertaal , zoo letterlijk mogelijk:«Den Zaterdag na Kersmis, beginnen de vette Zaterdagen . TeAntwerpen worden deze door het eten van worstenbrood gekenmerkt . Om acht uur ' s avonds melden de bakkers, dat het brood gaaris: voorzien van eene soort van ratel , dien zij aanhoudend latendraaien , doorloopen zij de straten der stad . Op het gerucht haast zich iedereen de worstenbrooden te gaan halen , die eenige oogenblikken later , terwijl zij nog rooken en dampen , worden gegeten .«Misschien was het tot aandenken van het voorheen veel langerdurende Kersfeest , dat paus Adriaan II , gelijk iedereen weet eenUtrechtenaar van geboorte, den bewoners der Nederlanden dewettige vergunning toestond , vleesch te eten alle Zaterdagen vanKersmis tot Lichtmis (2 Februari) , zooals dat vroeger in de Neder landen algemeen de gewoonte was .«Het volksgeloof ziet er echter wat anders in , de herinneringnamelijk aan de kraamstonden van 0. L. Vrouw . Immers demoeder Gods kon bij het terwereldbrengen van 0. Heer evenminversterkend voedsel missen als de andere vrouwen .«Bovengemeld voorrecht, dat meermaals betwist werd, is indertijd hardnekkig verdedigd geworden door den beroemden Mechelschenaartsbisschop Mathias Hovius.«Het gaf aanleiding tot de a vette Zaterdagen» , die , vooral te Antwerpen, nog ten huidige dage (?) van Kersmis tot Lichtmis worden in cere gehouden .a Den 12den Januari , dag , die in de verschillige Nederlandschegewesten de zeer onderscheiden namen draagt van: verlorenverkoren master - , blijden zottenkoperen - of kopper -, koppel - of koppeltjes-, kopjes —,kostertjes - of coöperatortjes- maandag --, vergast men zich te Dendermonde bij het ontbijt op kleine warme broodjes en de bakkers toeten op den ossenhoorn om aan te kondigen , dat hun baksel «uit» is .«Ook op Witten Donderdag is dat gebruik in voege .a Te Kortrijk krijgen de kinderen , reeds den dag vóór Kersmis ,een klein warm broodje , «heete brood» genaamd«De Kortrijksche bakkers blazen , om hunne klanten te waarschuwen , insgelijks op den toethoorn en al de kinderen roepen ,wanneer zij het eentonig geluid hooren , «sterreken kijk uit, mijn moeder is de bruid. , Daarom kreeg de gewoonte van daags vóór Kersmis heet brood te eten daar den naam van: sterreken kijk uit.»J. V. D. V.>>verzworon. ->-VOLKSKUNDEDe Sage van a Lenore» .>Tot voor een tweetal jaren was het mij volkomen onbekend ,dat de beroemde volkssage, waaraan Bürger de stof van deheerlijkste zijner balladen , tevens zijn meesterstuk , Lenore,ontleende , ook in onze gewesten te huis hoorde .Ondanks vele opzoekingen , ondanks tal van brieven , omtrent dit onderwerp met verscheidene personen in Noord- en ZuidNederland gewisseld , was het mij nog steeds niet mogen gelukken , eenig spoor van deze overlevering te ontdekken , toen eengelukkig toeval mij eindelijk , op luttel weken afstands, drie, ja ,vier verschillige lezingen derzelve deed ontdekken .De eerste dezer lezingen dank ik aan eenen leerling van hetKoninklijk Athenæum van Antwerpen , eenen Kempenaar van geboorte, wiens vader dezelve in zijne jeugd te Esschen hadhooren vertellen .Zij luidt , zonder eenige verandering of versiering van mijnehand ik houd er aan , het handschrift van mijnen jeugdigenzegsman zelven onvervalscht te benuttigen – als volgt:«Zekere jongen beminde een meisje zeer vurig . Na zijnen dood kwam hij haar nog elken nacht bezoeken . Op zekeren nacht vroeg hij haar, mede te gaan . Zij ging mede. Dochonderwege zegde het meisje: «Wel, wat schijnt de maan toch klaar!!» - «Ja! Maar wat dragen de geesten zwaar!»antwoordde de andere . En als zij op het kerkhof kwamen, ging de put voor hen open . Hij plaatste ze voor zich , gaf haar eenenstoot , en schoof er mede den put in .»Ik zelf had het genoegen , te Breda eene lezing op te teekenen ,welke zoo nauwkeurig mogelijk met de bovenstaande overeenkomt.Vurig beminden lwee jonge lieden elkander. Aangetastdoor eene vreeselijke kwaal, daalde hij spoedig ten grave,-11130>doch zelfs de dood kon hen niet scheiden . Elken nacht bezochtzijn geest de geliefde... Eens bad hij haar, met hem te gaan ...Zij weerstond hem niet, en volgde ...Onderweg sprak zij: «Zie toch, wat schijnt de maan heerlijk!»a Ja ,» antwoordde hij, a heerlijk schijnt de maan , doch watdragen de geesten zwaar!»Daar betraden zij het kerkhof: voor hunne voeten opende zich een graf... Daarin sleepte hij het arme meisje mede!»Alvorens verder te gaan, zij het mij toegelaten , de aandachtte vestigen niet alleen op de hoofdtrekken van dit zoo kort ver haal: a) de ontvoering door den overleden minnaar, b) hetomkomen van het meisje in zijn graf, maar tevens op de woorden, onderweg door de vluchtenden gewisseld: «Wat schijnt de maan toch klaar! — Wat dragen de geesten zwaar!» Immers, -omdat deze laatste bijzonderheid in alle of schier alle onsbekende lezingen der sage voorkomt .De derde variante, mij door eenen inwoner van de gemeenteWilrijck , bij Antwerpen , medegedeeld, voegt een paar nieuwetrekken bij de voorgaande . Het einde , dat ik hier opgeef, zooalsik het zelf hoorde, werd blijkbaar veranderd .«Een jongeling was gestorven . Des nachts kwam hij, op het paerd zijns vaders gezeten , zijn meisje halen , en reed met haarhet geheele dorp rond .Op zekere plaats moest zijn paerd over eene breede grachtspringen. Toen hij het meisje daarbij voelde beven , vroeg hij:a Wat schijnt de maan klaar! Zijt gij niet vervaerd?Waarop zij antwoordde: «Als gij bij mij zijt, ben ik niet ver vaerd!» Tegen den morgend bracht hij zijn meisje naar harekamer en het paerd terug op stal, en keerde .... vanwaar hij ge komen was . Maar den indruk van het hoefijzer des paerds konmen in den grond, op den rand der gracht, zeer goed waar>nemen .Dus geeft ons deze variante, om ze te voegen bij de hoofdlijnenuit n' 1 , de volgende trekken: 1 ° de ontvoering geschiedt tepaerd, - 2° het gesprek , zonder de maan onvermeld te laten ,gewaagt van de vreeze, welke het meisje moet bekruipen ..131( >Thans volgt de vierde lezing, zooals zij mij verstrekt werddoor eene Groningsche kinderjuffrouw , die enkele maanden bijmij in dienst was . Jammer genoeg, dat zij mij niet met zeker heid kon melden , waar haar overleden vader, uit wiens mond zijdezelve vaak vernomen had, deze sage voor ' t eerst gehoord had .«Een jongeling was , ten tijde van den eersten Napoleon ,als soldaat opgetrokken. Zijn meisje wachtte hem getrouwterug. Op zekeren nacht houdt een ruiter stil voor het vensterharer kamer, en klopt aan . Het meisje opent , en herkent harenminnaar. «Volg mij» , zegt deze , neemt haar op zijn paerd , en rijdt met haar uren en uren verre naar eene onbekende streek .Onderweg zeide het meisje: «Wat schijnt de maan zoo klaar!»Doch haar vrijer antwoordde: «De geesten dragen zoo zwaar!»Toen zij aan het kerkhof kwamen , en hij met haar van zijnpaerd steeg , werd het meisje bang ....«Zijt gij bevreesd?» vroeg de ruiter.Neen ,» zeide zij , «als ik met u ben , hoef ik niets teJuchten!»Onder hunne voeten scheurde de aerde open , en beidenyerdwenen er in ... , voor eeuwig. )Het zij mij toegelaten , hier mede de zeer belangrijke,otschoon eenigszins in de onderdeelen afwijkende lezing mee tedeelen , welke een inzender uit het ons verwante Holstein, inLeopold's Van de Schelde tot de Weichsel liet verschijnen .De titel luidt: De Doet de rilt so snell ( 1 ) .Ik geef den tekst in den oorspronkelijken Platduitschen, vooralle geletterde Nederlanders verstaanbaren tongval:«Et weer enmael en lütje, smucke Däern , de heet Greetjen .De har'n Frijer, de Hans heet, unn se harren sik beid ' enannerso rech vun Harten leev . Do musz et awer so kamen , dat Hanskrank ward' unn storf unn se em to Karkhof drogen . Do wüllsik Greetjen gaer nich tofräden gäwen unn ween unn jammerden ganszen Dag, unn wenn ' t Abent ward', so ging se henn,unn sett sik op sijn Graff unn ween unn jammer de lewe , langeNach . As et nu all de drütte Nach weer unn se da wedder seet( 1 ) Eigenlijk eene variante uit Dilmarschen .132unn ween, do keem dar en Rüter oppen Schimmel an unn froeg äer: «Wullt du mit mij rijden??» Greetjen sloeg de Ogen op unn seeg wull , dat et äer Hars weer. Do sä' se: «Ja, ikwill mit dij rijden, wohen du wullt» , unn modig steeg se to em op sijn Päert , unn foert gung't mitten Wind' in de wijdeWelt. As, se nu en guden Ennen räden harren , so segt Hans:De Maen de schijnt so hell ,De Doet de ritt so snell:Mijn Greetjen , gruet dij ni'?«Nä , mijn Hans,» segt se , «wat schull mij wull gruen? Ikbün ja bij dij.» Unn et gung wijder unn wijder unn ümmerduller as foerhäer; Greetjen awer seet bij em achter op ' t Päertunn heel sik an em. Do froeg Hans tum tweeten Mael:De Maen de schijnt so hell ,De Doet de ritt so snell:Mijn Greetjen , gruet dij ni'?«Nä mijn Hans,» segt se, «wat schull mij wull gruen? Ik bünja bij dij;» awer et ward' äer doch all en bäten wunnerlich;unn do froeg he tum drütten Mael:De Maen de schijnt so hell ,De Doet de ritt so snell:Mijn Greetjen , gruet dij ni'?Do word' äer gruen, se faet em faster an unn sä' keenWoert: do sues' dat Päert dreemael mit se ' rum innen Krink ,unn weg weren se .»Herlezen wij thans de woorden , welke bruid en bruidegomin de eerste of ook in de Holsteinsche lezing wisselen:«Wat schijnt de maan toch klaar!»«Wat dragen de geesten zwaar!»dan kunnen wij ons nauwelijks weerhouden, te denken, dat wij hier een klein fragment uit een of ander vergeten volksliedvoor ons hebben .Wat mij in deze meening versterkt , is eene uit Holland her komstige overlevering, door Grimm in de aanteekeningen op n° 46, Fitchers Vogel, in zijne K. u. Hm. vermeld , waarin wij kennis maken met eene soort van Blauwbaard, die beurtelings133de drie dochters van eenen armen schoenmaker ontvoert enombrengl. Toen hij zich met de derde verwijderde en de avond hen verraste, vroeg hij haar:«' t Maantje schijnt zoo hel ,Mijn paerdjes loopen zoo snel ,Zoete liefje, rouwt 't u niet?Waarop zij ten antwoord geeft: «Neen , waarom zou ' t mij rouwen? Ben ik niet bij u en onder uwe bescherming?»Grimm merkt hierbij terecht op, dat deze drie Nederl .vaersregels herinneren aan het Noordsche volksrijmpje op dedoodenjacht:«Maanen skjine,Dömand grine,Väste du ikkje räd?»Wat hiervan weze, zeker is het, dat Herder in zijne beoordeeling van Althoffs' biographie een Oostpruisisch vertelselaanhaalt, waarin men de volgende vaerzen opmerkt:Der Mond scheint hell ,Der Tod reit ' t schnell ,Fein Liebchen, grauet's dir?“ Und warum sollt' mirs' grauen?Ist doch Feinslieb bei mir!»regelen , welke nagenoeg niets anders bevatten dan de totéen geheel versmolten gesprekken uit onze beide eerste lezingen .Zooals men weet, zou Bürger van de gansche sage slechtsdeze vaerzen gekend hebben: een dienstmeisje, Christine,zou ze hem hebben voorgezongen . In Des Knaben Wunderhorntreft men intusschen eene ballade aan , waarbij deze opmerkinggevoegd is:a Bürger hörte dieses Lied Nachts in einem Nebenzimmer .»Ziehier dit eigenaardige stukje:Es stehn die Stern am Himmel,Es scheint der Mond so hell,Die Todten reiten schnell:Mach auf, mein Schatz, dein Fenster,Lass mich zu dir hinein,Kann nicht lang bei dir sein .Der Hahn, der thät schon krähen,Er singt uns an den Tag,Nicht lang mehr bleiben mag.134Weit bin ich hergeritten ,Zweihundert Meilen weitMusz ich noch reiten heut;Herz allerliebste meine!Komm, setz dich auf mein Pferd,Der Weg ist reitenswerth:Dort drin im UngerlandeHab ich ein kleines Haus,Da geht mein Weg hinaus .Auf einer grünen Heide,Da ist mein Haus gebaut,Für mich und meine Braut.Lass mich nicht lang mehr warten,Komm, Schatz, zu mir herauf,Weil fort geht unser Lauf.Die Sternlein thun uns leuchten ,Es scheint der Mond so hell!Die Todten reiten schnell .Wo willst mich dann hinführen?Ach Gott , was hast gedacht ,Wohl in der finstern Nacht?Mit dir kann ich nicht reiten,Dein Bettlein ist nicht breit,Der Weg ist auch zu weit .Allein leg du dich nieder,Herzallerliebster, schlaf,Bis an den jüngsten Tag.>Zooals men ziet, sluit zich de inhoud van dit lied van zeernabij aan bij dien onzer derde, d . i . Wilrijcksche lezing:de wederkeerende geliefde daalt alleen terug in het graf.In Percy's Reliques of ancient English Poetry, III , p . 133,staat eene Schotsche romance , Sweet Williams Ghost, waarvande ontknooping reeds eenigszins meer gelijkt op het gewoneeinde der Lenore-sagen. De bruid volgt, dwars door den koudenwinternacht, den dooden geliefde naar het kerkhof, waar hijrust; zij ziet den geest, bij het kraaien der hanen , in den grondverdwijnen , doch blijft , op zijn graf gezeten , «William ,William» roepen , tot zij , den daaropvolgenden morgend,bevrozen op het kerkhof ontdekt wordt.Tal van verwante sagen en liederen zijn er in onderscheideneEuropeesche volkslitteraturen aan te wijzen. De voornaamstezijn in de volgende werken te vinden: Fr. Maurer, IsländischeVolkssagen der Gegenwart, p. 73 , — Dr Pabst's, Veber Gespen

135-eene gester in Sage und Dichtung, p . 61-62, — Arnold Passow, Popu laria Carmina Graeciae recentioris , n° 517-519 ,wichtige studie , in het Magazin für die Litt. des In- undAuslandes, jaargang 1887, over verscheidene Lenore-varianten ,bij de Zuidslaven tot nu toe bestaande , - J. M. Wagner,Deutsches Museum, 1862, pag . 802, enz..Ik mag het echter niet verzwijgen: meer dan eene der hierbedoelde varianten is er verre af, in alle onderdeelen met.de Nederlandsche overeen te stemmen . In de Grieksche b. v .is het een doode broeder, die zijne levende zuster, uit eene verrestreek , naar de eenig in leven overblijvende moeder terugvoert,zooals hij het haar, lang voor zijn overlijden , plechtig beloofdhad .Ongetwijfeld werd er oorspronkelijk in al deze thema's nochvan broeder en zuster, noch zelfs van bruidegom en bruid , maar wel van man en vrouw gesproken . Zooals Felix Liebrecht ver onderstelt (zie Zur Volkskunde, bl . 197), berust het geheele ver haal op eenige duistere herinneringen aan een aloud gebruik ,volgens hetwelk de vrouw met den gestorven echtgenootlevendig moest begraven worden, op boete van , zoo zij aan dezeverplichting te kort bleef, zelve door den doode weggehaald te worden . Pol de Mont.SAGEN.9. (25.) De Avinnenberg te Denderleeuw .Ten Noorden van Denderleeuw bevindt zich nevens den Dendereen laag heuveltje . Als Onz' Heer en Sint Pieter bezig waren met hun paard en hun ploeg «den Dender uit te rijden» , kwamen ze in deomstreken van Denderleeuw; en daar kon ' t paard niet meer voort.Onz? Heer zei tot Sint Pieter: «Kuisch de ploeg eens uit , zij ismisschien te nijg vervuild .» Sint Pieter kuischte de ploeg: en hij gooide ' t op een hoopken uit . En er kwam zooveel aarde uit, dat hettot nu toe nog een hoogen berm vormt, die te Denderleeuw a deAvinnenberg» heet . Aug. Gittée .136>SPROOKJES15. Hoe de Gemeenten aan hunnen naam gekomen zijn .Sint Pieter en Onz' Heer waren, gelijk bekend is , groote vrienden .Op zekeren dag kwamen ze van Ninove naar Aalst langs de Ninoofschekassei . Sint Pieter voerde Onz' Heer op een kruiwagen. Onz' Heer was op zijn ronde om de gemeenten hunnen naam uit te deelen , en hij had ze allemaal op briefjes geschreven die hij in de hand hield. Maarhet waaide - hard en op eenen keer vliegt er een briefke weg. a Onz'Heer, Onz' Heer! roept Sinte Pieter, er vliegt eentje weg. ) – MaarOnz’ Heer gaf er geen acht op en ging maar altijd voort met in zijnbriefkes te zoeken.- «Onz' Heer, Onz' Heer! riep Sint Pieter weer,er vliegt een briefke weg.» «' t Is wel, ' t is wel, laat gerust,zei Onz' Heer, met een grove stem . Van daar de naam der gemeenteWelle.Een beetje verder vloog er nog een briefke weg en Sint Pieter begon weer te roepen . Toen het Onz' Heer verveelde, zei hij tot Sint Pieter: «Ei wel , haalt het .» Van daar de naam der gemeenteHaaltert. Aug. GITTÉE .>>>PLAGERIJEN .Grepen uit het Kinder- en Volksleven .Wie onder ons nam niet eens een innig genoegen daaraan , eenof anderen makker te plagen? De zucht , die ons aanspoort , ons tenkoste van den gebuur lustig te maken, ' t zij er al dan niet kwaadaar digheid in gemengd is , bestaat algemeen, en ligt in de natuur vanden mensch .Zij vertoont zich bij oud en jong , bij groot en klein , bij arm enrijk; men kan ze aan ' t werk zien in de onbezorgde kinderwereld ,bij de jolige jeugd, bij den rijperen mensch . Op den buiten als inde stad wordt geplaagd. Zoo eng is die zucht met het menschelijkkarakter samengewassen, dat een plagerij niet zelden gericht is tegeniemand , voor wien men iets over heeft; althans zoo men metVan Lennep moet gelooven , dat «men plaagt wie men lief heeft» .Gewis steekt daar iets waars in; aan de plagerijen blijft evenwel dekwaadaardigheid, de «Schadenfreude» niet altijd vreemd; en ditsteeds minder, naar mate de plagers meer in ouderdom gevorderdzijn . Bij de kinderen hebben de plagerijen dus meestal een argelooskarakter; niet zoo zeer bij ouderen .137De damen welke het volk aan het plagen en de plagerijen geeft,zijn talrijk. Behalve de beschaafder termen plagen en foppen en hetmeer populaire palullen ( 1 ) met hun afgeleide substantieven, zijn ervele minder beschaafde in gebruik; plaatselijke termen zijn medein menigte voorhanden . Ik kan hier slechts het feit vaststellen: tothet geven hier van een min of meer volledige lijst der bedoeldetermen , ontbreken mij thans de noodige documenten . Dit puntbehoort overigens alleen zoover tot onze vakstudiën , als het denfolkloristischen schat slechts noemt; het omstandiger behandelen ishet voorwerp van de studie der volkstaal.Een zeer zonderlingen term wil ik nochtans niet stilzwijgendvoorbijgaan . Iemand plagen met spotternijen , terwijl men denschijn daarvan vermijdt, heet scheren . Soms voegt men bij: zonder zeep; met dezelfde beteekenis gebruikt men de uitdrukking iemandzijn baard afdoen . In iets mislukken of teleurgesteld zijn heet nog:» er kaal van af komen,» ook wel: «van een kale reis thuis komen o . Deze uitdrukkingen wijzen op een tijd , toen hetsnijden van hoofd- en baardbaar nog als cen beschimping, eenbeleediging gold . Zooals bekend is , besteedden Grieken en Romeinen,Kelten , Germanen en andere volkeren veel zorg aan het haar,zoowel mannen als vrouwen; den gevangenen sneed men, tot teekenvan smaad, het hoofdhaar af. Tot in de 15e eeuw droegen de mannen in het westen van Europa bijna algemeen het haar van vorenkort, van achter evenwel lang en neerhangend; doch in de 16e eeuw verdween allengs ook het lange haar van achter. Tooverheksen werden kaal geschoren , en nog heden bestaat dit gebruik voor terdood veroordeelden .De plagerijen bestaan in woorden of daden . Tot de eerste soort behooren schelmsche of komische antwoorden, die men blijkbaarniet op de letter mag opvatten; tot de tweede , sommige gebaren;ook talrijke grappen en spelen , waarbij het al te groot vertrouwen van een meestal bij afspraak aangewezen slachtoffer te baat wordtgenomen.Merkwaardig mag men de gelijkheid heeten , die tusschen deplagerijen in verschillende gewesten bestaat; niet alleen tusschen de plagerijen in daden , welke vooreerst tot de volkszeden behooren;doch tot de schelmsche antwoorden toe treden hier en elders metongeveer dezelfde vormen op; en verschilt al de vorm van het( 1 ) Zie SCHUERMANS, Idioticon . Soms samengetrokken tot plullen; zoo te Gent,138éene gewest tot het andere ( b . v. in Limburg en Oost-Vlaanderen) ,zoo zijn toch de omstandigheden , waarin het snaaksch antwoord «voor de pin» komt, dezelfde .Deze soorten van zaken, hoozeer ze ook deel maken van hetleven dat wij allen leven , werden intusschen nooit of zeldengeboekt; en leveren , in een zekere hoeveelheid verzameld , eenmerkwaardige karakteristiek van den volksgeest.Zij spiegelen in vele gevallen de volksbegrippen getrouw af;bevatten menig overblijfsel van ons oud geloof, herinneren aan menige zede . Het «waarom» is dikwijls een stuk geschiedenis der beschaving. Zij behooren overigens in de eerste plaats in dat inge wikkeld geheel dat men het volksleven heet, en welks oorsprong en goed verstand wel het omvattendste en gewichtigste vraagstuk der folklore uitmaakt . Tot dit doel wensch ik — mij meer bijzonder totVlaanderen bepalende – in een reeks opstelletjes het mijne bij tebrengen . Bij vele der geciteerde feiten blijft intusschen nog een vraagteeken staan .Eenige der meest gewone plagerijen laat ik hier volgen .Zij zijn ons allen gemeenzaam , worden als van zelfs door onsuitgesproken of verricht, schier zonder dat wij er acht op slaan .De meeste zijn ons uit onze jeugd bekend , t zij wij het genoegen hadden ze op onze schoolmakkers toe te passen , 't zij wij er wel eens het spijtig slachtoffer van waren ( 1 ) .Dat de bedoelde grappen niet altijd binnen de palen der welvoegelijkheid blijven , weet iedereen; sommige zaken , welke men in goed gezelschap» niet noemt, nemen in de taal en het leven des volkssteeds een groote plaats.21. Gebaren.Het is wel verstaan , dat ik hier slechts spreek van de gebarenwelke in spot aangewend worden.Een der meest gewone is de wijze waarop wij een begeerd voorwerp schijnen aan te bieden , om daarna in de uitgestrekte handniets dan onzen wijsvinger te geven , terwijl wij het voorwerp, gewoonlijk klein , in de gesloten palm der hand weer verbergen.Onder groot en klein is die plagerij in gebruik .- Meer bij kinderen bestaat de volgende. Terwijl iemand geen erg( 1) De lezer wordt dringend verzocht, schrijver dezes op- en aanmerkingenter vollediging of verbetering te willen mededeelen ,139vermoedt, houdt men den wijsvinger nevens zijn neus, en zegt hemvervolgens iets om hem te doen omkijken; zoo komt de uitgestoken vinger op zijn neus te recht.-Gansch kleine kinderen lacht men uit , terwijl men herhaaldelijkden eenen wijsvinger snel over den anderen schuift. Dit gebaar heet men in Vlaanderen uitsliepen . a Als iemand in iets mislukt of crkaal van afgekomen is , zegt Schuermans, richt men spottenderwijze den rechter wijsvinger naar hem , men slipt met den linken daarover, en men roept in Vlaanderen: sliep , sliep, en dit heet mendaar: iemand uitsliepen; in Antwerpen en ook wel in Brabant:ee-pee, pee, slipt kem eens uit en dit heet: iemand uitslippen.» Hoedit gebaar tot deze beteekenis kwam, is ons een raadsel .Als een antwoord aan nieuwsgierigen ( b . v. op de vraag: Wat is dat? ) wordt algemeen op den neus gewezen. Soms wordt bijge voegd , ook wel alleen geantwoord: Een vraagsteert. Zoo te Gent; te Hasselt zegt men steeds: Nieuwsgierige snuiten . Door het gebaar wordt bedoeld: dat het antwoord op den neus te lezen staat . Dit gebaar behoort tot een gedachtenkring, welke in een bijzonder opstel over fatalisme uitvoeriger zal besproken worden . Thans zouden wij daardoor te ver van ons onderwerp afgeleid worden .Ter gelegenheid van het antwoord dat men te Gent geeft, nl . een vraagsteert, zal ik aan iets soortgelijks uit het Walenland herinneren .Een vraagsteert moet een ingebeelde vogelsoort beteekenen , waarvan de naam in analogie met kwiksteert b. v . gevormd is . Te Aathmerkte ik een plagerij op, die met de onze moet in verband gebrachtworden . Eenige jongens geven zich den schijn naar vogelnesten te zoeken en er een gevonden te hebben . Zij vereenigen zich met drievier in een kring om een boom met een hol in , en geven door gebarenen kreten een ingebeelde vreugde te kennen . Daardoor wordt deaandacht gewekt van hem , op wien zij ' t gemunt hebben: enwanneer hij nu wil zien «wat er is» , krijgt hij ten antwoord:Un nite de tamboureuxAvec des jônes ( jeunes) de chuffloteux.Werd de grap hem nooit gespeeld, zoo zal hij niet begrijpen watdie overigens fictieve vogelnamen mogen beteekenen; en steekt hijzijn hand in het gat van den boom , zoo vindt hij niets dan .... drek .Tot dezelfde categorie der ingebeelde vogelen kunnen wij heteerdevetterken brengen , de Gentsche spotbenaming van den meerverspreiden «schildwacht ( 1 )» , Te Rupelmonde, zooals wij nog( 1 ) Cf. LIEBRECHT , Zur Volkskunde. Wächter p. 383 .140enverder zullen zien , kent men den gelijksoortigen grasduikelaar.«In dezen treden» heet immers, met een greintje humor emetsen»;er , zooals de bengels wel eens doen , met een steen naar werpen,een «snep schietenDe neus komt ook voor in andere gebaren , en wel in het zeer verspreide gebaar, dat men heet: een neus stellen of zetten . Deduim wordt tegen den neus gehouden , terwijl de hand open blijft,en de vingers over en weer bewogen worden . Dit gebaar is zooveelals het antwoord: ik lach u uit .Zulke gebarentaal wordt door iedereen begrepen , ja is zeerexpressief. Ten bewijze het volgende feit, dat ik onlangs uit een dagblad knipte en zijn bedrijfster duur te staan kwam .«In de maand Januari van dit jaar verscheen voor het correc tionneel gerechtshof te Parijs een meisje, genaamd Marie L. , 23 jaaroud , die , in den nacht van 120 tot 13. November wegens landlooperij aangehouden , steeds geweigerd had op de vragen , eerstder policie , dan des gerechts, te antwoorden .«Men weet nochtans dat zij niet stom is . In Saint-Lazare , heeft zijverklaard aan een oppasster, «dat zij wenschte onbekend te blijven ,uit vrees van haar moeder verdriet aan te doen» . De gedane opzoekingen hebben toegelaten haar identiteit vast te stellen .«Voor de rechters heeft zij zich gisteren geheel en al stom gehouden. Al de moeite die de voorzitter zich gaf om haar een woord te ontrukken , was vergeefsch .«Men heeft haar wegens landlooperij veroordeeld tot zes maan>den gevang .• Nauwelijks was het vonnis uitgesproken, of Marie L., zondereen woord te spreken , zette het gerechtshof een fermen neus!«Deze stomme beleediging, tot de magistraten gericht, heeft haar een nieuwe veroordeeling gekost tot drie jaar gevang, welkezij overigens met een tweeden neus beantwoord heeft!»Over het karakter van het gebaar kan , in tegenwoordigheid van dit vonnis, geen onzekerheid overblijven, hoewel het geval ongetwijfeld in het wetboek niet voorzien was!-Wil men iemand te verstaan geven, dat hij op iets niet rekenen mag, dat het, zooals men zegt, «tegen zijnen neus zal zijn» , 200 steekt men den wijsvinger onder den neus door. Ook in Frankrijk in het algemeen ( 1 ) .( 1 ) Zie Mélusine III , col , 119.141

>Daarbij voegt men nict zelden: 'lis Misman . Ik vat dit woord opals een fictieven persoonsnaam , zooals wij er nog meer zullen ontmoeten , en waarin mis significatieve lettergreep blijft, die op demisrekening wijst: daarom ook wordt mis geklemtoond . -- Inmenigvuldige omstandigheden komt het gebaar voor: valt b . v .een feest op een zondag, zoodanig dat het tot geen verlof aanleidinggeeft, tot groot spijt van leerlingen en ... leeraars (gelijk s' Koningsnaamfeest dit jaar op 21 Juli) , zoo gaat deze vrije dag onder onzenneus door!Eenige gebaren, althans daden zonder woorden , moeten minderals spotuitingen dan wel als teekens van verachting opgevat worden .Jongens die vechten of anders in oneenigheid zijn , spuwen naarelkander . Ook de geijkte taal heeft de uitdrukking «naar ietsspuwen ) met de beteekenis van «iets verachten» bewaard. Bijgroot en klein is nl . in het gezicht spuwen een groote belcediging.Zij bestaat meen ik algemeen . De beteekenis dezer daad gaat terugop de ideeën aan het speeksel verbonden ( 1 ) .Spuwt de eene jongen naar de andere , dan zal de andere nooit nalaten hem «Jood , leelijke Jood! , te verwijten . ( Hasselt . )De Joden genieten dus nog een zeer geringe achting bij alle standen; het feit is overbekend . Omtrent iemand die voor een Jooddoorging, bestond bij ons de sage , dat wij hem konden «zeer boos maken met hem , de twee wijsvingers, kruiswijze overelkander gelegd, te toonen . Dit moest in onzen geest de wijze verbeelden, waarop de Joden een kruis maken.a De Joden , zegt het volk , spuwen Onzen Lieven Heer in zijn gezicht . ,Hierin vinden wij een overblijfsel van de voorstellingen , die de middeleeuwen omtrent de Joden hadden . De Israëlieten komen steedsvoor in een scherp kontrast met de zeer godsdienstige christelijke Westerlingen .Hunne voorvaders hadden den Zaligmaker gekruisigd ,en daarom woog een vloek op gansch hun natie . Het afgezonderdleven , dat zij leidden , maakte hen in de oogen der Christenen verdacht; om hun nationale zeden en gebruiken , die niet begrepen endikwijls met tooverij in verband gebracht werden , overlaadde menze met verachting . In de sagen moesten zij natuurlijk optreden als tegenstanders van den christelijken godsdienst .( 1 ) Zie P. Sébillot , Le Crachat et la Salive dans les Superstitions et les Croyances popul. (Sep. afdr. uit L'Homme, v . p . 6 et 7).142Herhaaldelijk werden zij beschuldigd, kleine Christenkinderen geslacht te hebben, welke zij tot hun Paaschfeest deden dienen . Vanhet jaar 1171 werden zij daarom voor de ecrste maal te Blois in Frankrijk aangeklaagd. Tegen het einde der 13° eeuw ontstondde beschuldiging, dat zij zich door list of geweld gewijde hostiën zochten te verschaffen, om het door de hostie voorgestelde lichaam van Christus te martelen of te vernietigen; hierin werden zij, naar de volksmeening, zelfs door godvergeten priesters geholpen . De heilige beelden eerbiedigden zij even min . Op dezen grond leden deJoden in de 14. eeuw vele vervolgingen . In Brussel werden in 1370 zestien hostiën geroofd en met dolken doorboord; doch er vloeidenbloeddruppels uit en zoo kwam de zaak aan ' t licht . Al deIsraëlieten die in Brussel woonden, werden verbrand ( 1 ) .Toen in 1348 de zwarte pest zich voor de eerste maal in Europavoordeed , bezweken ook wel Joden, doch in geringer aantal dan deChristenen, wat wellicht aan de matiger levenswijze der eersten tewijten is . Toen ontstond , en wel in Zuid - Frankrijk de waan, dat de Joden de bronnen vergiftigd hadden, en verspreidde zich snel overgeheel het Westen .In deze en andere voorstellingen van denzelfden aard ligt de kiemvan het antisemitisme dat nog soms heden , zelfs in groote steden,tot uitbarsting komt .Personen uit de volksklas, die aan ' t kijven zijn , vooral de vrouwen , zijn, zooals men weet, nooit op het kapittel der beleedigingen en der spotachtige doenwijzen in verlegenheid . De volgende merkwaardige teekende ik aan:De een maakt tegen den andere het bekende gebaar met den duim , om een luis dood te doen. In de vingerrijmpjes heet hij daarom ook luizeknikker of luizekraker. Loodrecht wordt de rechter duim op de vlakke linker hand gesteld , en snel op de nagelzijde omge keerd . Dat moet beteekenen «dat de andere geen luis heeft om dood te doen» , dus in de grootste armoede verkeert. Deze wijze om den broodnood uit te drukken vinden wij terug in het zeer populaire spreekwoord: «Beter een luis in den pot als geen vet , om uit te drukken: «beter iets , hoe weinig ook, dan niets .»Dit gebaar wordt mede vermeld in een vertelsel , dat in devrouwenwereld zeer bekend is . Een arme man was namelijk2( 1 ) Zie Dom LIBER. Le Faux Miracle du Saint Sacrement à Bruxelles(Brux . 1874).143gezegend met een zeer zacht schepsel van een vrouw, die den ganschen dag niets deed dan om zijn ooren zagen , en hem in haargramschap steeds voor een e luiszak» uitschold . Weldra verloor hij echter zijn geduld; maar zachte noch harde middelen konden het karakter zijner wederhelft wijzigen , laat staan verbeteren. Op zekeren dag, toen zij hem in tegenwoordighied der geburen vernederd had, smeet hij haar in een rivier, niet verre van daar . Dochzelfs op dit oogenblik , toen zij reeds onder ging en niet meer spreken kon , hief zij nog de handen boven water, om den duim op de vlakke hand om te keeren en nog haren man door dit gebaar te beleedigen .Deze grap is niet slechts hier te lande bekend; zij komt reedsvoor bij Etienne de Bourbon , een dominikaan uit de 13e eeuw(+ 1261 ) . Dergelijke geschiedenissen werden vroeger door depredikers zeer dikwijls in hun sermoenen ingelascht, en werden inde letterkundige geschiedenis der middeleeuwen exempla genoemd.Vele onder deze leven nog heden onder het volk als grappen voort,zooals men zich kan overtuigen uit het mooie boek van Lecoy de la Marche: L'Esprit de nos Aïeux ( Paris, Marpon et Flammarion) ,waar het vertelsel in kwestie eveneens te lezen staat op p . 263 .- Mede in de achterbuurten en gemeene wijken bestaat het vol gende gebruik , eveneens wanneer twee buurvrouwen met elkander op straat aan het twisten zijn . Een der twistenden gaat binnen , en komt een oogenblik later weer buiten, om een bezem omgekeerd tegenden muur te stellen . Den bezem wordt niet zelden een muts opgezet,terwijl van onder deze een roode lap uithangt, die de tong moet ver beelden. Daarna treedt ze weer in huis, en laat de getergde buurvrouw als ' t ware tegen den bezem voortkijven . Ook in Italië en in Bretagne bestaat het gebruik , om als beleediging voor de tegenpartij een bezem uit het venster te steken . ( Men zie hierover MélusinE, III ,167 en 210-211.)De bekende grappenverzameling van Uilenspiegel, zoo rijk aan bijzonderheden omtrent het volksleven , herinnert verder aan tweefeiten , die in de rubriek der hier besproken zaken behooren: Toen de vader van Uilenspiegel op zekeren dag zijn zoontje meegenomenhad , haalde hij van den aardigen snaak weinig eer. Ik geef het woordaan den auteur der Fransche uitgaaf , door Prudens Van Duyse bezorgd en met een voorrede verrijkt: «Ainsi donc que son perel'eut monté derrière luy, il ne fut gueres à repos: ains levant sa chemise, (Ulespiegle) monstroit son cul à ceux qui estoyent là alen144

>tour: et cela fut cause de les faire esmerveiller de sa malice, et crierapres luy . Dequoy se voulant excuser Ulespiegle , ayant oay ce qu'on caquettoit, vient à dire de rechef à son pere , qu'il ne faisoitpoint de mal, combien que toutesfois chacun le dist estre remply de malice . A qnoy voulant remedier son pere , le change de place, et lemet devant luy: lequel ne laissa pour ce de se mocquer de tout le monde , en leur tirant la langue, jasoit que son pere n'en apperceustrien . Dont ne se pouvans taire les assistans , disoyent encores ainsi .Regardez, je vous prie, combien malicieux est ce coquin et petitpaillardeau ( 1 ) , )Dat onze kinderen nog de tong uitsteken, wanneer zij ons willentarten , weten wij. Met betrekking tot het eerste gebaar mag men aannemen , dat zij tegenwoordig in goede opvoeding bij den zeerpopulairen Uilenspiegel wat voor hebben . Het feit behoort meer totvroeger tijden , en wordt in de geschiedenis en sage herhaaldelijk vermeld . Zoo weten wij, dat «die Weiber von Fritzlar , dem BelagererKonrad den blanken Spiegel über die Zinnen herabzeigten , worauf derKaiser, 1233 die Stadt verbrannte.» Hetzelfde feit geschiedde bijde belegering van Burgdorf door den Aargauer landadel , wien «der Spiegel aller Ritterschaft , voorgehouden werd (2) . — Ter verklaringdezer feiten is het voor ons doel genoeg, aan de uitwerking te herin neren , welke de daad in kwestie op de geesten uitoefent. Zij schrikt ze af en dwingt den Kobold, zijn last te laten vallen; zij verdrijft medezeer dikwijls den duivel, den draak en andere booze geesten ( 3) .Geheel uitgestorven moeten de voorstellingen , aan deze daad ver bonden, nog niet zijn , want in de omstreken van Charleroi teekendeik nog onlangs het volgende feit aan: Te Marbaix bestaat het geloof,dat men, om een goed nummer te loten , te middernacht den«Gekruisten God» voor de kerk zijn bloot achterste moet toonen .Een loteling heeft het voor een paar jaren gedaan . Toen hij trots het kunststuk , een slecht nummer trok , waren er in het dorp verschei dene personen, die daarover hun verwondering uitspraken , een bewijs dat zij in de daad vertrouwen stelden . Dit geloof verklaren kan niet met volle zekerheid gedaan worden . Waarschijnlijk krijgt de heiligschennis in den volksgeest het karakter van een verbond-( 1 ) Histoire joyeuse et récréative de Tiel" l’Espigle. Gand, Duquesne, 1858.p . 6 en 7.( 2) Rochholz, Deutscher Glaube und Brauch im Spiegel der heidnischen Vor .zeit, II , 318.(3) WUTTke, Der deutsche Volksaberylaube der Gegenwart, 2 Aufl. § 49; 411 .145met den duivel , wien men aldus op het lot een zekeren invloed toekent, nadat men een hem aangename zaak uitgevoerd heeft.Immers, op die wijze beleedigden de Joden in de middeleeuwen deheiligenbeelden . Te Cambron bij Ath , maakte zich een Jood in 1321aan dit feit schuldig . De Heilige Maagd openbaarde echter het misdrijf in een droom aan een smid , die het daarop aan de overheid bekend maakte, en verlof kreeg met den Jood te vechten . In dit «Godsoordeel» dolf de Jood natuurlijk het onderspit. In de werken , die over de geschiedenis onzer bedevaartplaatsen handelen , wordenden Jood slechts «smaad- en lasterwoorden ( 1 )» ten laste gelegd . Deoude prenten , zooals ik er eene kon zien in het bezit van den heerBroquet, arrondissements-commissaris te Aath , stellen den Jood in de interessante houding voor .(Wordt vervolgd .) AUG. GITTÉE .LIEDEREN.5. Van het Jaar Een.

€Ik hoor - de nog ee- nen and'ren pree -ken , en die(n)xset - te de tien - den af. Men hoor- de ' t voik lof van hemspre - ken, En zeg - gen:: och! die( n) uil is braaf. Nu mag menvrij den oogst in ' t schuur hal en, zon der tewach- ten bij da - gen of nach -ten .A ' t Is Groot Ge -( 1 ) St. Schoutens . — Maria's Henegouw. Lier , Jos . van In , 1888. p .34 en 35 .A. D(E) R(EUME) . –Les Vierges Miraculeuses de la Belgique . Bruxelles , Parent,1836. p. 431 .12.. 146Rall.weld, den slimstenvan ons pacht! ' t Is Groot Ge -ons.-weld , den slim-sten van pacht!( WAMBEEK. )Op bl . 57 en 93 van onzen vorigen jaargang gewaagde ik reeds van dit lied , blijkbaar eene satyre op de weldaden der FranscheOmwenteling. Al wat wij zelven van den tekst bezitten , deeldenwij ter laatst aangeduide plaatse reeds mede. Heden geven wij zoo gebrekkig als zij dan ook weze de anders niet onaardigezangwijze, en voegen daarbij, zoo getrouw mogelijk , de mondelinge voordracht, zooals verscheidene oude buitenlieden ons daaropvergastten .Wij pasten de woorden der derde strooph ( zie bl . 93) op deze wijze toe , 1 ° omdat de eerste en vierde ons niet volledig bekend zijn ,20 omdat de tweede van den muzikalen tekst eenigszins afwijkt.Deze strooph telt inderdaad eenen regel meer: «als men begeert» .Men zingt hem echter slechts eenmaal en wel op de noten van ons rallentendo, als volgt:는Voor drij oor den per lieRallver , als men be-geert! Voor drij oor den per liever! ( Sic.)Dat de woordrhythmus niet overal met den muzikalen overeenstemt , zal de lezer zelf wel opmerken . Wij deelen het lied mede,niet als kunstenaar, maar als folklorist. P. D. M ...147VOLKSGEBRUIKEN .Dansen onder den Rozenhoed .Uit de Folklore der 16° eeuw te Gent .Na de onderwerping der stad Gent aan den hertog van Parma ( 1584)werden allerlei schikkingen genomen om de bevolking, die gedu rende acht jaren onder den invloed van het protestantisme geleefd had, naar den schoot der Moederkerk terug te brengen . Zelfs de aloude volksvermaken werden tegengewerkt .In het Diarium van den tijdgenoot Philips van Campene (handschrift der koninklijke bibliotheek van Brussel) , lezen wij daaromtrent de volgende aanteekening:«Eadem die ( 8 Juni 1585) sonitu tubae auctoritate magistratusvetita sunt festivis, diebus tripudia juvenum pro sertis et coronis floridis adipiscendis , quas pendere solent sub vesperam in mediisplateis pueri et puellae hoc aestivo tempore , carmina Flandricacanentes .» ( Op 8 Juni 1585 werd met trompetgeschal van wege deschepenen verboden aan de jongelingen op de heiligendagen dansen uit te voeren om kransen en kronen van bloemen te verwerven , diede jongens en de meisjes gewoon zijn rond den avond te midden destraten in dezen zomertijd te hangen, zingende vlaamsche liede kens . )In de verkorte achttiendeeuwsche vertaling van dit Diarium ,door Blommaert uitgegeven onder den onjuisten titel van Vlaemsche kronijk of Dagregister... onderhouden in ' t Latijn door Ph. De Kempenare (sic) , overgezet door J. P. Van Male , pastor van Bavekerke (Gent , Hebbelynck 1859) , wordt deze aanteekening als volgt vertaald (blz . 358):«Op dezen dag werd van wege het magistraet afgekondigd , datde jongheid op de zondagen en heiligdagen 's avonds niet meermochten op strate dansen of liedekens zingen om den roozenhoed .»P. F.>Het schijnt ons aan geen twijfel onderhevig te zijn , dat er in hetmedegedeeld citaat spraak is van de zoogenaamde Sint Jans- en kronendansen .Zij behooren tot het feest van den zonnestilstand . Op dezendag werden sedert de oudste tijden ter eere der goden vuren aangestoken en daarom heen gedanst . In Duitschland waren zijtot in de 18e eeuw in algemeene gunst. In vroeger tijd namen148ook de hoogere standen er deel aan , tot vorsten en koningen toe.Zoo danste in 1471 Koning Frederik III met schoone vrouwen te Regensburg, om het op de markt aangestoken Sint- Jans vuur.Hiermede waren echter zekere gebruiken verbonden, welke wijvermeld vinden bij Sebastian Franck ( Weltbuch 1534, 515):«Op Sint -Jansdag, zegt hij, maken zij een zonnevuur, enwerpen er ook zekere kransen op , ik weet niet om welk bijgeloof;bijna iedereen draagt een blauw kruid, ridderspoor genaamd , in dehand . Dan zingt men rond een krans meesterliederen, gelijk ook dikwijls in het jaar bij zomertijd; ' s avonds zingen de meisjes in een kring om een krans, gemeenlijk van anjelieren gemaakt, gerijmde liederen voor . Wie het best zingt, krijgt den krans.»Het gebruik door het Diarium vermeld , vinden wij dus bij Seb. Franck volledig terug. Het is niet noodzakelijk met Blommaert aan te nemen , dat hier meer bepaald van de dansen onder dena Roozenhoed» zou spraak zijn . Deze moeten evenwel ook onderde bedoelde begrepen worden . Het datum waarop het dekreet ver scheen , 8 Juni, spreekt zoowel voor de Sint-Jansdansen , welkeop 24 Juni plaats hadden , als voor andere dansen die op latere zomerfeesten vielen , en bij ons meer bepaald op St - Pieter , 29 Juni .Deze dans , de zoogenoemde kronendans, was vroeger door geheel Duitschland inheemsch: het langste bleef hij in zwang aan denNeder- Rhijn .Volgens de inlichtingen , in Volkskunde 1888, p . 59 en 90 verschenen , moet hij nog in Vlaanderen en wel in ' t Land van Aalst bestaan . Daar wordt nog de rozenkroon , de zoogenoemde Rozenhoell, opgehangen, en er onder gedanst . Ook in Fransch-Vlaanderen ,en wel te Duinkerke , werd onder den Rozenhoed gedanst; in zijnbekende verzameling, p . 324, gaf De Coussemaeker een danslied dater op betrekking heeft.Te Ninove noteerde ik een ander gebruik mede ter gelegenheidvan Sint Pietersdag:«Men hangt een hoed , van reepen gemaakt, aan een koord dieover de straat gespannen is . In den hoed hangt men dikwijls twee sleutels, die de rangteekens van den hemelspoortier moeten verbeelden . ' S namiddags drinkt het vrouw volk pappenthee met mastellen in het midden der straat . Pappenthee bestaat uit melk , gezoden metsaffraan en suiker. Des avonds vergaderen al de bewoners der straatom een tafel waarop een brandend oordjeskaarsje staat, en dandrinkt en zingt men dat het een lust is om te zien . Daarna is het volksbal» .149Zoo luiden mijn aanteekeningen , jaren geleden genomen . < Eenhoed van reepen gemaakt» , in deze termen werd de nota mij opgegeven . Wat wordt eigenlijk daarmee bedoeld? Een bloemenhoedof -krans? Heel waarschijnlijk is dit zoo . Dit punt zal wel een onzerlezers te Ninove willen ophelderen .Ten slotte geven wij op beknopte wijze weer , wat Wolf over dit punt in Wodana schreef:«Op St Pietersdag wordt te Geeraardsbergen de rozenkroon in hetmidden der straat opgehangen. ' S namiddags is het bollenwerpen,en alle inwoners van den wijk , zoo mannen als vrouwen , nemen erdeel aan . Den volgenden zondag wordt een dans onder de rozenkroon gehouden . Heimelijk bepaalt men het paar dat bruid enbruidegom zal zijn; op hun hoofd laat men de rozenkroon vallen,en het paar is verplicht een gelag te geven .Te Hekelgem , bij Aalst, maakt men twee blocmenkransen: den rozenhoed en de kroon . Dan spelen de meisjes strooikentrck:wie het langste strooiken trekt, krijgt den rozenhoed en is de eerste koningin, in welke eigenschap zij een koning kiest; wie het tweede in lengte trekt , krijgt de kroon , en is de tweede koningin; zij ook kicst zich een makker. Daarna stemmen zij allen een liedeken aan .Komt een vreemdeling voorbij, dan schreeuwen allen djou! djou!en klappen in de handen .» (Wodana p . 103) .Volgens Dautzenberg (Volksleesboek, Brussel , 1854 , p . 19) werdtoenmaals te Brussel nog soms onder de kroon gedanst. Voor deliederen die daarbij gezongen werden , verwijzen wij naar hetgeciteerde werk, waarin nog een en ander over feesten en gebruikenvoorkomt . Aug. Gittée .>BOEKBEOORDEELING.F. J. DE SANTA-Anna Nery . Folk - lore Brésilien . Paris. Perrin(Libr . Acad . Didier) , 1889, XII , en 272 p . ( fr . 3-50 ).Onder cen hoogst aantrekkelijken vorm biedt ons dit boekeen beknopt overzicht van de onderscheiden vakken der volksbegrippen in Brazilië . Op volledigheid wil de schrijver volstrektgeen aanspraak maken; zijn boek is niets dan een aangename causerie over de Braziliaansche folklore, waarbij hij in keusgenoeg bouwstoffen bijbrengt om van hun eigenaardig karaktereen denkbeeld te geven . En daarin is hij ook ten volle gelukt .150Sprookjes en liederen , rijmpjes en gebruiken , volkszeden en volksgeloof, van alles vinden wij hier wat, terwijl ook het drieledig karakter der hedendaagsche bevolking in aanmerking komt: het rijk van Pedro II bevat immers Portugeezen , zwarlen uit Afrika en inboorlingen of Indianen . Op de algemeene beschaving heeft de folklore der drie rassen haar invloed doengelden , en sporen achtergelaten . Zoo geeft schrijver, met betrekking tot de kolonisten , sprookjes en balladen waarin wijzonder moeite onze Europeesche themen terugvinden . De sprookjes schijnen al te zeer ingekort; men vergelijke b . v .de geschiedenis Les deux Frères p . 223, en men zal bekennendat ons Jaaksken en Jakelineke ( Andersen's Kleine en groote Klaas), oneindig daarboven staat . Onder de balladen wil ik defraaie lezing der geschiedenis van Eginhard en Karel den Groote's Dochter, in het origineel Reginaldo, niet ongenoemdlaten . De overige rassen zjin vooral door dierensprookjes verte genwoordigd , waarin de schildpad , als de type van het listig dier, de overigen fopi; tevens door animistische natuurvoorstellingen . Zoo vinden wij hier vermeld het geloof aan de Yara, eenschoone waternimf, die , evenals de Loreley , den sterveling door haren blik eerst betoovert en daarna door haar gezang tot zichlokt . Dit geloof is hier tot een goed afgeronde en roerende geschiedenis uitgedijd. --- Onder de andere hier opgeteekendebegrippen der minder beschaafde stammen dienen nog de Caapora of woudkoning vermeld , het Paard zonder kop en de Sacy- pérère, een soort van plaaggeest, die met Kludden en Lange Wapper in een vak behoort . Voor het overige bezitten de WBraziliaansche Indianen het geloof in wonder en tooverij zoo zeerals elk primitief volk . Voor de afstammelingen der Portugeezen isdit meestal op de personen en de zaken van den godsdienst over gebracht; processiën en kerkelijke feesten worden hier gevierdmet een luister dien wij in Europa niet kennen , terwijl de heili gen nog in hooger eere staan dan bij ons. In dezen gedachtenkring citeert schrijver een potsierlijk feit: Sint Antonius,namelijk, werd gedurende een oorlog tot een hooge waardigheid in het Braziliaansche leger genoemd; toen de veldtocht natuurlijk door zijn hooge bescherming op een goe- 151>den uitslag uitliep, behield de sant zijn post, ja bekwam avancement, zelfs in zijn soldij: want hij, of de Kerk , watovereen uitkomt , geniet een civiele lijst van ruim twee duizendfrank! Mirakels en ander wondergeloof zijn dus evenzeer inden geest der Brazilianen aanwezig als onder elke andere katholische bevolking.Het boek van Santa- Anna Nery, wendt zich tot den vakmanwegens de nieuwe bouwstoffen , die er door toegankelijkgemaakt worden; en tot den algemeenen lezer , door zijnaangenamen en klaren vorm, die het bij menigeen in gunst zal brengen. Aug. Gittée .VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.19. (50) .Het begraven van het Hespebeen . Kan geen welwillend lezer mij cene volledige beschrijving bezorgen van deze eigenaardige plechtigheid , welke , in vele dorpen van Vlaanderen , nogieder jaar de kermisdagen besluit? – Men voege ,er, 200 mogelijk,den tekst bij van het sermoen, dat hier en daar over ' t hespebeenwordt uitgesproken , en van het lied , dat daarbij gezongen wordt .Ten warmste aanbevolen! Pol De Mont.20. ( 51 ) . Vrienden en kennissen , lezers en medewerkers, dieplaatsen bewonen of bezocht hebben , waar de Verloren- Maandag door eenen optocht, eene tering of anderszins gevierd wordt, durfik dringend bidden , mij ten spoedigste hunne aanteekeningen omtrent dit punt te willen mededeelen . Inlichtingen omtrent Hans Knap zullen vooral welkom zijn . POL DE MONT.21. ( 52) . Ik herinner mij , ofschoon onduidelijk , in mijne kin derjaren een Vlaamsch vertelsel te hebben gehoord , dat wonderwel overeenstemt met het heerlijke Märchen, bij GRIMM, K. u . H. ,n 188, onder den titel Spindel, Weberschiffchen und Nadel, opge teekend . Heb ik het goed voor, dan was de verteller , of een hopplukker uit de omstreken van Geeraardsbergen, of eene spinster uit Liedekerke .Wie bezorgt mij de Vlaamsche lezing van dit fraaie maarken?POL DE MONT.22. ( 53) . Koperen Lo . Iedereen weet , te Antwerpen , dat het beeldder Scheldevrijheid en bij overdracht de Maagd der Stad, waar zij152D>in eenen stoet wordt voorgesteld, met den naam van «Koperen Lo , wordt bestempeld .Koperen Lo is de bijnaam van een gemeen vrouwspersoon , datmet eenen stouwer, «den Koperen» , op al te vertrouwelijken voet stond , en veel «in den Koperen eene danszaal van voor vijf-en.twintig jaar, te vinden was.Toen nu het volk bij de groote waterfeesten van 1863 het beeld der Scheldevrijheid, dat met «koper , verguld was, zag onthullen ,riepen eenige spotvogels: «Koperen Lo!, De figuur maakte fortuin, want zij leefde voort tot heden .J. V. D. V..D>DD D D» D>> >23. (B4). ONPEILBARE REMEDIE VOOR DEN BEET VAN DOLLE HONDEN .R. Een hand vol: fleriaan (valeriaan?) ,magistrantie of wegenkruid ,wijntruf,salie ,abrodium of abru ,eysop (hysop) ,betonica ,cardic,blad van wypedoorn ,dit alles gekookt, de helft in schoon water en de helft azijn of ediktot op eene ordinaire wijnbottelje vol , voor eenen mensch .De afgekookte kruyden gebruykt men voor een beest .Voor een mensch deze drank 9 dagen, alle morgen nugteren cen wynkelk vol van te gebruyken .Indien er gebeeten wonden zijn , moeten dezelve alle dagen , nee gen dagen lang, met bast of spaantjes van eekenhout opengekrapt worden, totdat er bloed uit komt en met de bovenstaande drank ook gewasschen worden.De geneezing ' nog herstelling heeft nooyt gemist al heeft denLijder de watervrees op het Lijf, mits men in 24 urenr daar maarbij is .Dit is hetzelfde recept, dat men te Utrecht aan de Bildt en in Gelderland op het dorp Heerden bij chirurgijn dr. Proper gereed maakt en voor onfeilbaar verkoopt en gebruykt .Kost in Gelderland f 1.5 de bottelje .( Uit een oud receptenboek van 1723) .(Het Nieuws v . d. Dag, Amsterdam . )VOLKSKUNDEVan de Prinses, die nooit gelachen had .Van dit vertelsel, ontegenzeggelijk een der eigenaardigsteen geestigste , welke mij bekend zijn , liggen vier verschillige Zuid- nederlandsche lezingen voor mij.Van de 40 typus -formulen , door Hahn in zijne Griechische und albanesische Märchen medegedeeld, is er wellicht geeneenkele , die volkomen juist past op de kapitale trekken, in dezeteksten voorhanden .De formuul, waaraan zij het getrouwst beantwoorden , schijntmij n ' 24, de Turandot-formuul, de tweede der Brautwettformeln , te wezen , wel te verstaan , mits weglating van al het hoog tragische, dat zij bevat:a) Die Werber setzen den Kopf gegen die Braut, deren Erwerbung geknüpft ist an die Lösung van Räthseln .b) Nachdem Viele verunglückt sind, gelingt die Lösung demHelden .Ook is er, in onze sprookjes , geene «Lösung von Räthseln,»maar enkel het ontspannen der lachspieren van de tot bruiduitgeloofde prinses in het spel .De eerste der Geschwister formeln levert mede eenige gelij kenis op met ons vertelsel . Althans is dit laatste , in zijne volledigste variante , eene paraphrase van den eersten der viertrekken , welke dezen typus samenstellen:N 16. a) Von drei zur Lösung von Aufgaben ausziehendenBrüdern gelingt die Lösung dem Jüngsten und die beiden Aelterngerathen in 's Unglück.Beschouwd in verband met formuul 24 , is ons maarken verwant met Grimm, 23,114; Ey , Harzmärchenbuch, bl . 50 en 64;Schott, Walachische Märchen, n' 16; v . Hahn , 17 (var . ) , enz .. Vergeleken met formuul 16 , moet het gelegd worden naastvon Hahn, 26, 51 , 70, 72 en 97; Grimm, 28, 57, 97; Wolf,13154 Popuerto>. >Hausmärchen und Sagen , bl. 54; Schott, Walach. M. ,26; Schleicher, Litauische M. , bl . 26, enz..Toch is ons sprookje vrij wat nader verwant met Aschenhans,der die Königstochter zum Lachen brachte, door Asbjörnsen,Norw . Volksm ., en met (het einde van) Vom Manne, der dem Teufel gedient, door Krauss, Sagen und Märchen der Südslaven, I , 37 , bl . 178 , medegedeeld . Buiten enkele bijzakenstemmen de volledigste ( Wambeeksche) lezing van ons Vlaamschvertelsel en de alleraardigste tekst van Asbjörnsen zelfs in alle deelen overeen .Ziehier eene eerste variante: het vertelsel , zooals het te Denderwindeke onder de schooljeugd bekend is . Zij is korter,gebrekkiger, en vooral droger dan de andere lezingen , dochsluit zich zoo getrouw mogelijk aan bij de mondelinge over levering.1. Hou vast!«Daar was eens een koning, en die had eene dochter , welke zoo vies en zuur was, dat ze nog nooit gelachen had. «Dat magzoo niet blijven duren,» zegde de koning, en hij liet door gansch zijn rijk uitbazuinen , dat de jongeling, die zijne dochterkon doen lachen , dezelve ten geschenke zou krijgen met de helft van zijn rijk. Prinsen en edelingen , heeren en boeren ,allen verzonnen middelen op middelen, maar, niets te doen! De mare kwam toevallig aan de ooren van eenen armen schepers necht, eenen Duitschman , die de zwarte kunst kende. Hij zegde aan zijnen boer: «Mag ik daar eens naartoe trekken , boer?Ik zal dat wijf wel doen lachen!» De scheper sprong op eene oude merrie, die zijn meester op stal had en bijna nooit meer gebruikte , en begaf zich op reis . Na lang rijden kwam hij aan eene herberg , " en vroeg er slapen . Als hij ' s morgends opstond ,vond hij de jongste dochter al bezig met den zaal , dien hij op zijn paerd had gelegd , te bezichtigen. Deze zaål was zoo goed als nieuw, zoo dat zij er over verwonderd was, dat een arme scheper, met zulk een kreupel paerd , eenen zoo schoonen zadel bezat . «Hoû vast ,» zegde op eens de scheper , en het meisje hield vast, en zij had schoon op alle heiligen te roepen , zij konzij den zadel niet meer loslaten . Op haar geschreeuw kwam>>>155>(hare zuster toegeloopen in haar hemd . Maar de scheper stondop zijnen qui vive . «Hoû vast!» zegde hij, en zij hield vast, enkon ook niet meer los! De moeder, die nu juist bezig was methare vlooien te vangen , kwam met haar hemd in de handen ,in haren blooten flikker, en trok ook al aan den zaal , omhare dochters te verlossen . Ja maar: «hoû vast! ,» sprak deschéper, en zij hield ook vast. Nu wierp de schèper den zadel opzijn kreupel paerd , en reed alzoo de baan op .... Wanneer hijaan den ingang der stad kwam, zag een bakker , die bezig wasmet zijnen oven le heeten , justement naar buiten . Als hij nu dedrie wijven aan den zadel zag vasthangen , meende hij met eenenroover te doen te hebben! Hij kwam toegeloopen , en sloeg metden ovenstaak naar den man , die te paerd zat! Par malheur trofhij den rug van het oude wijf! «Hoù vast ,» riep de schèper, enzie , hij hield zoo vast als de andere drie! En zoo reed nu deschèper voorbij den koning zijn paleis . Als de koningsdochter datnu zag, schoot zij in eenen grooten lach , en de schepersknechtkreeg de hand van de koningsdochter, zooals het beloofd was» (1 ) .Mijne tweede variante stamt uit het Land van Waas. Ik deelze mede in den plaatselijken tongval van Stekene . Is zij hier en daar wat naturalistisch gekleurd, men ergere er zich niet aan!De geluiden, door zekere barytonneerende artisten uit Rabelaisen door zoo menigen held van Armand Sylvestre classiek gewor-•den , zullen zeker allerminst aanstoot geven in een volksvertelsel!De titel luidt: Aan - plak -aan!2. Aan- plak- aan .«Er was eens ' n keuning, en die hoat een dochter, die mennog nooit hoat zien lachen .De keuning was hierover zeer bedroefd , en hij docht allemiddelen uit, orn de prinses te doen lachen , doch niets hielp;zij bleef altijd even tristig en treurig .Ten einde raad , deed de keuning uitroepen , dat, al wie zijndochter kost doen lachen , meè heur mocht traân (= trouwen)..Wannus , ' n jongen, die op zijn durp as een domeur bekend(1 ) Mij toegezonden door bemiddeling van den heer H. van Wilder, hoofd onderwijzer te Denderwindeke.156' k goa' k er opaf.>>,ston , zegde op ' nen zekeren dag aan zijn moeder: «Moeder,ik ees de keuningsdochter doen lachen , ' k zalle ' k ik wel lukken.«Wa degge denkt, Wannus! Breekt doar ou heufd niemee, jongen, des (= dat is ) ommers veur ou een onmeugel’kezoake,» sprak de moeder.«En toch goa ' k» , zei Wannus gemeend; «nie langer asmorgen , goaGeheul dien dag was Wannus somber en ' s oavons kroop hijal vroeg in zijn bedde .' s Anderendaags pakte Wannus ' n kruiwoagen , mee een zwoare vracht op . Hij vroog oan Threze een vrå, waarmeehij kennis hoat of ze wilde meê gaan en oan zijnen kruiWoagen steken?– «Joa ' k» zei Threze , «moar zulde gij mij vrij haan»?houden) .«Ge zult al krijgen , degge (= dat ge) neudig het» , zeiWannus, «en ' k zal ou beunen en ijrten ( = boonen en erwten)loaten eten, zeuveel ge wilt. >>' t Akkoord was gesloten , en Wannus en Threze trokken ervan onder..Joa moar, hij liet hij Threze zeuveel beunen en ijrten eten,desse (= dat ze) nie dee as sch.ten laoten , en 't voedsel kwamer somwijlen ook al eens g'heul uit!De kiekens kwamen dan , om ' t op te pikken en .... «Oanplak -oan» , zei Wannus, en de kiekens bleven er oan plakken .Doar kwam doar ’ n pasteur veurbij , die de wa kras von , enhij schupte van colère noar Threze, en ..... «Oan -plak -oan» ,zei Wannus, en de pasteur bleef er oan plakken , en most alhinkelende veurt .De pasteur zijne stekker ging afvliegen , as er de koster justnoar grabbelde, om hem te vatten , en ..... «Oan - plak - oan» , zeiWannus, en de koster most euk al meè .De kosterin kost ( = kon)heure man toch nie zien vertrekken ,zonder hem bij te springen; ze trok aan de sleppen van zijnen zwarten frak, en .... «Oan -plak - oan»» zei Wannus,, en dekosterin most bol gré , mal gré meé .>9157ܕܚ-Nou kwam de veldwachter mee zijnen bleuten soabel , om den stoet af te kappen, en «Oan - plak -oan» , zei Wannus,en de sampetter most euk al meé .Gelukkig dasse uit ' et durp woaren , of anders was ' t erg'heulegansch blijven oan plakken .Moar onderwege kwamen de menschen ammel uit , ( = alleop de stoep — aan de deur) en die verstonden hulder ( = zich)doar nie oan; moar asser ( als er) iemand oantrent kwam,was ' t weeral: «Oan - plak - oan» , zeudat de stoet nog veel vergreutte .Op den duur kwam die aardige processie tot oan ' t paleis ,en de keuningsdochter stond just veur de vuister te treuren( = voor ' t venster) . Op ' t zicht van den stoet schoot ze in zukkenen ( = zulken ) geweldigen lach , dat z'er bijnoa nie kon uit scheen ( = eindigen ).In ' t paleis woaren ze seffens allemoal te been , en de keuning vroog , «wie zijn dochter hoat doen lachen?»Nu kwam Wannus veur de pinnen , en alhoewel de keuning hem wa leulijk vond, mocht hij toch mee zijn dochter traân (1).»->De lezer zelf heeft al opgemerkt, in hoeverre deze twee eerstelezingen verschillen . De Duitsche schaapherder uit 1 is in 2veranderd in den half onnoozelen boerenzoon; in stede van eenoud , versleten paerd , neemi Wannus eenen kruiwagen met zich;ook vertrekt hij niet alleen , maar weet zijne vriendin Threzeover te halen , hem te vergezellen . Van de kiekens, den pastoor,de kosterin en den veldwachter, is er in 1 geene spraak ..Onze derde lezing is herkomstig uit Iddergem , bij Ninove .Hier is de taak, den hoofdheld opgelegd , niet meer dezelfde: hetkomt er niet meer op aan , de koningsdochter te doen lachenen hare hand te verdienen , maar wel eene door den meester gestelde voorwaerde te vervullen , om in zijnen dienst te mogenblijven .Ontegenzeggelijk is het in lezing 2 niet duidelijk , waaraan de woorden: Aan -plak -aan , hunne tooverkracht ontleenen . In( 1 ) Opgave van den heer de M........ k te Moerbeke- Kruisstraat.158Cdeze nieuwe redactie treedt een nieuw personage op , eenetooverheks, in de gedaante van een oud vrouwken , en dezeverschaft den held het wondermiddel , dat hem tot degewenschte uitslagen moet brengen . Voor ' t overige hebben wij hier meteene gansche nieuwe verwikkeling te doen .3. De Hoepentoep .«Er was eens een rijke heer, die zeer gierig was, en die eenen zoon had . Die zoon lag op school. Hij had ook eenen knecht ,die hem sedert vele jaren diende. Als de zoon genoeg geleerdwas en voor goed te huis bleef, zegde de heer tot zijnen knecht:Pier, jongen, nu zal ik met mijnen zoon mijn werk welkunnen gedaan krijgen . Gij moet u op een ander voorzien!De knecht zegde: «Mijnheer, de Winter is bij de deur, en ikheb zes kleine kinderen; ge moest toch compassie met mij hehben , en mij laten werken» . - «Hewel» , zegde de heer,«ik zal u weer in dienst nemen , en ge zult gelijk zijn aanmijnen zoon, als ge mij ' rren hoepentoep kunt brengen; andersmoogt ge niet meer terugkomen. Ziehier 10 fr. reisgeld;hiermee kunt ge vertrekken» . De knecht ging mistroostig wegen op zoek . Hij kwam aan eenen vijver , waar een oud vrouwkenbezig was met water te scheppen. «Man» , zegde dat vrouwkentot Pier, «ik weet, waarachter dat ge zoekt! Gij zoekt ’nenhoepentoep. Welnu , vriend , dat bestaat niet, maar ziehier eenstoksken en een doosken zalf. Als ge van die zalf ievers een weinig aanstrijkt , en met het stoksken slaat, zeggende: «erbarmtu, ontfermt u (1 )» , dan zal , al wat gij aanraakt, er blijven vastaanhangen , tot gij zelf het weerom zult loslaten . Op die manierzult gij ' nen hoepentoep kunnen maken .»Pier nam zalf en stoksken aan , en ging verder. Tegen den avond kwam hij aan eene pachthoeve, waar hij ging vragen, omte vernachten . Ja , hij mocht op den hooischelf slapen . Toen hij naar zijn logist ging,moest hij de plaats voorbij , waardat de boerzijn waterpot stond . Hij peisde in zijn eigen: «ik zal hier eens een weinig zalf aan strijken; misschien kan ik reeds dezen nacht.>>( 1 ) Een ander verteller zegt: Bavelt u en ontfermi u .159>«>mijnen hoepentoep maken!» Hij spiedde af, in welke kamerdie pot gedragen werd , en ' s nachts ging hij aan de venster luis teren , wat daar gebeurde. Om twee uren werd de boerin wakker.Zij stond op om te p ... en! Maar zoodra Pier hoorde , dat zij opden pot zat, sloeg hij met zijn stoksken , zeggende: «erbarmt u,ontfermt u!» en de pot hing vast aan de boerin haar g...! De boer springt op, en begint aan den pot te trekken , maar Pierslaat weer met zijn stoksken , zeggende: «erbarmt u, ontfermtu!» en de boer kon den pot niet meer loslaten . Alle twee begonnen zij nu te roepen op het meisen . Deze komt in allerhaast toegeloopen in haar hemd, en begint aan haar meester tetrekken , denkende dat hij den pot niet wilde loslaten! MaarPier sloeg weer met zijn stoksken , zeggende: «erbarmt u, ontfermt u!» en de meid hing vast aan den boer . Op het gerucht,dat deze drij maakten , wordt de knecht wakker. Deze gaat zien ,wat er omgaat . «Wel gij sloor, ) zegt hij tot de meid , a laat mijnen meester los!» en hij wil ze er aftrekken . Maar Pier slaatweer met zijn stoksken , en de knecht hangt aan de meid .'s Morgens, zeer vroeg , is de koejongen (koewachter) verwonderd ,dat deuren en vensters gesloten blijven, en alvorens met zijne koeien naar de wei te gaan , wil hij weten , waarbij dit komt. Alshij ziet , hoe de knecht de meid vast heeft, snauwt hij denknecht toe: «Wilde eens rap de meid loslaten?» En daardeze niet haastig is , kapt hij erop met zijne klets; maar Pier ,die nog altijd op den loer staat , slaat nogmaals met zijn stoksken,en de koejongen hangt met zijne klets vast aan den knecht.Mijn hoepentoep is voltrokken» zei Pier! Hij trad binnen ,nam den bezemsteel , en niettegenstaande de schoone woorden ,die zij gaven , om losgelaten te worden , drijft hij ze voor zich opnaar zijnen heer.Onderwege komt hem daar een man tegen met ' nen kruiwagen vol rapen . – «0O gij schandaal,» zegt deze tegen hetmeisen, «ik zou toch mijne billen stoppen!» En hij werpt meteene raap naar heur. - «Erbarmt u , ontfermt u ,» zegt Pier,en de raap hangt aan de meid heur bil .Een weinig verder komt daar een jongsken met eene koe .Zoodra de koe de raap zag hangen , liep zij er naartoe , en beet(-160>erin . «Erbarmt u, ontfermt u» , zegt Pier, en de koe hing ook vast aan de raap! Nog een weinig verder komt daar een man met’nen verre (stier) . Als deze de koe zag, ging hij onder harenstaert snuffelen: «Erbarmt U, ontfermt u» , zegt Pier, en ook de verre hing aan de koe! «Nu is mijn hoepentoep zeker voltrokken» , zegt Pier, en hij drijft hem dwars door de stad , recht naarhet huis van zijnen heer. «Mijnheer» , zei Pier, «hier is mijnhoepentoep!» – «Goed» , sprak de meester, «gij hebt gedaan,wat ik u bevolen heb: gij moogt bij mij blijven wonen , en zultgelijk staan met mijnen zoon!» Toen liet Pier zijnen hoepen toep los , en allen vielen van schaamte aan ' t loopen , aan' t loopen , aan ' t loopen ... En zeker loopen zij nog (1).) )>>Blijft de laatste variante, – de volledigste en geestigste. Ikhoorde ze op mijn geboortedorp, slechts weinige jaren geleden vertellen door eenen dier vreemde plukkers , welke , einde September en begin October , de hopoogst uit de omstreken van Dendermonde, Sint-Nikolaas en Geeraardsbergen naar hetweelderige Payottenland lokt.Zelden ontmoette ik eenen meer welsprekenden , eenen meer medesleependen verteller . Zijne leuze was: «' t is een slecht verteller , die er wat afdoet» , of ook: «ieder verteller doet er wat van het zijne bij.Hij beantwoordde volkomen aan den typus van den IerschKeltischen story -teller , welken D. R. Mc Anally ons , in de voorrede zijner Irish Wonders aldus leert kennen: «Gowhere you will in Ireland , the story-teller is there, and on slight provocation will repeat his narrative; amplifying, explaining,embellishing, till from a single fact a connected history is evolved, giving motives , particulars , action , result, the whole sur rounded by a rosy wealth of rustic imagery and told with adramatic force an actor might envy .»Dat is het oorbeeld van den waren populairen vertelleroveral, ook hier in Vlaanderen; deze zijn de trekken , welke –ook volgens het zeer eigenaardige portret, dat A. Joos ons in-( 1 ) Opgave van den heer Staals, hoofdonderwijzer te Iddergem .161>zijne Vertelsels van den verteller geeft — de voordrachtwijze onzerboeren kenmerken . Droog, saai , kleurloos, sammelziek , arm aan woorden , pedant is de ware verteller nooit! Tenware misschienbij eenen of anderen wilden volksstam , die slechts over enkeleonvolmaakte klanken te beschikken heeft! En dan nog ....!Mijn geheugen laat mij niet meer toe, den tekst in zijneneigenaardigen Oost- Vlaamschen tongval mee te deelen; mijnenota's stellen mij echter in staat, te verzekeren , dat de inhoud ,– zoo niet styl en trant, — het eigendom zijn van dezen welbespraakten , vroolijken hopplukker .In deze lezing nu is elk onderdeel volkomen gewettigd . Wat zelfs in de Iddergemsche variante nog half in het duisterbleef: de reden , waarom de heks den op avonturen uitgaanden knaap hare hulp verstrekt, wordt ons hier gansch duidelijk. Het parallelisme van drie personen en drie pogingen is hier medehersteld , terwijl de verschillige epizoden zoo door en doorlevendig en lachwekkend , zoo kerngezond humoristisch zijn ,dat zij onwederstaanbaar aan de schilderijen van Breughel ,Teniers, Ostade en Steen doen denken .>4. Van de schoone Prinses, die nooit gelachen had.was,«Er was ' nen keer een koning, en die had eene eenige dochter ,en die was zoo schoon en had zooveel verstand , dat zij alleandere vrouwen overtrof.Een enkel dingen ontbrak aan haar geluk: zoo oud als zijen ze was toch al tot de jaren gekomen , waarop men jonge dochters van den hoogen stand gewoonlijk laat trouwen , -had zij nog nooit eenen enkelen keer gelachen ... Dit belette niet , dat de zonen der doorluchtigste keizers enkoningen , zelfs uit de afgelegenste streken , de reis naar haar land ondernamen , om naar de hand van de schoone prinses te dingen .Maar zij wilde van geenen enkele weten!Eens, dat haar vader, die al stillekens oud begon te worden ,en zijn eenig kind voor zijnen dood eenen liefhebbenden manwilde verzekeren, haar over die weigeringen berispte, ant.162>>woordde zij , tot zijne groote verwondering, dat zij vast beslotenwas, alleen dengene tot man te nemen , die baar voor den eerstenkeer zou doen lachen!De koning, die zijn kind als zijnen oogappel beminde, vonddit goed, en ten einde spoediger zijnen vurigsten wensch te zienvervullen , liet hij in alle steden en dorpen van zijn rijk doorzijne soldaten uittrompetten , dat degene , die de prinses , zijnedochter, ' t is gelijk op wat manier, zou kunnen doen lachen ,hare hand of de helft van zijn rijk tot beloning zou krijgen .Ik laat u denken, of de trouwlustigen van ' s anderdaags afbij geheele scharen in de hoofdstad aankwamen . Van ' s morgendsvroeg tot ' s avonds laat was het, aan al de poorten der stad , een gerij en een gerots , éen gezwerm en een gedrang, zoodat er de schildwachten hooren en zien bij verging . En rare vogels, dat erin den grooten hoop waren! Sommigen hadden zich verkleed, enzagen er uit als levende Jan-Klaasen! Anderen hadden zich langsvoor en langs achter ' nen valschen bult gemaakt; nog anderen liepen op handen en voeten over de straat , en knorden en groldendaarbij als wolven en beren ... Daar waren er , die met hunnenneus op de fuit en met hun achterste op den trommel speelden; eenigen bliezen hunne kaken op tot barstens toe , sloegen er op met hunne vuist , en maakten daarbij een gerucht als vaneenen Amerikaanschen donder. Men zag er, die hunne beenen in eenen zak hadden gebonden , slechts een van hunne broekpijpen hadden aangetrokken , of zelfs hunne ondervest aanhunne beenen en hunne beenkleeren om hunne armen droegen ... En dat ging of liep , hinkte of tuimelde , rolde ofkroop, gonsde en lawaaide onder de vensters van de prinses voorbij; de koning lachte , zijne ministers lachten , zijne gene raals, hovelingen en dienaars lachten , dat zij schokten; de geheele bevolking der stad proestte , om zich te verslikken; alleen de koningsdochter lachte niet, en keek al die vreemdelingen aanmet een gezicht, alsof de waereld legen haren dank draaide .Nu woonde er, niet al te ver van de hoofdstad, op een klein ,arm dorpken , een brave landbouwer, die drie zoons had ,waarvan de twee oudsten om hunne vroolijke poetsen wijd enzijd in de omstreken bekend waren . De derde was ook wel be163roemd , maar - om geheel wat anders! Ajuintje zat den geheelendag in den hoek van den haerd te dubben , werkte acht dagenop zeven geenen steek, en gaf zich maar amperkens de moeite,den mond open te doen, om van het eten te zeggen , dat het tekoud of te heet , le flauw of te zout was . Want eten , dat kon hijvoor twee , zulle , de -n -ajuin, als het , wel te verstaan , maareerst gereed was ...«Zie, mannen ,» zei de oude boer aan zijne twee oudstezoons, toen de soldaten op zijn dorp het besluit der koningsdochter uitgetrompet hadden, «dat is nu eens een buitenkansken voor u , en ik raad u zeer, uw geluk te beproeven . Menkan nooit weten , hoe een dubbeltje rolt ... Gij hebt gij nu tochden naam , dat gij zulke schrikkelijk grappige kaerels zijt . Allo!beproeft het maar eens ... Wie weet, merdjee! of geen van uwtweeën als gemaal der prinses of als vorst over het halve konink-,rijk terugkeert!»En de jongens lieten zich bepraten; vader schonk hun ieder een versch korenbrood en een geheel plaket als drinkgeld, enzij begaven zich op weg.Wat gebeurde er? Tegen den avond hadden zij eene stadin ' t zicht , toen daar op eens een zeer, zeer oud en kamankwijfken voor hen stond , dat waarlijk blonk van magerheid en armoede!Och , lieve vrienden , smeekte de bedelares , «hebt medelijden! Geeft mij een aalmoesken ... Ik heb zoo'n honger, ... en ik bezit geen blinde duit, om ievers een korst brood te koopen ... Blijf mij van het lijf, oude heks, riep de oudste,vraag aalmoezen aan rijkere lien dan wij!»Ja, ja ,» voegde de tweede er bij. «Meent gij misschien ,dat de kronen op onzen rug groeien , om ze zoo maar aan de eerste tooverheks de beste weg te geven?»Zoo bereikten zij eene afspanning, waar zij voor den nachteene schuilplaats zochten . Toen zij hunne keel ververscht hadden , en de helft van hun brood daarbij opgegeten , gingen zijte bed , en ronkten weldra alle twee als blaasbalgen . Nu kwamde baas zeer stilletjes in hunne kamer, zocht in al hunne>>>> cenK>>1641zakken , ontstal hun de twee plaketten en zelfs de twee halvebrooden, die zij bezaten , en toen zij des morgends, den diefstal bemerkt hebbende, den baas om uitleggingen verzochten, joegdeze hen met schande weg, en riep hen spottend achterna:«Dat zijn mij fraaie gezellen! Zij kunnen nog niet eens hunlogies betalen, en durven ' nen mensch nog al dief en bedriegerheeten!»Daar stonden nu onze twee kadeeën met eene beurs 200plat als eene ... vijg , en zonder zelf nog eene korst droog brood ,om er hunne tanden op te scherpen . De reis voortzetten tot dehoofdstad, - daaraan viel niet meer te denken! Zij konden nu hun bareelgeld toch niet meer betalen . «Drupneuzend» vanschaamte , keerden zij naar huis terug, en wat hun vader hunook mocht vertellen , tot eenen nieuwen tocht waren zij nietmeer over te halen .Krijgt me daar nu die Zebedeus van ' nen derden zoon nieteensklaps den inval, om op zijne beurt de kans te beproeven , en naar de hand te dingen van de schoone koningsdochter, dienooit gelachen had?Vader,» zei hij, en zette daarbij het serieuste gezicht derwaereld «geef mij een versch korenbrood en een plaket voormijn drinkgeld , en laat mij eens gaan kijken , of ik niet gelukkiger zal zijn?Ja , ja , het was gemeend van den sukkel! Zijne broedershadden hem schoon te bespotten, de oude man hem goedenraad te geven , ' t was al boter aan de galg! Hij zou hij gaan en hij moest hij gaàn - en , op slot van rekening - Zebedeekenging ook .Ziet gij hem daar op weg, met zijn plaket in zijnen broekzaken zijn versch korenbrood onder den arm?Hij dacht hij zeker, de pummel, dat de koningsdochter reedsde zijne was, want hij schuifelde en zong, dat het een plezierwas om hooren .Tegen den avond bereikt ons Djilleke-slim dezelfde herberg,waar zijne vernuftige broeders zich zoo verstandig hadden laten«afzetten ,» en zie - op het oogenblik , dat hij den dorpel gingbetreden , om nachtverblijf te bestellen , verscheen nevens hem>>165->– hij wist zelf niet van waar een oud en gerimpeld wijfken ,– zij blonk van magerheid en armoe, och arme! en verzocht hem, met bevende stem, om een korstje brood .Een korstje, dacht de jongen , en dat voor een vrouwken, datvast en zeker geenen enkelen bijter meer heeft? Ze zeggen weleens: mijn tandvleesch is zoo hard als steen , maar daar zal ookzeker wel wat overdrijving bij zijn! Kom aan , dacht hij , ik zal die arme sloor maar liever de helft van mijn brood geven ,morgen koop ik onderweg een ander! Ik heb immers nog een heel plaket...Het vrouwken wist niet, welke woorden te gebruiken , omden menschlievenden reiziger te bedanken .Toen wenkte zij hem een beetje ter zijde, en fluisterde hemin het oor: «Vriend , ik zou u willen belonen voor uwe goededaad! Maar ik heb niets dan eenen goeden raad . Wanneer gij,dezen nacht, eenigen tijd te bed zult hebben gelegen , zal de baasder herberg in uwe kamer treden, om uw geld te stelen . Dankunt gij de reis onmogelijk voortzetten , en ik weet , dat u een groot geluk te wachten staat , als gij de hoofdstad bereiken kunt .Wacht er u dus wel voor, in slaap te vallen . Zoodra de dief eenuwer kleedingstukken aanraakt , roep dan deze twee woorden:hoủ vast! Dagen zijne helpers op, herhaal maar altijd: hoûvast, en geen duitje zult gij kwijt geraken .....»Zoo gezegd , zoo gedaan ..... Gelijk het vrouwtje het voorspeldhad , viel het uit!Nauwelijks had Zebedeeken , die zich voorzichtigheidshalveslechts van zijn overkleed ontdaan had , zich een paar malen vande eene zij op de andere omgewenteld, of ussst! daar kraakte detrap, stillekens-stillekens trad eene donkere gestalte in de kamer,bukte zich een oogenblik over den gewaanden slaper, en tastte dan , in ' t halfdonker, naar de kleedingstukken van onzen boer.Juist hield nu de baas den kiel van den reiziger in handen , ofzie, deze roept uit al zijne kracht: hoû vast , vat zelf met eenehand het kleedingstuk aan, en springt uit het bed ... En , welkemoeite de andere zich ook mocht geven, om te ontvluchten ,onmogelijk was het hem , een voetje te verzetten!Ussst! daar kraakte weer de trap , en stillekens-stillekens>166naderde eene tweede gestalte, de vrouw van den herbergier, die,niet wetende , waar haar man zoolang mocht blijven , hem innachtgewaad had opgezocht. Ei! Zonder achterdocht grijpt desloor haren man bij den arm, maar op hetzelfde oogenblik riepDjilleken -slim voor den tweeden keer: hoủ vast , en ook madamwas gevangen ...Nu kwamen , keer op keer, de twee zoons, de drie dochters,de vier knechts , de vijf meiden, en de twee of drie dozijnen kleinkinderen van baas en bazin , half dood van schrik aangesneld , om te vernemen , wat er gaande was; doch zoodra zijelkander maar efkens aanraakten , riep de vreemdeling vastberaden: hoû vast! en allen stonden daar zoo vast aaneengesmeed als de schakels van een ... bondenkeet!En wat doet me nu, zoudt gij denken , die deugeniet van ' nensul! Hij steekt, bij, zonder aarzelen , een zijner armen in demouw van den kiel , die de baas gevangen hield , en daalt,gevolgd van dien geheelen stoet , den trap af.En dat de rakker in zoo'n Calvacade plezier vond , daar kuntgij gerust op slapen! Hij floot en zong, zwaaide zijne muts in delucht , molenwiekte met de armen , maakte de gekste bokkensprongen en het koddigste van al nog was, dat de zes-endertig gevangenen , die zijnen sleep droegen , gedwongen waren ,zijn minste gebaar na te bootsen .Zoo ging hij den geheelen nacht, en wel met zulke snelheid ,dat hij bij het krieken van den dag de poorten der hoofdstadbereikte . De soldaat, die op schildwacht stond , wilde hem dendoortocht beletten , en poogde den laatste van de processie tegente houden . Ja maar, daar klonk het als een donder zoo luid:a hoủ vast!» en met ransel, sabel , sjako en geweer, meèmoest de soldaat, ung , dee, hoo , stroo , en avang' marsj, hetzijhij wilde of niet!Ook de poortier, die met uitgestoken hand op onzen boertoetrad , om hem het bareelgeld te vragen , werd op dezelfdewijze beetgenomen; eene melkboerin , die juist, op haar karrekengezeten , de stad inreed, raakte even met de zweep den sjakovan den soldaat . Hoû vast, riep onze boerenkinkelmelkkannen, patatenschillen en al , meè moest zij, ung, dee,>>en ,met167een>--hoo, stroo, en avang marsj, meê – met den heelen hoop .Een bakker, die met den broodpaal --, een smid , die metden voorhamer, een kleermaker, die met zijne lat ,missendiener, die met een wierookvat, op al het gerucht, dat onzevrienden maakten, kwamen naar buiten loopen, – allen , wat zij ook spartelden of sakkerden , werden onwederstaanbaarmeegetrokken .Zoo kwam de stoet, eer ons boerken het zelf nog wist , voorhet paleis des konings aan , juist op het uur, dat de koninklijke familie gewoon was , zich naar de kerk te begeven.Daar krijgt de koningsdochter, die nooit gelachen had, die onvergelijkbare processie in de gaten: Zebedeus, die slechtseene mouw van zijnen kiel heeft aangetrokken , den dikkenbaas , die den kiel niet kan loslaten , de even zwaarlijvige bazın ,die haren man ~, de twee zoons, die hunne moeder, de driedochters, die hunne broers, – de vier knechts, de vijf meiden ,en de twee of drie dozijn kleinkinderen van mijnheer en mevrouwuit «Den betrapten Dief» , die elkander hardnekkig vasthouden eindelijk den soldaat, den poortier en de melkboerin , densmid , den bakker en den missediener .... , en nog vele anderealeven eerbiedwaerdige personen , te veel en te lang om temelden! En daar schiet me de schoone prinses in zulken luidenen langen schaterlach , dat ieder in hare omgeving bijna meende,dat zij , och God, och arme! permentetijk zot geworden was!Maar zinneloos neen , genezen was zij! En dat onze Zebedeusmet haar in het huwelijk trad , en lang en gelukkig met haar leefde, zou ik u in het lang en in het breed vertellen ... Maar zie,verdot! daar denk ik zoo eensklaps aan... ja , waaraan? aaneenen ... eenen ... ewel , aan eenen meulen, en nu kan ik, m'n ziel, niks anders meer spreken als op rijm:Meulen, meulen, meulen,e paerd mee e veulen ,en vraa mee e kind ,' t vertelselke begint,en koei mee e kalf,' t vertelsken is half,en trompet mee en fluit,en ' t vertelselken is uit!»Pol de Mont.U- 168 -SPROOKJES.16. Sint Pieter krijgt klop.Sint Pieter en Onz' Heere hadden eens veel gedronken en ze warenmin of meer verwaaid . Het werd avond en ze moesten een onderkomen zoeken voor den nacht. Eindelijk werden zij in het huizeken vaneen arm oud vrouwken opgenomen. Maar toen zij in hun bed lagen,kregen ze ruzie en begonnen te vechten . Als de vrouw dat geruchthoorde, riep zij tot haar gasten, dat zij zich stil moesten houden.De twist hield op , maar herbegon een oogenblik daarna nogheviger. Toen nam de vrouw een bezemstok, ging naar de kamer der vreemdelingen en gaf dengene die van voren lag , een goederammeling. Het was Sint Pieter . De twisters lagen nu stil , maar SintPieter gevoelde nog den bezemstok en zei al jammerende tot Onz'Heere: «Ja , ja , Onz' Heere! ge wist gij wel dat ik de kloppen vooru zou moeten verdragen» . Onz' Heere was ’ ne goeie vent: «Wildegij van achter liggen? vroeg hij aan zijnen slaapkameraad . Deze was daarmee kontent en zij verwisselden van plaats . Maar ze kregen vanher ( = opnieuw) ruzie en de vrouw stond weer op om den vredebij middel van den bezemstok te herstellen . «Daar seffens» , riep zij vol kwaadheid uit, «heb ik den voorsten wat vet gegeven, envan dezen keer is ' t voor den achterste» . Nu regende het weerslagen op den rug van Sint Pieter .( Gehoord te Aalst en elders.)Dit sprookje komt nog onder een anderen vorm voor: Onz' Heerewordt voorgesteld als een slimme kerel , die er op uit om Sint Pietersteeds voor twee te doen bekoopen . Wanneer hij de vrouw met haren bezemstok ziet afkomen, zegt bij , in plaats van het haar zelfte laten vinden: «Gij hebt daar straks den voorsten al de slagen gegeven , geef nu den achtersten ook wat!»Deze grap is ook elders bekend . Men zie Sébillot, Contes populairesde la Haute- Bretagne, 1e série , nº LIII .17. Sint Eleu en de Smid.Op een keer was Sint Eleu wandelen geweest en hij kwam in eenparochie waar hij op een huis geschreven zag:Bij Baus Hamerslag,Eerste smid van ' t land ,169In drij«Ja, zei Sint Eleu , datwil ik eens zien»; en hij ging binnen , vroegwerk , en werd aanvaard , want de smid had juist een gast noodig .«In hoeveel keeren , vroeg de smid , kunde een hoefijzer slaan?»-In hoeveel keeren kunde ' t gij?» vroeg Sinte Eleu . -antwoordde de smid . a Ei wel , ik kan ' t in twee .» - «Dat wil ikzien» , zei de smid . En ze gingen in de smidse om het te probeeren .Sint Eleu pakte een hamer en een stuk ijzer, en stak het in ' t vuur.Als het glociend was, legde hij het op het aanbeeld, en sloeg er eensop met zijnen hamer, en het hoefijzer was bijna gedaan; andersniet meer dan de gaatjes die nog ontbraken , en die waren er van den tweeden keer in . De smid kon het maar in drij keeren en wasverloren .Maar terwijl ze bezig waren , kwam er een ruiter, wiens paard hoefijzers moest hebben , en Sint Eleu nam den poot van ' t paard ,sneed hem af met zijn mes, en sloeg er het hoefijzer op . Dan zettehij weer het eene stuk van het been aan het andere , en het paardverloor geen druppel bloed .Als de ruiter weg was , zei de baas , die er al den tijd had staan op kijken: «Waar hedde gij dat geleerd?»«Van mijn eigen " , antwoordde Sint Eleu .Als er nu wat later een andere ruiter kwam, wilde Baas Hamerslagdat ook probeeren . Hij ging binnen om zijn broodmes en ... sneedhet paard zijn poot af, doch het bloed stroomde uit de wonde, enals hij het hoefijzer aangeslagen had , kon hij onmogelijk het eenestuk van ' t been aan het ander zetten . Hij vroeg dus aan Sint Eleuvan hem te helpen, maar deze wilde niet en zei: «Ik heb datbeen niet afgesneden , gij moet maar zien hoe gij het aanzet» . Debaas moest het paard betalen, en ontevreden over zijnen knecht,zond bij hem weg.Sint Eleu ging dus verder, en ontmoette den ruiter met het kreupele paard , en daar deze hem zoo schoon sprak, zette hij denvoet aan; njaar Baas Hamerslag was genczen van zijnen hoogmoed .( Een mijner oud - leerlingen te Aalst.)Aug. GITTÉE .SAGEN.10. (26) Hoe Vinkhem aan zijnen naam gekomen is.In den tijd leefde er in de nabijheid van Veurne eene machtige edelvrouw . De bewoners van het omliggende hadden haar al dikwijls14170gevraagd, om hun een kerk te bouwen . Eindelijk besloot de kasteleines toe te stemmen , en toen de bewoners met hun verzoek weerafkwamen, naam zij boog en pijl en schoot zoover zij kon. «Vindthem ) , zei ze tot de dorpelingen, «en daar kunt gij een kerk bouwen» .Van daar den naam van het dorp Vinkhem , welke Vintem uitgesproken wordt. ( Veurne .)11. (27) De Klokkenput te Diepenbeek .Te Diepenbeek bij Hasselt bestaat er een put, waarin men alle nachten om twaalf uren een klok kan hooren luiden . Niemand durfter in gaan . Wanneer men tien meters diep is , valt men dood.12. (28) Satan blaast het licht uit .Te Herdersem woonde voor vele jaren een oude vrouw met haredienstmeid. Deze vrouw had de gewoonte van alle nachten, bijgoed of slecht weer, een uur ver in een kapelleken van Onze LieveVrouw met hare dienstmeid te gaan bidden . De weg die er heen leidde, lag nevens een diepen put, en om er niet in te vallen , namen zij altijd een lantaarntje mede . Eens waren zij op weg, doch de duivelblies het lantaarntje uit , juist toen zij aan den put waren . In dediepe duisternis gingen zij den put inloopen , toen een engel, vanGod gezonden, eensklaps verscheen , hun lampje weer aanstak en zetot aan hun huis vergezelde . Die put bestaat nog tusschen Herdersemen Moorsel .Nevens deze sage, zooals ze mij door een mijner leerlingen te Aalst verteld werd , moet het volgende gesteld worden, getrokkenuit Fr. De Potter's Geschiedenis van Aalst, III, p . 290:«' t Was omtrent dien tijd dat Sinte Goedele met haren lantaarnin de processie verscheen, gelijk zij, volgens de legende, dagelijks met het kraaien van den haan , uit het Hof ten Hamme naar de kerkvan Moorsel ging om er te bidden, hoewel de nijdige Satan telkens haar licht kwam uitblazen. De eer dezer voorstelling bleef langejaren voorbehouden aan eene juffrouw , die ' t Hof ten Hamme bewoonde.» Aug. GITTÉE .- 171 -BOEKBEOORDEELINGEN.Tiroler Schnadahüpfeln . Gesammelt und herausgegeben vonRUDOLF Heinrich GREinz und Josep August KAPFERER . Leipzig,1889 .De eigenaarige soort van volksdichten , waaraan dit lieve boekje zijn ontstaan dankt, was ons tot hiertoe alleen bekenduit de veelgelezen verhalen van Oostenrijksche novellisten alsA. Silberstein en P. K. Rosegger of uit de gedichten in dialect van de Beiersche poëten Karl Stieler en Hans Grasberger.Toch bestaat er tusschen de Schnadahüpfeln , door dezeauteurs te pas gebracht, een overgroot verschil; immers , waarde beide eersten zich over ' t algemeen te vreden stellen metwezenlijk populaire proeven , lag het meer in het doel der beidelaatsten , ons enkel welgelukte navolgingen van deze vluchtigedichterlijke invallen aan te bieden .Vergis ik mij niet , dan zijn de Schnadahüpfeln het uitsluitendletterkundig eigendom der Tyroler en Beiersche bergbewoners .Ingevingen van hei vluchtige oogenblik,> bestaan deze meestallyrische stukjes zelden uit meer dan een viertal korte vaersre gels, die ik naar vorm zoowel als naar inhoud met nietsbeters kan vergelijken dan met de ritornellen der Italianen ende copla's der Spanjaards .De volgende regelen, die wij ontleenen aan de voorrede,welke een der verzamelaars, R. H. Greinz, voor het werkjeschreef, stellen de wijze van ontstaan der Schnadahüpfeln uitmuntend in het licht:«In einem einzigen Bergthal,»” zegt hij , «entstehen vielleicht während der langen Winterabende eines Jahres mehr Schnadahüpfeln , als unsere Sammlung umfasst. Freilich ist .viel Spreu unter dem Weizen . Dann quillt und sprudelt es aber wieder unerschöpflich von den Lippen junger kecker Burschen und frischer Dirnen . Der derbe Witz irgend eines alten Knechtes mischt sich hinein . Es sind Producte des Augenblicks,172die vielleicht am selben Tag wieder vergessen werden , an demsie entstanden . Das Beste pflegt sich allerdings fortzupflanzen.Es geht von Mund zu Mund , verändert und weitergebildet nachder Eigenart des Einzelnen und nach Massgabe der einzelnen Verhältnisse . >>Onmogelijk zou het zijn, een gedacht te geven van de tot inhet eindelooze uiteenloopende stoffen , welke deze dichtsoortslag op slag behandelt. Zeggen wij enkel , dat vooral humor,liefde, drank en vreugde er schering en inslag van uitmaken .Niet het minst belangrijk zijn de Schnadahüpfeln, welke ophet kinderleven betrekking hebben . Tal van mythologische herinneringen , o. a . aan Woden , Donar, Vrouw Brechta , VrouwHolle, komen er in voor.De meeste der rijmpjes, door Greinz en Kapferer medegedeeld , zijn herkomstig uit het Unterland of Unterinnthal, deomstreken van Brixlegg, Rattenberg , Schwaz, Jenbach, Kufstein , het Zillerthal en het Achenthal. Ook de omgeving vanInnsbruck, het Oberinnthal , Sterzing, Brixen en Bozen schonkmenige bijdrage.Het Tyroler- dialect is voor elken Nederlander zeer licht tebegrijpen . Het moeielijkste , dat deze Schnadahüpfeln aan woor den en wendingen opleveren , wordt overigens in nota's onderelke bladzijde uitgelegd .Het boekje zelf is een echt juweeltje van drukkunst ,Pol de Mont.>Vertelsels van het Vlaamsche Volk, naverhaald door Am . Joos.Gent , S. Leliaert, A Siffer et Cº, Hoogpoort .Een zeer verdienstelijk werkje , geschreven in eenvoudigen , op weinige plaatsen na echten volkstrant, en bevattende niet mindan 98, zegge acht en negentig nummers van zeer uiteenloo penden inhoud , en waarvan eenige hier voor ' t allereerst in drukverschijnen .Joos' Vertelsels zijn verdeeld in rubrieken: Van waar sommige dingen komen , bevat 28 n's; Hoe de duivel oud werd, 6;Van God en zijne heiligen , 26; Treurig en wreed, 9; Van Duimken en andere wondere kinderen, 11; In den tijd , dat de beesten173spraken, ook 11; Van wondere menschen en wondere dieren , 12 .Over deze verdeeling niet alleen , maar tevens over de rang:schikking der stukken onder gezegde hoofdingen , wil ik metden schrijver niet twisten . Sagen , legenden , wondervertelsels,diervertelsels , enz. , de meest verscheidene bijdragen wordendoor hem , zoo b. v . in de drie eerste rubrieken , tot een bontmengelmoes vereenigd .Bedenkelijker is het, dat schrijver ons hier en daar vertelselsmeedeelt, waarin wij met den besten wil der waereld geenevertelsels van het Vlaamsche volk kunnen herkennen . Zulke zijn Van de Mier ( 4) , Van den Berk ( 10) , Van sommige Beken ( 14) ,Van de Rotse ( 17) , enz.. Worden deze en andere verhaaltjes,buiten mijn weten , al ergens in den mond onzer vertellers aangetroffen, dan zullen deze ze ongetwijfeld wel eerst hebbengelezen in een of ander godvruchtig leesboek , misschien zelfs in eenig verouderd schoolwerkje. Zoo is ongetwijfeld Nog van drie Broeders ontleend aan de bekende Duizend en eenNacht en geenszins oorspronkelijk Vlaamsch .Dit neemt niet weg, dat Joos ' boekje menig belangrijk nieuw - lees: in onze taal nog ongedrukt — vertelsel of menige merkwaerdige variante van reeds elders gedrukte sprookjes oplevert.Onder het nieuwe vermeld ik: Van den Kei, den Mol en dePadde, – Van 't Koninksken en den Uil, - Van den Bot en zijnSmoeleken, Van Sinte - Pieter, — Van eene oude Spinster,Van den gierigen Mulder, - Van Onzen lieven Heer en SintePieter', - Van den weldoenden Regen (sage) , enz ..Lieve varianten zijn: Van Janneken den Tuitelaar (elders: De gelukkige Hans), -- Van Vischken uit de Zee, - Van den Reusen den Dwerg, — Van den Vos en de Kat ( elders: Van den Vos en den Beer, die wilde gaan Visschen ), - Van Tippen, VanMieken en Janneken , enz ..Ook werd reeds menig nummer uit Joos' boek vroeger in dittijdschrift uitgegeven .Eene eigenaardige aanmerking: de nos 18 en 21 zijn in tegenstrijd met elkaar. In ' t eerste wordt de zwaluw door denstervenden Jezus gevloekt , in het andere door Maria gezegend .POL DE MONT.

174.VARIA .Ontvangen:1. E. K. de Bom . Donder en Bliksem in het Volksgeloof, eenefolkloristische bijdrage (getrokken uit het Jaarboek van het Taalverbond, 1889) .2. M. Verkest. Twee Santen in een folkloristischen Tabbaard .(Tongeren, Demarteau-Thys) . 44 p . Een en ander over derijmpjes en gebruiken aan Sint Nikolaas en Sint Maarten verbonden .3. M. Verkest . Folklore en Pantazy. Meer fantazij dan folklore .Behalve een paar dagen waarin St Medard voorkomt, brengt dit brochuurtje eenige weerrijmpjes van allen aard. De reden waarom Sint Medard een weerheilige werd, wordt niet gezocht .4. Duizend en Een Nacht ( volledige uitgaal) voor het Nederlandsche volk bewerkt door GERARD KELLER .Bij de uitgevers HH. gebr. E. en M. Cohen te Nijmegen, verschijat een goedkoope prachtuitgave der Arabische vertellingen van de 1001 Nacht. De eerste aflevering, die voor ons ligt , laat van de onderne ming veel goeds verwachten . Het is , zooals reeds door ons in debespreking van Lady Burton's Arabian Nights getoond werd , niet zoo gemakkelijk een betrouwbare uitgaaf der beroemde Arabischesprookjes-verzameling te vinden; immers, nagenoeg allen biedenaanzienlijke leemten aan . Het is een goede gelegenheid voor onzenNederlandschen boekenschat, dat thans van dit werk een volledigeuitgaaf voorbereid wordt . Zij zal verschijnen in 65 à 75 afl. tegenden zeer matigen prijs van fr . 0-65 , die zooveel te geringer schijnt,wanneer men de inderdaad prachtige uitvoering des Werks in aan merking neemt . Ter aanbeveling der platen is het voldoende hier tevermelden , dat zij, ten getalle van meer dan 3000, aan de beroemdste teekenaars als Gustave Doré, Closs , Hans MACKART enz.ontleend zijn .Aug. GITTÉE .>VRAGEN EN AANTEEKENINGEN,24 ( 55) . Les Javanais de l'Exposition universelle. Les funérailles à Paris d'Anan, le musicien javanais, mort subitement en plein concert , ont été marquées par quelques incidents curieux .M. Santucci, commissaire de police du quartier, avait obtenu del'administration de la Morgue, l'autorisation de déposer provi:soirement dans cet édifice le cadavre, que l'on ne pouvait garder175>>à l'Exposition, mais quand il s'est présenté pour faire enlever le corps ,il s'est heurté à une résistance opiniâtre des Javanais du kampong .Tous s'étaient massés autour du cadavre et refusaient de le laisseremporter, disant qu'il n'était pas mort, et ne pouvait pas mourir endehors de son pays . «Pourquoi veut- il nous quitter, criaient- ils, il était bien ici , rien ne lui manquait , etc .. )Fort embarrassé , le commissaire dut parlementer pendant une heure avec l'aide d'un interprète. Il fit dire aux Javanais qu'Anan devait être transporté dans un vaste monument très décoratif, letemple de Notre-Dame, où le bien -être qu'il trouverait dissiperait certainement sa mauvaise humeur; que, d'ailleurs, ses compatriotespourraient aller l'y voir le lendemain matin, lui porter du tabac,des friandises.Les Javanais consentirent alors à livrer le corps du musicien . Le lendemain , ils arrivaient à la Morgue en seize voitures . Anan,persistant à ne pas ressusciter , ils ont dû se résigner à le laisserenterrer. ( Uit de dagbladen) . P. d . M..25. ( 56 ) . Te Gent, wanneer wij van iemand spreken die iets nietweet of ziet, wat in ' t oog vallend is , zeggen wij: Hij is gelijkJantje van Amsterdam , zeven jaren op zee gevaren en nog geen water gezien . Te Hasselt zegt men: en water nog wind gezien .Kan een onzer lezers ons iets over Jantje van Amsterdamberichten? A. G.26. (57) . Kladdeke. Te Gent bestaat de volgende uitdrukking:Kladdeke zal op uwen kop vallen. De beteekenis is niet klaar . Het wordt gezegd b . v . tegen een kind wanneer nog een ander verwacht wordt. Wil men daardoor zeggen dat het nu niet meer de lieveling zal zijn? Zoo meen ik het te moeten opvatten . En de oorsprong?A. G.27. (58. ) Ratten . Wanneer men , bijzonderlijk wegens de tegenwoordigheid van andere personen of kinderen , wil aanduiden datmen niet vrij mag spreken , zegt men: er zijn ( of zitten ) ratten op' t dak. Zoo te Gent en te Aalst . Van een Mechelaar hoorde ik: erzijn latten op ' t dak ( 1 ); te Hasselt zegt men: er is strooi op 't dak .Ratten houd ik in dit gezegde voor een onechte lezing: omtrent de ratten en het uitbrengen van geheimen is niets bekend . Heeft hetspreekwoord geen andere vormen? En weet iemand iets wat hetkan ophelderen? A. G.>

( 1 ) Te Wambeke zegt men: Er zijn latten aan ' thuis . P. D. M..- 17628. ( 59 ) . Zeestier. Bij den oever der zee gebeurt het dikwijls, datde vreemdelingen aan de lucht niet gewoon , door zekere koorts, eensoort van polderkoorts , aangetast worden . In West- Vlaanderen , teNieuwpoort 0. a . heet men die koorts: den zeestier . «Hij heeft den stier , zegt inen . Waarom? Het woord ontbreekt in Van Dale.A. G.29. ( 60) . Naaier. Ik heb wel eens hooren zeggen te Gent: We zullen dat nazien gelijk Naaier. Dan voegt men er soms bij: Dieman zag ook zijn zaken na, en op een jaar was hij er door .Wie was Naaier? A. G.30. ( 61 ) . Uit Nieuw - Calabar (West- Afrika) wordt bericht vangroote menschenoffers, welke in Eboe hebben plaats gevonden . DeKoning van dat land was voor eenige maanden gestorven, en eenigekooplieden uit Nieuw-Calabar gingen den nieuwen Koning hunnegelukwenschen aanbieden . Zij meenden, dat de plechtigheden , aan den dood des vorigen Konings verbonden , de offers aan deJu-Ju- goden, voorbij zouden zijn , maar toen zij kwamen, vonden zijdie afschuwelijke plechtigheden in vollen gang .Veertig menschen waren er reeds geslacht , om de Ju - Ju -goden tebevredigen . De oude Koning lag in een diep graf, en bij hem lagenzijne jongste vrouwen , die men onder afschuwelijke martelingen,welke vier of vijf dagen duurden , had ter dood gebracht .Op verschillende plaatsen van de stad werden nog mannen opgebangen , onthoofd, enz .. De handelaars, die getuigen waren van een paar dier gruwelen , verlieten de stad weder zoo spoedig mogelijk.Eene poging tot het stuiten van die a godsdienstige plechtigheden zou hun het leven gekost hebben . In de eerstvolgende tien maanden moeten nog 70 menschen ( 7 in elke maand) aan de Ju-Ju-goden geofferd worden. ( De nieuwsbladen .) P. D. M..31. (62 ) . D: Snouck Hurgronje deelt een gesprek mede , dat hij,te Mekka , door lieden uit den Indischen Archipel hoorde houden.Daarin kwam o.a.het volgende voor: «Hoort maar eens,» zegde eenAtjeher, a welke blijkbare wonderen Allah tot ons welzijn verricht.In Kemela bij onzen Sultan woont een knaap, die op de borst eentweede aangezicht heeft , geheel gelijk aan het andere; telkenswanneer iets tegen de Hollanders wordt ondernomen, raadpleegtmen eerst dat tweede gezicht; slaat het de oogen op , en roept debovenste mond: «Mançoer» (overwinnend) , dan is men zeker te zullen overwinnen; maar, doct het de oogen toe , dan doet men goedmet thuis te blijven , want dan komt er toch niets van de onder neming terecht. ) P. D. M..>aVOLKSKUNDEHeidensche Reuzen in christene Duivelsvermomd.

Op verscheidene gemeenten van Vlaamsch - België toont men den vreemdeling eene kerk of kapel, eene schuur of stalling,eenen molen of kam, waarvan de oorsprong wordt toegeschreven aan de tusschenkomst van booze geesten , en welke het tot nu toe onmogelijk is geweest, geheel te voltooien .De helsche bouwmeester is, te kwader ure voor hem zelven ,te goeder ure voor zijn slachtoffer, in zijnen arbeid gestoordgeworden; in dak of muur is , ten gevolge van zijne overijlde vlucht , eene opening gebleven , en nooit nog is het iemandmogen gelukken , dezelve aan te vullen .... Dat overigens ditgat tot hoegenaamd geene schade aanleiding geeft, kunnenallen op het dorp verzekeren: welk weer het ook zij, regen ,hagel noch sneeuw dringen langs daar naar binnen ....Deze trekken zijn , als ik mij niet vergis , aan de meeste dezersagen eigen . Enkele andere bijzonderheden verschillen echtervan lezing tot lezing . Dit is o . a . het geval met het loon, dat debooze geeischt heeft, en dat nu eens bestaat in het beste pand,d . i . de ziel des door hem geholpen landbouwers, dan weer inde ziel van deszelfs eenigen , oudsten of ook wel jongsten zoon .Tot de meest beroemde dezer overleveringen behooren voorzeker De Schuur van Monte - Couvez en De Duivelschuur teGalmaarde, door Wolf in zijne Niederl. Sagen onder n " 186 en187 meegedeeld , en aldus voor alle liefhebbers der folklorezeer licht te ontdekken .In zijne nota's op deze twee lezingen maakt Wolf intusschenmelding van < Einige zwanzig aehnliche Sagen» , welke inBelgië zouden bestaan , onder meer andere van eene, waaraan hijden naam geeft van (die) von den Teufelsdach zu Hamelgem .Daar, bij onze wete , dit verhaal nog nergens is opgeteekend,>15178 -laten wij het hieronder volgen , zooals het ons door den heerA. de Vreught, leeraar te Andenne, werd toegezonden .Een drietal varianten , eene uit Kessel-Loo bij Tienen , eeneuit Everbergh , en eindelijk nog eene laatste uit Bierbeek, latenwij op dezelve volgen .1. De Schuur van Hamelgem .Te Ophem op de Hamelgem- hoeve leefde eens een boer, die sedert lang eene nieuwe schuur wenschte te bouwen, doch erhet noodige geld niet kon toe bijeenkrijgen . Zekeren dag bracht hij eenen zoo rijken oogst van het veld, dat hij waarlijk niet wist, waar met al de schooven te blijven . In zijne verlegen heid was hij onvoorzichtig genoeg, om uit te roepen: «Indien Satan mij voor morgen vroeg eene schuur kon bouwen , ik stond hem met vreugde mijne eigene ziel af.» De man had uit louterlichtzinnigheid gesproken , en den schrikkelijken ernst zijner woorden niet bedacht. Doch, waar er eene ziel te winnen is ,kent de duivel geen lach . De woorden waren maar pas van de lippen , toen de deur open ging, en.de Booze stond in persoon voor den verschrikten boer. Van onder zijnen langen , zwarten mantel kwamen een paar afschuwelijke paerdenvoeten , alsgloeiende kolen fonkelden de diepliggende oogen, en onder zijnen breedgeranden hoed zag men duidelijk zijne gekromde horens.a Ik neem het aanbod aan , zei de Zwarte; dezen nachtnog zal ik u eene schuur bouwen .»«En ... gij wilt volstrekt mijne ziel hebben ,» stotterde de boer .Natuurlijk! Dat is immers uw eigen aanbod.»«' t Is waar ,» antwoordde de boer, en hij dacht een oogenblik na. «Maar,» ging hij voort, «zoudt ge er bezwaar invinden , indien ik u de ziel van mijnen oudsten zoon ( 1 ) in plaatsvan de mijne gaf?»>( 1 ) In eene andere lezing van deze sage verkoopt de boer zijne eigene ziel , en is er geene spraak van den zoon . Ook het wegvoeren van den knecht, verder,wordt niet altijd aangehaald,179«Volstrekt niet,» zei de duivel; «de eene is zoo goed alsde andere!»Men kwam overeen , dat de duivel nog denzelfden nacht deschuur bouwen , en daarvoor de ziel van den oudsten zoon zoukrijgen . Doch het gebouw moest klaar zijn voor het kraaienvan den haan . Was het zulks niet, dan verloor de duivel allerecht .De boerin had echter dat gesprek afgeluisterd, en zij besloot,haren zoon te redden .Zij sprak van niets aan haren man, en lei zich te bed alsnaar gewoonte. Doch des nachts stond zij op , en ging zien ,hoeverre het werk gevorderd was .En zie! Een heele hoop duivels en duiveltjes waren drukaan ' t werk, en met verbazende snelheid rezen de muren in de hoogte. Nog was de gevel niet geheel voltooid , toen reeds de werkers, die de zijmuren hadden opgetrokken , het dak op hetgebouw plaatsten . Nog eenige oogenblikken , en alles zou vol trokken zijn . Nu oordeelde de boerin , dat het tijd was, om te handelen . Zij spoedde zich naar het hoenderhok, en greep denhaan bij de veeren . Het verschrikte dier liet een krachtig kikeriki hooren , en zie! op het zelfde oogenblik vloog gansch de helsche drom huilend en vloekend weg . De boerin liep naar buiten: hare list was gelukt! De schuur stond er: op eenekleine opening na in den gevel was alles klaar. Doch dáar bleven nog eenige steenen te plaatsen . Gansch voltooid was het werk dus niet: de zoon was gered!De duivel wrook zich , zoo goed hij kon .Toen men zich gereed maakte , het opgehoopte graan tedorschen , en de eerste schoof van boven op den dorschvloer werd geworpen , riep de knecht met eenen krachtigen vloek:«God verd .....! Dat is een!»«En dát is twee!» jubelde de duivel , die achter hem stond ,en hem naar beneden deed tuimelen . En eer de ongelukkigeden tijd had gehad , eene akte van berouw voor de godslasteringte verwekken , was reeds de Booze met zijne ziel op weg naarde nel.Wat de opening betreft, men heeft ze nooit kunnen sluiten .180Men had ze vrij dicht te metselen , 's nachts kwam de duivel, enwierp de nieuwgeplaatste steenen op den grond . Zoo heeft meneindelijk van alle verdere pogingen afgezien, en de opening inden schuurgevel gelaten . Eerst voor weinige jaren werd de Duivelschuur afgebroken , en door eene nieuwe vervangen .(Meysse, Noord -westelijk Brabant).2. De Blauw ' - schuur te Kessel- Loo .>>Te Kessel-Loo is eene schuur, genaamd de Blauw ' - schuur. Inde omstreken vertelt men, dat een pachter niet wist, waar zijngraan te zetten . Hij was naar ' t veld gegaan , om eene plaats tezoeken , die goed geschikt was, om er eene mijt te plaatsen . Alshij wederkeerde , kwam hij eenen heer tegen, die hem aanspraken hem vergezelde . Onderwege spraken zij van den oogst, en de boer vertelde zijne belemmering. De heer bood hem aan , eenegroote schuur te maken; doch de boer moest deze seffens gebruiken, en met spijt moest hij het aanbod afslaan. Toen de heerhem vertelde, dat de schuur gemaakt zou zijn , eer ' s morgendsde haan zou kraaien , op voorwaerde, dat de pachter hem zijnenbesten schat toevertrouwde, nam de boer aan , maar vroeg denheer, wat hij met zijnen besten schat bedoelde. «Uwe ziel ,» was' t antwoord . De boer wierd ontsteld , en kon van den heelennacht niet slapen . Zijne vrouw, zijne ontsteltenis bemerkthebbende, vroeg hem, wat hem scheelde. Hij weigerde in ' t eerst,haar het voorgevallene kenbaar te maken , maar eindelijk deelde hij haar zijn geheim mede . De vrouw sprong op , liepnaar de knielbank , en begon Onze- Lieve- Vrouw te aanroepen ende Vier Uitersten te lezen . Zij wierd door den hemel ingelicht,liep naar den hennenpolder ( hoenderkot) , en sloeg de tweekerkboeken zoo hard tegeneen , dat de haan van schrik wakkerschoot en begon te kraaien . Toen zag de vrouw wel vijf honderd duivels de vlucht nemen! Hun werk bleef onvoltooid .Vele dekkers hebben sindsdien gepoogd , het opene dak toe temaken, doch vruchteloos. Men heet deze schuur de Blauw'schuur, omdat men er den blauwen hemel kan doorzien ( 1 ) .>(1 ) Die schuur is voor jaren ingestort , doch sedert weder opgebouwd.181»De twee voorgaande lezingen komen , zooals men ziet , nagenoeg op hetzelfde neer . In beide is er spraak van eene schuur;in beide ziet de duivel zijne prooi op het laatste oogenblikontsnappen . Alleen de slot- epizode uit n' 1 , de weerwraak vanden booze, ontbreekt aan n' 2.Nr 3 verschilt eenigszins van deze twee eerste teksten . Hieris er niet langer spraak van eene schuur, maar wel van eenen nieuwen steenen molen , die den ouden moet vervangen; ookblijft de molen geenszins onvoltooid; met de geheimzinnige metselaars verzinkt hij in het niet, en op de plaats, waar hijvroeger stond , slaapt thans een donkere poel.3. De Zwarte Poel te Everbergh .De reiziger, die deze gemeente bezoekt, zal er achter eenen berg, «De Herdersberg genaamd, eenen poel vinden ,wiens water zwart en stinkend is , en daarom «De zwarte poel» genoemd wordt .De buitenlieden schuwen hem zooveel mogelijk, en ziehierom welke reden .Voor vele jaren stond op die plaats een bouwvallige molen,en iedere maal , dat de wind fel joeg , vreesde men sterk , dat de molen zou invallen . En het kwam er ook eens van .Rik Versluyzen , de baas van den molen , wist niet watdoen . Hij had niets meer, en hij wist niet , hoe hij aan zijn .brood zou geraken . Zijn wijf, Siska , ried hem aan , eens naarzijnen broeder Heinke te gaan , die op een ander dorp woonde, en diens hulp in te roepen .Bij het vallen van den avond trok Rik er op af. Een nieuwonweder kwam op, het weerlichtte fel, en de regen viel als metkuipen uit de lucht, en de arme Rik liep verloren . Op eenswerd hij eenen heer gewaar, die gansch in ' t zwart gekleed was.«Gij zoekt om hulp ,» zei hem de vreemdeling; «hewel! ik zal u helpen , en eer de haan driemaal zal gekraaid hebben , zaler een nieuwe molen staan, waar de andere stond . Zijt gij tevreden , teeken dan!»De zwarte man pitste Rik in de hand, dat het bloed er uit liep , gaf hem eene pen , en de maalder teekende met zijn bloed182 -het briefje van den duivel , want, ge moet weten , hetwas Lucifer.«Ga nu terug naar huis» zei de Satan; «ik zal mijne belofte houden» , Rik trok naar huis, maar Siska zag wel,, dater iets scheelde aan haren vent . Ze was zoo ongerust, dat ze nietkon slapen , en ze wandelde 's nachts in hare kamer rond . Maar,wat zag ze op eens door het venster? Men was bezig eenen steenen molen te maken, maar de metsers waren mannen meteenen staert en koeipooten ..... Siska begreep seffens, dat haar man zijne ziel aan den duivel verkocht had, en dat, wanneerde molen zou gemaakt zijn voor de haan driemaal gekraaid had, zijne ziel verloren zou zijn .Zij deed eene lamp in brand , en liep naar het kiekenkot. Alsde haan het licht zag, meende hij, dat het dag werd, en kraaidetweemaal kort achtereen . De zwarte mannen beefden reeds.De haan kraaide nog eens , er ging een felle slag af, en degrond daverde. De nieuwe molen en het oude huis, alles was weg, en er was niets meer te zien . De ziel van den molenaarwas gered . Men vond niets meer van den molen , en de plaats ,waar hij vroeger stond , was veranderd in eenen vuilen, stin ken den poel , die er nog altijd bestaat. De ziel van den molenaar komt nog alle nachten over den poel dansen .>>Wat onze vierde lezing betreft, deze zal het wel overbodigzijn , hier mede te deelen , immers, omdat zij in hoofdzaak metde twee eerste getrouw overeenkomt . Enkel zij opgemerkt , dat geene duivelen , maar Alvermannekens of Alven in dezelve alsmetsers optreden . «Deze,» zegt de sage , «verbleven vroeger in grooten getale in de omstreken van Tienen; zij waren ongemeen klein van gestalte, doch buitengewoon groot van macht.Ook kenden zij alle mogelijke ambachten .»De hoeve, waaraan de sage vast is , ligt bij de kerk te Bierbeek (bij Leuven) , en zou , volgens mijnen zegsman , toebehoord hebben aan eenen pachter, die in de wandeling bekendstond als Rik Pompier. Deze was het , die zijne ziel verkocht aan den hoofdman der Alvermannekens , op voorwaerde , datdeze hem, voor de haan driemaal zou gekraaid hebben , eene183D >gansch nieuwe schuur zou bouwen, op de eigen plaats , waarde oude, des nachts te voren , onder eenen hevigen storm wasingestort. Na de vlucht der wonderbare metselaars vermeld lehebben , besluit de sage aldus: «Nog een gedeelte van denmuur bleef open liggen; tot vijfmaal toe heeft men dit stuklaten bijmetselen, doch telkenmale was het bijgevoegde, dendaaropvolgenden morgend , zorgvuldig afgebroken .»Het schijnt echter, dat men er eindelijk in geslaagd is , de opening aan te vullen bij middel van eenen grooten , voorafgewijden steen .... Als balken had men geheele boomstammen ,als latten ruwe, onbehouwen takken benuttigd .Te Mollem, Opvelp, Vollezeele en elders nog leeft dezelfdeoverlevering voort. Zie de Opvelpsche lezing in 't Daghet in denOosten , 1889 , blz . 19 , be jgg.Ik verwees reeds naar n" 186 , Wolf, Die Scheune zu MonteCouvez . Enkele trekken in deze zijn hoogst merkwaerdig. Hierverkoopt de boer zijne ziel niet aan den duivel; hij verbindt zich integendeel om, na verloop van een jaar, den vreemden heerals lijfeigene naar zijn land te volgen . Zelfs voor vrouw en kindgaat hij dezelfde verbintenis aan , en ontvangt daarvoor 100 pondvoor de eerste en 50 voor het tweede.Niet des nachts, bij vollen dag reeds gaan de geheimzinnige ambachtslieden aan de taak; zij blijven echter voor ieders oogverborgen, evengoed als hun alam , zaag , hamer, beitel, boor,truweel , enz .. Toch zag de boer duidelijk, hoe gansche eikengezaagd en bewerkt , en overgroote hoopen steenen bijeengebracht wierden .Ook hier wordt de booze verjaagd door het gekraai van eenen grooten haan . Gansch verschrikt springt het dier op den schootder boerin; deze, niet wetende, wat er omgaat, slaat het teeken van het kruis, terwijl zij den haan van zich afstoot... Eenoverluid kikeriki doet al de booze geesten , onder vreeselijk gerucht, verdwijnen .In hetzelfde werk, namelijk onder n ' 196 , is er nog spraak van twee torens, welke zich , te Neerijssche, onder het portaalder kerk zouden bevinden: cen daarvan is door de gemeente,de andere door den duivel gebouwd .184>>Dat in andere landen vele vertakkingen van deze overlevering voorhanden zijn , hoef ik nauwelijks aan te stippen . De sage der duivelsbrug over de Reuss, werd door Jan Bols in zijn «Reisjein Zwitserland» opgenomen; in de Revue des Trad. pop. ,3e jaar, ni 8 , bl . 412, komt een tegenhanger van deze bruggesage voor. Bij GREDT, Sagenschatz des Luxemburger - Landes,vertelt nt 123 , hoe de Booze het slot Lutzelburg bouwde, enn ' 125, hoe de Euvele, om eene brug te vervaerdigen , de zielvan eenen neger tot loon kreeg. In nr 124 onderneemteen duivel,altijd mits het loon eener menschenziel, eenen molen van eenebreede rivier te voorzien . Ditmaal echter wordt hij gefopt; deongehuwde boer, die den duivel de ziel zijns eersten kindstoegezegd had , huwde eenvoudig nooit...Wolf zelf verwijst nog naar Die Hahnenkräh, in den Schles .Sagen-, Märchen- W. Legendenschatz van H. Gönsche, naar Deutsche Sagen, Heft 1 , 181 , 183, 188 , 207 , van Grimm, ennaar de sage van het onvoltooide klooster (bl . 23) in Wanderungen durch Schuuben van G. SCHWAB.Verlaten wij thans onze gewesten , om een uitstapje naar het Noorden te wagen , dan ontdekken wij weldra verscheidenesagen , waarin de duivel , onder behoud van alle of nagenoeg alle andere hoofdtrekken des verhaals , de plaats heeft geruimdvoor eenen of meer reuzen , drollen of trollen.Finn MAGNUSEN schrijft in zijnen Lex. mythol., 351 , 352,het bouwen der kerk te Nidarös, in Noorwegen, .toe aan denreus Skalle, dat van de kerk te Lund , in Schonen , aan denreus Finn . Walson deelt in de Jahresverhandl. der Kurl.Gesellschaft, 2, 311-312, de sage mede van Kinte, den sterken man uit de omstreken van Hasenpot, in Kurland, die metzijne witte merrie overgroote steenblokken vervoerde, zijnwoonhuis op rotsen bouwde, en zijne akkers met steenen wallenomgaf. Eens dat hij , om zich over eenen vijand uit Libau tewreken , eenen reusachtigen rotsblok voor dezes deur wilderollen , wilde men hem niet veroorloven , met zijne vracht overzekere brug te rijden , immers omdat men vreesde, dat zijonder zulk eenen last zou instorten . Toen wierp hij , misnoegd ,zijnen steen op den zoom van de baan neder, en tot heden toekan men hem aldaar aantreffen .>185De verzamelingen Iduna, tweede druk , 1816 , 3. afl., Stockholm , pag. 60-61 , en Afzelius , Sagohäfder, 3 , 83-86 , bevatten eene sage, waarvan koning Olaf de held is .Ziehier, hoe Grimm, Deutsche Mythologie, 1 , dezelve verhaalt:«König Olaf gieng in tiefen Gedanken zwischen Berg undThal; er hatte im Sinn eine Kirche zu bauen , deren gleichensich nicht finden sollte , allein er sah , dass er den Bau nicht zuStand bringen könnte ohne sein Reich sehr zu beschweren . Indieser Kümmerniss begegnete ihm ein Mann , seltsamen Ansehens , und fragte , worüber er so nachdenksam wäre . Olaf offenbarte ihm sein Vorhaben, und der Riese erbot sich binnengewisser Zeit ganz allein den Bau zu vollbringen . Zum Lohnbedung er sich Sonne und Mond, oder den heil . Olaf selbst ,Olaf gieng darauf ein , entwarf aber einen solchen Plan zu derKirche, dessen Ausführung ihm unmöglich dauchte: .... Baldstand eine solche fertig da, bloss Dach und Spitze fehlten.Neubekümmert über den eingegangenen Handel wandelte Olafwieder durch Berg und Thal; auf einmal hörte er in einem Bergein Kind weinen, und eine Riesenfrau es mit diesen Wortenstillen: «ziss , ziss! morgen kommt Wind und Wetter dein Vaterheim und bringt mit sich Sonne und Mond oder den heil. Olafselbst.» Olaf, froh über diese Entdeckung, denn mit desbösen Geistes Nahmen vernichtet man seine Macht ( 1 ) , kehrtenach Haus; alles war fertig; die Spitze eben aufgesetzt. Da riefOlaf: «Wind und Wetter, du hast die Spitze schief gesetzt!»Sogleich fiel der Riese, mit erschrecklichem Krach , von denKamm der Kirche herab und zerbrach in viele Stücke , welchelauter Flinssteine waren .»Zetten wij dit onderzoek nog verder voori, dan vinden wij alsoudsten Germaanschen of Scandinaafschen vorm dezer overlevering, de sage van den reus of iote Thurse.Een vreemd man , gezeten op eenen hengst, wiens gehennikhet windgehuil overheerschte , wiens hoefslag de malsche aerde>( 1 ) Zie omtrent het uitbrengen van dezen naam , Grimm, D. M. , bl . 473, enK. a. Hm. , nr 56, 3, 98. In «' t Daghet» , bl . 184, 1888, komt eene sage voor,waarin op nagenoeg gelijke wijze een duivel , Kadullekes geheeten, zijn rechtverbeurt.- 186tot louter rotsen deed versteenen, en uit wiens neusgaten metelke ademhaling stukken ijzer vlogen , bood zich bij de Asen aan , en sloeg hun voor, hun eene sterke brug te bouwen ineenen enkelen wintertijd . De schoone Freia , alsmede Zon en Maan zou men hem tot loon afstaan . De Asen aanvaerdden ditvoorstel , doch voegden er nog de bepaling bij , dat Thurse, bij dezen arbeid , door geene mannenhand zoude geholpen worden .Faalde, bij den eersten straal des lente hemels , nog een enkele steen , dan verloor de reus alle recht op zijn loon! - Daarnabezwoeren zij allen , den afwezig zijnden Thor alleen uitge zonderd , deze plechtige overeenkomst .Eilaas! Naarmate de bouw vorderde, verloren de Asen hunnen moed ... Uur aan uur reed Thurse met zijn ros , Svadilfari,naar het gebergte, bij zijnen terugkeer telkens geheele rotsenmet zich voerende... Zeker, hij zou zijne taak ten uitvoer bren gen ... Freia , Zonne en Maan zouden hem behooren!Loki alleen , de listige , behield nog hoop!De laatste winterdag brak , aan; nog een enkele steen faaldeaan de reusachtige brug. Elk oogenblik verwachtte men Thurseen Svadilfari uit het gebergte weder.Reeds verneemt men in de verte , het gehennik van denhengst...Maar luister! Een ander gehennik , gansch gelijk aan dat eener bronstige merrie, gaat op uit het woud ...Svadilfari schudt zijne manen , rukt zich los uit alle kracht , endraaft, snel als een pijl, naar het woud... , waar slechts Loki, delistige , de stem der merrie had nagebootst .De eerste straal der Lente vond de Asenbrug nog onvoltooid!Thurse was om zijn loon bedrogen! -Overbodig zou het zijn, nog nader omtrent dit alles uit teweiden .Duidelijk springt het in het oog: duivels en Alvermannekenszijn niets anders dan de plaatsvervangers des reuzen Thurse; de list der vrouw vervangt de list van Loki; het gehennik van het paerd is gewijzigd tot het kikeriki van den haan; en Freia , de eeuwig schoone en reine, is geworden tot het beste pand des landmans, zijne ziel of zijn eerstgeboren kind.Pol de Mont,>. 187-PLAGERIJEN .Grepen uit het Kinder- en Volksleven( 1 ) .II .Spelen en Grappen .Talrijk zijn de plagerijen , waarbij op de argeloosheid of op de dom heid , doch immer op het al te groot vertrouwen gespeculeerd wordt.Reeds bij de kinderen geven zij tot een menigte poetsen aanleiding.In eenige komt het er op aan , het slachtoffer slagen , of anders lichamelijke pijn toe te voegen .– Zijt ge kribbelachtig? is een grap die algemeen gekend is . Meri antwoordt in volle vertrouwen . De spotvogel «is nooit kribbelachtig» . Tot teeken van de waarheid zijner woorden, steekt hij denarm uit en geeft zoo de zijde bloot, welke de andere nu met de vingers betast. Een enkel oogenblik echter; want onmiddelijk krijgthij van den verrader een klap om de ooren , uit spel gegeven wel is waar, doch waaraan hij zich zeker niet verwacht.Wilt ge een gedenkeniske hebben? zoo vraagt men te Hasselt,Dan krijgt men een «pitske» d . i . een neep . Te Gent bestaat degrap met een eenigszins anderen vorm . Daar vraagt het kind aan zijnmakker: Is dat fijn goed? terwijl het als het ware de stof van broekof vest alleen vastneemt, doch het in werkelijkheid op vleesch gemunt heeft.Men vraagtwel eens of iemand een tonneken wil hebben , en dan krijgt hij met den knie een stoot onder zijn achterste, Kinderen spelensoms voor tonnekens , doch alsdan , zoo ik me niet bedrieg, heeten deze dulten . Dit gebeurt vooral , wanneer men niet voor geld spelen kan .Ook geeft een sterkere makker een anderen te beslissen wat hij verkiest: handgeld of voetgeld. Kiest men het eerste, zoo krijgt menslagen met de hand; het tweede, stooten met den voet .Deze verdeeling der slagen behoort tot het hoofdstuk van denvolkshumor, dat de populaire uitdrukkingen behandelt in gebruikvoor zaken, die in het volksleven een gewichtige plaats innemen;als daar zijn: sterven , geld, drinken . Ook de slagen . Zeer talrijk zijn namelijk de termen, waarmede het volk de slagen noemt.Handgeld en voetgeld zijn zeker van de meest bekende . Ook deDuitschers onderscheiden Fersengeld . Met dezelfde voorstelling heet>>( 1 ) De lezer wordt dringend verzocht, den schrijver op- en aanmerkingen tervollediging of verbetering te willen mededeelen .- 188 -22een pak slaag een betaling, en ook het werkwoord betalen wordt indezen zin gebezigd.Met een térm aan de dierenwereld ontleend, noemt men de slagen ook haver . Vondel kent nog stokkenbrood: «Ik zal u stockenbrood in plaats van haver geven» laat hij in zijn Warande derDieren (p. 19, v . 14 uitgave Van Lennep -Unger) den voerman tegen het paard zeggen . - Ter loops zij er hierop gewezen , dat onze oudekomische schrijvers noodzakelijk onder het opzicht zulker spot achtige gezegden een rijke bron moeten zijn .Keeren wij terug tot ons onderwerp . Men kent nog andere wijzen om iemand een onaangename verrassing, meest altijd vani denzelfden aard , te bezorgen . Men vertelt de een of andere geschiedenis,natuurlijk verdicht , en besluit ze met een voorwerp dat «zoo groot is» , terwijl men de armen openslaat, en de hand, zonder geweld evenwel , op het gelaat des toehoorders te recht komt.- Nog een enkele plagerij willen wij in deze soort vermelden .Men trekt iemand hard bij het haar en vraagt: «Hoe heet uw vader,spint uw moeder?» De gepijnigde roept natuurlijk: Ai, ai! , waarop zijn beul hem uitlacht «omdat zijn vader Ai heet» .De vermakelijkste onder deze grappen zijn zeker die, waarin het slachtoffer zelf meewerkt om tot de ontgoocheling te komen. Meestalheeft men tot doel , hem een onaangename verrassing, waarvandrek of iets soortgelijks steeds de hoofdzaak vormt, te bereiden .- In deze soort vermeldde ik reeds den grasduikelaar. Men weet op voorhand waar , tusschen het gras, een «menschelijk document»verborgen ligt, dat zich door zijn omvang onderscheidt. Voor dendompelaar, dien men wil beet nemen, «heeft men een grasduikelaar gevonden» , en de zaak is , «dezen uit te trekken: hij wordt dusbij de plaats gebracht; doch hij moet blindelings zoeken , «anders zou de vogel gaan vliegen» . Deze raadgevingen worden stiptgevolgd, en ge kunt denken , wat zijn hand na een wijl zoekenstusschen het groen vindt.- Het spel met den Holleblok staat bij de bengels, wel te verstaan bij die welke beet genomen werden, in even kwaden reuk . En met reden .Men hangt aan den muur een ouden holleblok , tamelijk hoog ,zoo dat men niet kan zien wat er in is . Dit laatste wordt, terintentie van een vooraf aangewezen slachtoffer, meestal een onnoo zelaar of iemand van wiens vuisten men niets te vreezen heeft,met groote geheimzinnigheid langs een muur opgeschept , en metveel voorzorg in den holleblok geborgen. Zoodra deze met zijn(. 189 -kostbaren inhoud ophangt, wordt de dommerik bijgehaald en aarzelthij maar eenigszins, zoo vindt men een menigte redenen, waaromhet «nieuwe spel» zoo plezierig zal zijn . Hij laat zich dus gezeggen .Men neemt ieder een kluit of vijfcentstuk, en tracht het nu in denholleblok te gooien . Wie van de grap weet, draagt zorg zijn stuk steeds nevens het doel te werpen . De oningewijde voelt door die algemeene onhandigheid zijn eigenliefde geprikkeld , doet zijnbest, en zijn pogen wordt eindelijk met succes bekroond: iedereenschijnt in zijn overwinning te deelen , en heeft niet weinig genoegen aan zijn behendigheid. De vreugde des overwinnaarsduurt echter niet lang; want, wanneer hij de hand in den holleblok steekt , gebeurt het niet zelden , dat hij onder het algemeen schalerlachen, zijn muntstuk «in den brand laat o en zich beschaamd en woedend uit zoo slecht gezelschap terugtrekt.Ik wil hier nog bijvoegen (dit als een aangename herinnering uit mijne jeugd), dat de bovenstaande grap ons voorgedaan werd doorcen pater, toen wij voor onze Eerste Communie leerden .Weinigen onder ons vielen niet eens in een zoogenaamden bedriegput, of liever , werden er door een vriendelijken makkerin geleid . De bedriegput bestaat uit een gat , in den grond gemaakt,dien men met water soms ook met wat anders – vult en toedektmet wischjes, daarboven wat hooi en dan weer aarde, waarbij alles zoo goed mogelijk verborgen wordt. De vriendelijke makker neemt ubij den arm, vertelt u een belangwekkende geschiedenis , en brengt u zoo tot de plaats , waar gij onmogelijk anders kunt, dan den voetop het gevaarlijke punt te stellen .Wie kent verder niet het spel , dat gekend is onder den naam:vleesch op den blok doen? Een dommerik moet zich met het gelaatnaar den muur keeren , terwijl hij de handen geopend op den rug houdt . Zijn slimme makkers roepen nu plotseling: «nijpt, nijpt!De dommerik doet de handen met kracht toe , maar blijft niet lang inden waan omtrent de soort «vleesch» , dat er door de anderenbehendig is opgelegd geworden .De volgende zijn , volgens de berichten die mij toekomen, medeonder de kinderen , doch op den buiten , in gebruik .Een groote jongen zegt tot een kleine, of anders twee kinderentot elkander: Kunt gij uw oogen toeknijpen en terzelfdertijd uw tong ver uitsteken? - En als de kleine dat heel gemakkelijk vindten het kunststuk uitvoert, krijgt hij eenig onaangenaam voorwerp inden mond , cen haringkop of iets dergelijks .190200-.Een andere grap . Men trekt aan een haartje van den kleine, enzegt: als ik aan dit haartje trek , kunt ge niet gapen . Doet hij 't nu,krijgt hij van ' t zelfde laken een broek» .– Soms ook zet men den mond om het wijdst open , natuurlijk omer te kunnen in spuwen.Mede op den buiten «kust men het gat van 't verken voor de blaas» .De varkensblaas is namelijk zeer gezocht door de knapen, en lichtlaten zij zich er voor verleiden, aan het gat van het versch gekeeld zwijn het geeischte vriendschapsbewijs te geven . Doch, terwijl mende voorwaarde volbrengt, wordt door een anderen makker, ook welden slachter zelf, op den buik van het dier een flinke duw gegeven,zoodat het mest van den viervoeter meestal in den mond van denkusser terecht komt, tot niet geringe pret der omstanders .- Soms is de grap onschuldiger. Zoo b. y . het spelen .Men vult een holleblok met water en houdt dien zoo tegen eenboom aan . Dan doet men, als of men dien blok met een stokje aanden boom speten of vastmaken wil . Men laat echter het stokje als onvrijwillig vallen , en de sukkel dien men beet wil nemen, moet het oprapen . Nauwelijks heeft hij zich te dien einde gebukt, of ook de holleblok komt als toevallig neer, met het ongelukkig gevolg, dathet water in den nek van den gebukte rolt .Het is dikwijls niet prijsbaar zulke snaken dienst te bewijzen.De eene gaat b.v. bij den anderen ,zeggende: «Trek die speld eens uit mijn broek van achter» , en terwijl de aangesprokene zoekt, komt op cens een zeker gerucht in de broek hem tot de werkelijkheid terugroepen .- Grappen als een speld in iemand zijn stoel steken, of aan eengepeperde roos doen ruiken , vragen geen verdere bespreking.Een ander maal komt eenig verraad als staart bij een spel , tothetwelk het oorspronkelijk niet behoort, doch niettemin algemeen uitgevoerd wordt. Zoo b . v . in het spel , bekend als zandsnijden ofstrooiken bijten , ook wel als zijn paart doen. Men steekt een stokje ofeen strooiken in een hoop zand . Ieder op zijn beurt neemtnu wat zandvan den hoop weg, en zegt hier bij: «(' k heb ) mijn paart» . Wie hetstrooiken doet vallen , moet het er uit halen met de tanden . De hoopwordt weer gevormd , en het strooiken heel diep er in geborgen . Deveroordeelde mag driemaal blazen , en blaast natuurlijk uit al zijnmacht. Wanneer hij nu het strooiken met de tanden wil vatten , wordt hij door verscheidenen te gelijk eens ferm in het zand geduwd .191Dit spel en de er aan gevoegde plagerij , bestaat niet alleen in het Vlaamsche land , doch ook bij de Walen , waar het le Jeu du Festu( = fétu, strooiken) heet, en in Duitschland , waar het den naamdraagt van Mehlschneiden of Salzschneiden . GUTSMUTHS vermeldtdit spel ook in Frankrijk , waar het jouer a l'esbahi zou heeten ( 1 ) .Onderscheidene grappen loopen slechts op een teleurstelling uit,terwijl de gestelde vraag meestal eenig begeerd voorwerp in uitzichtstelt .De kinderen vragen b . v . onder elkander, wie een (dikken ,blozenden ) appel wil hebben . Antwoordt iemand bevestigend, zoomaakt de vrager de wangen bol , en slaat er op met de twee vuisten ,zoodat een ontploffing ontstaat, terwijl hij bijvoegt: daar vliegt hij!Wilt gij een beeldeken zien? is iets soortgelijks. Dan houdt men de twee handen of de twee wijsvingers nevens de uitgestoken tong.Dit heet te Hasselt anders: hier vraagt men ofmen «0. L. Vrouwke wil zien met twee keskes d . i . kaarsjes?»De twee voorgaande zijn reeds in een zekere mate strikvragen .Deze zijn talrijk .Weet ge ' t al? luidt b . v . de vraag. En wordt daarop geantwoord: Welk ( = wat)? dan laat men er ras op volgen met eenrijm: Een kan met botermelk! of wel Jef Snot, dit laatste moetendewaarschijnlijk rijmen op de vraag Wat? (Rupelmonde) .Ziehier een andere vraag van dezelfde soort .Er is van den nacht iets gebeurd . Wat? a Een stuk vanuw hemdslip gescheurd» . Zoo te Rupelmonde. Te Gent luidt het:«' t peerd zijn gat is open gescheurd» .Soms wordt de vraag onder een voor het jeugdig verstandeenigszins moeilijken vorm gesteld: Vergeet ge niet te liegen? En deandere, die in het verzekeren zijner woorden een zekeren gloedtoont, antwoordt meestal neen! nog niet wetende, dat twee ontken ningen tegen een bevestiging opwegen .De volgende plagerij is weer een strik , doch onder den vorm van een kinderspel . Op elken volzin die men voorspreekt, moet men nazeggen: Ik ook! Onder dezen naam is het bekend. Het bestaat waarschijnlijk ook onder verscheidene vormen . Ziehier hoe het in Rupelmonde gespeeld wordt .Ik kwam daar in een boschken gegaan .Ik ook . -( 1 ) Spiele zur Uebung und Erholung des Körpers und Geistes, 7e aufl. von 0. SCHBTTLER. Hof, G. A. Grau, 1885 ( p . 392) .192--Ik zag daar eenen elzenstruik staan.Ik ook .Ik snee (d) mij daar een stoksken af.Ik ook .Ik maakte mij daar een verkensbaksken af.Ik ook .Ik kocht een verken .Ik ook .En dat verken at stront....In der haast gaat men niet zelden voort met ook in ' t laatste gevalIk ook! te roepen . Dan klinkt het spottend van alle kanten:«stronteter, stronteter!» Kent nien evenwel de knepen , zoo antwoordt men: Ik niet! en daarmede is het spel ten einde.Hoef ik nogmaals te herinneren, dat dit spel weer in den vreemde zoowel als bij ons aangetroffen wordt? In Limousin heeft het denvolgenden vorm: «Je vais dans les bois. — Moi aussi . — Je coupeun arbre . Moi aussi . J'en fais un bac. Moi aussi . Je chiededans . Moi aussi . Mes cochons l'ont mangé. Moi aussi!» (1 )Beschaafder is de Engelsche variante , die ik hier nog wil mededeelen. Het spel heet Just like me.Ik ging boven op een trap.Juist lijk ik .Ik ging in een kamer.Juist lijk ik .Ik keek uit een venster.Juist lijk ik .En daar zag ik een aap .Juist lijk ik .De volgende grappen moeten , meestal door eenig uitwendig teeken ,het slachtoffer belachelijk maken . Zij gebeuren dus «achter zijn rug ' .Men teckent b . v . met krijt een kruis op den rug van den makker, en dat heet hem verkoopen. Waarom? Ik zou het niet kunnen zeggen .Ofwel, men maakt met krijt op de hand een figuur, dat op.eendoodskop gelijkt, en drukt alsdan de hand op den jas van den anderen . (Hasselt)Eindelijk , en deze grap wordt ook door kleinen aan grooten gespeeld, men hangt iets , een papier meestal, aan den knoop achteraan het vest van iemand , en vergezelt hem zoo eenigen tijd, om->-( 1 ) Rolland, Rimes et Jeux de l'Enfance, p. 309.193getuige te zijn van de wijze waarop hij door de voorbijgangersbekeken wordt.Is de soaak eenigszins behendig, zoo zal hij er ook in slagen, van een kleineren speelgenoot de achterslip van zijn hemd uit de broekte trekken , zonder dat hij het merke . Dit gebeurt gemakkelijker,wanneer er een gat in de broek is . Dan loopen de bengels al zingenderond hem , terwijl deze, die niets gemerkt heeft, wel eens meezingt:De vaan hangt uit,Morgen is 'l Palmzondag!Dat is de lezing die ik te Hasselt opschreef. Te Gent zongen wij:«' t Is kermis! ' t is kermis! ' t Vaantje steekt uit» ( da capo).Te Denderwindeke luidt het als volgt:Ninov ' brandt,De poepen (1) zijn in ' t land,Zeven zakken op een dagwand.( Wordt voortgezet.)Aug. GITTÉE.1 2 3 4 5 6 7 8 9 10WOORDSPELEN EN SPREEKOEFENINGEN.Een inzender geeft de volgende oplossing van het aldus, Volkskunde, I , bl . 204, meegedeelde raadsel:Drymaal vyf is = 10 ( letters) .1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Tweemaal zes is = 11 ( letters) .1 2 3 4 5 6 7 8Zeven en dry is = 8 ( letters ).1 2 3 4 5 6 7 8 9 1011 12 Viermaal vier is = 12 ( letters).1 2 3 4 5 6 7 1 2 345 67 Honderd is zooveel als duizend in getal (7 letters) .En acht is niet meer dan vier (4 letters) .Mij dunkt gij vat het al!Een dozyn is 5 letters.En twee dozynen 7 letters.Nogtans is zeven 5 letters ...Is dat niet raar geschreven?Als er iemand is, die honderd heeft gebracht,Dan schrijf ik 7 ( letters ) op ,Want acht en acht (d. i . +) is = 8 ( letters ) .4 4( 1 ) Wat beteekent dit woord?16194LIEDEREN .Van Mijnheerken van Bruindergestem ( 1).KINDERBALLADE .Daar was een kind, ja een klein kind,Ja , een kind van zeven jaren;En dat kind, dat zou daar spelen gaan ,Waar zoo vele konijntjes waren.En dat kind , dat had er een hondeken bij hem,En het liet er dat hondeken loopen;En het koos er het allerschoonste konijn ,Dat er was in alle die hoopen.Als mijnheerken van Bruindergestem dat vernam,Hij liet dat klein kind vangen ,En steken alop den grootsten boom ,Die stond in zijne warande..Als die moeder van dat kind vernam,Dat was eene brave vrouweDat haar klein kind gevangen was,Haar hertje brak van rouwe .___»«Mijnheerken , mijnheerken van Bruindergestem ( 2) ,Wilt gij mijn klein kind niet geven?Het heeft er nog zeven gebroederkens thuis:Wilde z' hebben, ik zal ze u geven?»«Die zeven gebroeders en wil ik niet:Er zijn er vijve van papen,Daar zijn er maar twee onder's hemels gebied ,Die onder de zonne slapen.Mijnheerken ,mijnheerken van Bruindergestem ,Wilt gij mijn klein kind niet geven?Het heeft er nog zeven gezusterkens thuis:Wilde z ' hebben, ik zal ze u geven?»«Die zeven gezusters en wil ik niet ,Er zijn er vijve van nonnen:Daar zijn er maar twee onder ' s hemels gebied,Die wonen onder de zonne .-Mijnheerken , mijnheerken van Bruindergestem,Wilt ge mijn klein kind niet geven?Het heeft er nog zeven lonnen met rood goud:Wilde z ' hebben, ik zal ze u geven? o(1) Uit de verzameling van P. d . M. ( 2) Bruindergesteen , Bruindersteen , Bruinsteen, Bruinkasteel (??) .. - 195-«Die zeven tonnen en wil ik niet ,En uw klein kind, dat moet hangen,En hangen al aan mijnen hoogsten boom ,Die staat in mijne warande.»Mijnheerken, mijnheerken van Bruindergestem ,En sluit er uw poorte niet vaste;Want morgen, eer dat de zon opstaat,Zal ik u zenden gasten ,» -En dat kind, dat moest op de leere gaan gaan ,En keek er zoo dikwijls alomme;En ' t zag er van verre, ja verre ,Zijne broêrkens gereden kommen.«En haast u, mijn broerkens, en haast u toch wat!En geeft er uw paerden de sporen!En hadt ge nog een half uurken langer gewacht,Mijn jong leventje, dat ware verloren...»Nevele .In Fransch-Vlaanderen bekend onder den vorm van Halewijn enhet kleine Kind (Coussemaker, bl . 149) . Het sluit meer aaneen en heeft een tragisch slot . Ook te Brugge bekend, nagenoeg in denzelf den vorm als bij Coussemaker .. - Voor mededeeling der zangwijze zouden wij zeer erkentelijk zijn. In de omstreken van Gent is dezezonder twijfel nog heden bekend . P. D. M..BOEKBEOORDEELINGEN .Goedkoope prachtuitgave der volledige Arabische Vertellingen der«Duizend en éen Nacht» , bewerkt voor het Nederlandsche Volkdoor Gerard KELLER. – Uitgave van de gebr. E. en M. Cohen,Arnhem en Nijmegem.Men mag vrij dwepen met den onovertroffen , schilderachtigen verhaaltrant der gebroeders Grimm in hunne liefelijke Kinderund Hausmärchen; men mag een nog zoo vurig bewonderaarzijn van de geestige, aanschouwelijke voorstelling, aan de Contesde Perrault eigen; men mag zich verdiept hebben in al heteigenaardig dichterlijke, in al het bovenmenschelijk wonderbare,dat de vertelsels en sagen van alle Westersche of zelfs Oosterschevolkeren opleveren , — een é boek is er, dat de kroon spant bovenalle, éen -dat allen met gelijke bewondering voor de eerste maal lezen , dat allen , later, met gelijke gretigheid ook voor de>- 196- tiende en twintigste maal ter hand nemen , - een boek dat,eeuwen oud , toch steeds even jong en frisch, even nieuw en modern blijft als de meest moderne verhalen; een boek, waaraanalleen meer schatten van phantazie, gevoel en geest ten grondeliggen , dan aan al de andere maarkens-verzamelingen van vast alle Westersche volkeren te zamen; een boek, eindelijk , waarinoud en jong, geleerd en ongeleerd , rijk en arm, kunstenaaren leek evenzeer hunne gading vinden , en dat dan ook ,ontegensprekelijk , het meest algemeen verspreide werk isder geheele waereldlitteratuur: ik bedoel de onvergelijkbaar boeiende verzinselen van de schoone Sjeherazade, de beroemdeen honderden malen herdrukte Duizend en een Nacht.Welken invloed de vertelsels van Duizend en een Nacht op deEuropeesche, ook op de Nederlandsche «gesproken letterkunde»hebben geoefend - en deze is aanzienlijk wil ik hier nietonderzoeken . Slechts in het voorbijgaan wil ik doen opmerken ,dat enkele dezer scheppingen -- deze benaming verdienen zijwel – 0. a . Allaëddin's Wonderlamp en Ali Bala en de veertigRoovers, zich op de lippen van onze Vlaamsche vertellers totnieuwe, nagenoeg nationale maarkens hebben hervormd.Zou er wel een nog zoo verachterd gehuchtje in Limburgs hei of in West- Vlaanderens duinen zijn aan te wijzen , waarDuizend en een Nacht ten volle onbekend zou wezen! Jammergenoeg , dat de eenige uitgave, welk voor ons volk tot nu toeverkrijgbaar was, de Gentsche namelijk , zoowel onder opzicht van den tekst als onder dat der stoffelijke uitvoering zoo uiterstgebrekkig is.Dat andere volken ons ook hierin voor waren, is den lezervan dit tijdschrift reeds gebleken uit de bespreking of aankondiging van meer dan eene Duitsche of Engelsche vertaling van deOostersche vertellingen , bijv. van C. F. LAUKHARDT's Tausendund eine Nacht ( Volksk ., I , blz . 61 ) , of van Burton's ArabianNights (ibid . , II, blz. 1 ) .Dank aan het schrandere initiatief van eenen knappen Noord nederlandschen letterkundige en van eenen onzer stoutste enondernemendste uitgevers, zal ook ons publiek eindelijk eeneuitgave bezitten, waerdig om zelfs in de deftigste huiskamer- 197 ->eene blijvende plaats in te nemen . Van deze uitgave , waarvoor de gevierde Keller eenen onberispelijk gestyleerdentekst leverde, is thans de eerste aflevering, twee en vijftig bladzijden in - folio sterk , voorhanden; en , zonder overdrijvingdurven wij het verklaren , fraaiere, beter verzorgde volkseditieheeft, in lang, geene Nederlandsche pers meer verlaten .Werd de inhoud door Keller bewerkt en aangevuld op ennaar de beste reeds bestaande uitgaven , voor de verlichting wist zich de uitgever eenen schat van meer dan drie duizend platen aan te schaffen, alle door uitmuntende plaatsnijders uitgevoerd ,naar teekeningen van de meest beroemde illustratoren vanonzen tijd, als Makart, Closs , Doré, Bayard , Dalziel , Thompson ,Heuer, Lentz, V. Foulquier, W'attier, enz .. Met eenige nadere inlichtingen omtrent de voorwaerdenvan inteekening meenen wij den lezer geen ondienst te bewijzen .Het geheele werk zal hoogstens 75 afleveringen bevatten . Elkeaflevering, $ 4 vel sterk, en gevat in eenen zeer fraaien , in kleuren gedrukten en met goud versierden omslag, is gemiddeld door zestig à zeventig gravuren opgeluisterd .Boven elke bladzijde prijkt een zooveel mogelijk verschillendkopstuk; vele zijn met loofwerk omlijst . Al wat er meer verschijnt dan het beraamde getal afleveringen wordt den intee kenaars kosteloos toegezonden .De prijs van elke aflevering is 30 cents .«Goede wijn behoeft geen krans,» zegt terecht het spreekwoord .Uitgaven, als de hier besprokene , zullen zeker — ook zonderonze aanbeveling, -- hunnen weg wel vinden . Pol de Mont .-H. CARNOY. Les Contes d’Animaux dans les Romans du Renard.(Collection internationale de la Tradition, vol . I) . — Paris . AuxBureaux de la Tradition. 1889. XVIII en 107 p . ( fr . 3-50) .Het onderzoek van het dierensprookje neemt meer en meeruitbreiding, vooral sedert de bouwstoffen, die de studie derfolklore bij de niet-arische volken bekend maakte , in de kwestie. 198nieuwe gezichteinders opende . Dit punt behoort nog steeds totde meest ingewikkelde vraagstukken der vergelijkende letterkunde , en na de zienswijzen van Grimm en van Gervinus, welke· elkander bestrijden als water en vuur, heeft gewis de wetenschap op dit stuk haar laatste woord niet gezegd . Integendeel;het folkloristisch materiaal, dat er sedert de laatste jaren bijgekomen is, dwingt tot een nieuw onderzoek van het betwistepunt op een gansch nieuwe basis . De kern van het dierensprookje blijft nog immer de dierensage , d . i . meer bijzonderde in Westelijk Europa verspreide Reinaert-cyklen, die, tot demiddeleeuwsche letterkunde behoorend, vervallen in een zekergetal gedichten , welke de avonturen van den vos tot onderwerphebben . Van deze gaf H. Carnoy in het onderhavige boekjeeen résumé; de sprookjes komen hier voor om zoo te zeggenin geraamte , ontdaan van al de nuttelooze bijzonderhedener door de dichters bijgevoegd. In dezen werkte hij vooralvolgens A. Rothe, Les Romans du Renard; daar dit laatste werkzich thans nog al moeielijk vinden laat , zal het boekje vanCarnoy hem , die zich met dierenvertelsels bezig houden wil ,dienst kunnen bewijzen. Meer dan een overzicht der Reinaertsprookjes brengt het echter niet, en rechtuit gesproken: overeen rubriek der folklore, die zooveel vragen doet ontstaan , wareiets meer, zelfs in den tegenwoordigen stand der wetenschap,zeer welkom geweest . Aug. Gittée.VRAGEN EN AANTEEKENINGEN.- 32. (63) . Huwelijksaanvragen in China . — Ik ontleen aan hetbekend Noordnederlandsch dagblad, Het Nieuws van den Dag, devolgende eigenaardige bijzonderheden , omtrent een in WestelijkChina bestaande zonderling gebruik, om een meisje ten huwelijk tevragen .Als een meisje meent, dat een minnaar aanzoek om hare hand wildoen , klimt zij in den top van eenen hoogen boom, en gaat daarzitten , terwijl al hare oudere vrouwelijke bloedverwanten, metdikke stokken gewapend , onder aan den stam post vatten, om den minnaar bij zijne nadering met stokslagen te ontvangen. Als het nu199 -den moedigen minnaar gelukt, ondanks de stokslagen der teedere bloedverwanten , den top , waar zijne schoone zit , te bereiken, danheeft hij haar als zijne bruid gewonnen . Dikwijls, inzonderheid wanneer er veel van die gewapende dwenen zijn , kan hij tegenhare aanvallen geen stand houden , en trekt onverrichter zake af,getroost door de overtuiging, dat dit de rechte boom niet was, waar hij in moest klimmen . P. D. M..Met het bovenstaande mag het volgende, getrokken uit La Gazette,vergeleken worden:33. (64) . Huwelijksverbintenis in Congoland. – Toen men, na de Waereldtentoonstelling van 1885 te Antwerpen , den CongolanderMassala inscheepte om hem naar zijn vaderland terug te zenden,werd hem door generaal Wouwermans een bloemtuil aangeboden ,dien hij hem verzocht ter hand te stellen aan Mevr. Wouwermans.Massala weigerde hardnekkig, en gaf door het meest opgewonden gebarenspel te kennen, dat hij voor niets ter waereld zulk eenenstap bij Mevr. Wouwermans zou wagen.Na genomen inlichtingen , verklaarde de taalman dat, wanneermen in Congoland een dame bloemen aanbiedt en deze ze aanneemt,men zich daardoor verbindt.... haar te huwen .34. ( 65) . Als in Transvaal de familic met eenen jongen spruitvermeerderd is , wordt de volgende uitlegging daarvan aan de jongebroertjes en zusjes gegeven: «Pappa het een ouden Baviaan in diekoornveld doodgeskiet, die een kleinen Baviaan op den rug had, enPappa het jammer gekrij, en die kleinen Baviaan mee naar huissaamgeneem , in een zeeppot vol zeepwater gezet, en een dag langgekookt, daarna met een stuk ijzeren hoepel het haar afgekrabd, en mamma het toen den kleinen Baviaan als kind aangeneem .»P. D. M..35. (66) . Vrijage in Fransch Bretanje. - Als in Bretanje eenjonkman een meisje haren voorschoot losmaakt, of haar een lint omhet lijf slingert en het er dan weer afneemt, is dit een stilzwijgendaanzoek om hare hand . Is de minnaar echter niet zoo stoutmoedig,om zulk eene liefdesverklaring te wagen, dan neemt hij zijne toevlucht tot den momu, cene soort van dorpspoëet, die het huwelijksaanzoek op rijm brengt. Als dit gedaan is , verschijnt de minnaarvoor het huis van het meisje, maar ook weder vergezeld van denpotsenmaker of momu, die het berijmde huwelijksaanzoek opzegt .Weldra wordt het venster geopend , en komt de grootmoeder er het200.(>>→eerst voor. «Is het deze , die gij verlangt?» vraagt eene ver borgen stem . «Neen .» Dan verschijnt in de plaats van degrootmoeder de moeder, en de stem vraagt: «Verlangt gij deze?»«Neen, die is het niet. , -- Op de moeder volgt eene bedaagdedienstmaagd met een door de zon bruingebrand gezicht. Is hetdan deze? , - «Ach , neen , neen!» Nu, kus dan uwegeliefde, en men steekt eene pop het venster uit . Als dezegrap voorbij is , vertoont zich de ware geliefde aan het venster,en de huwelijksonderhandelingen, die de bruiloft voorafgaan,hebben plaats . Op den avond van den trouwdag vallen de meisjes de bruid aan , en ontrukken haar de naalden , waarmede debruidskrans op haar hoofd vastgestoken is . Verder moet zij zichhet bruidskleed van het lijf laten scheuren . P. D. M..36. ( 67) . De Oorsprong onzer Tijdverdeeling. Professor Max Mül ler , van de Universiteit te Oxford , geeft van den oorsprong onzertijdverdeeling de volgende verklaring:De verdeeling van ons uur in zestig minuten en van de minuut in zestig seconden , is ontstaan, doordien in Babylonië , behalve hettientallig stelsel, nog een ander stelsel bestond, dat het zestigtallige werd genoemd .Practisch als zij waren, hadden de Babylonische koopliedenbemerkt, dat zestig een getal is met een aanmerkelijk aantaldeelers.Zij verdeelden dus den dagelijkschen omloop der zon in vier-en twintig parasangen , welke in zevenhonderd -en -twintig stadiënonderverdeeld waren .Elke parasang, thans uur , was in zestig minuten verdeeld, en kwam , volgens de begrippen der Babyloniërs, overeen met den door eenen flinken voetganger in dezelfde tijdruimte afgelegdenafstand .De vier en twintig parasangen (Perzische mijlen ) van den door dezon beschreven cirkel werden derhalve verdeeld in zevenhonderd en-twintig stadiën of driehonderd-en-zestig graden .Dit systeem werd den Grieken door Hipparchus bekend gemaakt,die derhalve het Babylonische uur in Europa invoerde , omstreekshonderdvijftig jaren voor onze jaartelling .Ptolemaeus, die drie eeuwen later leefde, maakte dit stelsel algemeen bekend, en zoo is het, door de middeleeuwen heen , onveran derd tot ons gekomen. P. D. M..>VOLKSKUNDEIets over het Vertelsel van Asschepoester.Een der meest algemeen verspreide van alle volksvertelselsis ontegenzeggelijk dat van Asschepoester, hetwelk, zooals men weet, aan de Contes van Perrault eene beroemdheid verschuldigd is, welke slechts nog enkele met hetzelve deelen .In Vlaamsch- België bestaan van dit vertelsel verscheidenelezingen , welke , in hoofdzaak op dezelfde trekken neerkomende,van streek tot streek onder eene andere benaming bekend zijn .Van al deze varianten werd tot heden slechts eene opgeteekend , namelijk Vuiltje-vaegt-den - oven, opgenomen in de OudeKindervertelsels, door Adolf Lootens in 1868 uitgegeven .In Antwerpen draagt de heldin den naam van Vuilvelleken,te Denderleeuw dien van Sloddeken -vuil, te Moerbeke-Waasdien van Asschekladdeken, elders nog dien van Vuil Jenne, watintusschen geenszins wegneemt, dat de naam Asschepoetster ofAsschepoester mede op al deze plaatsen verstaan wordt.Ziehier, op welke wijze ons maarken in ' t Land van Waasverteld wordt.Van Asschekladdeken .Asschekladdeken ( 1 ) werd te huis zeer slecht behandeld . Gansche dagen zat zij verstoken in ' t hoeksken van den haerd , ofwelonder den trap . Zij was belast met ' t vuilste werk, kreeg weinig eten , en had bijna geen kleêren . – Heure zuster , integendeel,droeg 'nen hoed met gouden pluimen>, en mocht altijd naar hetbal gaan.Asschekladdeken was belast met het poetsen der haerdplaat .Blonk de plaat , dan kwam hare zuster, en maakte ze weer vuil . 'Zoo had het kind nooit gedaan, en was al haar werk nutteloozemoeite . Op ' nen zekeren avond was Asschepoetster toch( 1 ) Naar opgaven van M. Demaerschalck, Moerbeke- Waas.17202><<Dbuiten gefritseld, en ze weende van verdriet . Een oud vrouwken , die heel schoon gekleed was, vroeg aan Asschekladdeken,waarom ze toch zoo weende? Asschepoetster vertelde nu aandie oude madam , dat ze thuis zoo ongelukkig was, en heure zuster alles toekreeg. - «a Wilde gij ook schoone kleêren hebben en naar ' t bal gaan ,» zei de schoone vrouw, «kom dan mor gen avond naar dien hollen tronk , en zij wees meè heurenvinger, klop daar op, en daar zullen gouden kleêren en een gouden koetse uitkomen ,, waarmee ge naar het bal kuntrijden.» — ' s Anderendaags avonds deed Asschepoetster, wat heur gezeid was . Nog zoohaast had ze op den hollen tronk niegeklopt, of daar kwam een gouden kleed , gouden sletskens ( platte schoenen) , gouden oorringen en bellen en een goudenkoetse mee ' nen koetsier uit . – Asschepoetster trok naar hetbal, en ze was de schoonste van allemaal en iedereen wilde meeheur dansen . Als het bal gedaan was, reed Asschepoetsterde eerste weg, recht naar den hollen tronk , waarin , op een teeken ,al heure kleêren en heure koetse met den koetsier verdwenen.Den anderen avond was ' t weer ' t zelfde spel , maar als zeterug kwam, had ze heur één gouden sletsken verloren .Heur zuster had het gevonden , maar ' t was heur te klein .Ze liet zich de teenen afkappen, opdat het toch zou gepast hebben . Maar nu wierd ze ziek , en kon s'anderdaags naar de feeste niet gaan . – Asschepoetster, die van niet en wist, ging 's avondsweer naar het bal , en kreeg heur gouden sletsken terug, want zemeenden allemaal , dat ze een rijke dame was .Na de feeste reed ze terug naar heuren hollen tronk en vandaar naar huis, maar ze waren oppe (= niet te bed), want heurezuster was ziek . Nu kwam ' t allemaal uit , dat Asschepoetstermée ' t kwaad omging, en dat ze kon tooveren . Heur vader zegde:«Zie de (= ge) nu , dat wij gelijk hadden heur kort te houden .» En Asschepoetster wierd terug in den haerd gestampt.En als zij er niet uitgekropen is - zit zij er nog in!De volgende lezing, vrij vollediger en boeiender, stamt uitWelle. De aanteekeningen , naar welke zij is opgesteld , werden verstrekt door den heer A. de Cock te Denderleeuw.203Van den Koning en van Jenne, zijn zoet Liefken (1).Daar was zoo eens eene vrouw, die drij dochters had . De eeneheette Bet, de tweede Griet en de derde Jenne.Jenne wierd in huis voor niets geteld: zij moest de schapengaan weiden , en zoodra er het minste lastig karweiken te verrichten viel , werd het op haren rug geschoven . «Dat is eenwerk voor Jenne,» zeiden ze altijd maar. En , daar zij van hetvele werken dikwijls erg morsig was, noemden ze heur uit spotSloddeken - vuil!»Dat was mij goed , maar, hoe het kwam wist niemand,zoohaast Jenne met de schapen uitging, was het altijd hetschoonste weer van de waereld .Op zekeren keer vroeg Bet, de oudste, om ook eens met de schapen te mogen uitgaan , maar, als ze vijf uren van huisverwijderd was, begost het me daar te regenen en te hagelen ,zoo hard , zoo hard , dat er putten in heuren neus en hollenin haren rok waren! En kwaad, dat ze was, kwaad... alseen huis .Ze wilde , denk eens na! hare eigen moeder en hare tweezusters van arragie op de straat roeien , als ze thuis kwam.Voortaan moest Jenne weer de schapen weiden ... en zie! nuwas het altijd schoon weer, altijd schoon weer!Op eenen anderen dag wilde Bet haren plattekazen witte broodsboterham van moeder niet aannemen.«Krijg ik hem?» vroeg Jenne.- «Ja , ” zei Bet, «Arree , daar is hij!»Ge moet weten , Jenne kreeg nooit anders dan korsten vanzwart brood .Ze ging al blij met haren witten botterham haren weg, als er een oud manneken voorbijkwam , die vroeg, wat ze daar in dehand had?-- «' Nen witten boterham , baasken!» zei Jenne .«Wilt gij mij een stuksken van uwen witten boterham geven?» vroeg het oud manneken .(( 1 ) Vit Ons goede Vi . Volk, door P. o . M. en E. K. de Bom .204>>«Wel zeker, met plezier, vaderken!» en ze gaf hemeene groote brok .- «Zie,» zei toen dat oud ventje, «omdat ge zoo goedhertig zijt, zal ik hier een schaapken teekenen , en als gijer op klopt, zal er alle soort van goed eten te voorschijnkomen.»Het manneken vertrok , en Jenne klopte , heel nieuwsgierig, ophet schaapken . En er kwam alle soort van goed eten uit . Jenne at heur eigen zoo rond als een molleken, en keerde dan vroolijknaar huis .'s Anderdaags vroeg Griet , om met de schapen te mogenuitgaan , maar, jawel , als ze tien uren ver was, begost het teplassen en te gieten en te hagelen , dat er putten in heurgezicht waren en gaten in heuren rok , en als ze thuis kwam,speelde ze op , en wilde ook hare moeder en hare zusters buitenroeien .Wederom moest Jenne met de schapen op weg, en zij kreegden plattekazen mageren boterham van Griet, die er geenen hadgewild . Zij lachte en danste van blijdschap , bond den boter ham in haren voorschoot, en vertrok .Zij kwam weder het oud ventje tegen .Wat hebt gij daar, Jenne?» vroeg hij .a ' Nen witten boterham!»Krijg ik een happeken?»«Wel twee!»En de oude beet tot over de ooren in den plattekaas .«Ge zijt een goedhertig kind: ik zal u belonen , sprak hij .Ik zal hier ' nen abeel teekenen , en als ge er op klopt , zullen er de schoonste kleeren te voorschijn komen, waar ooit eene koningsdochter mee gepronkt heeft , en daarbij nog eene schoone koetsmet acht schoone paerden .En het peken was weg.«' k Wil toch eens probeeren!» zei Sloddeken -vuil , en zeklopte ' nen keer loozekens op den abeel , en zie! de satijnenen floeren kleékens lagen er promentelijk en fijn als om testelen, en daar stond eene koets met acht paerden ook al ,precies 'lijk vaderken het gezegd had .( c>205 ->Jenne paste de kleêren eens , klopte weer op den abeel , en deacht paerden en de koets trokken er weer in .Eenigen tijd daarna gaf de koning in zijn paleis een grootdansfeest, en het werd overal rondgestrooid, dat de schoonsteonder de meisjes met den koning zou mogen dansen .' s Zaterdaags ging de moeder met hare twee oudste dochtersnaar de stad , koos daar voor ieder een schoon kleed , hetschoonste , dat er te krijgen was, en dan ' s Zondaags naar hetpaleis!Jenne vroeg , of ze eens mocht gaan lonken .«Wat durft ge zeggen!» schreeuwde de moeder, en zebezag haar scheelweg . «Zwijg gij liever, vuil sloester! .. , Ge moogt , ja,» lachte zij met ’ nen grijns, «als ge eerst dien hoopijzer daar geschuurd hebt! ...»En ze wees op ' nen heelen reesel oud goed , dat daar ievers in den hoek lag te roesten . Nu , Jenne , niet lui gevallen , aan ' t schuren! En zooveel stukken ijzer er waren , zooveel engelkenskwamen haar helpen , en ' t duurde geene minuut, of 't spelwas klaar .Jenne trippelde het huis uit en eerst recht naar den abeel;zij klopte, en daar kwam een prachtig kostuum voor de pinnen;zij trok het aan , sprong in de koets met acht paerden , en ju!naar het paleis van den koning .Als de koning die schoone juffrouw in de verte zag naderen,trad hij heur te gemoet, bood heur den arm, en zij danstensamen den heelen avond lang. De twee zusters moesten metaffront de plaat poetsen . Als de dans ten einde was, reed Jenneweer opnieuw naar den abeel , liet kleeren , koets en paerden erweer binnen gaan , en trok naar huis .Hewel, moeder, wie was er nu de schoonste?» «Och,' t geluk wil ons ook al niet meevallen ,» zei deze; «als wedaar een uur lang gepronkt hadden , komt daar opeens eene andere, en die was de schoonste . De koning heeft er den heelenavond mee gedanst , en zelfs geen oog gehad voor eene van deandere meisjes!Eenen tijd later was het aan het hof weer dansfeest, en ditmaal , zei de koning, zou hij trouwen met het meisje , dat hem het meest beviel ,>>206«Nog eens geprobeerd , kinderen! Maakt u eens net!» zei demoeder tot Bet en Griet , en stak hen beiden van onder tot boven in rozen satijn .«Mag ik nog eens gaan lonken, moeder?» smeekte Jenne .a Zwijg, vuil sloester!» klonk het weer . «Ge moogtgaan , gij, als ge al de korreltjes tarwe opgeraapt hebt , die op den grond liggen , zoo dat er geen een meer overschiet .»Jenne zette zich ieverig aan ' t rapen , en zooveel graantjes erlagen , zooveel engeltjes kwamen er, om haar te helpen , en op ' nen pink was de zaak beredderd .Na wederom aan den abeel kleeren , koets en paerden ontleend te hebben , reed zij naar het paleis , en de koning kwamhaar een heel eind te gemoet en danste met haar.Als de dans gedaan was , meende Jenne te vertrekken , ensprong in hare koets, maar de koning trok haar schoentjen uit .«Dat is niets, «zei Jenne,» waar er éen gemaakt is , kunnener twee gemaakt worden ook .»De koning vroeg haar, uit welk land zij was?«Uit het land , waar de meisjes niet gezocht worden ,Jenne.«Uit welk land? D zei de koning, want hij dacht, niet wel verstaan te hebben .«Uit het land , waar de meisjes niet gezocht worden» ,herhaalde Jenne, en ze lachte eens , en reed «te vierklauwens»weg.De koning verstond er geen woord van .Aan den abeel legde zij het rijke gewaad af, stalde koetsen paerden , en hulde zich opnieuw in heure armoedige plunje.«Hewel , moeder, waren ze nu de schoonste?» vroeg zij.«Voor ons is er geen geluk!» knorde deze.. «Denk eens na: we hadden een uur ons best gedaan , om bezien te worden ,als er eene andere binnenkomt, en niemand heeft ons aangetrokken . De vreemde juffrouw , die niemand kent, is de schoonste .En , al aardig, he? Maar die juffrouw trok wel op u!»Op mij?» lachte Mieke, «ik dacht, dat ik op niemandter waereld trok! >>- «' t Doet, it' doet!»v zei de moeder, a zij had veel van u» zei..( CC(weg!»207 -(>-Er verliep weder een tijdje, toen de koning op ' nen schoonenmorgend aan het huis kwam kloppen , en sprak:«Vrouwken , gij hebt hier drij dochters!»«Neen» , zei deze , «maar twee!»«Haal ze» , zei de koning, «en zij , wie dit schoentjepast, mag koningin zijn» .De moeder riep op Bet . Bet paste het schoentje, en zei ,dat de hiel wat vernepen was.Kap uwen hiel af, en ge zijt koningin!»En Bet kapte een stuk van haren hiel , en nu ging het van zelf.De koning nam Bet in de koets , en zij reden voorbij denabeel , waar een vogeltje op zat, dat luidkeels zong:«Och, Mijnheer de koning, dat is uw zoet lief Jenneken niet!Dat is uw zoet lief Jenneken niet!»«Is zij het niet?» vroeg de koning.«Neen, dat is uw zoet lief Jenneken niet! ,piepte de vogel .De koning roeide Bet in de rijt ( gracht) , zoodat ze zeven voet diep stak , en reed terug naar de moeder.«Vrouw, gij hebt nog twee dochters!» zei hij.«Neen , maar eene! ) zei het wijf.«Haal ze dan ,» zei de koning. «Als haar het schoentjepast, is ze de mijne!De moeder riep op Griet, en Griet paste bet schoentje, maar zei , dat haar teen wat geneerde.Kap hem af,» fluisterde de moeder. «Om koningin tezijn , moet ge geen teenen hebben!»Griet kapte haren teen af, en nu ging haar voet vanzelf in hetschoentje.Als de koets weer voorbij den abeel reed , sjirikte het vogeltje:Och, Mijnheerde koning, dat is uw zoet lief Jenneken niet!»«Is zij het niet?» vroeg de koning.Neen ,» zei het vogeltje.De koning wierp haar ook in de gracht, zoodat ze boven deandere terecht kwam.C(208>Ten derden male reed de koning naar de vrouw.Gij hebt nog eene derde dochter!» sprak hij.«' k En doe!» zei de moeder.Spreek uw hert rechtuit , of ge moet dood!» zei de koning.«Hewel, als ik dan mijn hert rechtuit moet spreken ,zei ze, «' t is waar,» zei ze, «' k heb nog eene dochter,»zei ze . «Maar, och , mijnheer de Koning, het is zoo'n vuil sloester, datte! ...«Dat geeft niet,» zei de koning . «Als haar het schoentjepast, wordt zij koningin , zoo goed als de beste . . )En Jenne paste het schoentje, en kijk , verjet! ' t voeteken slibberde er in , dat het, m'n ziel , een plezier was om zien . Dekoning kuste haar, zette haar in de koets, en reed er medevoort. Op den abeel zong het vogeltje:«Och, mijnheer de koning, dat is uw zoet lief Jenneken nu!»Jenneken klopte op den abeel: er kwam een hemelsblauwsatijnen kostuum uit en eene koets met acht vurige paerden , en daarmede begonnen zij te rotsen en te rijen , en zijn ze er nietmee uitgescheiden , dan rijen ze nog.(Welle.)Ziehier, ten slotte, in welker voege ik ons sprookje te Ant werpen heb hooren voordragen .>Vuilvelleken .Er was eens een koning, en die had drij dochters, en hijhad ze alle drij onzeggelijk lief.Eens, dat hij eene lange en verre reis wilde doen , vroeg hij aan zijne dochters, hoe gaerne zij hem zagen, en wat zij wilden,dat hij voor hen zou meebrengen . De eerste, die hem zoo lief had als goud, wenschte een gouden spinnewielken , de tweede,die hem beminde als zilver , eenen zilveren rok , en de derde,die zeide hem zoo gaerne te zien als zout, wenschte een korrel ken ... zout .De koning, die over het antwoord zijner oudste dochter tenhoogste tevreden was, ontstak in grooten toren bij dat van dejongste prinses, en hij hadde ze zeker in den kerker doen wer>209pen , zou hij zich niet herinnerd had, hoe lief zij hem altijdgeweest was.«Uit mijne oogen ,» riep hij uit , «en wacht u wel ,ondankbare die gij zijt, nog ooit in mijn paleis te verschijnen .Ik erken u niet meer voor mijne dochter!»Meer dood dan levend begaf het prinsesje zich op weg. Urenen uren liep zij door bosschen , velden , weiden , en kwam alzoote Antwerpen aan , om er eenen dienst te zoeken .Als zij daar zoo aan de oude Borgerhoutsche poort kwam ,werd zij eensklaps aangesproken door een heel oud wijfken, datheur zeide: «Dochterken, gij zoekt zeker eenen goedendienst? Kom, ik zal u een handje helpen . Ga in de Lange St. Annastraat, en bied u aan in het huis n' 18 ( sic ), daar heeftmen juist een dienstmeisje noodig.»Het prinsesje bedankte het wijfken, en wilde zich verwijderen ,maar de andere hield heur staan, stak heur een heel kleindoosje in handen , en zeide: «Neem dit , het zal u wel eens tepas komen. Als gij van ze leven goesting hebt , om naar het bal te gaan, steek dan dit doosken in de holte van den boom, diedaar op de vesting staat , en zeg: ( schoon dingen aan, leelijkdingen uit,» en gij zult gekleed zijn als eene koningsdochter.Als het prinsesken nu in het aangewezen huis in dienst was getreden , moest zij daar allerlei vuil werk verrichten . Zij moestde trappen boenen , den vloer schuren , kachels en stovenkuischen , schoenen poetsen , en - bleef er bij ongeluk eenvleksken maar op deze of gene plaats, dan kwam de meesteres met eene platte houten lat , en sloeg daarmede op hare hand,zeggende:Wij zijn hier in het land van Cadzand ( 1 ) ,Waar ze met de lat slaan op ' t plat van de hand ,Dat bloed er uit springt.»Door al dat vuil werk zag het prinsesken er spoedig zelf zoo zwart uit als een moorenjong , zoodat de twee dochters vanhare madam haar niet anders meer wilden heeten dan Vuilvelleken of Velleken -vuil.>>(1 ) Soms hoort men: Passant.- 210Op zekeren dag liep het gerucht in de stad , dat een machtigeprins op de Meir in het Paleis was komen wonen , en dat hij een groot dansfeest zou geven , ten einde zich, onder deschoonste juffrouwen der stad , eene gemalin uit te kiezen .De meesteres van Vuilvelleken ging er natuurlijk met hare dochters naar toe: daar zij weduwe was, en ... nog heel koketvoor heure jaren , was zij op voorhand zeker, dat zij zelveof eene harer dochters door den prins zou... verkozenworden .Intusschen zat Vuilvelleken alleen te huis, en poetste deschoenen , en kuischte de kachel, en schuurde de trappen ... dater heure fijne, teere handekens puur van brandden! Ei mij,daar kreeg zij het zoo in eens in haar hoofd ..., ook naar hetbal te gaan!Gauw, gauw, gauw liep zij naar den hollen boom op devesting, dicht bij de poort, stak haar doosken in de holte,en ... wonder boven wonder! daar stond zij op ' t eigen oogenblik in het prachtigste en rijkste kleed, dat een meisje haddekunnen droomen , en eene holle stem riep uit den boom:«Op klokslag twaalf, als roept de - n - uil ,Verandren de schoone kleeren in vuil'!»Ik laat u denken , hoe fier Vuilvelleken was , als zij , in hetPaleis, op de Meir, van al de schoone hertoginnen , gravinnen en baronnessen de schoonste en rijkstgekleede was!De prins merkte haar dadelijk op , en 't was alsof hij doorhaar betooverd was: hij danste met geen andere meer dan methaar .Och , wat spijt , wat spijt! Daar hoort Vuilvelleken, tusschen'nen redowa en ' nen schottisch , half -twaalf slaan ... En ' t is ,alsof zij de holle stem weer hoort de woorden uitspreken:Op klokslag twaalf, als roept de - n - uil ,Verandren de schoone kleeren in vuil'!Opgepast!De prins wilde haar opnieuw naar den dans geleiden , doch zij verklaarde hem, dat zij zich verwijderen moest .Toen hij zag, dat geen smeeken baatte, sprak hij zoo schoon ,dat zij hem toch zou zeggen , wie en van waar zij was!.-»211Zij antwoordde echter anders niet dan dit:«Ik ben uit het land van Cadzand,Waar ze met de lat slaan op ' t plat van de hand,Dat bloed er uit springt» .Toch kon zij hem niet weigeren , hem met eenen bekerchampagne bescheed te doen . En zoo verliep het eene oogenblik na het ander, en eindelijk rammelde het op 0. L. Vr. Kerk altwaalf uren ... zoodat ons Vuilvelleken , zonder nog iets te zeggen , «haast - u spoed - u» wegliep uit de zaal ...De prins achtervolgde haar, maar... zag haar nog enkel in eenprachtig rijtuig zitten, dat aan de poort wachtte .... Het rijtuigrolde in volle vaart over de Meir, en de prins meende zich droef geestig weer in de zaal te begeven , toen hij op een voorwerptrapte . Hij bukte zich , en ontdekte een klein, wonderkleinvrouwenmuiltje... ' t Was Vuilvelleken , die het in hareoverhaasting verloren had.'s Anderdaags was Vuilvelleken weer aan ' t schuren , boenen ,kuischen , poetsen , toen zij voor de deur een geroep hoorde, dat hare aandacht niet weinig opwekte .' t Was de postillon van den prins, en deze reed van huis tothuis , stak een klein zijden muiltje in de hoogte , al roepende:«Al wie dit schoentje passen kan,Die krijgt mijn' prins en heer tot man!Wie ' t schoentje past, die trekke ' t aan!»«Komaan,» zei Vuilvelleken tot den postillon , geef mijdat muiltjen eens! Wie weet, of mijn voetjen er niet in gaat!Hare meesteres en hare twee dochters schoten in eenen schaterlach , toen zij dit hoorden... doch stonden niet weinig te zien ,toen zij bemerkten, dat ... Ja , het ging haar, podorre , alsof hetgeschilderd was!En Vuilvelleken trouwde met den prins, en haar vader werdop de bruiloft genoodigd , en vergaf haar alles!En dit is gebeurt in ' t land van Literaluit, en 't vertelselis uit!»Een paar passages van deze variante worden nog andersvernomen , o. a . de aanvang. Deze luidt niet zelden:«Er was eens een edelman , en die woonde met zijne vrouwen zijn eenig dochtertje in een schoon , rijk huis .(D212>>>Zijne gemalin stierf, en daar hij nog te jong was , om weduwnaar te blijven, haalde hij naar eene verre streek eene tweedevrouw, bij welke hij twee nieuwe dochters won .Nu werd weldra het eerste kind deerlijk verstooten . Terwijlde stiefzusters naar alle feesten gingen , moest de oudste te huisblijven en zwaren arbeid verrichten .Veeltijds zat zij , na volbrachte taak , op een laag pikkelstoeltje in een hoekje van de haerdstede, en roerde, als om den tijd tedooden , met haren vinger in de doove assche.Daarom noemde men ze Asschepoester...»De toebereidselen tot het bal in 's prinsen paleis worden niet zelden aldus voorgesteld:Nauwelijks had Asschepoester verlangd , naar het feest te gaan, of daar verscheen haar het wonder wijfken en zeidehaar: Ga naar den zolder, en breng de muizenval beneden .Toen het meisje zulks gedaan had, raakte het wijfken methaar stokje eerst de val , en deze veranderde in eene prachtige koets, dan de twee muisjes, die er in gevangen zaten , en deze werden twee fraaie paerden .Dan liet zij nog twee lucifertjes halen , en deze hertooverdezij in twee lakeien .Toen blies zij op Asschepoesters gemeene kleederen , en zie ,daar stond zij gansch in zijde en fluweel, met kristallen schoentjes aan de voeten ...»Het vertelsel van Asschepoester wordt door J. G. von Hahn,Griechische und Albanesische Märchen, I, gerangschikt onderde zoogenoemde Geschwister formeln en Formeln vom bestenJüngsten . De trekken , welke in de vertelsels, beantwoordendeaan dezen typus, voorkomen , worden door hem onder n' 17opgegeven:A) Die beste Jüngste wird von den zwei älteren Schwesternals Aschenputtel gehalten .B) Sie erscheint als unbekannte Schöne in herrlichen Kleidernbei Festen , und kehrt zweimal unerkannt in ihren alten Zustandzurück .c ) Beim dritten Male entdeckt, heirathet sie den von den beidenältern Schwestern gewünschten Prinz.>- 213het>Zooals de lezer zelf kan opmerken komen onze Vlaamschelezingen in hoofdzaak vrij getrouw met deze formuul overeen ,al moet het dan ook erkend, dat de fraaie variante uit Welleslechts van twee dansfeesten, de Antwerpsche zelfs maar vaneen enkel gewaagt.Wat het muiltje betreft, door de lieve verstootelinge opfeest verloren , zal het zeker niet van belang ontbloot zijn, tedoen opmerken , dat het herinnert aan zekere trekken uit deoude Noorsche mythologie. Fulla , de edelschoone, was deeerste dienstjonkvrouw van de godin Frigg. Deze had haar terbewaring haar juweelkistje toevertrouwd, en haar de taakopgelegd , den jongen man , dien zij zulks waerdig keurde, denschoen of muil te schenken, welke hij der uitverkorene zoudeaanbieden , om ze tot gade te vragen . Was hij eens in het bezitvan dezen muil , dan kon hij zich verzekerd achten, niet afgewezen te worden .Wilden wij thans onze Vlaamsche varianten vergelijken metde ons bekende uitheemsche, dan dienden wij in de allereerste plaats te wijzen op n ° 21 , Aschenputtel, in Grimm's Kinder -undHausmärchen , en op de aanteekeningen , welke op hetzelve indeel III gegeven worden .Volgens Grimm is de hoofdheldin , in tal van Opper- en Nederduitsche varianten bekend als Askenpüster, Askenboel,Aschenpöselken , Sudelsödelken, Aschpuck, Asschenpuddel, Aschenbrödel, Aescherling.In het Deensch en Zweedsch heet zij Askefis, d . i . zooveelals Asscheblaastertje.In Zweedsche en Noordsche vertelsels is ook meermaalsspraak van eenen Aschenhans. Deze is dan gewoonlijk eenknaap, die door ouders en broeders voor onnoozel wordt gehouden , doch, juist door die ingeboren domheid , tot hoogewaerdigheden weet te geraken .Ook in het Duitsch heeft het sprookje van eenen mannelijken Asschepoetser bestaan . «Rollenhagen» , schrijft Grimm,«erwähnt es in der Vorrede zum Froschmeuseler unter denwunderbarlichen Hausmärlein: «von dem verachteten, frommenAschenpöszel und seinen stolzen , spöttischen Brüdern. Auch214in vanOberlin theilt vom Aschenprödel eine Stelle mit, worin einKnecht den Namen führt.» —- N° 47, Volksmärchen , Haltrich ,laat eenen mannelijken Aschenputtel koning worden . In Schreck,Finnische Märchen , vertelt nº 5 van eenen Aschenhocker,8 van eenen Aschenhans. In Asbjörnsen , Norw . Volksm .,hebben wij te doen met eenen Aschenhans, der die Prinzessinim Lügen uebertraf. Verdere varianten vindt men in von Hahn,op. cit . , ni 2, Asschenputtel, eene lezing, waarin echter ook eentrek voorkomt , die tot de 3e of Penelopenformel behoort;Duyl, Fransche Volksvertelsels, 56 , heeft men Asschepoester, devertaling van eene Cendrillon uit Picardië, enz. ,Ook in het Poolsch en Serbisch is onze heldin bekend, terwijlzij bij d’Aulnoy als Finette Cendron, in het Pentamerone alsCennerentola voorkomt.Deze referenties zeer licht konden wij er driemaal meeropgeven schijnen ons echter minder belangwekkend dande opmerking, dat de fabel van het verstooten meisje, hetwelk – ofschoon van hoogeren en edelen huize, tot het ver richten van onteerenden arbeid veroordeeld wordt, ongemeenoud is .Grimm wees op de treffende overeenkomst van Asschenputtelmet de Gudrunsage:: «In dem altdeutschen Gedicht mussdiese in Unglück Aschenbrödel werden , sie soll selber,obgleich eine Königin , Brände schüren und den Staub mitdem eigenen Haar abwischen; sogar Schläge musz sie dulden .»Merkwaerdiger nog is het voorzeker, dat eene Oud-Aegyptische sage, die van Rhodope of Rhodopis, met ons vertelsel vrij wel overeenkomt.«Bei dem Umstand,» schreef reeds voor jaren Grimm,«dass Aschenputtel durch den verlorenen Schuh gesucht und entdeckt wird , ist an die Sage von der Rhodope zu erinnern ,deren von einem Adler entführten Schuh Psammetichus, demer in den Schooss gefallen war, durch ganz Aegypten schickte,um die Eigenthümerin zu seiner Gemalin zu machen .» (AELIAN.VAR. L. XIII. )Velen is het wellicht aangenaam, iets naders omtrent dezesage te vernemen ,> en gaerne verleenen wij hier dan ook eene215plaats aan de volgende, reeds eenen tijd geleden, in eene Noordnederlandsche uitgave geplaatste beschouwingen.«Iedereen kent de geschiedenis van Asschepoester, gelijkMoeder de Gans ons haar vertelt; maar waarschijnlijk weet niet iedereen , dat ook het land der Pyramieden zijne «Asschepoester» heeft bezeten . En toch is dit zoo , en de oorspronkelijke tekst van hare geschiedenis ligt begraven onder de nogniet weergevonden grafzuil van den laatsten Vorst der zes-en twintigste Dynastie .Er is slechts een noemenswaerdig punt van verschil tusschende beide lezingen , maar juist dit geeft eene meer romantischetint aan de oudere lezing. De vorstelijke aanbidder van onze Asschepoester wordt door het verloren balschoentje op het spoorvan zijne verdwenen Dulcinea gebracht , en het Egyptischesprookje zegt ons,, hoe Koning Psammetichus, alleen op hetzien der kleine sandaal , eene vurige liefde voor de hemonbekende bezitster in zich voelde ontwaken .De Asschepoester der Oudheid was eene schoone Griekin;Sappho noemt haar Doricha, en waarschijnlijk is dit ook haar werkelijke naam geweest, doch de Grieken , bij wie blankheidvan huid voor eenen der voornaamste eischen van vrouwelijkeschoonheid gold , gaven haar, uit hoofde van hare liefelijkegelaatskleur, den naam van «Rhodopis» ( Rozewang) , en onderdien naam is zij in de geschiedenis bekend .Bij verschillende schrijvers vinden wij melding van haargemaakt, maar de eigenlijke geschiedenis van het schoentje berust op het gezag van Aelianus, en volgens hem was Psammelichus de held in het verhaal der Egyptische Asschepoester. Erzijn drie koningen van dien naam geweest, en de door hembedoelde is zeker de derde ( Psammelichus III volgens de beeldhouwwerken) , de laatste vorst uit Saïtische dynastie, die doorCambyses, den Pers , overwonnen en afgezet werd.Rhodopis was oorspronkelijk eene slavin , eene lotgenoote vanAesopus, den fabeldichter, en zij woonde in het huis van Jadmonvan Samos; evenals de heldin uit het moderne sprookje , moest zij allerlei ruw en grof werk verrichten . Tot zoover bestaat erdus nog al eenige overeenkomst tusschen de twee lezingen , en>>216>evenals Asschepoester bezat ook Rhodopis eene peettante , doch deze, Aphrodite, was veel machtiger en milder. Zij maakte harebeschermeling door middel van Charaxus, den broeder van SAPPHO, vrij, en overlaadde haar met rijkdommen . Rhodopis,die haren naam onsterfelijk wilde maken door het doen vaneene offerande, gelijk er nog nooit eene had plaats gehad,wijdde een tiende gedeelte van hare bezittingen aan eene gift,bestaande uit een tiental ijzeren braadspeten , die zij in den Tempel van Apollo te Delphi liet plaatsen , alwaar dit merkwaerdig geschenk nog ten tijde van Herodotus te zien was.Door sommigen wordt insgelijks beweerd, dat zij eene der Egyptische Pyramieden bouwde , doch HERODOTUS merkt naaraanleiding hiervan aan , dat zij, die zulks beweren, er klaarblij kelijk niets van weten . Wat hier ook van zei , en Rodhopis moge dan niet zoo eenvoudig als onze Asschepoester geweest zijn , hetgeluk was haar in elk geval veel gunstiger. En indien het waaris , dat haar koetsier , paerden en rijtuigen ratten , muizen en ponspoenen zijn geweest , zoo hebben zij toch nooit hunne oorspronkelijke gedaante weder aangenomen; en evenmin werd zijooit door eenen ontgoochelenden klokslag naar hare plaats aan den keukenhaerd teruggezonden met eenen schoen aan enéenen schoen uit . Voor haar had de klokslag van twaalvengeenen waarschuwenden klank, en zij verloor haar schoentjeop eene geheel andere wijze.Op het tijdstip, waarvan ik spreek , was zij, naar men zegt,de schoonste vrouw van Egypte, en zij woonde te Naucratis,eene haven aan den Kanopischen tak van den Nyl , door kolonisten van Milete onder de vorige regeering gesticht.Ofschoon zij eene geboren Griekin was en in eene Griekschestad verblijf hield , schepte zij er nogtans van tijd tot tijdbehagen in , de Egyptische te spelen, en de zeden en gebruikenvan haar nieuw vaderland aan te nemen . En zoo gebeurde het,dat zij op eenen goeden morgend, voor de zon nog hoog aan denhemel stond , zich , gelijk weleer Pharao's dochter, met harevolgelingen naar de rivier begaf, ten einde een bad te nemen.Op eenen korten afstand van den oever verliet zij harendraagstoel, en zocht eene afgelegen kreek op, waar zij , beschut217>9door de gevederde papyrus , ongestoord zou kunnen baden enbeveiligd zijn voor onbescheiden blikken , want, gelijk een iederweet, heerscht er op den Nyl een zeer druk verkeer. Toen zijnu eene plek naar haren zin gevonden had, riep zij hare volgelingen , om haar bij het ontkleeden behulpzaam te zijn . Nu bestaan de oevers van den Vader der stroomen op sommigeplaatsen uit zeer harden grond , een mengsel van zand en klei ,door de zon gezengd , die wel wat ruw is voor teergevoeligevoetjes. Rhodopis deed dan ook hare sandalen niet uit voor hetoogenblik , waarop zij in het rustige , koele water nederdaalde,waar hare gedaante even blank en rozekleurig in uitkwam alsde lotusbloemen om haar heen .Half wadend en half zwemmend speelde en dartelde zij hier,zich verheugende in het zuiver genot van te leven gelijk deluchthertige vlinders , die om de biezen fladderden . Zij pluktehandenvol lotusbloemen , om ze vervolgens weer weg te werpen;en ten laatste liet zij zich in eene droomerige stemming, opharen rug liggende, door den stroom voortdrijven, terwijl zijaan hare gedachten, over allerlei onderwerpen in het algemeenen over haar zelve in het bijzonder, den vrijen loop liet .Doch , om op hare sandalen terug te komen , die zij aan denoever der rivier had uitgetrokken: deze lagen daar nog juist,zooals zij ze verlaten had , een paar keurige schoentjes voorzulke nette voetjes. Zij waren versierd met borduursel in gouden allerhande schitterende kleuren, volgens een zonderling patroon, waarop ook de nooit-ontbrekende lotusbloem voorkwam; maar het merkwaerdigste van alles was, dat de binnensteoppervlakte van den zool, waarop haar voetje rustle, prijkte metde afbeelding. van een gevangene met de armen geboeid , op deeene sandaal eenen Egyptenaar en op de andere eenen Griekvoorstellende - een zinrijk beeld van de heerschappij hunnerbezitster over de herten van twee natiën .Nu wilde het toeval , dat zich juist boven deze plek een donker vlekje tegen de golvende , blauwe lucht afteekende; het was een arend , die zich in uitgestrekte vlucht door het hemelruim bewoog, en wiens blikken werden aangetrokken door desandalen , die in het zonlicht schitterden . Of hij nu dacht, dat

18218ze goed zouden zijn , om te eten , of dat hij een vogel vanontwikkelden kunstsmaak was, weet ik niet, maar hij schootlijnrecht naar beneden op de sandalen af, en voerde er een vanmede.Door het geruisch der vleugels uit hare droomerijen opgeschrikt, kreeg Rhodopis den grooten vogel juist, toen hij weer wegvloog, in het oog; verschrikt gaf zij eenen gil en dook vervolgens onder water. Eer zij nog van den schrik bekomenwas, en begrepen had , wat er eigenlijk was voorgevallen , was de arend met zijne prooi reeds over de grenzen der gemeentegetrokken .Natuurlijk was het nu met het baden gedaan; hare volgelin gen , die zich bezig hadden gehouden met elkander harewederzijdsche geheimen te vertellen , begonnen in hare eerste ontsteltenis al de kleederen van hare meesteres op eene veiligeplaats te brengen , als verwachtten zij, dat er een geheele dromarenden zouden komen , om deze mede te voeren . En geheelongegrond was haar angst niet, want de dames uit de Oudheidwisten op allerlei beminnelijke wijzen het medegevoel in hare slavinnen op te wekken , wanneer haar een of ander tegenliep;en hoe lief Rhodopis er ook uitzag , zij was op dat punt preciesals de rest . Alles wel beschouwd was de zaak echter niet vanernstigen aard , want Rozewang had thuis kasten vol sandalen ,en daarbij was haar draagstoel in de onmiddellijke nabijheid.Toen zij dus van hare eerste verbazing en ontsteltenis bekomenwas , dacht zij over het geheele geval niet verder na .Toch was deze gebeurtenis in werkelijkheid oorzaak van eengeheel keerpunt in haar leven, want, wat denkt ge wel , dat degeheimzinnige vogel deed? Aan een stuk door vloog hij metzijne prooi over de Delta , vervolgens al over de groote rivier totbij Memphis, en , als beschouwde hij hier zijne zending alsgeëindigd , liet hij, daar gekomen , de saņdaal vlak voor denrechterstoel van Koning Psammetichus vallen .De Vorst was in de open lucht gezeten, dicht bij de poortvan de stad, en hield zich bezig met recht te spreken te middenzijner onderdanen . De zon scheen fel, en zoowel de aanklagersals de verdedigers muntten beiden uit door hunne vindingrijke>219 -en onuitputtelijke verbeeldingskracht, zoodal Psammetichus er in ruime mate genoeg van begon te krijgen . Zijne gedachtendwaalden af, en hij verviel in de meer aangename tijdpasseeringvan het bouwen van luchtkasteelen . Geen Oosterling nu is instaat een lucht- of ander kasteel te bouwen , zonder zich eenemeesteres daarin te denken, en zoo schiep Psammetichus zichdus voor zijn ideaal kasteel eene ideale meesteres. Zijne verbeelding schilderde hem haar met de oogen van eene gazelle, de stemvan eenen nachtegaal, de lenigheid van eenen panter, den zangeener godin , en terwijl zijne gedachten nog verwijlden bij de fijngevormde toontjes, die den grond , welken zij betraden , ternauwernood zouden aanraken , viel daar op eens de sandaal uitde lucht en wel vlak voor zijne koninklijke voeten . Verbaasd enverontwaerdigd sprong hij op, keek eerst naar boven, waar hijniets zag dan blauwe lucht, en toen naar beneden , waar hij desandaal aan zijne voeten zag liggen .Vervolgens bukte hij zich , enraapte haar op , want niemand had zich verstout , er eenen vingernaar uit te steken ,Was deze sandaal het eigendom eener godin? Neen! Wel iswaar, was het een allerliefst klein , maar toch zeker een aerdschschoentje , waarop duidelijk de afdruk te zien was van vijf kleineaerdsche toontjes, - dezelfde kleine toontjes, die zijne phantazie hem zoo straks voor oogen getooverd had. Nu wordt hem opeens alles duidelijk. Het is een antwoord der goden op hetgeenhij zich eenige oogenblikken te voren gewenscht bad: hij hadzich een luchtkasteel gebouwd , en hier was nu de meesteres .«Dat er een onderzoek gedaan worde,» riep hij uit , «naar haar,wie deze sandaal toebehoort, en dit zal het teeken zijn , waaraangij haar zult herkennen: zij, wie het schoentje past, en in wier bezit de wederga er van gevonden wordt, en die tevens het zinnebeeld op de zool zal kunnen verklaren , zij is de